Regeling diergeneesmiddelen

[Regeling vervallen per 28-01-2022.]
Geraadpleegd op 13-01-2025.
Geldend van 21-04-2021 t/m 27-01-2022

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 12 december 2012, nr. WJZ/12375453, houdende regels inzake diergeneesmiddelen (Regeling diergeneesmiddelen)

De Minister van Economische Zaken, handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en na overleg met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op

Beschikking van de Raad van 17 december 1999 betreffende het op de markt brengen en het toedienen van boviene somatotropine (BST) en tot intrekking van Beschikking 90/218/EEG (1999/879/EG);

Richtlijn 90/167/EEG van de Raad van 26 maart 1990 tot vaststelling van de voorwaarden voor de bereiding, het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders met medicinale werking (PbEG 1990, L 092);

Richtlijn 91/412/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 23 juli 1991 tot vastlegging van beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij het vervaardigen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEG 1991, L 228);

Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van β-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG 1996, L 125);

Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PbEG 1996, L 125);

Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEG 2001, L 311);

Richtlijn 2004/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEU 2004, L 136);

Richtlijn 2006/130/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 11 december 2006 tot uitvoering van Richtlijn nr. 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft de vaststelling van criteria voor de vrijstelling van het vereiste van een voorschrift van een dierenarts voor het verstrekken van bepaalde geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik ten behoeve van voor de productie van levensmiddelen bestemde dieren (PbEG 2006, L 349);

Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (PbEU 2004, L 136);

Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2009, L 152);

Verordening (EG) nr. 1950/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 13 december 2006 tot vaststelling, overeenkomstig Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik van een lijst van stoffen die essentieel zijn voor de behandeling van paardachtigen (PbEG 2006, L 367);

Verordening (EG) nr. 1234/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 november 2008 betreffende het onderzoek van wijzigingen in de voorwaarden van vergunningen voor het in de handel brengen van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEU 2008. L 334);

Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie van de Europese Unie van 22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2010, L 15);

de artikelen 2.19, derde lid, onderdelen c, d en f, 2.20, derde lid, 2.22, derde lid, 2.25, tweede lid, 5.1, vierde lid, 7.2, eerste lid, tweede volzin, en tweede lid, tweede volzin, aanhef, 7.3, derde lid, 7.4, tweede lid, onderdeel a, 7.5, vierde lid, 7.6, eerste en derde lid, 7.9, 9.1, eerste en vierde lid, en 6.4 in samenhang met 2.19, tweede, vierde en vijfde lid, 2.20, tweede lid, 2.21, eerste lid, 2.22, tweede lid, 7.2, eerste lid, eerste volzin, tweede lid, eerste volzin, en derde lid, en 7.6, eerste lid, van de Wet dieren;

de artikelen 4, eerste lid, 5, onderdeel b, en 6, tweede lid, van de Wet op de uitoefening van de Diergeneeskunde 1990,

de artikelen 2.1, vierde lid, 2.3, derde lid, 2.5, tweede lid, 2.8, tweede lid, onderdeel b, 2.13, onderdelen a, b, d, e en j, 2.14, tweede lid, 2.18, vierde lid, 3.1, tweede lid, 3.2, tweede lid, 3.4, vierde lid, 3.5, eerste lid, 3.6, vijfde lid, 3.19, tweede lid, 3.22, vierde lid, 4.1, tweede lid, 4.2, tweede en derde lid, 4.3, tweede lid, 4.6, onderdeel d, onder 2°, 4.8, onderdelen d, e en g, 4.9, eerste lid, 4.10, tweede lid, 4.11, derde lid, 4.18, eerste lid, aanhef, 4.21, tweede lid, 4.23, 5.1, derde lid, 5.2, eerste, tweede en derde lid, 5.3. tweede lid, 5.4, tweede tot en met vierde lid, 5.7, tweede lid, 5.8, eerste lid, 6.2, tweede lid, 7.6, eerste lid, onderdelen g, h en i, 8.1, tweede lid, 8.3, 8.4, 8.5, eerste lid, 8A.1, vijfde lid, 8A.2, zesde en zevende lid, 8A.3, tweede lid, 8A.5, eerste lid, 8A.8, tweede lid, 8A.11, eerste lid, 8A.13, derde lid, 9.1, 9.3 van het Besluit diergeneesmiddelen;

de artikelen 8 en 11 van het Besluit paraveterinairen;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemeen deel

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • antimicrobiële diergeneesmiddelen: diergeneesmiddelen, niet zijnde sera of entstoffen, die substanties bevatten die al dan niet na omzetting, in staat zijn in een dier de vermeerdering van micro-organismen of virussen te verhinderen bij een concentratie van 10 microgram/ml of lager, of die in staat zijn de groei van een cultuur van micro-organismen of virussen tegen te gaan bij een concentratie van 5 microgram/ml of lager;

    • algemene benaming: de door de Wereldgezondheidsorganisatie aanbevolen algemene internationale benaming of, bij ontstentenis daarvan, de algemeen gangbare benaming;

    • aquacultuurdieren: levende vissen en schaal- en weekdieren die afkomstig zijn van een bedrijf, met inbegrip van voor een bedrijf bestemde dieren die oorspronkelijk in het wild leefden;

    • autovaccin: entstof die bereid is met behulp van een uit één of meer dieren geïsoleerde pathogene organismen of antigenen met het oog op de incidentele toepassing bij datzelfde dier of diezelfde dieren of dieren die daarmee tezamen worden gehouden op dezelfde locatie;

    • Beschikking 1999/879/EG: Beschikking van de Raad van 17 december 1999 betreffende het op de markt brengen en het toedienen van boviene somatotropine (BST) en tot intrekking van Beschikking 90/218/EEG (PbEG 1999 L 879);

    • besluit: Besluit diergeneesmiddelen;

    • Commissie: Commissie registratie diergeneesmiddelen, bedoeld in artikel 2.1;

    • experimentele keuring: een keuring voor controle als bedoeld in artikel 82, eerste lid, van Richtlijn 2001/82/EG;

    • hormoonpreparaten: diergeneesmiddelen die geheel of gedeeltelijk bestaan uit één of meer substanties die al dan niet na omzetting in het lichaam in een dier een fysiologisch gelijksoortige of tegengestelde werking uitoefenen als een of meer natuurlijke hormonen of die bestemd zijn om de werking van hormonen of endocriene organen rechtstreeks te beïnvloeden, zonder effect te hebben op de immuniteit van een dier;

    • ingrijpende wijziging: ingrijpende wijziging van type II als bedoeld in artikel 2, derde lid, en bijlage II, onderdeel 2, bij Verordening (EG) nr. 1234/2008;

    • kleine wijziging van de eerste categorie: kleine wijziging van type IA als bedoeld in artikel 2, tweede lid, en bijlage II, onderdeel 1, bij Verordening (EG) nr. 1234/2008;

    • kleine wijziging van de tweede categorie: kleine wijziging van type IB als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van Verordening (EG) nr. 1234/2008;

    • landbouwhuisdieren: runderen, varkens, schapen, geiten, eenhoevigen, pluimvee en tamme konijnen, alsook wilde dieren van genoemde soorten en wilde herkauwers, voor zover zij op een bedrijf worden gehouden;

    • minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

    • partijvrijgiftecertificaat: document op grond waarvan de desbetreffende partij in de handel mag worden gebracht;

    • partijvrijgiftedocument: document opgesteld door de houder van de vergunning voor vervaardiging, degene die melding doet van invoer of de houder van de vergunning voor invoer ter zake van een bepaalde partij van een diergeneesmiddel:

      • a. waarin is vermeld de naam en het registratienummer van het middel, het nummer van de desbetreffende partij en de partijgrootte,

      • b. dat ondertekend is door de persoon die verantwoordelijk is voor de kwaliteitszorg, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, onderdeel f, van het besluit,

      • c. dat een verklaring bevat dat:

        • 1°. de bereiding en de kwaliteitscontroles van die partij in overeenstemming zijn met de eisen die aan goede praktijken bij het vervaardigen van een diergeneesmiddel zijn gesteld, en

        • 2°. de partij voldoet aan de documenten, waaronder het dossier, die overeenkomstig artikel 12, derde lid, van richtlijn 2001/82/EG zijn overgelegd bij de aanvraag om een vergunning voor het in de handel brengen van het betrokken diergeneesmiddel;

    • partijprotocol: document opgesteld door de houder van de vergunning voor vervaardiging van een bepaalde partij van een diergeneesmiddel waarop het verloop en de technische en wetenschappelijke resultaten van de bij de vergunning voor het in de handel brengen voorgeschreven controles zijn vermeld of, indien het product is ingevoerd uit een land niet behorend tot een EER-lidstaat, het verloop en de technische en wetenschappelijke resultaten van de controles, die voor de invoer zijn voorgeschreven;

    • reconstitutie: het bijeenbrengen van verschillende componenten tot een gebruiksklaar diergeneesmiddel;

    • resistentie-inducerende diergeneesmiddelen: diergeneesmiddelen die een blijvende resistentie kunnen induceren bij voordien voor dat diergeneesmiddel gevoelige pathogene micro-organismen, virussen, inwendige parasieten of uitwendige parasieten;

    • Richtlijn 90/167/EEG: Richtlijn 90/167/EEG van de Raad van 26 maart 1990 tot vaststelling van de voorwaarden voor de bereiding, het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders met medicinale werking (PbEG 1990, L 092);

    • Richtlijn 91/412/EEG: Richtlijn nr. 91/412/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 23 juli 1991 tot vastlegging van beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij het vervaardigen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEG 1991, L 228);

    • Richtlijn 2006/130/EG: Richtlijn nr. 2006/130/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 11 december 2006 tot uitvoering van Richtlijn nr. 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft de vaststelling van criteria voor de vrijstelling van het vereiste van een voorschrift van een dierenarts voor het verstrekken van bepaalde geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik ten behoeve van voor de productie van levensmiddelen bestemde dieren (PbEG 2006, L 349);

    • uitbreiding van een vergunning voor het in de handel brengen: uitbreiding als bedoeld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1234/2008;

    • veiligheidsonderzoek na verstrekking van een vergunning voor het in de handel brengen: een farmaco-epidemiologisch onderzoek of een klinische proef die overeenkomstig de vergunning voor het in de handel brengen wordt uitgevoerd teneinde een gevaar voor de veiligheid in verband met een diergeneesmiddel waarvoor de vergunning is verstrekt te specificeren of te onderzoeken;

    • Verordening (EG) nr. 1950/2006: Verordening (EG) nr. 1950/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 13 december 2006 tot vaststelling, overeenkomstig Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik van een lijst van stoffen die essentieel zijn voor de behandeling van paardachtigen (PbEG 2006, L 367);

    • Verordening (EG) nr. 1234/2008: Verordening (EG) nr. 1234/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 november 2008 betreffende het onderzoek van wijzigingen in de voorwaarden van vergunningen voor het in de handel brengen van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEU 2008. L 334);

    • Verordening (EU) nr. 37/2010: Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie van de Europese Unie van 22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2010, L 15);

    • verordening (EU) nr. 2017/625: verordening (EU) nr. 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012. (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (Pb EU L 95).

  • 2 Onder een gewaarmerkt afschrift wordt mede verstaan een elektronisch verschaft afschrift waaruit de authenticiteit van het origineel genoegzaam blijkt.

Hoofdstuk 2. Behandeling aanvraag van een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

§ 1. Procedure

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 2.1. Commissie registratie diergeneesmiddelen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Er is een Commissie registratie diergeneesmiddelen.

  • 2 De Commissie adviseert, desgevraagd, de minister over vergunningen voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel.

  • 3 De minister benoemt en ontslaat de leden van de Commissie.

  • 4 De Commissie bestaat uit zeven leden en vergadert met minimaal vijf leden.

Artikel 2.2

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

De minister en de Commissie kunnen voor de voorbereiding van haar adviezen een beoordeling van een document als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van het besluit laten verrichten door:

  • a. Wageningen Bioveterinary Research van Stichting Wageningen Research;

  • b. Wageningen Food Safety Research van Stichting Wageningen Research;

  • c. het Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 2.3. Aanvraag van een vergunning voor het in de handel brengen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Een aanvraag om een vergunning voor het in de handel brengen wordt ingediend met een door de minister vastgesteld formulier of beschikbaar gestelde elektronische wijze van aanvragen.

Artikel 2.5. Samenvatting van de productkenmerken

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

De samenvatting van de productkenmerken, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onderdeel a, onder 5°, van het besluit, bevat in onderstaande volgorde de volgende informatie:

  • a. de naam van het diergeneesmiddel met vermelding van de concentratie en de farmaceutische vorm,

  • b. de kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling aan werkzame stoffen en hulpstoffen, , waarvan de kennis onmisbaar is voor een juiste toediening van het diergeneesmiddel, onder vermelding van de gebruikelijke algemene of scheikundige benamingen,

  • c. de farmaceutische vorm,

  • d. de volgende klinische gegevens:

    • 1°. diersoorten waarvoor het diergeneesmiddel is bestemd,

    • 2°. bij welke aandoening of aandoeningen het diergeneesmiddel bij welke diersoort kan worden toegepast,

    • 3°. contra-indicaties,

    • 4°. bijzondere waarschuwingen per diersoort,

    • 5°. bijzondere voorzorgsmaatregelen bij het toepassen, waaronder de bijzondere voorzorgsmaatregelen die in acht moeten worden genomen door degene die het diergeneesmiddel toepast,

    • 6°. bijwerkingen, waaronder de frequentie en ernst,

    • 7°. toepassing tijdens drachtigheid, lactatie of eierproductie,

    • 8°. interactie met andere diergeneesmiddelen of andere vormen van interactie,

    • 9°. dosering en wijze van toepassing,

    • 10°. in voorkomend geval van overdosering:

      • de symptomen,

      • de noodprocedures, en

      • de tegengiffen,

    • 11°. de in acht te nemen wachttermijnen bij dieren die voor de productie van levensmiddelen zijn bestemd voor de verschillende levensmiddelen, waaronder die waarvoor geen wachttermijn is,

  • e. farmacologiche eigenschappen:

    • 1°. dynamische eigenschappen,

    • 2°. farmacokinetische bijzonderheden,

  • f. de volgende farmaceutische gegevens:

    • 1°. lijst van hulpstoffen,

    • 2°. voornaamste onverenigbaarheden,

    • 3°. uiterste houdbaarheidsdatum bij een ongeopende verpakking en zo nodig de uiterste gebruiksdatum na reconstitutie van het diergeneesmiddel of wanneer de primaire verpakking voor het eerst wordt geopend,

    • 4°. bijzondere voorzorgsmaatregelen bij opslag,

    • 5°. aard en samenstelling van de primaire verpakking,

    • 6°. bijzondere voorzorgsmaatregelen bij de verwijdering van niet-toegepaste diergeneesmiddelen of, in voorkomend geval, van afvalstoffen die ontstaan bij het toepassen van diergeneesmiddelen,

  • g. de houder van de vergunning voor het in de handel brengen, bedoeld in artikel 2.12 van het besluit,

  • h. het nummer van de vergunning, bedoeld in artikel 2.12 van het besluit,

  • i. de datum van de eerste verstrekking van de vergunning en indien van toepassing van de verlenging van de vergunning, en

  • j. datum van herziening van de samenvatting van de productkenmerken na een besluit tot verlenging, wijziging of gedeeltelijke intrekking van de vergunning, bedoeld in hoofdstuk 2, paragraaf 5, van het besluit.

Artikel 2.6. Uitvoerige, kritische samenvattingen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 2 De personen, bedoeld in het eerste lid, rechtvaardigen een eventuele verwijzing naar een bibliografie als bedoeld in artikel 3.10 van het besluit.

  • 3 Bij de samenvattingen, bedoeld in het eerste lid, wordt een beknopt curriculum vitae van de personen, bedoeld in het eerste lid, in een bijlage opgenomen, waarin de technische capaciteiten en beroepskwalificaties van deze personen zijn vermeld.

