Bijlage bij Circulaire Rijksbrede handelwijze bij terugvordering, kenmerk 2012-0000730522
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
Onderstaand wordt het juridisch toetsingskader bij terugvordering nader toegelicht.
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
Onder ‘bezoldiging’ worden volgens artikel 115, eerste lid, van de Ambtenarenwet verstaan alle bedragen waarop:
-
• de ambtenaar als zodanig uit hoofde van zijn dienstbetrekking aanspraak heeft
-
• de gewezen ambtenaar uit hoofde van zijn vroegere dienstbetrekking aanspraak heeft
of waarop zijn nabestaanden uit hoofde van zijn overlijden aanspraak hebben.
Onder ‘ambtenaar’ worden volgens artikel 115, tweede lid, van de Ambtenarenwet ook verstaan de nabestaanden van een ambtenaar die uit hoofde van zijn overlijden
pensioen genieten.
Artikel 116a van de Ambtenarenwet bepaalt dat door de Staat of de openbare lichamen onverschuldigd betaalde bezoldiging
kan worden teruggevorderd.
Artikel 117 van de Ambtenarenwet bepaalt dat met de door de Staat of de openbare lichamen verschuldigde bezoldiging
kan worden verrekend hetgeen de ambtenaar als zodanig aan hen zelf verschuldigd is.
Verrekening kan plaatshebben ondanks gelegd beslag of toegepaste korting als bedoeld
in artikel 118, eerste lid. Verrekening is slechts geldig in zoverre een beslag op die bezoldiging geldig zou
zijn. De beslagvrije voet moet hierbij in acht worden genomen. De beslagvrije voet
bedraagt 90% van de bijstandsnorm (inclusief vakantiegeld). De bijstandsnorm is afhankelijk
van de persoonlijke omstandigheden (alleenstaand, gehuwd, al dan geen kinderen). Naast
salaris en toeslagen zijn ook pensioenen, wachtgelden, uitkeringen, vakantiegeld en
op geld te waarderen vakantiedagen voor verrekening vatbaar.
Artikel 115, eerste lid, onder b, en tweede lid, van de Ambtenarenwet en artikel 102, tweede lid, van het ARAR, bepalen dat bij overlijden van de ambtenaar het terug te vorderen bedrag kan worden
verrekend met de na te betalen bezoldiging en met de overlijdensuitkering.
In sommige gevallen geldt een beslagverbod en dus ook een verrekeningsverbod. Voor
ambtenaren is uitdrukkelijk in de wet (artikel 116, tweede lid van de Ambtenarenwet) geregeld dat voor de onkostenvergoeding een beslag, en dus ook een verrekeningsverbod-
geldt. Er is geen beslagverbod voor vakantiegeld opgenomen.
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
Op grond van artikel 4:86 van de Awb moet het terug te vorderen bedrag en de termijn waarbinnen de betaling moet plaatsvinden
bij beschikking worden vastgesteld.
De terugvorderingsbeschikking is een besluit tot vaststelling van een financiële verplichting
waar de ambtenaar bezwaar tegen kan aantekenen. De betrokken ambtenaar hoeft daar
niet van te voren over te worden gehoord (artikel 4:12 van de Awb).
Op grond van artikel 4:87 van de Awb moet het gehele bedrag binnen zes weken na bekendmaking van de beschikking zijn betaald,
tenzij een andere termijn is bepaald dan wel is afgesproken.
Artikel 4:93 van de Awb bepaalt dat verrekening van geldschulden slechts mogelijk is voor zover in die bevoegdheid
bij wettelijk voorschrift is voorzien en voor zover beslag op de aanspraak van de
ambtenaar mogelijk zou zijn. Hierin voorziet artikel 117 van de Ambtenarenwet.
Artikel 4:94 van de Awb maakt het mogelijk om een betalingsregeling met de betrokken ambtenaar te treffen,
door het verlenen van uitstel van betaling.
