de aanwezigheid van een, niet voor de volksgezondheid schadelijke, besmettelijke dierziekte,
die een risico vormt voor andere bedrijven of de aanwezigheid van een voor pluimvee
schadelijke substantie in de omgeving, in het voer of drinkwater op een niveau dat
niet schadelijk is voor de mens, die buitenproportionele schade, al dan niet potentieel,
kan opleveren voor ondernemingen in de pluimveesector en niet al bij uitsluiting door
de centrale overheid in relatie tot dierziektebestrijding of op grond van de Kaderwet diervoeders wettelijk geregeld wordt;
|