Artikel 2.7. Controle van diergeneesmiddelen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

De minister kan bij de behandeling van een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 van het besluit een diergeneesmiddel, waaronder een grondstof, tussenproduct of ander bestanddeel van dat diergeneesmiddel, onderwerpen aan een onderzoek door een laboratorium aangewezen krachtens een EU-rechtshandeling of krachtens artikel 8.3 van het besluit om:

  • a. te verzekeren dat de door de fabrikant toegepaste en in het dossier beschreven controlemethoden bevredigend zijn en

  • b. zich ervan te vergewissen, met name door overleg met het aangewezen laboratorium, dat de door de aanvrager voorgelegde analytische methode voor de opsporing van residuen bevredigend is.

Artikel 2.8. Beoordelingsrapport

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Een beoordelingsrapport als bedoeld in artikel 2.12, onder c, van het besluit, bevat tenminste de beoordeling van en opmerkingen over het dossier betreffende de resultaten van:

  • a. de farmaceutische proeven,

  • b. de onschadelijkheids- en residuproeven,

  • c. de preklinische en klinische proeven,

  • d. het onderzoek naar de veiligheid van de toediener, en

  • e. de milieurisicobeoordeling.

Artikel 2.9. Aanvraag in twee of meer EER-lidstaten en wederzijdse erkenning

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 De aanvrager van een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 2.4 van het besluit, overlegt documenten waarin hij:

    • a. verklaart dat het ingediende dossier en de uitvoerige kritische samenvattingen in alle EER-lidstaten geheel gelijk zijn en

    • b. aan Nederland verzoekt op te treden als referentielidstaat of vermeldt bij welke EER-lidstaat dit verzoek is ingediend.

  • 2 Indien de aanvrager aan de minister verzoekt om Nederland als referentielidstaat op te doen treden, overlegt hij een ontwerpbeoordelingsrapport, een ontwerpsamenvatting van de productkenmerken en een ontwerpetikettering en -bijsluiter.

§ 2. Weigeringsgronden

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 2.10. Kwaliteit van werkzame stoffen in het diergeneesmiddel

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel wordt geweigerd indien het diergeneesmiddel

  • a. een werkzame stof bevat:

    • 1°. die niet is opgenomen in een monografie die is opgenomen in een Europese farmacopee, samengesteld krachtens het op 22 juli 1964 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake de samenstelling van een Europese farmacopee (Trb. 1966, 115) of een farmacopee van een EER-lidstaat en

    • 2°. waarvoor bij de aanvraag geen monografie is ingediend in overeenstemming met bijlage 1 van richtlijn 2001/82/EG, of

  • b. een werkzame stof bevat die niet voldoet aan de in de desbetreffende monografie gegeven specificaties ten aanzien van de kwaliteit.

Artikel 2.11. Verboden substanties

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Een aanvraag om een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel wordt niet in behandeling genomen, indien het diergeneesmiddel:

  • a. wordt bereid, bewerkt of verwerkt met een ziekteverwekker die brucellosis melitensis, brucellosis suis, brucellosis bang of rundertuberculose kan veroorzaken,

  • b. somatotropine bevat, waaronder somatotropine als bedoeld in beschikking 1999/879/EG, of

  • c. een niet-geïnactiveerd hondsdolheidvirus bevat.

Artikel 2.12. Uitsluitend onder voorwaarden toegestane substanties

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel wordt geweigerd indien het diergeneesmiddel bestemd is of mede bestemd is om te worden toegepast bij dieren die zijn bestemd voor de productie van levensmiddelen en het diergeneesmiddel:

  • a. niet voldoet aan de voorwaarden in bijlage, tabel 1, Toegestane stoffen, bij Verordening (EU) nr. 37/2010,

  • b. een substantie bevat dat niet is opgenomen in de bijlage, tabel 1, Toegestane stoffen, bij Verordening (EU) nr. 37/2010,

  • c. een substantie bevat dat is opgenomen in de bijlage, tabel 2, Verboden stoffen, bij Verordening (EU) nr. 37/2010,

  • d. een substantie bevat als bedoeld in bijlage II bij Richtlijn 96/22/EG, tenzij de aanvraag uitsluitend betrekking heeft op een toepassing voor therapeutische doeleinden als bedoeld in artikel 4, punt 2, van Richtlijn nr. 96/22/EG en het diergeneesmiddel niet een product als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van richtlijn 96/22/EG is,

  • e. een substantie bevat als bedoeld in bijlage III bij Richtlijn 96/22/EG, tenzij de aanvraag uitsluitend betrekking heeft op een toepassing voor doeleinden als bedoeld in artikel 4 of 5 van Richtlijn nr. 96/22/EG en het diergeneesmiddel niet een product als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van richtlijn 96/22/EG is,

  • f. is bestemd voor de behandeling van paardachtigen met een substantie als bedoeld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1950/2006 en de aanvraag niet voldoet aan de in deze verordening gestelde voorwaarden.

§ 3. Kanalisatie

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 2.13. Aanwijzing als diergeneesmiddel dat wordt verstrekt na te zijn voorgeschreven

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

De minister verbindt aan de vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel het voorschrift dat het diergeneesmiddel uitsluitend wordt afgeleverd na te zijn voorgeschreven als bedoeld in artikel 5.8, aanhef en onder a, van het besluit, indien:

  • a. voor het diergeneesmiddel een leverings- of gebruiksbeperking geldt, waaronder:

    • 1°. beperkingen die voortvloeien uit de ten uitvoerlegging van de van toepassing zijnde verdragen van de Verenigde Naties tegen sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen,

    • 2°. beperkingen die voortvloeien uit een EU-rechtshandeling op het gebied van diergezondheid, dierenwelzijn, volksgezondheid of het milieu,

  • b. het diergeneesmiddel bestemd is om te worden toegepast bij dieren die voor de productie van levensmiddelen zijn bestemd en ten minste één van de criteria, bedoeld in artikel 2, onderdelen a tot en met h, van Richtlijn 2006/130/EG niet van toepassing is,

  • c. voor het diergeneesmiddel een bijzondere voorzorgsmaatregel geldt ten einde elk onnodig risico te vermijden voor:

    • 1°. de diersoort die de doelgroep vormt,

    • 2°. degene die de diergeneesmiddelen toepast,

    • 3°. het milieu,

  • d. het diergeneesmiddel bestemd is voor een behandeling of een pathologisch proces waarvoor een nauwkeurige voorafgaande diagnose vereist is, of waarvan de toepassing van het diergeneesmiddel de diagnose of de therapie nadien kan bemoeilijken of beïnvloeden,

  • e. het noodzakelijk is dat de voor te schrijven hoeveelheid diergeneesmiddel beperkt blijft tot de beoogde behandeling of therapie, onder meer indien:

    • 1°. er vóór de keuze van het toe te passen diergeneesmiddel een noodzaak is tot diagnosestelling, waaronder het gebruik van tests en andere diagnostische hulpmiddelen of instrumenten,

    • 2°. toepassing van het diergeneesmiddel een risico met zich brengt voor het dier, degene die het diergeneesmiddel toepast, het milieu of de volksgezondheid, of

  • f. het diergeneesmiddel een farmacologisch werkzame stof bevat die nog geen vijf jaar in de Europese Economische Ruimte in een diergeneesmiddel in de handel is.

Artikel 2.14. Advies van de Commissie registratie diergeneesmiddelen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

De minister kan aan de vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel het voorschrift verbinden dat het diergeneesmiddel uitsluitend wordt afgeleverd na te zijn voorgeschreven als bedoeld in artikel 5.8, aanhef en onder a, van het besluit, indien de Commissie registratie diergeneesmiddelen dit adviseert, omdat een diergeneesmiddel een risico met zich brengt voor het dier, degene die het diergeneesmiddel toepast, de volksgezondheid of het milieu.

Artikel 2.15. Afleveren door een houder van een vergunning voor kleinhandel

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

De minister verbindt aan een vergunning voor het in de handel brengen het voorschrift dat een diergeneesmiddel als bedoeld in de artikelen 2.13 en 2.14 door iedere houder van een vergunning voor kleinhandel kan worden afgeleverd, indien aan de vergunning het voorschrift, bedoeld in artikel 2.13, aanhef, is verbonden in verband met een risico voor de volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of het milieu dat naar het oordeel van de minister beperkt is.

Artikel 2.16. Uitsluitend aflevering door de dierenarts of op recept van de dierenarts door een apotheker

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

De minister verbindt aan een vergunning voor het in de handel brengen het voorschrift dat een diergeneesmiddel als bedoeld in artikelen 2.13 en 2.14 uitsluitend door een dierenarts of op recept van de dierenarts door een apotheker kan worden afgeleverd, indien aan de vergunning het voorschrift, bedoeld in artikel 2.13, aanhef, is verbonden in verband met een risico voor de volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of het milieu dat naar het oordeel van de minister niet tot de conclusie leidt dat toepassing door de dierenarts noodzakelijk wordt geacht.

Artikel 2.17. Uitsluitend aflevering en toepassing door de dierenarts

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

De minister verbindt aan een vergunning voor het in de handel brengen het voorschrift dat een diergeneesmiddel als bedoeld in artikelen 2.13 en 2.14 uitsluitend kan worden afgeleverd door toepassing door de dierenarts, indien de artikelen 2.15 en 2.16 niet van toepassing zijn.

Artikel 2.18. Andere personen dan de dierenarts die gekwalificeerd zijn

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 De minister kan aan een vergunning voor het in de handel brengen het voorschrift verbinden dat:

    • a. een andere persoon dan een dierenarts eveneens gekwalificeerd is om het diergeneesmiddel, bedoeld in artikel 2.13, aanhef, in afwijking van de artikelen 2.15 tot en met 2.17 toe te passen of af te leveren, indien die toepassing of het afleveren nodig is voor de beroepsuitoefening van een dergelijke persoon onder de bij die vergunning te stellen voorschriften of

    • b. een houder van een dier gekwalificeerd kan zijn om het diergeneesmiddel, bedoeld in artikel 2.17, toe te passen bij een in het voorschrift te bepalen behandeling onder verantwoordelijkheid van de dierenarts.

  • 2 In afwijking van krachtens deze paragraaf aan een vergunning verbonden voorschriften worden in bijlage 1 bij deze regeling toepassingen van werkzame stoffen aangewezen die als diergeneesmiddel bij een diersoort door:

    • a. andere personen dan de dierenarts toegepast kunnen worden indien deze persoon naar het oordeel van de minister onder nader te stellen voorschriften voor die toepassing van een diergeneesmiddel voldoende gekwalificeerd is of

    • b. houders van dieren onder verantwoordelijkheid van een dierenarts kunnen worden toegepast, indien houders van dieren naar het oordeel van de minister onder nader te stellen voorschriften voor die toepassing van een diergeneesmiddel voldoende gekwalificeerd zijn.

§ 4. Verpakking en etikettering

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 2.19. Toepasselijkheid van deze paragraaf

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

De regels, gesteld in deze paragraaf, zijn van toepassing als:

Artikel 2.20. Verpakking

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 De verpakking van een diergeneesmiddel:

    • a. is ten minste bestand tegen elke normale behandeling, waarbij rekening wordt gehouden met de risico’s van het diergeneesmiddel;

    • b. is zodanig dat de inhoud niet kan ontsnappen;

    • c. is geschikt om de samenstelling en de zuiverheid van het daarin verpakte diergeneesmiddel te waarborgen gedurende de aangegeven houdbaarheidstermijn onder de voorgeschreven of aanbevolen bewaaromstandigheden.

  • 2 De sluiting van de primaire verpakking en, in voorkomend geval, van de buitenverpakking is van zodanige aard dat deze niet zonder zichtbare en onherstelbare beschadiging kan worden geopend.

Artikel 2.21. Informatie op, bij of in een verpakking

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Alle ingevolge deze paragraaf voorgeschreven informatie op, bij of in een verpakking is gesteld in de Nederlandse taal in goed leesbaar en onuitwisbaar schrift en in begrijpelijke bewoordingen.

  • 2 Indien de bijsluiter in verschillende talen is opgesteld, is de informatie in alle gebruikte talen gelijk.

  • 3 Andere dan de ingevolge deze paragraaf voorgeschreven informatie komt op, bij of in een verpakking of op een begeleidend document slechts voor, indien deze informatie:

    • a. niet met de voorgeschreven informatie in strijd is,

    • b. niet misleidend is ten aanzien van aard, samenstelling, eigenschappen en toepassingswijze van het diergeneesmiddel en

    • c. voor zover aangebracht op de primaire verpakking, buitenverpakking of de bijsluiter, deze informatie duidelijk gescheiden is van de voorgeschreven informatie.

Artikel 2.22. Etikettering primaire verpakking en buitenverpakking

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 De primaire verpakking en, in voorkomend geval, de buitenverpakking van een diergeneesmiddel vermeldt:

    • a. de naam van het diergeneesmiddel, onmiddellijk gevolgd door de concentratie en de farmaceutische vorm met dien verstande dat in het geval het diergeneesmiddel slechts één werkzame stof bevat en de naam van het diergeneesmiddel een fantasienaam is, de algemene benaming wordt vermeld;

    • b. de kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling aan werkzame stoffen per doseringseenheid, of, naar gelang van de toedieningsvorm, voor een bepaald volume of een bepaald gewicht, waarbij de algemene benamingen worden gebruikt;

    • c. het nummer van de fabricagepartij;

    • d. het nummer van de vergunning voor het in de handel brengen, vooraf gegaan door de letters ‘Reg. NL’;

    • e. de naam of handelsnaam en de woonplaats of plaats van vestiging van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van het besluit en, in voorkomend geval, van de door de houder van de vergunning voor het in de handel brengen aangewezen vertegenwoordiger,

    • f. de diersoort waarvoor het diergeneesmiddel uitsluitend is bestemd, onder vermelding van de dosering, de wijze van gebruik en eventueel de wijze van toepassing;

    • g. de wachttermijn bij dieren die voor de productie van levensmiddelen zijn bestemd voor alle betrokken diersoorten en voor de verschillende betrokken levensmiddelen afzonderlijk, waaronder die waarvoor geen wachttermijn is;

    • h. de uiterste gebruiksdatum;

    • i. de bijzondere voorzorgsmaatregelen voor bewaring;

    • j. de bijzondere voorzorgsmaatregelen bij het zich ontdoen van niet gebruikte diergeneesmiddelen en daarvan afkomstige afvalproducten;

    • k. de veiligheidsmaatregelen en bijzondere waarschuwingen voor de gebruiker;

    • l. de vermelding ‘diergeneesmiddel’ of ‘geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik’ met een vermelding voor diergeneesmiddelen:

      • 1°. die zonder te zijn voorgeschreven verkrijgbaar zijn: ‘Vrij’.

      • 2°. die uitsluitend na te zijn voorgeschreven verkrijgbaar zijn als bedoeld in artikel 5.8 van het besluit ‘alleen afgeven op voorschrift van een dierenarts’ en de wijze van afleveren van het diergeneesmiddel:

        • 1°. ‘uitsluitend op recept afleveren, dan wel ‘U.R.A.’;

        • 2°. ‘uitsluitend aflevering door de dierenarts of op recept van de dierenarts door de apotheker’, dan wel ‘U.D.A.’,

        • 3°. ‘uitsluitend toepassing door de dierenarts’, dan wel: ‘U.D.D.’;

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, kan de minister bij de vergunning voor het in de handel brengen toestaan dat de farmaceutische vorm en de inhoud naar gewicht, volume of doseringseenheid, alleen op de buitenverpakking wordt aangegeven.

  • 3 Het eerste lid, onderdeel l, is overeenkomstig artikel 58, vijfde lid, van richtlijn 2001/82/EG mede van toepassing op een diergeneesmiddel waarvoor krachtens artikel 35, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 726/2004 een vergunning voor het in de handel brengen is verstrekt met dien verstande dat de vermelding met betrekking tot de wijze van afleveren, bedoeld in het eerste lid, onderdeel l, subonderdeel 2°, in een blauw omlijnd kader is opgenomen.