Op grond van artikel 4:97 en 4:98 van de Awb kan wettelijke rente in rekening worden gebracht als de ambtenaar niet binnen de
voorgeschreven termijn betaalt.
c. Fiscale regelgeving
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
In de fiscale regelgeving is bepaald dat teveel betaald (bruto) loon mag worden verrekend
met nog te betalen (bruto) loon. Over het (verminderde) bedrag dat na die verrekening
resteert wordt dan loonheffing berekend. Op die wijze wordt (een deel van) de destijds
betaalde loonheffing met de ambtenaar verrekend. Eventuele verschillen in loonheffing
kunnen mogelijk bij de aanslag inkomstenbelasting worden gecorrigeerd. Indien er een
vordering wordt vastgesteld over een verstreken kalenderjaar en de ambtenaar heeft
geen aanspraak meer op bezoldiging, dan zal het bruto bedrag van de ambtenaar moeten
worden teruggevorderd. In dat geval mag de ambtenaar het door hem terugbetaalde bedrag
in mindering brengen op het loon dat hij bij zijn aangifte doet over het jaar van
terugbetaling.
Termijnen
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
Uit de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep kan het volgende worden afgeleid
betreffende de termijn waarover terugvordering mogelijk is.
-
a) Vijf jaren termijn
Er kan tot vijf jaar na het ontstaan van de vordering (d.w.z. na de eerste kennisgeving
door het bevoegd gezag van de onverschuldigde betaling) worden teruggevorderd als
de (gewezen)medewerker niet alleen kennis droeg van het onverschuldigd betaalde bedrag
of daarvan redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn maar die fout bovendien door
zijn toedoen is ontstaan.
‘Redelijkerwijs niet kunnen weten’ wordt door de Centrale Raad van Beroep zeer restrictief
uitgelegd. Voor ‘zijn toedoen’ is kwade trouw niet noodzakelijk. Het is voldoende
als de onverschuldigde betaling is ontstaan doordat de ambtenaar verkeerde inlichtingen
heeft verstrekt of heeft nagelaten tijdig inlichtingen te verstrekken. Dit kan bijvoorbeeld
het geval zijn bij onjuiste registratie van genoten vakantiedagen in P-direkt, waardoor
bij een latere eventuele afkoop van vakantiedagen te veel wordt uitbetaald.
-
b) Twee jaren termijn
Tot twee jaar na het ontstaan van de vordering kan worden teruggevorderd voor zover
de ambtenaar kennis droeg van het onverschuldigd betaalde bedrag of daarvan redelijkerwijs
op de hoogte had kunnen zijn. Het kan bijvoorbeeld gaan om abusievelijk te hoog uitgekeerde
bezoldiging na vaststelling van een salarisverhoging. Hoewel de (gewezen)medewerker
kennis van de fout had kunnen dragen, is de fout niet door toedoen van de (gewezen)medewerker
ontstaan.
-
c) Zes maanden termijn
Tenslotte is er nog een zes maanden termijn. Die houdt in dat de termijn waarover
terugvordering mogelijk is, wordt beperkt tot maximaal zes maanden nadat de ambtenaar
een signaal heeft afgegeven dat hij teveel ontving. Het bedrag dat het bestuursorgaan
na die termijn van zes maanden teveel uitbetaalt kan niet worden teruggevorderd of
verrekend. Betalingen die hebben plaatsgevonden voorafgaand aan of tijdens die zes
maanden kunnen wel worden teruggevorderd (uiteraard met inachtneming van de verjaringstermijnen
onder a. en b.)
Schuldsanering
[Regeling vervallen per 01-01-2020]
In een situatie van schuldsanering kan gedurende een periode van 3 jaar onverschuldigd
betaalde bezoldiging niet worden verrekend met de aanspraak op bezoldiging. In dat
geval moet de vordering worden ingediend bij de bewindvoerder. Het is aan de bewindvoerder
om op grond van de Faillissementswet een lijst van schuldeisers op te stellen en die te rangschikken op eventuele preferentie.