Artikel 2.23. Etiket op een ampul

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 In afwijking van artikel 2.22 wordt, indien de primaire verpakking bestaat uit een ampul, de informatie, bedoeld in dat artikel, uitsluitend vermeld op de buitenverpakking van de ampul.

  • 2 Op de primaire verpakking van een ampul wordt vermeld:

    • a. de naam van het diergeneesmiddel;

    • b. de hoeveelheid werkzame stoffen;

    • c. de wijze van toediening;

    • d. het nummer van de fabricagepartij;

    • e. de uiterste gebruiksdatum;

    • f. de vermelding ‘diergeneesmiddel’’ of ‘geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik’.

Artikel 2.24. Kleine primaire verpakking

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Wanneer een kleine primaire verpakking slechts één gebruiksdosis bevat en de informatie, bedoeld in artikel 2.22 niet op de primaire verpakking kan worden vermeld, wordt die informatie op de buitenverpakking vermeld.

Artikel 2.25. Ontbreken buitenverpakking

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Wanneer er geen buitenverpakking is wordt alle informatie, bedoeld in artikel 2.22, op de primaire verpakking vermeld.

Artikel 2.26. Bijsluiter

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 In de buitenverpakking is een bijsluiter opgenomen die ten minste informatie bevat:

  • 2 Als de informatie, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, op de primaire verpakking en op de buitenverpakking is aangebracht kan een bijsluiter achterwege worden gelaten.

  • 3 Indien een diergeneesmiddel alleen bestemd is om door een dierenarts toegepast te worden kan de minister bij de vergunning bepalen dat:

    • a. een bepaald gegeven niet op het etiket of in de bijsluiter behoeft te worden vermeld;

    • b. de bijsluiter niet in het Nederlands behoeft te worden opgesteld.

Artikel 2.27. Etiket homeopathisch diergeneesmiddel

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Het etiket van een diergeneesmiddel waarvoor overeenkomstig artikel 3.5 van het besluit een vergunning voor het in de handel brengen is verstrekt, vermeldt in afwijking van artikel 2.22, eerste lid, onderdeel l, aanhef, duidelijk leesbaar: ‘homeopathisch diergeneesmiddel’ of homeopathisch geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik’.

Artikel 2.28. Etiket homeopathisch diergeneesmiddel na vereenvoudigde aanvraag

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Het etiket van een diergeneesmiddel waarvoor overeenkomstig artikel 3.4 van het besluit een vergunning voor het in de handel brengen is verstrekt, vermeldt in afwijking van de artikelen 2.22 en 2.27: uitsluitend de volgende informatie:

  • a. ‘homeopathisch diergeneesmiddel zonder goedgekeurde therapeutische indicaties’ of homeopathisch geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik zonder goedgekeurde therapeutische indicaties’;

  • b. de naam van het diergeneesmiddel en de wetenschappelijke benaming van de homeopathische grondstof of grondstoffen, gevolgd door de verdunningsgraad, waarvoor gebruik wordt gemaakt van de Europese Farmacopee of bij ontstentenis daarvan, een in de EER-lidstaten officieel gebruikte farmacopee, met dien verstande dat indien het diergeneesmiddel uit meer dan één homeopathische grondstof bestaat, de etikettering naast de wetenschappelijke benaming van deze grondstoffen ook een fantasienaam kan vermelden;

  • c. het nummer waaronder de vergunning is verstrekt, voorafgegaan door de letters ‘Reg. NL H’;

  • d. de naam of handelsnaam en het adres van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van het besluit alsmede, indien de houder van de vergunning voor vervaardiging niet tevens houder van de vergunning voor het in de handel brengen is, de naam, de handelsnaam of het merk van de houder van de vergunning voor vervaardiging als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, van het besluit voor het bereiden van een diergeneesmiddel;

  • e. de diersoort of diersoorten waarvoor de dosering of doseringen waarin en de wijze of wijzen waarop het betrokken diergeneesmiddel uitsluitend mag worden gebruikt;

  • f. het nummer van de fabricagepartij;

  • g. de uiterste gebruiksdatum;

  • h. de farmaceutische vorm;

  • i. de inhoud van de primaire verpakking naar gewicht, volume of aantal doses;

  • j. de aanbevelingen omtrent de wijze van bewaring en zo nodig aan wijzingen omtrent te nemen voorzorgsmaatregelen bij het zich ontdoen van niet gebruikte diergeneesmiddelen en daarvan afkomstige afvalproducten;

  • k. zonodig de veiligheidsmaatregelen en bijzondere waarschuwingen voor de gebruiker.

Artikel 2.29. Etiket en bijsluiter bij ontheffing of vrijstelling

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Alle ingevolge deze paragraaf voorgeschreven informatie is van overeenkomstige toepassing bij een diergeneesmiddel waarvoor een vrijstelling of een ontheffing is verleend met toepassing van hoofdstuk 3, paragraaf 5, van het besluit.

§ 5. Verlenging

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 2.30. Veiligheidsverslag bij verlenging

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

De vergunninghouder overlegt bij de aanvraag om verlenging van de vergunning voor het in de handel brengen het verslag, bedoeld in artikel 6.1, onderdeel b, over perioden waarover nog geen verslag is overgelegd voorzover de informatie in dit verslag niet is opgenomen in een document in de lijst, bedoeld in artikel 2.17, tweede lid, van het besluit.

§ 6. Wijziging van een niet volgens een communautaire procedure verstrekte vergunning voor het in de handel brengen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 2.31. Toepasselijkheid van deze paragraaf

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op een wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen die niet met toepassing van een procedure als bedoeld in de artikelen 2.1, derde lid, 2.4, tweede lid, 2.23, 2.24 of 2.25 van het besluit is verstrekt.

Artikel 2.32. Verbod zonder kennisgeving veiligheidsmaatregelen te nemen, wijzigingen aan te brengen en weigering verstrekking van informatie

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 22, 24 en 25 van Verordening (EG) nr. 1234/2008.

Artikel 2.33. Kennisgeving en aanvraag van een wijziging

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Een kennisgeving of een aanvraag van een wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel, die geen uitbreiding van die vergunning inhoudt, bevat de elementen, bedoeld in Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1234/2008.

Artikel 2.34. Kleine wijziging van de eerste categorie

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Een kennisgeving van een kleine wijziging van de eerste categorie van een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel wordt in behandeling genomen in overeenstemming met artikel 13bis van Verordening (EG) nr. 1234/2008.

  • 2 Met overeenkomstige toepassing van artikel 2.6 van het besluit kan een indiener in de gelegenheid worden gesteld om een kennisgeving aan te vullen, ingeval de kennisgeving ongeldig is.

Artikel 2.35. Kleine wijziging van de tweede categorie

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Een aanvraag omtrent een kleine wijziging van de tweede categorie van een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel wordt behandeling genomen in overeenstemming met artikel 13 ter of artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1234/2008.

  • 2 Met overeenkomstige toepassing van artikel 2.6 van het besluit kan een indiener in de gelegenheid worden gesteld om een kennisgeving aan te vullen, ingeval de kennisgeving ongeldig is.

  • 3 Een besluit wordt genomen binnen de termijn, genoemd in artikel 13 ter, tweede lid, of artikel 20, zevende lid, onderdeel b, van Verordening (EG) nr. 1234/2008 tenzij aan de houder van de vergunning bij toepassing van artikel 13 ter, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1234/2008:

    • a. een ongunstig advies is gestuurd of

    • b. een gelegenheid is geboden als bedoeld in het tweede lid.

  • 4 Indien een houder van de vergunning een ongunstig advies is gestuurd, is artikel 13ter, derde en vierde lid van Verordening (EG) nr. 1234/2008 van toepassing.

  • 5 Indien een gelegenheid is geboden als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, wordt een besluit genomen binnen een termijn van 30 dagen na ontvangst van de aanvullingen, tenzij binnen deze termijn een ongunstig advies als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, aan de houder van de vergunning is gestuurd.

  • 6 Indien het besluit niet wordt genomen binnen de termijn genoemd in het derde of vijfde lid, wordt de vergunning met toepassing van paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van rechtswege gewijzigd overeenkomstig de aanvraag en de ontvangen aanvullingen.

Artikel 2.36. Ingrijpende wijziging

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Een aanvraag omtrent een ingrijpende wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel wordt behandeling genomen in overeenstemming met artikel 13 quater of artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1234/2008.

  • 2 Met overeenkomstige toepassing van artikel 2.6 van het besluit kan een aanvrager in de gelegenheid worden gesteld om een aanvraag aan te vullen, ingeval de aanvraag ongeldig is.

Artikel 2.37. Verscheidene wijzigingen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Indien een kennisgeving of een aanvraag als bedoeld in artikel 2.33 betrekking heeft op verscheidene wijzigingen, wordt de kennisgeving of aanvraag ingediend met inachtneming van artikel 13 quinquies of artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1234/2008.

§ 7. Wijziging van een volgens een communautaire procedure verstrekte vergunning voor het in de handel brengen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 2.38. Toepasselijkheid van deze paragraaf

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op een wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen die met toepassing van een procedure als bedoeld in de artikelen 2.1, derde lid in samenhang met het vierde lid, 2.4, tweede lid, 2.23, 2.24 of 2.25 van het besluit is verstrekt.

Artikel 2.39. Verbod zonder kennisgeving veiligheidsmaatregelen te nemen, wijzigingen aan te brengen en geen informatie te verstrekken

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 22, 24 en 25 van Verordening (EG) nr. 1234/2008 en de artikelen 41, tweede, derde, vierde en vijfde lid, en 42 van Verordening (EG) nr. 726/2004.

Artikel 2.40. Kennisgeving en aanvraag van een wijziging

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Een kennisgeving of een aanvraag van een wijziging, die geen uitbreiding van een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel inhoudt, bevat de elementen, bedoeld in Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1234/2008, tenzij de aanvraag betrekking heeft op een diergeneesmiddel waarvoor met toepassing van Verordening (EG) nr.726/2004 een vergunning is verstrekt door de Europese Commissie.

Artikel 2.41. Kleine wijziging van de eerste categorie

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Een kennisgeving van een kleine wijziging van de eerste categorie van een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel wordt behandeling genomen volgens de procedure, bedoeld in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1234/2008, in samenhang met artikel 11 van deze Verordening en bijlage IV bij deze Verordening.

  • 2 Met overeenkomstige toepassing van artikel 2.6 van het besluit kan een indiener in de gelegenheid worden gesteld om een kennisgeving aan te vullen, ingeval de kennisgeving ongeldig is.

Artikel 2.42. Kleine wijziging van de tweede categorie

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Een aanvraag omtrent een kleine wijziging van de tweede categorie van een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel wordt in behandeling genomen:

    • a. overeenkomstig de procedure, bedoeld in artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1234/2008, in samenhang met artikel 11 van deze Verordening en bijlage IV bij deze Verordening, of, voor zover van toepassing,

    • b. overeenkomstig de procedure, bedoeld in artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1234/2008, in samenhang met bijlagen IV en V bij deze Verordening.

  • 2 Met overeenkomstige toepassing van artikel 2.6 van het besluit kan een indiener in de gelegenheid worden gesteld om een kennisgeving aan te vullen, ingeval de kennisgeving ongeldig is.

  • 3 Een besluit wordt genomen binnen de termijn, genoemd in artikel 9, tweede lid, of artikel 20, zevende lid, onderdeel b, van Verordening (EG) nr. 1234/2008 tenzij aan de houder van de vergunning bij toepassing van artikel 9, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1234/2008:

    • a. een ongunstig advies is gestuurd of

    • b. een gelegenheid is geboden als bedoeld in het tweede lid.

  • 4 Indien een houder van de vergunning een ongunstig advies is gestuurd, is artikel 9, derde en vierde lid van Verordening (EG) nr. 1234/2008 van toepassing.

  • 5 Indien een gelegenheid is geboden als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, wordt een besluit genomen binnen een termijn van 30 dagen na ontvangst van de aanvullingen, tenzij binnen deze termijn een ongunstig advies als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, aan de houder van de vergunning is gestuurd.

  • 6 Indien het besluit niet wordt genomen binnen de termijn genoemd in het derde of vijfde lid, wordt de vergunning met toepassing van paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van rechtswege gewijzigd overeenkomstig de aanvraag en de ontvangen aanvullingen.

Artikel 2.43. Ingrijpende wijziging

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Een aanvraag omtrent een ingrijpende wijziging van een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel wordt in behandeling genomen:

  • a. overeenkomstig de procedure, bedoeld in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1234/2008 in samenhang met artikel 11 van deze Verordening en bijlage IV bij deze Verordening, of, voor zover van toepassing,

  • b. overeenkomstig de procedure, bedoeld in artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1234/2008, in samenhang met bijlagen IV en V bij deze Verordening.

Artikel 2.44. Verscheidene wijzigingen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Indien een kennisgeving of een aanvraag van een wijziging als bedoeld in de artikelen 2.41, 2.42 onderscheidenlijk 2.43 betrekking heeft op verscheidene wijzigingen, wordt de kennisgeving gedaan of de aanvraag ingediend met inachtneming van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1234/2008.

§ 7a. Werkzaamheden beoordeling diergeneesmiddel

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 2.45. Bijeenkomst van deskundigen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Een aanvrager kan aan de minister verzoeken een bijeenkomst van deskundigen te houden in het kader van de beoordeling van een diergeneesmiddel.

§ 8. Register

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 2.46. Het register

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 2 In het register worden in voorkomend geval ter zake van het betrokken diergeneesmiddel onder vermelding van de datum aangetekend:

    • a. de verstrekking van een vergunning;

    • b. de verlenging van een vergunning;

    • c. de wijziging van een vergunning, waaronder wijziging van aan een vergunning verbonden voorschriften;

    • d. de schorsing van een vergunning;

    • e. de opheffing van een schorsing van een vergunning;

    • f. de intrekking van een vergunning;

    • g. het vervallen van een vergunning;

    • h. het uitstel van het vervallen van een vergunning.

  • 3 Vanaf de datum waarop een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel is ingetrokken of vervallen worden de op dat diergeneesmiddel betrekking hebbende gegevens uit het register nog ten minste 10 jaar bewaard.

Hoofdstuk 3. Aanvraag vergunning voor een diergeneesmiddel met specifieke kenmerken, aanvraag tot ontheffing en vrijstellingen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

§ 1. Aanvraag vergunning voor een diergeneesmiddel met specifieke kenmerken

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 3.1. Vereenvoudigde aanvraag vergunning voor homeopathisch diergeneesmiddel

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Een vereenvoudigde aanvraag als bedoeld in artikel 3.4 van het besluit om vergunning voor een homeopathisch diergeneesmiddel wordt in behandeling genomen, indien het dossier voldoet aan artikel 12, derde lid, van Richtlijn 2001/82/EG, met uitzondering van artikel 12, derde lid, eerste alinea, onderdelen e, h tot en met k, n, p, en de tweede alinea van Richtlijn 2001/82/EG en in overeenstemming met bijlage I, titel IV, onder 2 van richtlijn 2001/82/EG.

  • 2 Een vereenvoudigde aanvraag om vergunning voor een homeopathisch diergeneesmiddel dat is bestemd of mede is bestemd voor dieren die bestemd zijn voor de productie van levensmiddelen en overeenkomstig artikel 3.4, eerste lid, van het besluit is ingediend in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 470/2009, voldoet aan Verordening (EU) nr. 37/2010.

  • 3 Een vereenvoudigde aanvraag die betrekking heeft op een reeks diergeneesmiddelen die van dezelfde homeopathische grondstof of grondstoffen is afgeleid gaat vergezeld van de in artikel 18, tweede volzin, van Richtlijn 2001/82/EG genoemde documenten.

  • 4 Indien bij een vereenvoudigde aanvraag een verklaring wordt overgelegd dat de documenten die bij de aanvraag worden overgelegd identiek zijn aan de documenten, bedoeld in artikel 25, onderdeel b, van de Geneesmiddelenwet, worden die documenten slechts beoordeeld indien dat in verband met de toepassing op dieren in het belang van de volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of het milieu nodig is.

Artikel 3.2. Aanvraag vergunning voor homeopathisch diergeneesmiddel voor gezelschapsdieren of exotische diersoorten

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Een aanvraag om vergunning voor een homeopathisch diergeneesmiddel voor toepassing bij gezelschapsdieren of exotische diersoorten, die niet bestemd zijn voor de productie van levensmiddelen wordt in behandeling genomen zonder documenten inzake de proeven, bedoeld in artikel 3.5, eerste lid, onderdelen a en b, indien de aanvrager door middel van gedetailleerde wetenschappelijke documentatie kan aantonen dat:

    • a. de aanvraag is afgestemd op de homeopathische veterinaire geneeskunde en

    • b. het veiligheidsniveau aanvaardbaar is.

  • 2 Indien bij een aanvraag een verklaring wordt overgelegd dat de documenten die bij de aanvraag worden overgelegd identiek zijn aan de documenten, bedoeld in artikel 25, onderdeel b, van de Geneesmiddelenwet, worden die documenten slechts beoordeeld indien dat in verband met de toepassing op dieren in het belang van de volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of het milieu nodig is.

Artikel 3.3. Aanvraag vergunning voor generiek diergeneesmiddel

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Indien een aanvraag omtrent een vergunning voor een generiek diergeneesmiddel betrekking heeft op:

  • a. een diergeneesmiddel van een referentiegeneesmiddel waarvoor de Europese Commissie een vergunning voor het in de handel brengen heeft verstrekt zijn de artikelen 3, derde en vierde lid, 41 tweede, derde en vierde lid, 34, vierde lid, onderdeel e, van Verordening (EG) nr. 726/2004 van toepassing;

  • b. een in Nederland octrooirechtelijk of door middel van een aanvullend beschermingscertificaat beschermd diergeneesmiddel dat wordt betrokken uit Bulgarije, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Tsjechië en daarvoor ten tijde van de registratie van het octrooi of het aanvullende beschermingscertificaat in de desbetreffende EER-lidstaat niet een dergelijke bescherming kon worden verkregen, wordt bij de aanvraag tevens overgelegd een afschrift van de schriftelijke kennisgeving aan de houder van het octrooi of het aanvullende beschermingscertificaat of de begunstigde van die bescherming met betrekking tot het referentiegeneesmiddel waaruit blijkt dat de kennisgeving is gedaan ten minste een maand voor de dag waarop de aanvraag is ingediend.

Artikel 3.4. Aanvraag vergunning voor parallelle invoer

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Een besluit omtrent een vergunning voor parallelle invoer van een diergeneesmiddel wordt genomen binnen 90 dagen na ontvangst van een volledige aanvraag.

  • 2 Indien de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op een in Nederland octrooirechtelijk of door middel van een aanvullend beschermingscertificaat beschermd geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik dat wordt betrokken uit Bulgarije, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Tsjechië en daarvoor ten tijde van de registratie van het octrooi of het aanvullende beschermingscertificaat in de desbetreffende EER-lidstaat niet een dergelijke bescherming kon worden verkregen, wordt bij de aanvraag tevens overgelegd een afschrift van de schriftelijke kennisgeving aan de houder van het octrooi of het aanvullende beschermingscertificaat of de begunstigde van die bescherming met betrekking tot het referentiegeneesmiddel waaruit blijkt dat de kennisgeving is gedaan ten minste een maand voor de dag waarop de aanvraag is ingediend.

Artikel 3.5. Aanvraag afgeleide vergunning

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Een besluit omtrent een afgeleide vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 3.15 van het besluit wordt genomen binnen 90 dagen na ontvangst van een volledige aanvraag.

§ 2. Vrijstellingen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 3.7. Vrijstelling diergeneesmiddelen voor specifieke diersoorten

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, kan een houder van een vergunning voor vervaardiging of groothandel in ieder geval niet een antimicrobieel diergeneesmiddel aan een houder van een vergunning voor kleinhandel afleveren, tenzij:

    • a. de verpakking niet meer dan vijf gram werkzame stof tetracycline, chloortetracyline, oxytetracycline of sulfonamiden bevat,

    • b. de minister voor het diergeneesmiddel op aanvraag toestemming heeft verleend voor het in de handel brengen van dat diergeneesmiddel onder aan de toestemming te verbinden voorschriften, waaronder een voorschrift als bedoeld in de artikelen 2.13 tot en met 2.18,

    • c. het diergeneesmiddel geen wezenlijke verschillen vertoont in samenstelling en werkzaamheid met een diergeneesmiddel waarvoor in een EER-lidstaat een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel is verstrekt,

    • d. alle wijzigingen van het diergeneesmiddel aan de minister zijn gemeld en volgens de aanwijzingen van de minister zijn aangebracht.

Artikel 3.8. Vrijstelling toepassing bij dierproeven

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, gesteld in artikel 2.19, eerste lid, van de wet, voor het bereiden, bewerken, verwerken, verpakken, etiketteren, in Nederland brengen, vervoeren, ontvangen, voorhanden hebben, in voorraad hebben of toepassen van diergeneesmiddelen ten behoeve van dierproeven, voor zover deze proeven worden verricht met toepassing van de Wet op de dierproeven door de in die wet bedoelde vergunninghouders, onverminderd artikel 3.11.

Artikel 3.9. Ontheffing voor proeven

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 2 Een aanvraag bestaat uit een dossier dat is samengesteld volgens het daarvoor vastgestelde aanvraagformulier en waarvan het aanvraagformulier deel uitmaakt.

  • 3 Een besluit om ontheffing wordt binnen 60 dagen na ontvangst van een volledige aanvraag genomen.

Artikel 3.10. Vrijstelling verboden substanties en ziekteverwekkers

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 2 In afwijking van het eerste lid is het uitsluitend toegestaan aan de in bijlage 3 genoemde instellingen voor gebruik voor wetenschappelijke doeleinden als bedoeld in artikel 2.23, derde lid, van de wet alle ziekteverwekkers voorhanden of in voorraad te hebben.

Artikel 3.11. In de handel brengen van een dier na een proef

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Een dier waarop een diergeneesmiddel of een andere substantie met mogelijk farmacologische werking is beproefd, of een levensmiddel van een dergelijk dier wordt niet in de handel gebracht, tenzij een ontheffing is verleend waarbij andersluidende voorschriften zijn gesteld en een wachttermijn is vastgesteld.

Artikel 3.12. Vrijstellingen voor toepassing van diergeneesmiddelen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

In bijlage 4 bij deze regeling zijn de vrijstellingen opgenomen die krachtens hoofdstuk 3, paragraaf 5, van het besluit en artikel 10.1, eerste lid, van de wet worden verleend.

Hoofdstuk 4. Vergunning voor vervaardiging van een diergeneesmiddel, vergunning voor het bezit van een substantie die een werkzame stof bevat en vergunning voor invoer

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

§ 1. Procedure

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 4.1. Aanvraag van een vergunning voor vervaardiging, voor het bezit van een substantie die een werkzame stof bevat en een vergunning voor invoer

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Aanvragen om een vergunning voor vervaardiging van een diergeneesmiddel en een vergunning voor invoer worden ingediend met een door de minister vastgesteld formulier of een beschikbaar gestelde elektronische wijze van aanvragen.

  • 2 Aanvragen om een vergunning voor het bezit van een substantie die een werkzame stof bevat worden ingediend met een door de minister vastgesteld formulier of een beschikbaar gestelde elektronische wijze van aanvragen.

  • 3 Een aanvraag met betrekking tot een substantie als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, van het besluit wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in artikel 4.1, tweede lid, van het besluit, indien de aanvraag is ingediend met het daartoe vastgestelde volledig ingevulde formulier en de aanvrager de substantie, bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, onderdelen a en b, van het besluit:

    • a. op voorraad heeft, voorhanden heeft, uitvoert in overeenstemming met de artikelen 4.22 en 4.23 van het besluit of na invoer overeenkomstig de artikelen 4.19, 4.20 en 4.21 van het besluit in de handel heeft of vervoert,

    • b. de substantie, bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, onderdeel a, van het besluit wordt bereid, bewerkt of verwerkt, in overeenstemming met door de Europese Commissie vastgestelde richtsnoeren voor de vervaardiging van grondstoffen als bedoeld in artikel 51, derde alinea, van richtlijn 2001/82/EG en

    • c. niet in de handel brengt, aanprijst, aanbiedt of aflevert aan andere personen dan houders van een vergunning voor vervaardiging of personen of instanties die het is toegestaan het desbetreffende diergeneesmiddel ex tempore te bereiden.

Artikel 4.2. Documenten

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 2 Het formulier is verkrijgbaar bij de instantie waar de aanvraag wordt ingediend.

Artikel 4.3. Achterwege laten preventief onderzoek

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Een preventief onderzoek als bedoeld in artikel 8.1 van het besluit blijft achterwege, indien de aanvraag betrekking heeft op een wijziging van de vergunning, bedoeld in artikel 4.1 en deze aanvraag uitsluitend betrekking heeft op:

  • a. administratieve gegevens, of

  • b. het bereiden, verpakken, etiketteren of afleveren van een diergeneesmiddel, indien:

    • 1°. dat middel dezelfde farmaceutische vorm heeft als een middel waarvoor ingevolge artikel 4.1 van het besluit reeds aan de aanvrager een vergunning tot het verrichten van de betreffende handeling of handelingen is verleend, en

    • 2°. de handeling of handelingen met behulp van dezelfde apparatuur en in dezelfde lokaliteiten geschied.

§ 2. Regels inzake vervaardigen van diergeneesmiddelen of substanties

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 4.4. Toepasselijkheid van deze paragraaf

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

De regels, gesteld in deze paragraaf, zijn van toepassing als:

  • a. voorwaarden voor het in behandeling nemen van de bij de aanvraag overgelegde documenten, bedoeld in artikel 4.2, tweede lid, onderdeel a, van het besluit, voor een vergunning voor vervaardiging van een diergeneesmiddel, vergunning voor het bezit van een substantie die een werkzame stof bevat en een vergunning voor invoer en

  • b. algemene regels als bedoeld in artikel 4.9, eerste lid, voor de uitoefening van een vergunning voor vervaardiging van een diergeneesmiddel, vergunning voor het bezit van een substantie die een werkzame stof bevat en een vergunning voor invoer.

Artikel 4.5. Implementatie van richtlijn nr. 91/412/EEG en richtsnoeren voor vervaardiging

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 De houder van een vergunning voor vervaardiging van een diergeneesmiddel oefent de vergunning uit in overeenstemming met artikel 50 van Richtlijn 2001/82/EG, de artikelen 6 tot en met 14 van richtlijn 91/412/EEG, alsmede door de Europese Commissie vastgestelde richtsnoeren als bedoeld in bedoeld in artikel 2.19, derde lid, onderdeel f, van de wet voor de uitvoering van goede praktijken voor vervaardiging, in samenhang met de artikelen 50, onderdeel f, 51 en 55, eerste lid, onderdeel a, van richtlijn 2001/82/EG, die in bijlage 5 bij deze regeling zijn aangewezen.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt aangewezen als bevoegde instantie als bedoeld in de artikelen 11, vierde lid, en 13 van richtlijn nr. 91/412/EEG: de minister.

Artikel 4.6. Deskundige persoon

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 De houder van de vergunning voor vervaardiging, indien deze een natuurlijke persoon is, of de persoon, bedoeld in artikel 4.2, derde lid, van het besluit beschikt over:

    • a. een diploma, waaronder certificaten of andere bewijsstukken, die ter afsluiting van een universitaire opleiding zijn behaald, dan wel erkend in een EER-lidstaat of van een opleiding die door de minister als gelijkwaardig is erkend, die:

      • 1°. ten minste vier jaar theoretisch en praktisch onderwijs omvat in:

        • farmacie,

        • geneeskunde,

        • diergeneeskunde,

        • scheikunde,

        • farmaceutische scheikunde en technologie, of

        • biologie,

      • 2°. welke opleiding ten minste de basisvakken, bedoeld in bijlage 6 omvat, en

      • 3°. zodanig is gedoceerd dat de betrokken persoon kwaliteitszorg bij de vervaardiging van diergeneesmiddelen kan uitoefenen, en

    • b. twee jaar praktijkervaring in één of meer ondernemingen met een vergunning voor vervaardiging voor diergeneesmiddelen of een fabrikantenvergunning als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet met betrekking tot het uitvoeren van kwalitatieve analyses van geneesmiddelen, kwantitatieve analyse van werkzame stoffen, alsmede proeven en controles die noodzakelijk zijn om de kwaliteit van geneesmiddelen te garanderen.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, kan de minimumduur van de opleiding drie en een half jaar bedragen indien na de opleiding een periode van theoretische en praktische opleiding is gevolgd van tenminste één jaar, waarvan tenminste zes maanden stage is gelopen in een voor het publiek toegankelijke apotheek, hetgeen wordt afgesloten met een examen op universitair niveau.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, aanhef, wordt een diploma met een opleidingsduur van ten minste drie jaar dat door een EER-lidstaat als gelijkwaardig wordt erkend aan een diploma, waarvoor een opleidingsduur van vier jaar geldt geacht te voldoen aan de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde eis inzake duur, voor zover de diploma’s, certificaten of andere bewijsstukken voor afsluiting van de beide opleidingen door die EER-lidstaat als gelijkwaardig worden erkend.

  • 4 In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, bedraagt de praktijkervaring, bedoeld in dat onderdeel, één jaar bij een opleidingsduur van ten minste vijf jaar en een half jaar bij een opleidingsduur van ten minste zes jaar.

  • 5 Indien de opleiding niet voldoet aan het eerste lid, onderdeel a, het tweede en derde lid, beoordeelt de minister, of de houder of de persoon, bedoeld in het eerste lid, aanhef, kennis bezit over de in het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, genoemde vakken die op de vervaardiging van de controle op diergeneesmiddelen is afgestemd en bepaalt of de betrokken persoon voldoende deskundig is.

Artikel 4.7. Deskundige persoon aanstelling of opleiding vóór 18 december 2001

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 In afwijking van artikel 4.6 behoeft een persoon die voor 18 december 2001 in een EER-lidstaat de verantwoordelijkheid heeft gekregen voor de kwaliteitszorg voor de vervaardiging van diergeneesmiddelen als bedoeld in dat artikel, niet te beschikken over een in dat artikel genoemd diploma voor het uitvoeren van deze verantwoordelijkheid in Nederland.

  • 2 In afwijking van het eerste lid en artikel 4.6 behoeft een persoon niet te voldoen aan de opleidingseisen, bedoeld in artikel 4.6, indien deze persoon:

    • a. in Nederland vóór 9 oktober 1981 een universitaire of een daarmee gelijkwaardige opleiding in een exacte wetenschap is begonnen die leidt tot een bekwaamheid in de uitvoering van de in artikel 4.2, eerste lid, onderdeel f, van het besluit bedoelde kwaliteitszorg en

    • b. vóór 9 oktober 1991 ten minste twee jaar in één of meer ondernemingen onder gezag van een voor kwaliteitszorg van diergeneesmiddelen bevoegde persoon praktische ervaring heeft opgedaan.

  • 3 In afwijking van het tweede lid, onderdeel b, geldt voor personen die vóór 9 oktober 1971 de in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde praktische ervaring hebben opgedaan een termijn van ten minste drie jaar.

Artikel 4.8. Kwaliteitsbewaking en registers

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

De houder van een vergunning als bedoeld in artikel 4.1 van het besluit draagt er zorg voor dat:

  • a. de persoon, bedoeld in artikel 4.6, in staat wordt gesteld zijn taak te vervullen, onder meer door alle noodzakelijke middelen te zijner beschikking te stellen en steeds de gelegenheid te geven om te onderzoeken of:

  • b. een diergeneesmiddel slechts voor de verkoop wordt afgeleverd, nadat een partijvrijgiftedocument is ondertekend door de persoon, bedoeld in onderdeel a;

  • c. de minister onverwijld ervan in kennis wordt gesteld, indien de persoon, bedoeld in artikel 4.6, zijn controlewerkzaamheden niet langer uitoefent;

  • d. als grondstof slechts werkzame stoffen worden gebruikt die zijn vervaardigd overeenkomstig door de Europese Commissie vastgestelde richtsnoeren inzake goede praktijken bij de vervaardiging van grondstoffen;

  • e. de persoon, bedoeld in artikel 4.6, in overeenstemming met artikel 55, derde lid, van richtlijn 2001/82/EG een register of gelijkwaardig document bijhoudt en ten minste vijf jaar na de laatste aantekening ter beschikking houdt voor controle door ambtenaren die met het toezicht op de naleving zijn belast;

  • f. een register wordt bijgehouden in overeenstemming met artikel 50, onderdeel g, van richtlijn 2001/82/EG dat gedurende tenminste drie jaar voor toezicht op de naleving toegankelijk is.

Artikel 4.9. Afleveren door een vergunninghouder voor vervaardiging aan een houder van een vergunning voor vervaardiging of een houder van een vergunning voor groothandel

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Een houder van een vergunning voor vervaardiging of invoer levert een diergeneesmiddel af aan een andere houder van een vergunning voor vervaardiging of invoer of een vergunninghouder voor groothandel in overeenstemming met hoofdstuk 2, paragraaf 4.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, kan een houder van een vergunning voor vervaardiging een diergeneesmiddel zonder buitenverpakking afleveren aan een houder van een vergunning voor vervaardiging of invoer, indien:

    • a. bij het diergeneesmiddel een document is gevoegd dat de gegevens bevat die krachtens hoofdstuk 2, paragraaf 4, op de buitenverpakking van het diergeneesmiddel worden vermeld;

    • b. alle informatie die krachtens hoofdstuk 2, paragraaf 4, op de buitenverpakking wordt vermeld, is aangebracht op de primaire verpakking;

    • c. alle informatie die krachtens hoofdstuk 2, paragraaf 4, op de bijsluiter wordt vermeld, in het document, bedoeld in onderdeel a, is vermeld.

§ 3. Regels inzake vervaardiging van autovaccins, gewijzigde verpakkingen, ex tempore bereidingen, en kleine hoeveelheden

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 4.10. Autovaccin

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Het is uitsluitend aan een houder van een vergunning voor vervaardiging die diergeneesmiddel bereidt dat een serum, entstof of biologisch diagnosticum bevat, toegestaan een ziekteverwekker, voorhanden of in voorraad te houden voor de bereiding van, of de controle op dat diergeneesmiddel, indien voor dat diergeneesmiddel een vergunning voor het in de handel brengen is verstrekt of een vrijstelling is verleend, onverminderd artikel 2.22, vierde lid, van de wet en de artikelen 3.9, 3.10 en 3.11.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is het een dierenarts toegestaan een autovaccin te vervaardigen of bij een apotheek of een houder van een vergunning voor vervaardiging te doen vervaardigen voor dieren die de dierenarts onder zijn hoede heeft , indien bij toepassing van de artikelen 5.1 en 5.2 van het Besluit diergeneeskundigen slechts een ex tempore bereiding toepasbaar of beschikbaar is en het vaccin geen ziekteverwekker als bedoeld in artikel 2.11, onderdelen a of c, bevat.

Artikel 4.11. Bereiding, verdeling of verandering met het oog op de verpakking of de aanbiedingsvorm

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Het bereiden, verdelen of veranderen van een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 4.18, eerste lid, onderdeel a, van het besluit is slechts toegestaan aan een dierenarts of op recept door een apotheker, indien het diergeneesmiddel wordt verdeeld in een kleinere verpakking dan wel bereid of veranderd in een andere aanbiedingsvorm die past bij hetgeen noodzakelijk is voor de beoogde behandeling of therapie, onverminderd hoofdstuk 2, paragraaf 4.

Artikel 4.12. Ex tempore bereiding

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Een bereiding als bedoeld in artikel 4.18, eerste lid, onderdeel b, van het besluit is toegestaan, indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. er is in Nederland geen diergeneesmiddel beschikbaar, waarvoor een vergunning voor het in de handel brengen is verstrekt of een vrijstelling of ontheffing als bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 5 van het besluit of artikel 10.1 van de wet is verleend om een aandoening, dierziekte, zoönose, ziekteverschijnsel, gebrek, in- of uitwendig letsel of pijn bij een dier te voorkomen, te genezen, te verzachten, te onderkennen of op te heffen;

  • b. bij toepassing van de artikelen 5.1 en 5.2 van het Besluit diergeneeskundigen blijkt dat een behandeling met een ex tempore bereid diergeneesmiddel noodzakelijk is;

  • c. het diergeneesmiddel bevat, indien het is bestemd om te worden toegepast bij een dier dat voor de productie van levensmiddelen bestemd is, uitsluitend farmacologisch werkzame stoffen die voldoen aan de voorwaarden in bijlage, tabel 1, Toegestane stoffen, bij Verordening (EU) nr. 37/2010;

  • d. ingeval het diergeneesmiddel door een apotheker wordt bereid, wordt het diergeneesmiddel uitsluitend afgeleverd aan de dierenarts op wiens recept het middel is bereid, tenzij het diergeneesmiddel met toepassing van artikel 5.1, vierde lid, of 5.2, vierde lid, van het Besluit diergeneeskundigen onder verantwoordelijkheid van de dierenarts door een ander wordt toegepast, onverminderd artikel 5.2, negende lid, van het Besluit diergeneeskundigen;

  • e. de dierenarts schrijft een wachttermijn voor, indien het diergeneesmiddel wordt bereid voor toepassing bij een dier dat voor de productie van levensmiddelen bestemd is;

  • f. de bereide hoeveelheid blijft beperkt tot hetgeen noodzakelijk is voor de beoogde behandeling of therapie;

  • g. de primaire verpakking en in voorkomend geval de buitenverpakking of zo nodig een bijsluiter vermelden de volgende informatie:

    • 1°. de naam van de bereider;

    • 2°. de naam van het diergeneesmiddel, onmiddellijk gevolgd door de kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling van werkzame bestanddelen, afhankelijk van de farmaceutische vorm aangegeven per dosis of in procenten;

    • 3°. de naam van de houder van het dier of de dieren waarvoor het diergeneesmiddel is bereid;

    • 4°. de dosering waarin het diergeneesmiddel moet worden toegepast en de wijze van toepassing;

    • 5°. de wachttermijn, indien het diergeneesmiddel wordt bereid voor toepassing bij een dier dat is bestemd voor de productie van levensmiddelen, voor de verschillende betrokken levensmiddelen afzonderlijk, waaronder die waarvoor geen wachttermijn is;

    • 6°. de datum van bereiding;

    • 7°. de bijzondere voorzorgsmaatregelen voor bewaring;

    • 8°. zo nodig de veiligheidsmaatregelen en bijzondere waarschuwingen voor de gebruiker;

    • 9°. de uiterste gebruiksdatum, indien de maximale houdbaarheidstermijn minder dan drie jaar bedraagt.

Artikel 4.13. Lokaal voor vervaardiging van een kleine hoeveelheid

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Het lokaal, bedoeld in artikel 4.9, eerste lid, onderdeel d, van het besluit, dat wordt gebruikt voor de vervaardiging van een diergeneesmiddel als bedoeld in de artikelen 4.10, 4.11 of 4.12:

  • a. is voldoende groot is en zodanig ingericht dat daarin alle handelingen, die volgens de vergunning kunnen worden uitgevoerd, naar behoren kunnen worden verricht;

  • b. is voorzien van een vlakke, gladde en ondoorlaatbare vloer, zonder scheuren of open afvoeren;

  • c. voldoet aan de artikelen 5.2, onderdelen a en b, en 5.3.

§ 4. Regels inzake invoer van diergeneesmiddelen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 4.14. Toepasselijkheid van deze paragraaf

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

De regels, gesteld in deze paragraaf, zijn onverminderd de paragrafen 1, 2 en 3, van toepassing als:

  • a. controlevoorschrift bij invoer zonder vergunning vanuit een EER-lidstaat en

  • b. voorschrift bij een vergunning voor invoer.

Artikel 4.15. Controle bij invoer vanuit EER-lidstaten

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Bij de controle bij invoer vanuit een EER-lidstaat geldt dat:

  • a. een controleverslag als bedoeld in artikel 4.20, derde lid, van het besluit voldoet aan de in de betrokken EER-lidstaat geldende regels alsmede aan de bij de vergunning voor de vervaardiging in die lidstaat gegeven voorschriften;

  • b. alle door degene die diergeneesmiddelen invoert voor een partij diergeneesmiddelen bewaarde monsters van voldoende grootte zijn voor het verrichten van kwalitatieve en kwantitatieve controles;

  • c. artikel 11, vierde lid, van richtlijn 91/412/EG van overeenkomstige toepassing is op de monsters, bedoeld in onderdeel b.

Artikel 4.16. Kopie vergunning bij invoer van buiten de Europese Economische Ruimte

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Een diergeneesmiddel dat met toepassing van artikel 4.21, eerste lid, van het besluit uit een land van buiten de Europese Economische Ruimte wordt ingevoerd en dat voor een andere EER-lidstaat bestemd is, wordt vergezeld van een kopie van de vergunning voor invoer, bedoeld in artikel 4.21, eerste lid, van het besluit.

Artikel 4.17. Algemene regels bij invoer van buiten de Europese Economische Ruimte

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

De houder van een vergunning voor invoer die van buiten de Europese Economische Ruimte een diergeneesmiddel, invoert, draagt er zorg voor dat:

  • a. door of onder verantwoordelijkheid van een persoon als bedoeld in artikel 4.6 in Nederland wordt gecontroleerd dat de door hem op Nederlands grondgebied binnengebrachte partijen een volledige kwalitatieve analyse, een kwantitatieve analyse van ten minste alle werkzame bestanddelen en alle andere proefnemingen of controles hebben ondergaan die nodig zijn om de kwaliteit van de diergeneesmiddelen te waarborgen in overeenstemming met de artikelen 6 tot en met 14 van richtlijn nr. 91/412/EG, de in het dossier, bedoeld in artikel 2.3, van het besluit beschreven fabricagewijze en testmethoden in overeenstemming met artikel 12, derde lid, onderdeel d, respectievelijk i, van richtlijn 2001/82/EG;

  • b. het verloop en het resultaat van de controle, bedoeld in onderdeel a, worden in een partijprotocol vastgelegd, dat wordt gedateerd en getekend door de persoon die de controle heeft uitgevoerd;

  • c. indien een analyse, proefneming of controle als bedoeld in onderdeel a is uitgevoerd door een derde partij is de persoon bedoeld in onderdeel a tevens verantwoordelijk voor de kwaliteit van die analyse, proefneming of controle;

  • d. een diergeneesmiddel slechts voor de verkoop wordt afgeleverd, nadat een partijvrijgiftedocument is ondertekend door de onder a, bedoelde persoon.

Artikel 4.18. Afwijking van algemene regels bij invoer van buiten de Europese Economische Ruimte

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 In afwijking van artikel 4.17 is de persoon, bedoeld in artikel 4.6, ontheven van de verplichting een controle als bedoeld in artikel 4,17, onderdeel a, uit te voeren en een partijprotocol als bedoeld in artikel 4.17, onderdeel b, vast te leggen bij partijen diergeneesmiddelen die van buiten de Europese Economische Ruimte worden ingevoerd, indien tussen de Europese Unie en het land van uitvoer passende afspraken zijn gemaakt om te waarborgen dat de houder van een vergunning voor vervaardiging van de betreffende diergeneesmiddelen in het land van uitvoer normen voor goede praktijken bij het vervaardigen hanteert die tenminste gelijkwaardig zijn aan die in de artikelen 6 tot en met 14 van richtlijn nr. 91/412/EG en de artikelen 4.5 tot en met 4.9 en uit een door deze persoon ondertekent partijvrijgiftedocument blijkt dat de controles, bedoeld in artikel 4.17, eerste lid, onderdeel a, in dat land van uitvoer zijn verricht.

  • 2 De minister doet mededeling in de Staatscourant van de vaststelling van de passende afspraken, bedoeld in het tweede lid.

§ 5. Regels inzake uitvoer van diergeneesmiddelen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 4.19. Verpakking en etikettering bij uitvoer

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Hoofdstuk 2, paragraaf 4, inzake voorschriften voor de verpakking en etikettering is van toepassing bij uitvoer van een diergeneesmiddel met dien verstande dat alle informatie op, bij of in de verpakking is gesteld in de taal of één der talen van het land van bestemming.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing, indien degene die het diergeneesmiddel uitvoert aantoont, dat de verpakking en etikettering van het diergeneesmiddel in overeenstemming is, of is gebracht met de eisen van het land van bestemming.

Artikel 4.20. Certificaat voor uitvoer

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Bij de afgifte van een certificaat voor uitvoer als bedoeld in artikel 4.23 van het besluit aan de fabrikant of exporteur:

  • a. past de minister de geldende administratieve voorschriften van de Wereldgezondheidsorganisatie toe,

  • b. verstrekt de minister een samenvatting van de productkenmerken met betrekking tot de voor uitvoer bestemde diergeneesmiddelen of bij gebreke daarvan een gelijkwaardig document.

Artikel 4.21. Verklaring ontbreken vergunning in de handel brengen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Indien in de Europese Economische Ruimte geen vergunning voor het in de handel brengen voor een uit te voeren diergeneesmiddel is verstrekt, overlegt degene die een aanvraag als bedoeld in artikel 4.23 van het besluit indient aan de minister een verklaring waarin wordt uiteengezet waarom een dergelijke vergunning ontbreekt.

§ 6. Administratie

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 4.22. Administratie vergunning voor vervaardigen en vergunning voor invoer

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Een houder van een vergunning voor het vervaardigen van diergeneesmiddelen, een vergunning voor het bezit van een substantie die een werkzame stof bevat als bedoeld in artikel 4.1 van het besluit of een vergunning voor invoer als bedoeld in artikel 4.21 van het besluit voert een administratie inzake iedere transactie van diergeneesmiddelen, met inbegrip van monsters, overeenkomstig de wetgeving van het land van bestemming.

  • 2 De administratie, bedoeld in het eerste lid, inzake de aflevering van diergeneesmiddelen aan een houder van een vergunning voor groothandel of een houder van een vergunning voor kleinhandel, bevat de kopieën van facturen met daarop of daarbij ten minste de volgende gegevens:

    • a. datum van de transactie;

    • b. benaming en, in voorkomend geval, het nummer van het diergeneesmiddel;

    • c. partijnummer;

    • d. afgeleverde hoeveelheid, en

    • e. naam en adres van de ontvanger.

  • 3 De administratie heeft tevens betrekking op de grondstoffen die door de houder van een vergunning als bedoeld in het eerste lid worden gebruikt.

  • 4 De houder van de vergunning houdt ten minste éénmaal per kalenderjaar een nauwkeurige controle van de administratie door vergelijking van de ontvangen en afgeleverde diergeneesmiddelen met de aanwezige voorraden, ten bewijze waarvan een verslag wordt gemaakt dat in elk geval de geconstateerde verschillen bevat.

  • 5 De administratie en de bescheiden die verband houden met de aantekeningen in de administratie alsmede het verslag, bedoeld in het vierde lid, worden gedurende drie jaar bewaard.

§ 7. Het register

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 4.23. Inschrijving register

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 In de registers, bedoeld in artikel 4.16, derde lid, en 4.17, eerste lid, van het besluit, wordt aantekening gemaakt van iedere vergunning en melding, onder vermelding van:

    • a. de soort vergunning;

    • b. het nummer van de vergunning;

    • c. naam en adres van de vergunninghouder;

    • d. de diergeneesmiddelen of de soorten diergeneesmiddelen waarop de vergunning betrekking heeft.

  • 2 Het register, bedoeld in het eerste lid, is openbaar.

Hoofdstuk 5. Bezit van, handel in en verstrekking van diergeneesmiddelen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

§ 1. Algemene regels vergunning voor groothandel en vergunning voor kleinhandel

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 5.1. Aanvraag van een vergunning voor groothandel en een vergunning voor kleinhandel

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Aanvragen om een vergunning voor groothandel en een vergunning voor kleinhandel worden ingediend met een door de minister vastgesteld formulier of beschikbaar gestelde elektronische wijze van aanvragen.

Artikel 5.2. Lokalen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 De houder van een vergunning voor groothandel en de houder van een vergunning voor kleinhandel dragen er zorg voor dat de lokalen, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, onderdeel b, van het besluit:

    • a. goed onderhouden worden, schoon en opgeruimd zijn en goed worden verlicht;

    • b. zijn voorzien van een zodanige klimaatbeheersing dat de temperatuur, de vochtigheidsgraad en de ventilatie geen ongewenste invloed uitoefenen op de zich daarin bevindende diergeneesmiddelen en de temperatuur door de houder van de vergunning gecontroleerd en geregistreerd wordt;

    • c. zijn uitgevoerd met vloeren, muren en plafonds zonder een voor reiniging belemmerende constructie;

    • d. zodanig zijn ingericht dat door leidingen, ventilatoren en overige voorzieningen geen voor de reiniging ontoegankelijke plaatsen ontstaan;

    • e. mede door ontwerp en uitrusting van het gebouw optimale bescherming bieden tegen het binnendringen van ongedierte;

    • f. over voldoende capaciteit beschikken voor de ordelijke opslag van diergeneesmiddelen;

    • g. zodanig zijn ingericht dat de opslagruimtes voor diergeneesmiddelen die uitsluitend worden afgeleverd na te zijn voorgeschreven niet toegankelijk zijn voor het publiek met uitzondering van een opslagruimte in een kleinhandel voor diergeneesmiddelen met de aanduiding ‘URA’, die zodanig is ingericht dat deze diergeneesmiddelen buiten het directe bereik van het publiek beschikbaar wordt gehouden;

    • h. zijn voorzien van een afgescheiden opslagruimte voor diergeneesmiddelen die zijn afgekeurd, teruggeroepen of geretourneerd;

    • i. zodanig zijn ingericht dat diergeneesmiddelen die zich op laad- en losplaatsen bevinden tegen de invloed van weersomstandigheden beschermd zijn;

    • j. door het ontwerp, inrichting, en uitrusting blootstelling van het personeel aan gevaren van in het lokaal opgeslagen werkzame stoffen voorkomen;

    • k. voor dieren een behuizing voor dieren bevat die goed is afgescheiden van andere ruimtes.

  • 2 Het eerste lid, onderdeel b, is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van transportmiddelen waarmee diergeneesmiddelen worden vervoerd.

Artikel 5.3. Apparatuur, reparatie en onderhoud

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

De houder van een vergunning voor groothandel en de houder van een vergunning voor kleinhandel dragen er zorg voor dat:

  • a. de apparatuur door het ontwerp, gemakkelijk en grondig kan worden schoongemaakt;

  • b. de apparatuur door de wijze van installeren niet door een vergissing verkeerd gebruikt kan worden;

  • c. reparatie- en onderhoudswerkzaamheden aan lokalen en apparatuur zodanig worden uitgevoerd dat er geen enkel risico is voor de kwaliteit van de diergeneesmiddelen;

  • d. onderhoudswerkzaamheden aan meet- en controleapparatuur met regelmaat overeenkomstig passende methoden worden uitgevoerd, zodanig dat deze apparatuur gekalibreerd en gecontroleerd zijn.

Artikel 5.4. Afleveren door een vergunninghouder voor groothandel en een vergunninghouder voor kleinhandel

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Een houder van een vergunning voor groothandel en een houder van een vergunning voor kleinhandel leveren een diergeneesmiddel af aan een andere houder van een vergunning voor groothandel of kleinhandel af in overeenstemming is met hoofdstuk 2, paragraaf 4.

§ 2. Bijzondere regels voor de vergunning voor groothandel

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 5.5. Opleiding personeel

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

De houder van een vergunning voor groothandel draagt er zorg voor dat het personeel voldoende technisch geschoold is en de opgedragen werkzaamheden naar behoren kan verrichten.

Artikel 5.6. Noodplan

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

De houder van de vergunning voor groothandel beschikt over een noodplan voor het uit de handel nemen van een diergeneesmiddel.

§ 3. Bijzondere regels voor de vergunning voor kleinhandel

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 5.7. Verpakking bij afleveren aan een houder van dieren

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Een houder van een vergunning voor kleinhandel levert een diergeneesmiddel slechts af aan een houder van een dier met een niet verbroken, oorspronkelijke sluiting van de primaire verpakking en in voorkomend geval de buitenverpakking, en indien:

    • a. de houdbaarheidstermijn van het diergeneesmiddel niet verstreken is;

    • b. de aanduidingen op de primaire verpakking en in voorkomend geval de buitenverpakking of bijsluiter, in overeenstemming zijn met hoofdstuk 2, paragraaf 4;

    • c. het diergeneesmiddel, voor zover het is voorgeschreven, een goed zichtbare, duidelijk leesbare en onuitwisbare aanduiding van de volgende vermeldingen bevat:

      • 1°. het woord ‘dierenarts’, ‘apotheker’ of ‘vergunninghouder’;

      • 2°. de naam en het adres van de betreffende houder van de vergunning voor kleinhandel;

      • 3°. de datum van afleveren van het diergeneesmiddel.

  • 2 Het eerste lid, aanhef, is niet van toepassing indien:

    • a. een diergeneesmiddel wordt afgeleverd door een dierenarts of apotheker en

    • b. de oorspronkelijke sluiting is vervangen door een sluiting welke is voorzien van de naam en het adres van de betreffende dierenarts of apotheker.

Artikel 5.8. Plaats van afleveren van diergeneesmiddelen die zijn voorgeschreven

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Een houder van een vergunning voor kleinhandel houdt diergeneesmiddelen die uitsluitend worden afgeleverd na te zijn voorgeschreven, met het oog op het afleveren slechts voorhanden of in voorraad in een lokaal als bedoeld in artikel 5.2, en levert deze slechts af:

  • a. in een lokaal als bedoeld in artikel 5.2 aan een houder van een dier,

  • b. vanuit een lokaal als bedoeld in artikel 5.2 met een voor het diergeneesmiddel geschikte wijze van vervoer op het bedrijf van de houder van het dier dat behandeld wordt, of

  • c. vanuit een lokaal als bedoeld in artikel 5.2 met een voor het diergeneesmiddel geschikte wijze van vervoer aan huis bij de houder van het dier, indien het dier niet voor de productie wordt gehouden.

Artikel 5.8a. Gevoeligheidsbepaling bij afleveren aangewezen diergeneesmiddelen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 5.7 van het Besluit diergeneeskundigen en artikel 5.8 van de Regeling diergeneeskundigen zijn van overeenkomstige toepassing op het afleveren van diergeneesmiddelen.

§ 4. Vergunning voor kleinhandel dierenarts andere EER-lidstaat

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 5.9. Dierenarts uit andere EER-lidstaat

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Een dierenarts uit een andere EER-lidstaat die met toepassing van de Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties uitoefening van de diergeneeskunde is toegelaten tot uitoefening van de diergeneeskunde, is bevoegd om kleine, de dagelijkse behoeften niet overschrijdende hoeveelheden diergeneesmiddelen, waarvoor in Nederland geen vergunning voor het in de handel brengen is verstrekt, met uitzondering van immunologische diergeneesmiddelen, te vervoeren, voorhanden te hebben, toe te passen en af te leveren, indien is voldaan aan deze paragraaf.

Artikel 5.10. Voorwaarden toepassen en afleveren

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Het is de dierenarts, bedoeld in artikel 5.9, slechts toegestaan een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 5.9 toe te passen, af te leveren of met het oog daarop voorhanden of op voorraad te hebben indien:

  • a. voor het diergeneesmiddel in de EER-lidstaat waar de dierenarts als zodanig is gevestigd, overeenkomstig de bepalingen van richtlijn nr. 2001/82/EG een vergunning voor het in de handel brengen is verstrekt;

  • b. het diergeneesmiddel wordt toegepast onder de voorschriften die bij de vergunning voor het in de handel brengen in de lidstaat, bedoeld onder a, zijn gesteld met dien verstande dat:

    • 1°. de dierenarts bij het toepassen en afleveren van een diergeneesmiddel zich op de hoogte stelt van de geldende goede veterinaire praktijken, waaronder gidsen voor goede praktijken als bedoeld in artikel 8.44 van de wet;

    • 2°. de dierenarts de wachttermijn in acht neemt die vermeld staat op het etiket van het betrokken diergeneesmiddel, tenzij hij redelijkerwijs geacht kan worden te weten dat overeenkomstig goede veterinaire praktijken, waaronder gidsen voor goede praktijken als bedoeld in onderdeel 1° een langere wachttermijn is voorgeschreven;

  • c. de toe te passen hoeveelheid beperkt blijft tot een hoeveelheid die volgens goed veterinair gebruik voor de behandeling noodzakelijk is,

  • d. indien de dierenarts het diergeneesmiddel toepast bij voedselproducerende dieren, hij kan aantonen dat het betrokken diergeneesmiddel kwalitatief en kwantitatief hetzelfde of dezelfde werkzame bestanddelen bevat als een hier in Nederland voor eenzelfde therapeutisch doel met toepassing van artikel 2.1, eerste lid, van het besluit in de handel gebracht diergeneesmiddel,

  • e. het afleveren beperkt blijft tot hetgeen noodzakelijk is voor de voltooiing van de beoogde behandeling of therapie van door de dierenarts onderzochte dieren, en

  • f. de dierenarts het dier of de dieren waarvoor het diergeneesmiddel is bestemd onder zijn behandeling heeft.

Artikel 5.11. Voorwaarden voorhanden hebben en vervoeren

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Het is de dierenarts, bedoeld in artikel 5.9, slechts toegestaan een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 5.9 te vervoeren of met het oog daarop voorhanden of op voorraad te hebben indien:

  • a. voor het diergeneesmiddel in de EER-lidstaat waar de dierenarts als zodanig is gevestigd, overeenkomstig de bepalingen van richtlijn nr. 2001/82/EG een vergunning voor het in de handel brengen is verstrekt;

  • b. het diergeneesmiddel wordt vervoerd en voorhanden is onder de voorschriften die bij de vergunning voor het in de handel brengen in de lidstaat, bedoeld onder a, zijn gesteld;

  • c. de dierenarts kan aantonen dat een diergeneesmiddel dat hij voorhanden heeft of vervoert voor een toepassing bij voedselproducerende dieren kwalitatief en kwantitatief hetzelfde werkzame bestanddeel of dezelfde werkzame bestanddelen bevat als een hier in Nederland voor eenzelfde therapeutisch doel met een door de minister verstrekte vergunning of verleende vrijstelling of ontheffing in de handel gebracht diergeneesmiddel,

  • d. dit diergeneesmiddel zich bevindt in de oorspronkelijke primaire verpakking en buitenverpakking van degene, door wie het is vervaardigd, en

  • e. de aard en de hoeveelheid van het vervoerde diergeneesmiddel is afgestemd op de normale dagelijkse behoefte volgens goed veterinair gebruik voor de dieren waarvoor zijn hulp is ingeroepen.

Artikel 5.12. Verplichting mededeling wachttermijn

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

De dierenarts, bedoeld in artikel 5.9, deelt, direct na toegepassing of aflevering van een diergeneesmiddel, aan de houder van het dier schriftelijk de wachttermijn mede die vermeld wordt op het etiket of de bijsluiter van het betrokken diergeneesmiddel, tenzij het diergeneesmiddel vergelijkbaar is met een in Nederland in de handel gebracht diergeneesmiddel, gezien de informatie in de samenvatting van de productkenmerken van de beide betrokken diergeneesmiddelen, maar in Nederland een andere wachttermijn is vastgesteld, in welk geval hij deze wachttermijn aan de houder van het dier schriftelijk mededeelt.

§ 5. Afleveren op recept

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 5.13. Recept voor een diergeneesmiddel

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Het recept bevat in ieder geval de volgende informatie in onderstaande volgorde:

    • a. de datum van uitschrijven;

    • b. de benaming en het registratienummer van het voorgeschreven diergeneesmiddel;

    • c. de diersoort waarvoor het middel bestemd is;

    • d. de af te leveren hoeveelheid;

    • e. de naam en het adres van de betreffende dierenarts;

    • f. de naam van de ontvanger en het adres of uniek bedrijfsnummer van de locatie waar de dieren, waarvoor het recept bedoeld is, gehouden worden;

    • g. in voorkomend geval, de in acht te nemen wachttermijn en

    • h. de handtekening van de betreffende dierenarts dan wel een zodanig elektronisch verzonden kenmerk of, zonder te zijn ondertekend, met een zodanige code beveiligd document dat een daartoe bevoegde persoon of instantie de authenticiteit ervan kan vaststellen.

  • 2 In het recept is de hoeveelheid af te leveren diergeneesmiddelen beperkt tot hetgeen noodzakelijk is om de beoogde behandeling of therapie uit te kunnen voeren:

    • a. in een periode van maximaal één maand na de datum van uitschrijven of

    • b. in een periode van maximaal één jaar na de datum van uitschrijven, indien het diergeneesmiddelen betreft die op de primaire verpakking of in de bijsluiter zijn aangemerkt als:

      • 1°. ontwormingsmiddel,

      • 2°. middel tegen parasieten,

      • 3°. middel tegen schimmels,

      • 4°. kalmeringsmiddel.

  • 3 De dierenarts vermeldt op een recept voor het afleveren van een diergeneesmiddel als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, de frequentie van de behandeling.

Artikel 5.14. Afleveren diergeneesmiddel op recept

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 De dierenarts schrijft een recept uit om een diergeneesmiddel voor te schrijven, indien:

    • a. de vergunning voor het in de handel brengen van het diergeneesmiddel bepaalt dat het diergeneesmiddel slechts na het voorschrijven wordt afgeleverd of toegepast,

    • b. een vrijstelling of ontheffing voorziet in een voorschrijven door de dierenarts door middel van een recept, of

    • c. een diergeneesmiddel ex tempore wordt bereid.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, kan een diergeneesmiddel door een dierenarts bij een dier worden toegepast of afgeleverd zonder recept, indien:

    • a. de informatie, bedoeld in artikel 5.13, eerste lid, in de administratie van de houder van dieren wordt opgenomen of, indien de houder van dieren zijn administratie door de dierenarts laat uitvoeren, in die van de dierenarts en

    • b. geen nadere aanwijzingen van de dierenarts voor het gebruik, de toepassing of het bewaren van het diergeneesmiddel noodzakelijk zijn en daarbij, in voorkomend geval, een afwijkende wachttijd wordt vermeld.

  • 3 De houder van een vergunning voor kleinhandel maakt van iedere levering die betrekking heeft op een deel van het recept, aantekening op het recept, onder vermelding van de datum.

  • 4 De houder van een vergunning voor kleinhandel levert geen diergeneesmiddelen op recept af na het verstrijken van een periode als bedoeld in artikel 5.13, tweede lid, onderdeel a of onderdeel b, of in een hoeveelheid die niet overeenstemt met de volgens het recept nog uit te voeren behandelingen.

§ 6. Administratie vergunning voor groothandel en vergunning voor kleinhandel

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 5.15. Administratie vergunning voor groothandel

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 2 De administratie, bedoeld in het eerste lid, inzake de aankoop van diergeneesmiddelen bevat de facturen behorende bij de ontvangst met daarop of daarbij ten minste de volgende gegevens:

    • a. datum van de transactie;

    • b. benaming en, in voorkomend geval, het nummer van het diergeneesmiddel;

    • c. partijnummer;

    • d. uiterste gebruiksdatum;

    • e. ontvangen hoeveelheid;

    • f. naam van de leverancier.

  • 3 De administratie, bedoeld in het eerste lid, inzake de aflevering van diergeneesmiddelen aan een houder van een vergunning voor groothandel of een houder van een vergunning voor kleinhandel bevat de kopieën van facturen met daarop of daarbij ten minste de volgende gegevens:

    • a. datum van de transactie;

    • b. benaming en, in voorkomend geval, het nummer van het diergeneesmiddel;

    • c. partijnummer;

    • d. uiterste gebruiksdatum;

    • e. afgeleverde hoeveelheid, en

    • f. naam en adres van de ontvanger.

  • 4 De administratie, bedoeld in het eerste lid, inzake de aflevering van diergeneesmiddelen aan een houder van een vergunning voor groothandel of een houder van een vergunning voor kleinhandel bevat:

    • a. een betaalbewijs, voor zover het een transactie tegen betaling betreft, en

    • b. een bewijs voor aflevering met de gegevens, bedoeld in het derde lid.

Artikel 5.16. Administratie vergunning voor kleinhandel

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 2 De administratie, bedoeld in het eerste lid, inzake de aankoop van diergeneesmiddelen bevat de facturen behorende bij de ontvangst met daarop of daarbij ten minste de volgende gegevens:

    • a. datum van de transactie;

    • b. benaming en, in voorkomend geval, het nummer van het diergeneesmiddel;

    • c. partijnummer;

    • d. uiterste gebruiksdatum;

    • e. ontvangen hoeveelheid;

    • f. naam van de leverancier.

  • 3 De administratie, bedoeld in het eerste lid, inzake de aflevering van diergeneesmiddelen aan een houder van een vergunning voor kleinhandel of een houder van een vergunning voor groothandel bevat de kopieën van facturen met daarop of daarbij ten minste de volgende gegevens:

    • a. datum van de transactie;

    • b. benaming en, in voorkomend geval, het nummer van het diergeneesmiddel;

    • c. partijnummer;

    • d. uiterste gebruiksdatum;

    • e. afgeleverde hoeveelheid, en

    • f. naam en adres van de ontvanger.

  • 4 De administratie, bedoeld in het eerste lid, inzake de aflevering van diergeneesmiddelen aan een houder van dieren bevat:

    • a. het recept, bedoeld in artikel 5.13, voor zover een recept is uitgeschreven, en

    • b. kopieën van facturen met daarop of daarbij ten minste de volgende gegevens:

      • 1°. datum van de transactie;

      • 2°. benaming en, in voorkomend geval, het registratienummer van het diergeneesmiddel;

      • 3°. partijnummer;

      • 4°. afgeleverde hoeveelheid, en

      • 5°. naam en adres van de ontvanger of uniek bedrijfsnummer van de locatie waarop de dieren gehouden worden.

Artikel 5.17. Controle administratie en bewaartermijn

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 De houders van de vergunningen, bedoeld in de artikelen 5.15, eerste lid, en 5.16, eerste lid, houden ten minste éénmaal per kalenderjaar een nauwkeurige controle van de administratie, bedoeld in de artikelen 5.15 en 5.16 door vergelijking van de ontvangen en afgeleverde diergeneesmiddelen met de aanwezige voorraden, ten bewijze waarvan een verslag wordt gemaakt dat in elk geval de geconstateerde verschillen bevat.

  • 2 De administratie en de bescheiden die verband houden met de aantekeningen in de administratie bedoeld in artikel, 5.15, eerste lid, alsmede het verslag, bedoeld in het eerste lid, worden gedurende drie jaar bewaard.

  • 3 De administratie en de bescheiden die verband houden met de aantekeningen in de administratie, bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, alsmede het verslag, bedoeld in het eerste lid, worden gedurende vijf jaar bewaard.

Hoofdstuk 6. Diergeneesmiddelenbewaking

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 6.1. Uitvoering melding bijwerkingen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

De houder van een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel draagt er zorg voor dat een voor diergeneesmiddelenbewaking gekwalificeerde in de Europese Unie gevestigde persoon hem voordurend en zonder onderbreking bijstaat en verantwoordelijk is voor:

  • a. de totstandbrenging en het beheer van een systeem dat waarborgt dat gegevens over alle vermoedelijke bijwerkingen, die aan het personeel van de onderneming, waaronder het verkooppersoneel en de artsenbezoekers worden gemeld, bij het Bureau worden gemeld, geordend en toegankelijk gemaakt;

  • b. het opstellen van een verslag van alle vermoedelijke bijwerkingen en vermoedelijke bijwerkingen bij de mens die zich in een EER-lidstaat of in een derde land voordoen, overeenkomstig de bepalingen van de richtsnoeren, bedoeld in artikel 77, eerste lid, van richtlijn nr. 2001/82/EG;

  • c. een snelle en volledige beantwoording van elk verzoek van de minister om verstrekking van de nodige aanvullende gegevens voor de beoordeling van de aan een diergeneesmiddel verbonden voordelen en risico's, met inbegrip van gegevens over het afzetvolume van of het aantal recepten voor het betrokken diergeneesmiddel;

  • d. de verstrekking aan de minister van alle andere informatie die relevant is voor de beoordeling van de baten en risico's van een diergeneesmiddel, met inbegrip van relevante informatie over veiligheidsonderzoek na toelating.

Artikel 6.2. Administratie verslagen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 De houder van de vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel bewaart de verslagen, bedoeld in artikel 6.1, onderdeel b, ten minste vijf jaar.

  • 2 De verslagen, bedoeld in het eerste lid, bevatten in elk geval de meldingen voortkomend uit het systeem, bedoeld in artikel 6.1, onderdeel a, en gaan vergezeld van een wetenschappelijke beoordeling van de balans van de baten en de risico's van het diergeneesmiddel.

  • 3 De vergunninghouder overlegt de in het eerste lid bedoelde verslagen aan de minister op een eerste daartoe strekkend verzoek in een frequentie van:

    • a. ten minste eenmaal per zes maanden, vanaf het moment van verstrekken van de vergunning voor het in de handel brengen van het diergeneesmiddel waarop de verslagen betrekking hebben totdat het diergeneesmiddel voor het eerst in de handel wordt gebracht;

    • b. ten minste eenmaal per zes maanden, gedurende de eerste twee jaar na het voor het eerst in de handel brengen van het diergeneesmiddel waarop de verslagen betrekking hebben;

    • c. ten minste eenmaal per jaar in het derde en vierde jaar na het voor het eerst in de handel brengen van het diergeneesmiddel waarop de verslagen betrekking hebben;

    • d. ten minste eenmaal per drie jaar, vanaf het vijfde jaar na het voor het eerst in de handel brengen van het diergeneesmiddel waarop de verslagen betrekking hebben.

  • 4 De minister kan op aanvraag van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel in afwijking van het derde lid, onderdelen b tot en met d, en het vierde lid, in verband met de coördinatie van vergunningen voor diergeneesmiddelen tussen de Europese Commissie en EER-lidstaten voor de toepassing van de artikelen 2.31 tot en met 2.44 in samenhang met Verordening (EG) 1234/2008 besluiten een andere frequentie vast te stellen.

Artikel 6.3. Informatie onverwijlde melding

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

De houder van een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel stelt de bevoegde autoriteit van een EER-lidstaat, waar zich een voorval heeft voorgedaan, in voorkomend geval de minister, onverwijld doch uiterlijk binnen 15 dagen in kennis van:

  • a. alle nieuwe informatie die kan leiden tot wijziging van de gegevens op grond waarvan de vergunning is verstrekt, in het bijzonder:

    • 1°. alle andere nieuwe informatie die op de beoordeling van de voordelen en risico’s van het gebruik van dat diergeneesmiddel van invloed kan zijn;

    • 2°. elke vermoedelijke ernstige bijwerking of bijwerking bij de mens die zich in Nederland of in een derde land voordoet en waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat hij daarvan op de hoogte is of waarvan hij in kennis is gesteld;

    • 3°. elke vermoedelijke overdracht via een diergeneesmiddel van infectieuze stoffen die zich in een derde land voordoet en waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat hij daarvan op de hoogte is of waarvan hij in kennis is gesteld;

  • b. elke door hem voorgenomen wijziging van de gegevens op grond waarvan de vergunning is verstrekt.

Artikel 6.4. Evaluatie

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 2 De evaluatie heeft tot doel wijzigingen in de fabricage- en controlemethoden aan te brengen die nodig zijn om te waarborgen dat het diergeneesmiddel volgens algemeen aanvaarde wetenschappelijke methoden wordt vervaardigd en gecontroleerd als bedoeld in artikel 2.13, onderdeel b, van het besluit.

  • 3 Indien een evaluatie tot een wijziging van de fabricage- of controlemethoden leidt, neemt de houder van de vergunning voor het in de handel brengen alle maatregelen die noodzakelijk zijn voor wijziging van de gegevens die dienaangaande zijn vermeld in de documenten, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van het besluit.

Artikel 6.5. Melding aan de minister door een dierenarts

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Een dierenarts stelt de minister onverwijld doch uiterlijk binnen 15 dagen in kennis van elke vermoedelijk ernstige bijwerking, onverwachte bijwerking, of vermoedelijke bijwerking bij de mens, waaronder een verminderde werking of het ontbreken van de gestelde werking, bedoeld in artikel 2.19, derde lid, onderdeel a, onder 1°, bij toepassing van het diergeneesmiddel volgens de primaire verpakking of indien de toepassing niet op de primaire verpakking is vermeld de bijsluiter.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de dierenarts de melding, bedoeld in het eerste lid, bij de houder van de vergunning voor het in handel brengen doen.

Hoofdstuk 7. Diervoeders met medicinale werking

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

§ 1. Algemene regels

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 7.1. Lokalen voor opslag, bewaring of vervaardiging diervoeder met medicinale werking

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Lokalen waarin voormengsels voor diervoeder met medicinale werking of diervoeders met medicinale werking worden opgeslagen, bewaard of vervaardigd zijn zodanig ingericht dat verschillende producten niet onbedoeld met elkaar in contact kunnen komen of verwisseld kunnen worden.

  • 2 De lokalen, bedoeld in het eerste lid, zijn zodanig ingericht dat opslagruimtes voor voormengsels voor diervoeder met medicinale werking of diervoeders met medicinale werking niet toegankelijk zijn voor het publiek.

Artikel 7.2. Installaties voor vervaardiging diervoeder met medicinale werking

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Installaties die worden gebruikt voor vervaardiging van diervoeders met medicinale werking functioneren zodanig dat:

  • a. het gebruikte diervoeder en het voormengsel tot een homogeen en stabiel product worden vermengd;

  • b. versleping van stoffen andere dan stoffen, bedoeld in de artikelen 7.3, eerste lid en 7.4, eerste lid, van het besluit die bestemd zijn om in het betreffende diervoeder met medicinale werking verwerkt te worden, zo veel mogelijk wordt voorkomen;

  • c. een nauwkeurige dosering en weging mogelijk is.

Artikel 7.3. Vervaardiging diervoeder met medicinale werking

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan van toevoeging van het voormengsel na de hamermolen worden afgeweken indien de kwaliteit van het diervoeder met medicinale werking ten minste gelijk is aan de kwaliteit van het diervoeder met medicinale werking die wordt bereikt overeenkomstig het eerste lid.

Artikel 7.4. Opslag voormengsel voor diervoeder met medicinale werking en diervoeder met medicinale werking

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Voormengsels voor diervoeders met medicinale werking en diervoeders met medicinale werking worden op zodanige wijze opgeslagen dat:

  • a. een goede kwaliteit van de producten gewaarborgd wordt;

  • b. de producten geïdentificeerd kunnen worden;

  • c. verwisseling met andere producten wordt vermeden.

Artikel 7.5. Vervoer diervoeder met medicinale werking

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Wanneer een diervoeder met medicinale werking wordt vervoerd met een transportmiddel waarmee producten zijn vervoerd die bij vermenging met het diervoeder met medicinale werking schade kunnen toebrengen aan dit diervoeder met medicinale werking, wordt het transportmiddel op de aanwezigheid van de producten gecontroleerd en indien nodig, gereinigd.

Artikel 7.6. Bedrijfshygiëne

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Een houder van een vergunning voor vervaardiging als bedoeld in artikel 7.1, onderdeel a, van het besluit neemt passende maatregelen opdat een optimale bedrijfshygiëne wordt verzekerd en ongewenste wisselwerking tussen diergeneesmiddelen en diervoeders uitgesloten wordt.

Artikel 7.7. Bedrijfsinterne controle

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 3 De resultaten van de controles, bedoeld in het eerste lid, worden gedurende twee jaar bewaard.

Artikel 7.8. Etikettering

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 De verpakking van een diervoeder met medicinale werking vermeldt:

    • a. de vermelding ‘diervoeder met medicinale werking’;

    • b. de diersoort waarvoor het diervoeder met medicinale werking uitsluitend is bestemd;

    • c. de uiterste gebruiksdatum;

    • d. het netto gewicht;

    • e. de naam of handelsnaam en de woonplaats of plaats van vestiging van de houder van de vergunning voor vervaardiging als bedoeld in artikel 7.1, onderdeel a, van het besluit;

    • f. het nummer van de vergunning voor het in de handel brengen van het in het diervoeder met medicinale werking verwerkte diergeneesmiddel, vooraf gegaan door de letters ‘Reg. NL’;

    • g. de concentratie en de farmaceutische vorm van het in het diervoeder met medicinale werking verwerkte diergeneesmiddel;

    • h. de vermelding ‘wachttijd, zie recept’;

    • i. de vermelding ‘op recept van een dierenarts’.

  • 2 Indien het diervoeder met medicinale werking in losgestorte vorm in de handel wordt gebracht, worden de gegevens, genoemd in het eerste lid, vermeld op een geleidedocument.

§ 2. Verstrekking vergunning

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 7.9. Aanvraag van een vergunning voor vervaardiging of invoer

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Een aanvraag om een vergunning voor vervaardiging of invoer als bedoeld in artikel 7.1 van het besluit wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat daartoe door de minister beschikbaar is gesteld.

  • 2 Een aanvraag bevat ten minste een beschrijving van het proces van vervaardiging van diervoeders met medicinale werking.

§ 3. Uitvoer

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 7.10. Verklaring voor uitvoer

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Een aanvraag om een verklaring als bedoeld in artikel 7.10, tweede lid, van het besluit wordt ingediend met behulp van een door de minister vastgesteld formulier.

§ 4. Afleveren op recept

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 7.11. Afleveren diervoeder met medicinale werking op recept

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Een diervoeder met medicinale werking wordt uitsluitend aan een houder van dieren afgeleverd overeenkomstig een recept van een dierenarts.

  • 2 Indien het een diervoeder met medicinale werking betreft dat is bestemd voor de behandeling van dieren waarvan het vlees, de slachtafvalleen of de producten bestemd zijn voor menselijke consumptie, levert een houder van een vergunning voor vervaardiging of invoer, bedoeld in artikel 7.1, onderdeel a, van het besluit, niet meer diervoeder af dan de hoeveelheid die overeenkomstig het recept nodig is om de dieren gedurende één maand te behandelen.

Artikel 7.12. Recept voor een diervoeder met medicinale werking

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Het recept voor de aflevering van een diervoeder met medicinale werking wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage A bij Richtlijn 90/167/EEG, wordt voorzien van de datum van dagtekening van het recept en bestaat uit een origineel en drie afschriften.

  • 2 Het origineel en één afschrift van het recept zijn bestemd voor de houder van een vergunning voor vervaardiging of invoer, bedoeld in artikel 7.1, onderdeel a, van het besluit, van het voorgeschreven diervoeder met medicinale werking.

  • 3 De overige twee afschriften van het recept zijn bestemd voor de dierenarts en de houder van dieren.

  • 4 De houder van een vergunning voor vervaardiging of invoer, bedoeld in het tweede lid, overlegt het afschrift van het recept aan de houder van de dieren bij de aflevering van het voorgeschreven diervoeder met medicinale werking.

  • 5 Een recept geeft slechts eenmalig recht op aflevering van het diervoeder met medicinale werking en behandeling van het betrokken dier met het voorgeschreven diervoeder met medicinale werking binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van het recept.

  • 6 In het recept is de hoeveelheid af te leveren diervoeder met medicinale werking beperkt tot hetgeen noodzakelijk is om het met de behandeling beoogde doel te bereiken.

  • 7 Bij het uitschrijven van het recept vergewist de dierenarts zich ervan dat het diervoeder met medicinale werking niet dezelfde antibiotica of dezelfde coccidiostatica als werkzame stof bevat als die welke zijn verwerkt in de diervoeders die gewoonlijk worden gebruikt voor het voederen van de betreffende dieren.

§ 5. Administratie

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 7.13. Administratie vervaardiging diervoeder met medicinale werking

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Een houder van een vergunning voor het vervaardigen van een diervoeder met medicinale werking, voert een administratie inzake iedere transactie met diervoeders met medicinale werking.

  • 2 De administratie, bedoeld in het eerste lid, bevat:

    • a. het recept, bedoeld in artikel 7.12, eerste lid, en

    • b. bewijzen, waaronder de facturen bij de ontvangst en de kopieën van facturen voor de aflevering, met ten minste de volgende gegevens:

      • 1°. aard en hoeveelheid van de bereide en afgeleverde diervoeders met medicinale werking,

      • 2°. aard en hoeveelheid van de diervoeders met medicinale werking die op het bedrijf opgeslagen zijn,

      • 3°. aard en hoeveelheid van de diervoeders en de voormengsels voor diervoeders met medicinale werking die bij de bereiding van diervoeders met medicinale werking zijn gebruikt,

      • 4°. naam en adres van de ontvanger, en

      • 5°. naam en adres van de dierenarts door wie het recept voor het diervoeder met medicinale werking werd uitgeschreven.

  • 3 In de administratie worden de gegevens, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, onder 3, voor elk voormengsel voor een diervoeder met medicinale werking en voor elk diervoeder met medicinale werking afzonderlijk vermeld.

  • 4 De administratie en de bescheiden die verband houden met de aantekeningen in de administratie worden gedurende drie jaar bewaard.

Hoofdstuk 8. Onderzoeken, controle, toezicht op de naleving en sancties

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

§ 1. Controle en onderzoek

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 8.1. Beoordeling monsters vergunning voor het in de handel brengen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 De aanvrager van een vergunning voor het in handel brengen van een diergeneesmiddel draagt er zorg voor dat één of meer monsters van het betrokken diergeneesmiddel, van de werkzame stof of stoffen, dan wel, in voorkomend geval, van de tussenproducten of van andere bestanddelen tijdens de behandeling van de aanvraag om een vergunning voor het in handel brengen van een diergeneesmiddel voor de beoordeling van het diergeneesmiddel beschikbaar zijn.

  • 2 Het diergeneesmiddel wordt op verzoek van de minister binnen vijf weken gezonden aan een voor onderzoek door de minister aangewezen laboratorium.

Artikel 8.2. Controle van vervaardigde diergeneesmiddelen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

De houder van een vergunning voor het in handel brengen van een diergeneesmiddel en de houder van een vergunning voor vervaardiging dragen er zorg voor dat van elke partij één of meer monsters van het betrokken diergeneesmiddel, van de werkzame stof of stoffen, dan wel, in voorkomend geval, van de tussenproducten of van andere bestanddelen voor controle beschikbaar zijn.

Artikel 8.3. Controleverslagen van vervaardigde immunologische diergeneesmiddelen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 2 Binnen een redelijke termijn en uiterlijk binnen 30 dagen overlegt de minister na een controle zonder experimentele keuring, een partijvrijgifte certificaat, indien het diergeneesmiddel aan de vergunning voor het in de handel brengen voldoet.

Artikel 8.4. Monsters van vervaardigde immunologische diergeneesmiddelen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Onverminderd artikel 8.2 draagt de houder van een vergunning voor het in handel brengen van een immunologisch diergeneesmiddel er zorg voor dat van elke partij diergeneesmiddelen ten minste tot de uiterste gebruiksdatum ervan voldoende monsters in voorraad worden gehouden.

  • 2 De monsters worden op verzoek van de minister snel verschaft aan het voor onderzoek door de minister aangewezen laboratorium.

Artikel 8.5. Experimentele keuring van vervaardigde immunologische diergeneesmiddelen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 De minister kan, indien het om redenen van gezondheid van mens of dier noodzakelijk wordt geacht, artikel 82 van richtlijn 2001/82/EG toepassen en van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen verlangen dat van partijen van een immunologisch diergeneesmiddel vóór deze in de handel worden gebracht, van het product in onverpakte vorm of van het diergeneesmiddel aan de minister monsters worden verschaft voor experimentele keuring door een door de minister aangewezen laboratorium.

  • 2 Indien de houder van de vergunning voor het in de handel brengen van het diergeneesmiddel besluit om een partij diergeneesmiddelen de keuring, bedoeld in het eerste lid, niet te laten ondergaan, worden de diergeneesmiddelen niet in de handel gebracht.

  • 3 Indien de houder van de vergunning voor het in de handel brengen van het diergeneesmiddel besluit om een partij diergeneesmiddelen de keuring, bedoeld in het eerste lid, te laten ondergaan, zendt de houder van de vergunning voor het in de handel brengen met de monsters, bedoeld in het eerste lid, de volgende documenten:

    • a. een partijvrijgiftedocument;

    • b. een partijprotocol, dat is gedagtekend en ondertekend door de persoon die verantwoordelijk is voor de controle;

    • c. een schriftelijke verklaring dat met betrekking tot de ter controle aangeboden partij:

      • 1°. een voor die partij representatief monster bewaard wordt van een zodanige grootte, dat daarop een controle op conformiteit met de vergunning voor het in de handel brengen van het diergeneesmiddel kan worden verricht;

      • 2°. het monster, bedoeld in subonderdeel 1°, gedurende de houdbaarheidstermijn bewaard zal worden,

      • 3°. het in subonderdeel 1° bedoelde monster in elk geval een primaire verpakking van elk type omvat, indien de partij uit verschillende voor de gebruiker bestemde typen primaire verpakkingen bestaat, en

      • 4°. overeenstemming bestaat over het doen uitvoeren van een experimentele keuring.

  • 4 De houder van de vergunning voor het in de handel brengen stelt het monster, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, subonderdeel 1°, op verzoek van de minister binnen vijf dagen beschikbaar voor onderzoek door een door de minister aangewezen laboratorium.

Artikel 8.6. Partijvrijgifte van vervaardigde immunologische diergeneesmiddelen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 De uitslag van de keuring, bedoeld in artikel 8.5, eerste lid, wordt binnen een termijn van 60 dagen aan de houder van de vergunning voor het in de handel brengen van een immunologisch diergeneesmiddel, de houder van de vergunning voor vervaardiging van het betrokken diergeneesmiddel, de andere betrokken EER-lidstaten en het Europees Directoraat voor de geneesmiddelenkwaliteit medegedeeld.

  • 2 Indien de minister aan de Europese Commissie heeft medegedeeld dat voor het voltooien van analyses meer tijd nodig is, wordt de termijn, bedoeld in het eerste lid, verlengd met een termijn die nodig is om de analyses uit te voeren.

  • 3 Indien de uitslag gunstig is, wordt bij de mededeling een partijvrijgiftecertificaat verstrekt.

  • 4 Indien de uitslag gunstig is en de termijn, bedoeld in het eerste of tweede lid, verstreken is, is een partijvrijgiftecertificaat met overeenkomstige toepassing van 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van rechtswege verstrekt.

§ 2. Aanwijzing instelling monsteronderzoek

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 8.7. Officieel laboratorium voor controle van monsters

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Als laboratorium voor onderzoek van monsters bij controle of onderzoek als bedoeld in de artikelen 8.1, 8.3, 8.4 en 8.5 van het besluit alsmede de artikelen 8.1, 8.4 en 8.5, eerste en vierde lid, en als instelling als bedoeld in artikel 3.22, vierde lid, worden aangewezen:

  • a. Wageningen Bioveterinary Research van Stichting Wageningen Research;

  • b. Wageningen Food Safety Research van Stichting Wageningen Research;

  • c. Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

§ 3. Handhaving, controle en toezicht op de naleving aangewezen substanties als bedoeld in richtlijn 96/22/EG

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 8.8. Met aangewezen substanties behandelde dieren

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Het is een ieder verboden:

    • a. landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren waarbij op enigerlei wijze substanties als bedoeld in bijlage II en III van Richtlijn 96/22/EG met thyreostatische, oestrogene, androgene of gestagene werking alsmede ß- agonisten zijn toegepast in de handel te brengen;

    • b. landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren in de handel te brengen waarbij op enigerlei wijze in strijd met Verordening (EG) nr. 470/2009 zijn toegepast:

      • 1°. farmacologisch werkzame substanties als bedoeld in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010, of

      • 2°. farmacologisch werkzame substanties die in een lijst zijn ingedeeld overeenkomstig artikel 14, tweede lid, onderdeel d, van verordening (EG) nr. 470/2009;

    • c. landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren in de handel te brengen waarvoor in het geval van toediening van toegestane stoffen of producten de daarvoor voorgeschreven wachttijd niet in acht is genomen;

    • d. verwerkte producten of vlees van dieren als bedoeld in de onderdelen a en b in de handel te brengen.

  • 2 Het eerste lid, onderdelen a, b en d, is niet van toepassing op dieren als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en verwerkte producten of vlees van die dieren, indien bij die dieren diergeneesmiddelen zijn toegepast overeenkomstig bij of krachtens artikel 2.19 van de wet gestelde regels.

  • 3 Het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is niet van toepassing op dieren als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en verwerkte producten of vlees van die dieren, indien overeenkomstig de artikelen 18 en 19 van verordening (EG) nr. 470/2009 een actiedrempel voor een farmacologisch werkzame substantie is vastgesteld en deze actiedrempel niet is overschreden.

Artikel 8.9. Verantwoordelijkheid eigenaar van een inrichting voor de eerste verwerking

[Vervallen per 14-12-2019]

Artikel 8.10. Kwaliteitscontrole

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 2 Bij kwaliteitscontrole als bedoeld in het eerste lid:

    • a. worden de zelfcontrolemaatregelen opgenomen in daarvoor in aanmerking komende algemene voorwaarden voor merken en labels;

    • b. vervallen de voordelen, verbonden aan de deelname aan een kwaliteitscontrolesysteem, voor een bedrijf ten aanzien waarvan vanwege niet-naleving van regels als bedoeld in het eerste lid, maatregelen als bedoeld in artikel 138, eerste lid, van verordening (EU) 2017/625 of artikel 5.10, 5.11 of 5.12 van de wet maatregelen zijn getroffen, gedurende een periode van ten minste twaalf maanden vanaf de datum vanaf de datum dat deze maatregelen zijn opgeheven.

Artikel 8.14. Retributie kosten analyse van monsters

[Vervallen per 14-12-2019]

Artikel 8.15. Uit de handel nemen en vernietigen

[Vervallen per 14-12-2019]

Artikel 8.16. Retributie uit de handel nemen en vernietiging

[Vervallen per 14-12-2019]

Artikel 8.17. Retributie kosten monsterneming

[Vervallen per 14-12-2019]

Artikel 8.18. Retributie kosten bij tegenspraak

[Vervallen per 14-12-2019]

Artikel 8.19

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

De Minister is bevoegd tot aanwijzing van nationale referentielaboratoria als bedoeld in artikel 100, eerste lid, eerste zin, van verordening (EU) 2017/625, ten aanzien van onderwerpen die diergeneesmiddelen of substanties als bedoeld in artikel 8.8 betreffen.

Hoofdstuk 9. Retributies

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

§ 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 9.1. Betaling

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Voor de betaling van een op grond van deze regeling verzonden factuur met betrekking tot een retributie geldt een betalingstermijn van dertig dagen, gerekend vanaf de datering van de factuur.

  • 2 Indien dertig dagen na de datering van de in het eerste lid bedoelde factuur het verschuldigde niet is voldaan, deelt de minister aan de schuldenaar mede, dat zolang het verschuldigde niet is voldaan, de behandeling van de aanvraag, het verrichten van werkzaamheden of het leveren van materialen is opgeschort tot:

    • a. de factuur is voldaan, of

    • b. betaling van de verschuldigde bedragen naar het oordeel van de minister voldoende is gegarandeerd door borgstelling door een door de schuldenaar voorgestelde bankinstelling, welke instelling zich voor twee jaar borg stelt voor betaling van de verschuldigde bedragen.

  • 3 Na de mededeling, bedoeld in het tweede lid, kan worden overgegaan tot gerechtelijke invordering.

  • 4 Voor zover verschuldigd, is de omzetbelasting in het tarief begrepen.

Artikel 9.2. Instandhoudingsvergoeding

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 2 In afwijking van het eerste lid bedraagt de jaarlijkse vergoeding van kosten voor homeopathische diergeneesmiddelen als bedoeld in de artikel 3.4 van het besluit € 261,–.

  • 3 In afwijking van het eerste lid bedraagt de jaarlijkse vergoeding van kosten voor homeopathische diergeneesmiddelen als bedoeld in de artikel 3.5, eerste lid, van het besluit voorzover dit artikel betrekking heeft op gezelschapsdieren en exotische diersoorten € 261,–.

  • 6 In afwijking van het eerste lid bedraagt de jaarlijkse vergoeding van kosten na een melding als bedoeld in artikel 4.1, tweede lid, van het besluit: € 30,–.

  • 7 In afwijking van het eerste lid bedraagt de vergoeding een gedeelte van een jaar nadat de vergunning is verstrekt naar rato van het aantal maanden waarin het is toegestaan het diergeneesmiddel in de handel te brengen.

Artikel 9.3. Feitelijke werkzaamheden

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

  • 1 Voor de vergoeding van kosten terzake van een onderzoek, bedoeld in artikel 9.1, eerste lid, onderdeel g, van de Wet dieren met betrekking tot diergeneesmiddelen of andere substanties worden in aanmerking genomen:

    • a. het onderzoek naar de redenen voor de aanwezigheid van residuen in de onderzochte monsters op enig bedrijf waar de bemonsterde dieren of producten van afkomstig zijn of kunnen zijn;

    • b. het nemen van monsters;

    • c. de analyse van de genomen monsters;

    • d. overige onderzoeken.

  • 2 De kosten, bedoeld in het eerste lid, worden door de minister in rekening gebracht en zijn, in voorkomend geval, opgebouwd uit de volgende componenten:

    • a. laboratoriumkosten;

    • b. met de analyse van de monsters gemoeide verzendkosten;

    • c. administratiekosten;

    • d. verblijfskosten van de bij de werkzaamheden betrokkenen;

    • e. reiskosten van de bij de werkzaamheden betrokkenen;

    • f. een bedrag per uur per met de werkzaamheden belaste persoon;

    • g. overige kosten die verband houden met de werkzaamheden.

  • 3 Indien kosten in rekening worden gebracht in verband met een controle op aangewezen substanties in dieren of dierlijke producten als bedoeld in artikel 8.8 kan het in het eerste lid bedoelde bedrag in rekening worden gebracht tezamen met voor de uitvoering van hoofdstuk 8, paragraaf 3, in rekening te brengen kosten.

§ 2. Retributies met betrekking tot de vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Artikel 9.4. Retributie vergunning in de handel brengen diergeneesmiddel bestemd voor dieren die voor de productie van levensmiddelen zijn bestemd

[Regeling vervallen per 28-01-2022]

Ingeval het diergeneesmiddel is bedoeld om mede of uitsluitend te worden toegepast bij dieren die voor de productie van levensmiddelen zijn bestemd bedragen de kosten, bedoeld in artikel 9.1, eerste lid, onderdeel a, in samenhang met artikel 2.19, eerste lid, van de wet voor de behandeling van een aanvraag om een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel bestemd voor dieren die voor de productie van levensmiddelen zijn bestemd: