Bijlage 1. Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg 2017
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg 2017
RIVM Briefrapport 2017-0109
Publiekssamenvatting
Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg 2017
Op basis van ritgegevens over het jaar 2016 heeft het RIVM berekend hoeveel ambulances
er in Nederland nodig zijn. Op werkdagen overdag zijn er 608 ambulances nodig, 10
meer dan uit de doorrekening over 2015 bleek. Ook zijn er in de avond, nacht en in
het weekend meer ambulances nodig. ’s Avonds op werkdagen zijn er bijvoorbeeld 6 ambulances
meer nodig dan in de vorige doorrekening. In het weekend varieert dit tussen 3 en
7 ambulances, afhankelijk van de dag en het tijdstip.
De belangrijkste oorzaak voor het toegenomen aantal benodigde ambulances is de stijging
van het aantal ritten. Het aantal spoedeisende ritten steeg in 2016 met 6 procent
ten opzichte van 2015, het aantal besteld vervoer inzetten met 2 procent.
De benodigde capaciteit van de ambulancezorg in Nederland wordt berekend met behulp
van een zogeheten referentiekader. Dit kader definieert het aantal ambulances waarmee
de ambulancezorg in Nederland kan worden uitgevoerd, gegeven een aantal randvoorwaarden,
zoals de tijd na een melding waarbinnen een ambulance ter plaatse moet zijn en de
spreiding van de standplaatsen.
In opdracht van het ministerie van VWS heeft het RIVM het referentiekader in 2017
geactualiseerd met cijfers over het gebruik van ambulancezorg in Nederland in 2016.
Kernwoorden: ambulancezorg, referentiekader, spreiding en beschikbaarheid, capaciteitsmodel
Synopsis
Frame of reference for distribution and availability of ambulance care 2017
Based on ride data for 2016, RIVM calculated how many ambulances are needed in the
Netherlands. On workdays 608 ambulances are needed during the day, 10 more than calculated
for 2015. More ambulances are also needed in the evening, during the night and in
weekends. During the evening on workdays, for example, 6 more ambulances are needed
than in the previous calculation. On weekends, this varies between 3 and 7 ambulances,
depending on the day and time.
The main reason for the increasing number of ambulances needed is the rise in the
number of services. The number of emergency services increased by 6 percent in 2016
compared to 2015, while the number of the planned services increased by 2 percent.
The required capacity of ambulance care in the Netherlands is calculated using a national
ambulance plan. This is a framework that defines the number of ambulances with which
ambulance care can be carried out in the Netherlands, given a number of preconditions,
such as the time after notification within which an ambulance must be on site and
the distribution of the stations.
On behalf of the Ministry of Health, Welfare and Sport, RIVM updated the national
ambulance plan in 2017 with figures on the use of ambulance care in the Netherlands
in 2016.
Keywords: ambulance care, national ambulance plan, distribution and availability,
capacity model
Inhoudsopgave
Samenvatting
|
3
|
|
|
|
1
|
Inleiding
|
5
|
|
|
|
2
|
Productiecijfers 2016
|
6
|
|
|
|
2.1
|
Productie 2016
|
6
|
2.2
|
Nadere selecties voor het referentiekader
|
7
|
2.3
|
Gemiddelde ritduur
|
10
|
|
|
|
3
|
Referentiekader spreiding en beschikbaarheid 2017
|
11
|
|
|
|
4
|
Conclusies en discussie
|
14
|
|
|
|
Referenties
|
16
|
|
|
|
Bijlage 1: Regio-indeling
|
17
|
|
|
|
Bijlage 2: Spreiding referentiekader 2017
|
18
|
|
|
|
Bijlage 3: Selectie en herverdelen van inzetten
|
21
|
Samenvatting
Het Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg is een model voor de
ambulancezorg waarin per RAV-regio in Nederland wordt vastgesteld hoeveel ambulances
minimaal nodig zijn om aan de vraag naar ambulancezorg te voldoen. Het referentiekader
wordt periodiek geactualiseerd. In 2017 is het referentiekader opnieuw doorgerekend
op basis van productiecijfers van de ambulancezorg over het jaar 2016. In deze actualisatie
is gebruik gemaakt van dezelfde rekenmodellen als in de vorige doorrekening die in
2016 heeft plaatsgevonden.
Productie 2016 in het referentiekader-2017
De capaciteitsberekeningen van het referentiekader zijn gebaseerd op de productiecijfers
over 2016. Op basis van de uitgangspunten en randvoorwaarden van het referentiekader
wordt een aantal inzetten uit de productie weggelaten. Dit betreft inzetten zonder
tijdenregistratie en inzetten van een rapid responder waarbij er een tweede ambulance
is ingezet. Op basis van deze filters wordt 1,2% van de productie over 2016 uit de
selectie gefilterd. Het referentiekader gaat uit van 1.297.875 inzetten, waarvan 624.492
met A1-urgentie, 333.771 met A2-urgentie en 339.612 B-inzetten. In vergelijking met
de cijfers voor het referentiekader-2016 is dat een productiestijging van 4,8%.
Bewerking voor het referentiekader
Voor het referentiekader is er één bewerking van de gegevens, namelijk een herverdeling
van spoedritten. Deze herverdeling wordt ook wel een ‘correctie voor burenhulp’ genoemd.
Op basis van het adres waar de ambulance de patiënt heeft verzorgd, het ‘afhaaladres’,
worden inzetten toegewezen aan de dichtstbijzijnde standplaats, op basis van kortste
rijtijd. De standplaats bepaalt aan welke RAV de productie voor de capaciteitsberekening
wordt toegewezen. De standplaatslocaties zijn afkomstig uit het spreidingsplan van
het referentiekader. Door de herverdeling kan een deel van de productie van een RAV
worden toegewezen aan een andere RAV. Het totaal aantal inzetten blijft onveranderd
door de herverdeling. B-inzetten worden niet herverdeeld maar blijven toegewezen aan
de RAV die de inzet heeft uitgevoerd.
Gemiddelde ritduur
De gemiddelde ritduur is geschat aan de hand van een selectie van ritten met valide
tijdenregistratie. Landelijk is de gemiddelde ritduur van A1-inzetten in 2016 met
3 minuten en 43 seconden toegenomen naar 66 minuten en 24 seconden. De gemiddelde
ritduur van A2-inzetten is met 27 seconden licht toegenomen naar 63 minuten en 30
seconden. De gemiddelde ritduur van het besteld vervoer is in 2016 met 6 minuten en
29 seconden afgenomen tot 73 minuten en 43 seconden.
Uren ambulancezorg in de capaciteitsberekening
De capaciteitsberekeningen van het referentiekader worden uitgevoerd op regionaal
niveau, met differentiatie naar dagsoort en uur van de dag. In het model wordt op
detailniveau het aantal uren ambulancezorg bepaald waarvoor ambulancecapaciteit nodig
is. In totaal gaat het referentiekader uit van 1.453.909 uren verleende ambulancezorg
in 2016, een stijging van 4,4% ten opzichte van 2015. Daarvan zijn 1.001.842 uren
spoedeisende ambulancezorg en 452.067 uren besteld vervoer. Het jaar 2016 was een
schrikkeljaar waardoor er meer uren beschikbaar waren dan in 2015. De productiestijging
van 4,4% kon dus in een iets groter aantal beschikbare uren worden verzorgd. Het capaciteitsmodel
rekent met de productiviteit van de ambulancezorg, het aantal uren geleverde ambulancezorg
per beschikbaar uur. In 2016 steeg deze met 4,1%, van 159 in 2015 naar 166 in 2016.
Op basis van deze cijfers, die per RAV verschillen, is de benodigde capaciteit in
het referentiekader berekend.
Resultaten referentiekader-2017
Op werkdagen overdag (8-16 uur) zijn 608 ambulances nodig. Dit zijn tien meer dan
in het referentiekader-2016. Op werkdagen in de nacht (0-8 uur) zijn er vier ambulances
meer nodig, in de avonduren (16-24 uur) zijn er zes ambulances meer nodig. In de weekenddagen
varieert het aantal extra benodigde ambulances van drie tot zeven, afhankelijk van
het tijdstip op de dag. Omgerekend naar het aantal benodigde diensten betekent dit
dat volgens het referentiekader-2017 er 8.803 diensten ambulancezorg nodig zijn. Een
dienst is hierbij gedefinieerd als het verlenen van 8 uur ambulancezorg door een ambulanceteam.
Voor het verlenen van ambulancezorg over een etmaal zijn dan drie diensten nodig,
voor een week zijn 21 diensten nodig. Het aantal van 8.803 diensten is 1,6% meer dan
in het referentiekader-2016 was berekend over het productiejaar 2015.
Discussie: stijging van de productie
Een aantal regio’s met een bovengemiddelde productiestijging is gevraagd naar de achtergronden
van de productietoename, de volgende verklaringen zijn gegeven.
-
– De stijging in 2016 is incidenteel. Als de lange termijn ontwikkelingen worden beschouwd
is de stijging in 2016 niet (significant) verschillend van de veranderingen in de
afgelopen jaren. Er zijn sterke regionale schommelingen in productiegroei die kunnen
afwijken van landelijke trends.
-
– Door een verandering in de indicatie van ambulancezorg op bepaalde meldkamers is er
een verschuiving van A1-inzetten naar A2-inzetten geweest. Deze verandering had te
maken met een andere codering in het triagesysteem ProQA waardoor meldingen die voorheen
met een A1-urgentie werden gecodeerd, A2-urgentie kregen.
-
– In sommige regio’s is er een sterke toename geweest van het aantal aanvragen door
huisartsen en huisartsenposten. Voor een deel kan dit verklaard worden door veranderingen
in het triagesysteem op de huisartsenposten. Ook de toenemende vraag naar zorg in
andere delen van het spoedzorgsysteem zorgt voor een extra druk op de ambulancezorg.
-
– Veranderingen in het aanbod van SEH’s (afname) hebben veranderingen in de ambulancezorg
tot gevolg, met meer inzetten met een langere ritduur. Bovendien zijn er meer voertuigbewegingen
nodig om de dekking in een gebied te borgen, omdat ambulances verder weg moeten rijden
om patiënten naar een geschikte SEH te brengen.
-
– Een sterke stijging van het aantal 112-meldingen, vooral door personen van 70 jaar
en ouder. Vermoedelijk komt dit door het feit dat ouderen steeds langer thuis blijven
wonen en door een vergrijzende bevolking. Daarnaast is er een sterke stijging van
112-meldingen in verband met verwarde personen.
-
– Een toenemende kans op klachten en claims bij incidenten leidt ertoe dat ambulanceteams
patiënten vaker naar een SEH brengen, om deze klachten en claims te voorkomen. Ook
wordt nu meer dan vroeger aandacht en tijd besteed aan het volledig maken van registraties
van inzetten, met een langere ritduur als gevolg.
Discussie: stijging A2-inzetten
Een deel van de stijging van het aantal A2-inzetten kan verklaard worden door regionale
verschillen in het registreren van afgebroken inzetten in het zogenaamde ‘DIA-protocol’.
Volgens dit protocol wordt een ambulance onder A2-urgentie ingezet voordat een melding
is afgerond. Doel hiervan is het realiseren van een kortere responstijd. Als na afronding
van de melding blijkt dat een inzet niet nodig is wordt de inzet afgebroken en wordt
de ambulance teruggeroepen. In sommige regio’s komen deze afgebroken inzetten in de
productie voor, in andere regio’s niet. Deze diversiteit leidt ertoe dat de productiecijfers
van de regio’s niet helemaal vergelijkbaar zijn.
Discussie: stijging van het aantal benodigde ambulances
De productiestijging van 4,4% in 2016 in de cijfers voor het referentiekader leidt
niet tot een evenredige stijging van het aantal benodigde ambulances of diensten.
Dit komt door het niet-lineaire karakter van het capaciteitsmodel. In de capaciteitsberekeningen
heeft een productiestijging tot gevolg dat de bezettingsgraad van ambulances toeneemt.
Deze toename gaat door tot het punt wordt bereikt dat de kans dat er geen ambulance
beschikbaar is bij een nieuwe melding meer dan 5% is. Door deze ‘bufferruimte’ stijgen
de uitkomsten van het model minder hard dan de inputs.
Aanbevelingen
-
1. Aanbevolen wordt om meer eenduidigheid te krijgen in het registreren van afgebroken
DIA-inzetten zodat de regionale productie van A2-inzetten beter vergelijkbaar wordt.
Deze aanbeveling is gericht aan de ambulancesector en moet er toe leiden dat de onzuiverheden
in de productiecijfers kleiner worden.
-
2. Aanbevolen wordt om meer inzicht te krijgen in de effecten van ontwikkelingen in het
acute zorgsysteem in zijn geheel op de ambulancezorg. Het acute zorgsysteem is een
dynamisch systeem waarin veranderingen in de ene sector effecten kunnen hebben in
andere sectoren. Veranderingen in het aanbod van SEH’s kunnen gevolgen hebben voor
de ambulancezorg of acute huisartsenzorg (HAP’s). Veranderingen in triage en zorgindicatie
kunnen effecten hebben op verschillende delen van het acute zorgsysteem. De vraag
is wat de gevolgen zijn voor de benodigde ambulancecapaciteit en paraatheid. Om eerder
inzicht te krijgen in mogelijke knelpunten door veranderingen in het acute zorg systeem
is het aan te bevelen om een integraal stroommodel te ontwikkelen waarmee deze ontwikkelingen
integraal kunnen worden geanalyseerd.
-
3. Ten slotte wordt aanbevolen om een toekomstverkenning te maken van het referentiekader.
In een toekomstverkenning kunnen verschillende beleidsscenario’s worden uitgewerkt
voor het gebruik van ambulancezorg. Een basisscenario bij ongewijzigd beleid en alternatieve
scenario’s waarin er bepaalde sturing is op de groei van het gebruik van ambulancezorg.
De toekomstverkenning kan inzicht geven in de toekomstige benodigde capaciteit en
kan behulpzaam zijn voor de planning van opleiding van ambulanceverpleegkundigen en
-chauffeurs.
1. Inleiding
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Het Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg is een model voor de ambulancezorg waarin per RAV in Nederland wordt vastgesteld
hoeveel ambulances minimaal nodig zijn om aan de vraag naar ambulancezorg te voldoen.
Daarbij wordt eveneens rekening gehouden met de capaciteit die nodig is om voldoende
geografische dekking te garanderen. In het referentiekader wordt aan de hand van vooraf
gekozen uitgangspunten en randvoorwaarden modelmatig de benodigde spreiding en capaciteit
berekend. De uitgangspunten en randvoorwaarden beschrijven een bepaald minimumniveau
voor de spreiding en beschikbaarheid van de ambulancezorg. Het rekenmodel waarmee
de benodigde capaciteit wordt berekend is hierop toegesneden. De berekeningen zijn
gebaseerd op ritgegevens van de ambulancezorg in een basisjaar.
De minister van VWS stelt het referentiekader vast. Dat gebeurde voor het eerst in
2004, actualisaties volgden in 2008, 2013 en in 2016 (Ministerie van VWS, 2004; 2008;
2013; 2016). De uitkomsten van het referentiekader vormen de basis voor het bekostigingsmodel
voor de ambulancezorg dat door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) wordt beheerd.
Het RIVM beheert de rekenmodellen voor het referentiekader en rekent deze in opdracht
van het ministerie van VWS door (PVAZ, 2004), (Kommer en Zwakhals, 2009; 2013a; 2016).
Naast deze rapportages van het referentiekader zijn de afgelopen jaren drie achtergrondrapporten
gepubliceerd (Kommer en Zwakhals, 2011; 2013; Kommer et al.; 2017). In het meest recente achtergrondrapport is onderzocht hoe de capaciteitsberekeningen
van het referentiekader beter kunnen aansluiten bij de praktijk van dynamisch ambulance
management en de uitvoering van besteld vervoer.
Actualisatie van het referentiekader in 2017
In opdracht van het ministerie van VWS heeft het RIVM het referentiekader in 2017
geactualiseerd. Dit rapport geeft hiervan verslag. De rekenmodellen, uitgangspunten
en randvoorwaarden zijn gelijk aan het referentiekader-2016. Het enige verschil ten
opzichte van 2016 is gelegen in de ritgegevens. Het referentiekader-2016 maakte gebruik
van ritgegevens over het productiejaar 2015, het referentiekader-2017 is gebaseerd
op ritgegevens over 2016. De ritgegevens, het aantal inzetten en de ritduur, bepalen
het aantal uren ambulancezorg waarop de capaciteitsberekeningen zijn gebaseerd.
Terminologie
In de toelichting op de bewerking van de ritgegevens voor de doorrekening van het
referentiekader is het noodzakelijk om bepaalde kenmerken van de ambulancezorg en
de geregistreerde ritgegevens te bespreken. De terminologie die in dit rapport wordt
gehanteerd sluit aan bij het Uniform Begrippenkader Ambulancezorg van Ambulancezorg Nederland (AZN, 2013). Voor de leesbaarheid wordt in enkele gevallen
alternatieve terminologie gebruikt. Meestal wordt de term inzet gehanteerd voor een dienstverlening door een ambulance maar soms spreken we van een
rit. In de meeste gevallen vindt er bij een inzet/rit daadwerkelijk vervoer van de patiënt
plaats, dit zijn declarabele inzetten. In een aantal gevallen wordt ter plaatse eerste hulp verleend maar vindt
geen vervoer van de patiënt plaats. Dit zijn EHGV-inzetten (Eerste hulp geen vervoer). In sommige gevallen wordt geen patiënt aangetroffen of wordt ter plaatse geconcludeerd
dat hulpverlening niet noodzakelijk is. In die gevallen is er noch hulpverlening geweest
noch vervoer. Dit zijn zogenaamde loze ritten. In al deze gevallen is de ambulance ter plaatse gekomen. Er zijn ook gevallen
waarbij de inzet vroegtijdig wordt geannuleerd of afgebroken. Als de ambulance op
het tijdstip van annulering al rijdt is er sprake van een afgebroken rit. Als het ambulanceteam wel een opdracht heeft gekregen, maar nog niet is uitgerukt,
is er sprake van een geannuleerde rit. Inzetten van de ambulance hebben altijd een urgentiecodering. Voor spoedeisende
inzetten is dit een A-urgentie. Bij levensbedreigende situaties wordt een inzet onder
A1-urgentie uitgevoerd, anders is er A2-urgentie. Naast de spoedeisende inzetten zijn
er ook planbare inzetten. Dit zijn inzetten waarbij een tijdstip wordt afgesproken
voor het halen of brengen van een patiënt. Vaak wordt de patiënt van of naar een ziekenhuis
of andere zorginstelling gebracht voor therapie of behandeling. Het planbare vervoer
wordt soms ook besteld vervoer of B-vervoer genoemd.
De regio-indeling van het referentiekader wijkt af van de reguliere RAV-indeling omdat
in het referentiekader de zogenaamde ‘eilandbenadering’ wordt gehanteerd. In deze
benadering wordt de capaciteitsberekening voor de Waddeneilanden, voor Goeree-Overflakkee
en voor de Zeeuwse (schier-)eilanden apart berekend. Ook wordt de capaciteitsberekening
voor de regio’s Zaanstreek-Waterland en Amsterdam-Amstelland apart gedaan, waar deze
twee regio’s in de praktijk in veel opzichten organisatorisch één geheel vormen. In
Bijlage 1 is een nummering gegeven van de regio’s zoals in het referentiekader gehanteerd.
Deze nummering wordt in een aantal tabellen in dit rapport gehanteerd. Voor de productiecijfers,
zoals gehanteerd in het sectorrapport Ambulances in-zicht, hanteren we de term ‘RAV’, voor de indeling van het referentiekader hanteren we
de term ‘regio’.
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 worden de productiecijfers van de Nederlandse ambulancezorg besproken.
Paragraaf 2.1 geeft de cijfers zoals de ambulancesector publiceert in het sectorrapport
Ambulances in-zicht. De selecties die voor het referentiekader zijn gedaan worden in paragraaf 2.2 besproken.
In paragraaf 2.3 zijn de cijfers van de gemiddelde ritduur gegeven. Hoofdstuk 3 geeft
de resultaten van de capaciteitsberekeningen van het referentiekader. Hoofdstuk 4
geeft de conclusies en geeft een discussie op de actualisatie van het referentiekader.
2. Productiecijfers 2016
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Cijfers over de vraag naar, het aanbod van en de prestaties in de ambulancezorg in
Nederland wordt jaarlijks door Ambulancezorg Nederland (AZN) gepubliceerd in het sectorrapport
Ambulances in-zicht. Het RIVM verzorgt sinds 2008 de verzameling en analyse van de logistieke gegevens.
In de jaarlijkse cyclus wordt in januari begonnen met het verzamelen van ritgegevens.
Meestal zijn de productie- en prestatiecijfers in juni vastgesteld. Voor deze vaststelling
is er afstemming van de RIVM-analyses met de 24 Regionale Ambulancevoorzieningen (RAV’s).
Er wordt aan elke RAV goedkeuring gevraagd van de door het RIVM geanalyseerde productie-
en prestatiecijfers.
Dit hoofdstuk beschrijft de selecties van ritgegevens voor het referentiekader. De
productiecijfers van de Nederlandse ambulancezorg liggen aan de basis van het referentiekader
(paragraaf 2.1). Voor het referentiekader wordt een aantal inzetten uitgesloten, dit
gebeurt op grond van de uitgangspunten van het referentiekader (paragraaf 2.2). Voor
de schattingen van de gemiddelde ritduur zijn enkele specifieke selecties gedaan (paragraaf
2.3).
2.1. Productie 2016
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
De productie van de Nederlandse ambulancezorg in 2016 is gegeven in tabel 2.1. Deze
cijfers hebben betrekking op de reguliere productie en zijn (2015-data) of worden
(2016-data) gepubliceerd in Ambulances in-zicht (AZN, 2016; 2017). Details over de selectie van deze productiecijfers met een toelichting
op welke inzetten wel of niet worden meegenomen, zijn gegeven in Bijlage 3.
De totale productie van de ambulancezorg is in 2016 met 4,8% toegenomen. De stijging
van het spoedvervoer is met 5,7% ruim twee en een half maal zo groot als de stijging
van het besteld vervoer. Opvallend is de sterke stijging van het aantal A2-inzetten
in een aantal regio’s en de grote verschillen in groeicijfers tussen de regio’s. Bij
inzetten met A2-urgentie varieert de groei tussen -2,2 tot +44%, bij het besteld vervoer
varieert het tussen -11,1 en +14,7%. Wel gaat het in sommige gevallen om relatief
kleine aantallen inzetten. Ruim 48% van de productie in 2016 bestaat uit inzetten
met A1-urgentie. Het aandeel van inzetten met A2-urgentie is 26%, het aandeel besteld
vervoer is ook 26%. Een aantal RAV’s is gevraagd naar achtergronden van de productiestijging
in 2016. In hoofdstuk 4 wordt dit besproken.
Tabel 2.1: Productiecijfers 2016 per RAV en de verandering ten opzichte van 2015 (bron:
AZN 2016; 2017, cijfers bewerkt door RIVM).
nr
|
RAV
|
2016
|
Toename 2015-2016 (%)
|
A1
|
A2
|
B
|
Totaal
|
A1
|
A2
|
B
|
Totaal
|
1
|
Groningen
|
26.072
|
12.992
|
14.559
|
53.623
|
7,0
|
9,1
|
3,0
|
6,4
|
2
|
Friesland
|
24.865
|
13.349
|
11.197
|
49.411
|
6,3
|
6,5
|
4,0
|
5,8
|
3
|
Drenthe
|
20.827
|
10.947
|
10.358
|
42.132
|
6,2
|
3,5
|
10,4
|
6,5
|
4
|
IJsselland
|
14.626
|
10.583
|
8.996
|
34.205
|
1,9
|
4,1
|
3,3
|
2,9
|
5
|
Twente
|
14.474
|
14.887
|
10.987
|
40.348
|
9,4
|
3,5
|
3,5
|
5,5
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
21.417
|
15.744
|
11.169
|
48.330
|
3,1
|
7,8
|
14,7
|
7,1
|
7
|
Midden Gelderland
|
20.625
|
13.562
|
9.562
|
43.749
|
3,3
|
12,8
|
0,3
|
5,4
|
8
|
Gelderland Zuid
|
15.557
|
12.662
|
11.517
|
39.736
|
–1,5
|
8,3
|
7,0
|
3,9
|
9
|
Utrecht
|
36.404
|
26.632
|
30.349
|
93.385
|
4,1
|
4,6
|
2,6
|
3,7
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
25.522
|
10.350
|
8.417
|
44.289
|
5,6
|
19,4
|
2,5
|
7,9
|
11
|
Amsterdam/Waterland
|
71.227
|
18.997
|
38.126
|
128.350
|
6,3
|
12,6
|
1,0
|
5,5
|
12
|
Kennemerland 1
|
25.321
|
11.370
|
9.760
|
46.451
|
1,2
|
44,0
|
0,2
|
8,9
|
14
|
Gooi- en Vechtstreek
|
8.254
|
3.756
|
6.176
|
18.186
|
–1,3
|
14,3
|
1,4
|
2,5
|
15
|
Haaglanden
|
48.306
|
23.909
|
28.538
|
100.753
|
0,5
|
13,8
|
2,9
|
4,1
|
16
|
Hollands Midden
|
30.425
|
12.976
|
13.636
|
57.037
|
0,4
|
23,4
|
–4,6
|
3,5
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
53.236
|
25.980
|
33.430
|
112.646
|
3,2
|
9,1
|
2,5
|
4,3
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
18.005
|
8.301
|
9.449
|
35.755
|
2,2
|
4,9
|
–0,8
|
2,0
|
19
|
Zeeland
|
14.504
|
8.675
|
5.681
|
28.860
|
4,6
|
2,3
|
–5,0
|
1,9
|
20
|
Midden- en West Brabant
|
40.563
|
25.018
|
20.832
|
86.413
|
2,0
|
13,4
|
5,4
|
5,9
|
21
|
Brabant-Noord
|
21.978
|
14.152
|
8.673
|
44.803
|
5,9
|
8,3
|
8,6
|
7,2
|
22
|
Brabant-Zuidoost
|
26.473
|
13.507
|
12.621
|
52.601
|
1,3
|
12,7
|
4,0
|
4,7
|
23
|
Limburg Noord
|
18.518
|
12.229
|
6.515
|
37.262
|
4,4
|
–2,2
|
–11,1
|
–0,8
|
24
|
Zuid Limburg
|
21.263
|
12.415
|
15.526
|
49.204
|
5,8
|
0,2
|
–3,2
|
1,4
|
25
|
Flevoland
|
14.413
|
7.063
|
4.246
|
25.722
|
8,9
|
10,5
|
–5,9
|
6,6
|
|
Totaal
|
632.875
|
340.056
|
340.320
|
1.313.251
|
3,7
|
9,6
|
2,2
|
4,8
|
1) De productiecijfers van RAV Kennemerland over 2015 zijn gecorrigeerd voor inzetten
van de ambulancedienst van Schiphol. In 2016 zijn inzetten van de ambulancedienst
van Schiphol buiten de productie van RAV Kennemerland gehouden.
2.2. Nadere selecties voor het referentiekader
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Voor de capaciteitsberekeningen van het referentiekader worden drie soorten inzetten
uit de productie niet meegenomen. Het gaat dan om inzetten zonder tijdenregistratie,
inzetten van rapid responders waarbij er een tweede voertuig is ingezet en inzetten
van de ambulancedienst van Schiphol. Na het uitfilteren van deze inzetten is er nog
een bewerking van de ritgegevens, hierbij worden de spoedritten herverdeeld naar de
dichtstbijzijnde (op basis van kortste rijtijd) standplaats en de bijbehorende RAV,
op basis van de locatie van het incident, het ‘afhaaladres’.
-
1.
Inzetten zonder tijdsregistratie
Deze inzetten worden niet meegenomen in de capaciteitsberekeningen omdat deze niet
kunnen worden toegedeeld naar het uur van de dag. In totaal worden hierdoor 1.589
inzetten uitgefilterd: 469 A1-inzetten, 412 A2-inzetten en 708 B-inzetten. Dit komt
overeen met 0,1% van de totale productie in 2016.
-
2.
Inzetten van rapid responders
met inzet van een tweede voertuig
De inzet van de rapid responder wordt in het referentiekader als ‘dubbel’ gezien en
niet meegenomen in de productie. In totaal worden om deze reden 13.085 inzetten uitgefilterd:
7.253 A1-inzetten en 5.832 A2-inzetten. Dit komt overeen met 1,4% van het totaal aantal
spoedeisende inzetten in 2016.
-
3.
Ambulancedienst Schiphol
Inzetten van de ambulancedienst van Schiphol worden niet meegenomen in de capaciteitsberekeningen.
In 2016 waren deze inzetten niet in de productiecijfers van RAV Kennemerland meegenomen,
cijfers van de ambulancedienst van Schiphol hoefden dus niet te worden uitgefilterd.
Bijlage 3 geeft details van deze selecties.
Tabel 2.2: Uitgefilterde inzetten in de selecties voor het referentiekader-2017.
Productiecijfers-2016
|
A1
|
A2
|
B
|
Totaal
|
Totale productie 1
|
632.875
|
340.056
|
340.320
|
1.313.251
|
|
|
|
|
|
Inzetten zonder tijdsregistratie
|
469 –
|
412 –
|
708 –
|
1.589–
|
Rapid responder inzetten met een vervolgauto
|
7.914 –
|
5.873 –
|
0 –
|
13.787 –
|
|
|
|
|
|
Totale productie in referentiekader
|
624.492
|
333.771
|
339.612
|
1.297.875
|
Aandeel in totale productie (%)
|
98,7
|
98,2
|
99,8
|
98,8
|
1) De productie 2016 is conform Tabel 2.1.
Herverdeling naar dichtstbijzijnde standplaats
De capaciteitsberekening van het referentiekader is gebaseerd op 1.297.875 inzetten
in 2016. Dit komt overeen met 98,8% van de totale productie. Op de inzetten wordt
nog een bewerking uitgevoerd voordat deze in de capaciteitsberekeningen worden gebruikt.
Spoedeisende inzetten, met A1- of A2-urgentie, worden toegedeeld aan de dichtstbijzijnde
standplaats. Deze toedeling is gebaseerd op een berekening van verzorgingsgebieden
van standplaatsen van het spreidingsplan van referentiekader. Deze kunnen afwijken
van de werkelijke standplaatsen. De spoedritten worden toegewezen aan de verzorgingsgebieden
op basis van het afhaaladres van de inzet. Het totaal aantal spoedeisende inzetten
blijft gelijk, er vindt dus een herverdeling plaats tussen regio’s. Dit wordt ook
wel een correctie naar ‘burenhulp’ of ‘grensoverschrijdende assistentie’ genoemd.
Het besteld vervoer wordt niet herverdeeld. Het B-vervoer blijft bij de RAV die de
productie heeft uitgevoerd. Vanwege de eilandbenadering die het referentiekader hanteert is het wel noodzakelijk dat het besteld vervoer
van de eilanden wordt bepaald. Deze toedeling gebeurt op basis van afhaaladres van
de inzet. Op deze manier is ook de productie van het besteld vervoer van de RAV Amsterdam-Waterland
opgesplitst naar de regio’s Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-Waterland. De B-inzetten
van RAV Zeeland die een afhaaladres buiten de provincie Zeeland hebben zijn toegekend
aan Walcheren-Bevelanden.
Inzetten in het buitenland
Spoedeisende inzetten in het buitenland worden wel meegenomen in de capaciteitsberekeningen
maar vallen buiten de herverdeling. Het betreft hier reguliere inzetten in de grensstreek
met Duitsland en België. Inzetten van specifieke buitenlandvervoerders, voor bijvoorbeeld
repatriëring van patiënten uit het buitenland, vallen buiten de reguliere productie.
Spoedritten in het buitenland worden niet meegenomen in de herverdeling van spoedritten
omdat buitenlandse adressen niet voorkomen in de verzorgingsgebieden van standplaatsen.
De buitenlandse inzetten worden toegewezen aan de uitvoerende RAV. De ritgegevens
zijn wel meegenomen in de berekening van de gemiddelde ritduur. In 2016 zijn 519 inzetten
in het buitenland uitgevoerd, 81 inzetten met A1-urgentie, 47 met A2-urgentie en 391
B-inzetten.
Tabel 2.3 geeft een overzicht op RAV-niveau van het aantal inzetten dat uit de selectie
is gefilterd en de aantallen inzetten in de herverdeling van spoedritten tussen regio’s.
In bijlage 3 is een tabel opgenomen met een detailoverzicht van de aantallen inzetten
in de herverdeling. Tabel 2.4 geeft de aantallen inzetten naar urgentie zoals in het
capaciteitsmodel van het referentiekader gehanteerd.
Tabel 2.3: Overzicht van de spoedritten per RAV na selecties en herverdeling voor
het referentiekader.
Nr.
|
RAV
|
Productie 2016
|
Uitgefilterd obv criteria uit Tabel 2.2
|
Netto verschil van herverdeling van spoedritten
|
Totaalaantal spoedritten in referentiekader
|
Waarvan inzetten in het buitenland (2)
|
1
|
Groningen
|
39.064
|
201
|
456
|
39.319
|
0
|
2
|
Friesland
|
38.214
|
311
|
233
|
38.136
|
0
|
3
|
Drenthe
|
31.774
|
0
|
–115
|
31.659
|
1
|
4
|
IJsselland
|
25.209
|
397
|
–1.572
|
23.240
|
2
|
5
|
Twente
|
29.361
|
512
|
618
|
29.467
|
1
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
37.161
|
201
|
–347
|
36.613
|
3
|
7
|
Midden Gelderland
|
34.187
|
618
|
–847
|
32.722
|
0
|
8
|
Gelderland Zuid
|
28.219
|
536
|
–623
|
27.060
|
107
|
9
|
Utrecht
|
63.036
|
2.694
|
–1.590
|
58.752
|
0
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
35.872
|
707
|
–1.289
|
33.878
|
0
|
11
|
Zaanstreek-Waterland (1)
|
21.030
|
0
|
187
|
21.217
|
0
|
12
|
Kennemerland
|
36.691
|
583
|
–205
|
35.904
|
0
|
13
|
Amsterdam-Amstelland
|
69.194
|
1.184
|
2.713
|
70.725
|
0
|
14
|
Gooi- en Vechtstreek
|
12.010
|
144
|
619
|
12.485
|
0
|
15
|
Haaglanden
|
72.215
|
692
|
480
|
72.003
|
0
|
16
|
Hollands Midden
|
43.401
|
0
|
–712
|
42.689
|
0
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
79.216
|
2.047
|
–2.047
|
75.122
|
0
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
26.306
|
233
|
3.006
|
29.079
|
0
|
19
|
Zeeland
|
23.179
|
306
|
840
|
23.713
|
3
|
20
|
Midden- en West Brabant
|
65.581
|
1.233
|
66
|
64.414
|
0
|
21
|
Brabant-Noord
|
36.130
|
601
|
1.242
|
36.771
|
0
|
22
|
Brabant-Zuidoost
|
39.980
|
400
|
–745
|
38.835
|
0
|
23
|
Limburg Noord
|
30.747
|
462
|
–587
|
29.698
|
1
|
24
|
Zuid Limburg
|
33.678
|
292
|
–52
|
33.334
|
10
|
25
|
Flevoland
|
21.476
|
314
|
268
|
21.430
|
0
|
|
Totaal
|
972.931
|
14.688
|
0
|
958.263
|
128
|
1) De productie van RAV Zaanstreek-Waterland is bepaald op basis van afhaaladres.
2) Naast de spoedritten in het buitenland zijn er ook 391 B-inzetten in het buitenland
uitgevoerd. Deze B-inzetten zijn meegenomen in de capaciteitsberekeningen.
Tabel 2.4: Productiecijfers 2016 per regio zoals gehanteerd in het referentiekader
spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg 2017.
Regio
|
A1
|
A2
|
B
|
Totaal
|
1
|
Groningen
|
26.393
|
12.926
|
14.559
|
53.878
|
2
|
Friesland
|
23.993
|
12.735
|
11.009
|
47.737
|
3
|
Drenthe
|
20.685
|
10.974
|
10.358
|
42.017
|
4
|
IJsselland
|
13.379
|
9.861
|
8.996
|
32.236
|
5
|
Twente
|
14.754
|
14.713
|
10.987
|
40.454
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
21.058
|
15.555
|
11.169
|
47.782
|
7
|
Gelderland Midden
|
19.676
|
13.046
|
9.561
|
42.283
|
8
|
Gelderland Zuid
|
14.937
|
12.123
|
11.517
|
38.577
|
9
|
Utrecht
|
34.267
|
24.485
|
30.349
|
89.101
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
23.345
|
9.386
|
8.290
|
41.021
|
11
|
Zaanstreek-Waterland
|
16.511
|
4.706
|
4.969
|
26.186
|
12
|
Kennemerland
|
24.651
|
11.252
|
9.760
|
45.663
|
13
|
Amsterdam-Amstelland
|
55.915
|
14.810
|
33.157
|
103.882
|
14
|
Gooi en Vechtstreek
|
8.287
|
4.198
|
6.176
|
18.661
|
15
|
Haaglanden
|
48.288
|
23.715
|
28.538
|
100.541
|
16
|
Hollands Midden
|
29.739
|
12.950
|
13.636
|
56.325
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
49.107
|
23.601
|
31.584
|
104.292
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
19.874
|
9.206
|
9.449
|
38.529
|
20
|
Midden- en West-Brabant
|
39.858
|
24.556
|
20.832
|
85.246
|
21
|
Brabant-Noord
|
22.397
|
14.374
|
8.673
|
45.444
|
22
|
Brabant-Zuidoost
|
25.817
|
13.018
|
12.621
|
51.456
|
23
|
Limburg Noord
|
18.065
|
11.633
|
6.515
|
36.213
|
24
|
Zuid Limburg
|
21.091
|
12.243
|
15.526
|
48.860
|
25
|
Flevoland
|
14.411
|
7.019
|
4.246
|
25.676
|
30
|
Texel
|
773
|
372
|
127
|
1.272
|
31
|
Vlieland
|
71
|
51
|
18
|
140
|
32
|
Terschelling
|
416
|
368
|
72
|
856
|
33
|
Ameland
|
196
|
198
|
68
|
462
|
34
|
Schiermonnikoog
|
53
|
55
|
30
|
138
|
35
|
Goeree-Overflakkee
|
1.652
|
762
|
1.139
|
3.553
|
36
|
Schouwen-Duiveland
|
1.450
|
880
|
178
|
2.508
|
37
|
Tholen
|
773
|
382
|
76
|
1.231
|
38
|
Walcheren en Bevelanden
|
8.546
|
5.217
|
3.271
|
17.034
|
39
|
Zeeuws-Vlaanderen
|
4.064
|
2.401
|
2.156
|
8.621
|
|
Totaal
|
624.492
|
333.771
|
339.612
|
1.297.875
|
2.3. Gemiddelde ritduur
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
In de capaciteitsberekening van het referentiekader wordt het aantal benodigde ambulances
bepaald aan de hand van het aantal uren ambulancezorg dat is geleverd. Het aantal
uren ambulancezorg wordt berekend door het aantal inzetten van tabel 2.4 te vermenigvuldigen
met een gemiddelde ritduur. De ritduur is gedefinieerd als de tijd tussen het tijdstip
‘einde rit’ en het tijdstip ‘vertrek ambulance’. Als het tijdstip ‘einde rit’ niet
is geregistreerd wordt uitgegaan van het tijdstip ‘vrijmelden’. In de berekening van
de gemiddelde ritduur worden extreme waarden niet meegenomen:
-
– de gemiddelde ritduur voor spoedritten is gebaseerd op ritten met een ritduur kleiner
dan 4 uur;
-
– de gemiddelde ritduur voor besteld vervoer is gebaseerd op ritten met een ritduur
groter dan 10 minuten en kleiner dan 8 uur.
De gemiddelde ritduur wordt per regio (34 regio’s) en urgentietype (3 urgenties),
per tijdsinterval van twee uur (12 blokuren) en soort dag (werkdag, zaterdag, zondag)
berekend. In totaal is van 3.672 combinaties van regio-urgentie-blokuur-dagsoort de
gemiddelde ritduur bepaald. Inzetten in het buitenland in 2016 zijn integraal meegenomen
in de berekening van de gemiddelde ritduur. Tabel 2.5 geeft een overzicht van de geaggregeerde
gemiddelde ritduur per regio en urgentieklasse en een vergelijking met de cijfers
van 2015.
Landelijk is de gemiddelde ritduur van A1-inzetten in 2016 met 3 minuten en 43 seconden
toegenomen naar 66 minuten en 24 seconden. De gemiddelde ritduur van A2-inzetten is
met 27 seconden licht toegenomen naar 63 minuten en 30 seconden. De gemiddelde ritduur
van het besteld vervoer is in 2016 met 6 minuten en 29 seconden afgenomen tot 73 minuten
en 43 seconden.
Tabel 2.5: Gemiddelde ritduur per regio in 2015 en 2016 naar urgentieklasse (minuten
en decimalen).
RAV
|
A1
|
A2
|
B
|
2016
|
Verschil tov 2015 (%)
|
2016
|
Verschil tov 2015 (%)
|
2016
|
Verschil tov 2015 (%)
|
1
|
Groningen
|
70,5
|
0,0
|
67,3
|
–4,9
|
75,8
|
–11,6
|
2
|
Friesland
|
68,8
|
–0,2
|
67,5
|
–5,0
|
76,3
|
–12,4
|
3
|
Drenthe
|
61,9
|
2,8
|
57,7
|
–2,1
|
67,7
|
–17,2
|
4
|
IJsselland
|
68,2
|
–0,5
|
66,0
|
–3,1
|
83,1
|
–17,0
|
5
|
Twente
|
66,6
|
2,9
|
66,9
|
1,2
|
77,8
|
–8,3
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
66,4
|
–1,0
|
63,2
|
–7,8
|
68,7
|
–22,4
|
7
|
Gelderland Midden
|
57,9
|
–1,3
|
56,9
|
–4,8
|
69,0
|
–12,3
|
8
|
Gelderland Zuid
|
61,9
|
0,1
|
57,2
|
–2,6
|
74,9
|
–14,6
|
9
|
Utrecht
|
66,4
|
–1,4
|
63,3
|
–4,9
|
76,0
|
–9,8
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
64,8
|
–0,7
|
58,9
|
–9,0
|
75,8
|
–10,1
|
11
|
Zaanstreek-Waterland
|
58,4
|
0,9
|
56,0
|
–10,8
|
64,4
|
–23,4
|
12
|
Kennemerland
|
59,7
|
0,6
|
49,2
|
–18,5
|
65,7
|
–13,4
|
13
|
Amsterdam-Amstelland
|
57,1
|
–2,9
|
58,7
|
–2,8
|
74,6
|
0,2
|
14
|
Gooi en Vechtstreek
|
53,6
|
2,1
|
54,1
|
–1,7
|
54,5
|
–7,0
|
15
|
Haaglanden
|
60,7
|
0,3
|
59,7
|
–4,4
|
64,9
|
–7,3
|
16
|
Hollands Midden
|
65,4
|
2,5
|
59,5
|
–4,3
|
69,5
|
–8,0
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
64,6
|
–1,1
|
57,5
|
–6,4
|
69,9
|
–9,8
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
63,0
|
0,3
|
58,4
|
–3,7
|
64,0
|
–11,1
|
20
|
Midden- en West-Brabant
|
60,7
|
1,3
|
55,4
|
–3,6
|
66,4
|
–12,7
|
21
|
Brabant-Noord
|
63,4
|
0,5
|
57,6
|
–6,6
|
73,6
|
–13,8
|
22
|
Brabant-Zuidoost
|
57,5
|
–2,6
|
52,1
|
–8,6
|
70,1
|
–12,5
|
23
|
Limburg Noord
|
63,5
|
–1,2
|
63,1
|
–1,9
|
70,2
|
–19,2
|
24
|
Zuid Limburg
|
55,1
|
0,0
|
53,8
|
–3,0
|
60,2
|
–12,2
|
25
|
Flevoland
|
58,1
|
–2,2
|
60,2
|
–3,5
|
63,8
|
–14,7
|
30
|
Texel
|
97,9
|
–3,8
|
86,1
|
–17,7
|
116,6
|
7,5
|
31
|
Vlieland
|
68,8
|
–15,7
|
78,6
|
–5,8
|
83,1
|
–0,9
|
32
|
Terschelling
|
89,6
|
2,0
|
92,2
|
4,5
|
99,1
|
–11,3
|
33
|
Ameland
|
76,9
|
1,4
|
74,5
|
–7,8
|
92,7
|
–13,0
|
34
|
Schiermonnikoog
|
69,8
|
–19,0
|
69,7
|
–18,9
|
104,2
|
–2,5
|
35
|
Goeree-Overflakkee
|
68,5
|
–0,3
|
67,2
|
–1,7
|
88,4
|
–4,7
|
36
|
Schouwen-Duiveland
|
81,9
|
–3,9
|
81,6
|
–4,3
|
90,6
|
–11,9
|
37
|
Tholen
|
80,8
|
3,5
|
75,7
|
–1,2
|
95,1
|
9,6
|
38
|
Walcheren en Bevelanden
|
67,0
|
–1,8
|
66,5
|
–8,7
|
79,4
|
–17,4
|
39
|
Zeeuws-Vlaanderen
|
66,6
|
–1,1
|
62,3
|
–6,4
|
78,2
|
–12,7
|
|
Landelijk
|
66,4
|
5,9
|
63,5
|
0,7
|
73,7
|
–8,1
|
3. Referentiekader spreiding en beschikbaarheid 2017
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de doorrekening van het capaciteitsmodel
van het referentiekader gepresenteerd. Het capaciteitsmodel en de manier waarop de
berekening van de benodigde capaciteit plaatsvindt, is beschreven in achtergrondrapporten
(Kommer en Zwakhals, 2011; 2013). Zonder in de details van deze rapporten te treden
schetsen we hier kort de globale berekeningswijze.
Input: aantal uren ambulancezorg
Het capaciteitsmodel van het referentiekader berekent het aantal benodigde ambulances
aan de hand van de ritgegevens in hoofdstuk 2. Het aantal inzetten vermenigvuldigd
met de gemiddelde ritduur geeft een aantal uren ambulancezorg waarvoor de capaciteit
wordt bepaald. Voor het referentiekader wordt uitgegaan van 1.453.909 uren ambulancezorg,
waarvan 1.001.842 uren spoedeisende inzetten en 453.067 uren besteld vervoer. Het
referentiekader-2017 gaat uit van 4,4% meer uren ambulancezorg dan het referentiekader-2016.
Berekeningswijze
Het capaciteitsmodel bestaat uit drie deelmodellen: een model voor spoedvervoer, een
model voor de geografische paraatheid en een model voor besteld vervoer. Het deelmodel
voor het spoedvervoer berekent aan de hand van de zogenaamde ‘faalkans’-methode hoeveel
ambulances nodig zijn om in 95% van de gevallen een ambulance beschikbaar te hebben.
‘Beschikbaar’ betekent hier aanwezig om ingezet te worden. Het aantal benodigde ambulances
wordt per regio opgehoogd met het aantal standplaatsen van het spreidingsplan van
het referentiekader. Deze zijn gegeven in Bijlage 2. Tot slot wordt in het deelmodel
voor het besteld vervoer de benodigde capaciteit voor het verzorgen van het besteld
vervoer berekend, op basis van het aantal uren besteld vervoer. In de berekening wordt
een bezettingsgraad gehanteerd en er vindt een overheveling plaats van restcapaciteit
van het spoedvervoer naar het besteld vervoer.
Uitkomsten: aantal ambulances
Het eindresultaat van het capaciteitsmodel is het aantal benodigde ambulances per
dagsoort en per blokuur. Aan de hand van deze aantallen benodigde ambulances is het
aantal diensten per week bepaald. Een dienst is hier gedefinieerd als een werkduur
van een ambulanceteam van 8 uur. Er wordt in het referentiekader geen onderscheid
naar dienstvorm (parate dienst, aanwezigheidsdienst of 24-uurs dienst). Het aantal
diensten is berekend door het aantal ambulances over de dagsoorten en blokuren op
te tellen, waarbij het aantal ambulances op werkdagen vermenigvuldigd is met een factor
vijf, het aantal werkdagen in een week.
Tabel 3.1 geeft de resultaten van een stapsgewijze actualisatie van het referentiekader-2016
naar 2017. De resultaten worden als volgt verklaard:
-
– Omdat er in 2016 meer zaterdagen waren dan in 2015 zijn in het capaciteitsmodel meer
uren beschikbaar om de productie van 2016 te verzorgen. Hierdoor worden minder benodigde
ambulances berekend in vergelijking met het referentiekader-2016. Het omgekeerde geldt
voor de zondagen: daarvan waren er in 2016 minder dan in 2015. Hierdoor moet de productie
in minder uren worden verzorgd, met als gevolg een hoger benodigd aantal ambulances.
-
– Door de productiestijging van het spoedvervoer zijn vooral op werkdagen overdag en
op zaterdagen overdag en ’s avonds meer ambulances nodig.
-
– Het zelfde effect is er door de stijging van het besteld vervoer.
-
– Het actualiseren van de gemiddelde ritduur heeft een wisselend effect. Op bepaalde
blokuren en dagsoorten worden meer ambulances berekend, op andere blokuren minder.
Tabel 3.2 geeft de aantallen benodigde ambulances per regio, dagsoort en blokuur,
tabel 3.3 geeft het verschil met het referentiekader-2016. In Nederland zijn op werkdagen
overdag 608 ambulances nodig. Dat is tien meer dan in het referentiekader-2016. In
de avonduren en nacht en op weekenden varieert het aantal extra benodigde ambulances
tussen drie en zeven.
Tabel 3.4 geeft het aantal benodigde diensten per week. In heel Nederland zijn per
week 8.803 diensten nodig. Dat is 136 meer dan in het referentiekader-2016, een toename
van 1,5%. De toe- of afname van het aantal diensten in het referentiekader-2017 ten
opzichte van 2016 verschilt per regio. Negen regio’s hebben meer dan 2% groei in het
aantal diensten, elf regio’s hebben tussen nul en twee procent groei. Twee regio’s
hebben een afname van het aantal diensten.
Tabel 3.1: Resultaten van de stapsgewijze actualisatie van het refrentiekader-2016
naar 2017: landelijk totaal aantal ambulances.
|
Werkdagen
|
Zaterdagen
|
Zondagen
|
Diensten1
|
0-8
|
8-16
|
16-24
|
0-8
|
8-16
|
16-24
|
0-8
|
8-16
|
16-24
|
0. Referentiekader-2016
|
292
|
598
|
403
|
300
|
435
|
381
|
309
|
409
|
368
|
8.667
|
1. Dagen van het jaar aanpassen
|
292
|
598
|
403
|
297
|
427
|
374
|
310
|
415
|
375
|
8.663
|
2. A-vervoer aanpassen
|
294
|
604
|
405
|
301
|
441
|
383
|
313
|
414
|
376
|
8.743
|
3. B-vervoer aanpassen
|
295
|
609
|
407
|
301
|
444
|
386
|
314
|
413
|
375
|
8.788
|
4. Gemiddelde ritduur aanpassen
|
296
|
608
|
409
|
303
|
442
|
388
|
315
|
415
|
375
|
8.803
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
verschil per stap
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1. Dagen van het jaar aanpassen
|
0
|
0
|
0
|
–3
|
–8
|
–7
|
1
|
6
|
7
|
–4
|
2. A-vervoer aanpassen
|
2
|
6
|
2
|
4
|
14
|
9
|
3
|
–1
|
1
|
80
|
3. B-vervoer aanpassen
|
1
|
5
|
2
|
0
|
3
|
3
|
1
|
–1
|
–1
|
45
|
4. Gemiddelde ritduur aanpassen
|
1
|
–1
|
2
|
2
|
–2
|
2
|
1
|
2
|
0
|
15
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Cumulatief verschil ten opzichte van referentiekader-2016
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1. Dagen van het jaar aanpassen
|
0
|
0
|
0
|
–3
|
–8
|
–7
|
1
|
6
|
7
|
–4
|
2. A-vervoer aanpassen
|
2
|
6
|
2
|
1
|
6
|
2
|
4
|
5
|
8
|
76
|
3. B-vervoer aanpassen
|
3
|
11
|
4
|
1
|
9
|
5
|
5
|
4
|
7
|
121
|
4. Gemiddelde ritduur aanpassen
|
4
|
10
|
6
|
3
|
7
|
7
|
6
|
6
|
7
|
136
|
1) Het aantal diensten is het aantal per week, berekend als vijf maal het aantal ambulances
op werkdagen plus het aantal ambulances in de weekenden.
Tabel 3.2: Resultaten van de capaciteitsberekeningen van het referentiekader-2017:
aantal ambulances per dagsoort en tijdsblok.
Regio
|
Werkdagen
|
Zaterdagen
|
Zondagen
|
0-8 uur
|
8-16 uur
|
16-24 uur
|
0-8 uur
|
8-16 uur
|
16-24 uur
|
0-8 uur
|
8-16 uur
|
16-24 uur
|
Groningen
|
16
|
32
|
21
|
17
|
24
|
20
|
18
|
22
|
20
|
Friesland excl. Waddeneilanden
|
19
|
33
|
23
|
19
|
25
|
23
|
20
|
24
|
22
|
Drenthe
|
13
|
25
|
17
|
14
|
18
|
16
|
14
|
17
|
16
|
IJsselland
|
12
|
23
|
15
|
12
|
17
|
15
|
13
|
15
|
14
|
Twente
|
12
|
23
|
15
|
12
|
17
|
15
|
12
|
16
|
14
|
Noordoost Gelderland
|
13
|
26
|
17
|
13
|
19
|
16
|
13
|
18
|
16
|
Midden Gelderland
|
9
|
19
|
13
|
10
|
15
|
13
|
10
|
14
|
12
|
Gelderland Zuid
|
10
|
21
|
14
|
10
|
16
|
13
|
11
|
15
|
13
|
Utrecht
|
17
|
40
|
26
|
17
|
30
|
24
|
18
|
26
|
23
|
Noord-Holl. N excl. Texel
|
10
|
18
|
13
|
10
|
14
|
13
|
11
|
14
|
13
|
Zaanstreek-Waterland
|
6
|
11
|
8
|
6
|
8
|
8
|
6
|
8
|
7
|
Kennemerland
|
8
|
18
|
11
|
8
|
13
|
11
|
8
|
12
|
10
|
Amsterdam-Amstelland
|
11
|
35
|
22
|
12
|
21
|
18
|
13
|
20
|
17
|
Gooi en Vechtstreek
|
3
|
7
|
5
|
3
|
5
|
5
|
3
|
5
|
4
|
Haaglanden
|
12
|
33
|
21
|
13
|
21
|
19
|
13
|
20
|
18
|
Hollands Midden
|
11
|
23
|
16
|
11
|
17
|
15
|
12
|
16
|
14
|
Rotterdam-Rijnmond excl. Goeree-Overflakkee
|
15
|
39
|
24
|
15
|
25
|
21
|
16
|
22
|
20
|
Zuid-Holland Zuid
|
9
|
17
|
12
|
9
|
13
|
11
|
9
|
12
|
11
|
Midden- en West-Brabant
|
18
|
37
|
25
|
18
|
28
|
23
|
19
|
25
|
23
|
Brabant-Noord
|
10
|
20
|
13
|
10
|
15
|
13
|
11
|
15
|
13
|
Brabant-Zuidoost
|
10
|
22
|
14
|
11
|
16
|
13
|
11
|
15
|
13
|
Limburg Noord
|
9
|
18
|
12
|
10
|
13
|
12
|
10
|
13
|
12
|
Zuid Limburg
|
7
|
18
|
11
|
7
|
11
|
10
|
7
|
10
|
10
|
Flevoland
|
8
|
13
|
10
|
8
|
10
|
10
|
8
|
10
|
9
|
Texel
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
Vlieland
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
Terschelling
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
Ameland
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
Schiermonnikoog
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
Goeree-Overflakkee
|
3
|
4
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
Schouwen-Duiveland
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
Tholen
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
Walcheren en Bevelanden
|
6
|
11
|
8
|
6
|
8
|
8
|
7
|
8
|
8
|
Zeeuws-Vlaanderen
|
4
|
7
|
5
|
4
|
5
|
5
|
4
|
5
|
5
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal
|
296
|
608
|
409
|
303
|
442
|
388
|
315
|
415
|
375
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal Friesland
|
27
|
41
|
31
|
27
|
33
|
31
|
28
|
32
|
30
|
Totaal Noord-Holl. Noord
|
12
|
20
|
15
|
12
|
16
|
15
|
13
|
16
|
15
|
Totaal Rotterdam-Rijnm.
|
18
|
43
|
27
|
18
|
28
|
24
|
19
|
25
|
23
|
Totaal Zeeland
|
15
|
23
|
18
|
15
|
18
|
18
|
16
|
18
|
18
|
Tabel 3.3: Verschil van de capaciteitsberekeningen tussen het referentiekader-2017
en 2016: aantal ambulances per dagsoort en tijdsblok.
Regio
|
Werkdagen
|
Zaterdagen
|
Zondagen
|
0-8 uur
|
8-16 uur
|
16-24 uur
|
0-8 uur
|
8-16 uur
|
16-24 uur
|
0-8 uur
|
8-16 uur
|
16-24 uur
|
Groningen
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
1
|
1
|
Friesland excl. Waddeneilanden
|
0
|
1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Drenthe
|
0
|
1
|
1
|
1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
IJsselland
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
1
|
0
|
0
|
Twente
|
1
|
1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
0
|
Noordoost Gelderland
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
0
|
0
|
1
|
0
|
Midden Gelderland
|
0
|
1
|
0
|
0
|
1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Gelderland Zuid
|
0
|
1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Utrecht
|
0
|
1
|
0
|
0
|
1
|
1
|
0
|
0
|
1
|
Noord-Holl. N excl. Texel
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
0
|
1
|
Zaanstreek-Waterland
|
0
|
0
|
1
|
0
|
0
|
1
|
0
|
0
|
0
|
Kennemerland
|
0
|
2
|
0
|
0
|
1
|
1
|
0
|
0
|
0
|
Amsterdam-Amstelland
|
0
|
–1
|
0
|
0
|
0
|
1
|
1
|
1
|
0
|
Gooi en Vechtstreek
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Haaglanden
|
0
|
0
|
1
|
1
|
0
|
1
|
0
|
1
|
1
|
Hollands Midden
|
1
|
0
|
1
|
0
|
0
|
1
|
1
|
0
|
0
|
Rotterdam-Rijnmond excl. Goeree-Overflakkee
|
1
|
0
|
0
|
0
|
1
|
0
|
1
|
0
|
0
|
Zuid-Holland Zuid
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Midden- en West-Brabant
|
1
|
1
|
2
|
0
|
2
|
0
|
0
|
0
|
1
|
Brabant-Noord
|
0
|
1
|
0
|
0
|
1
|
0
|
0
|
1
|
0
|
Brabant-Zuidoost
|
0
|
1
|
0
|
1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Limburg Noord
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Zuid Limburg
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
Flevoland
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Texel
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Vlieland
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Terschelling
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Ameland
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Schiermonnikoog
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Goeree-Overflakkee
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Schouwen-Duiveland
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Tholen
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Walcheren en Bevelanden
|
0
|
0
|
0
|
0
|
–1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Zeeuws-Vlaanderen
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal
|
4
|
10
|
6
|
3
|
7
|
7
|
6
|
6
|
7
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal Friesland
|
0
|
1
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Totaal Noord-Holl. Noord
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
1
|
0
|
1
|
Totaal Rotterdam-Rijnm.
|
1
|
0
|
0
|
0
|
1
|
0
|
1
|
0
|
0
|
Totaal Zeeland
|
0
|
0
|
0
|
0
|
–1
|
0
|
0
|
0
|
1
|
Tabel 3.4: Resultaten van de capaciteitsberekeningen van het referentiekader-2017:
aantal diensten per week.
Regio
|
Aantal diensten referentiekader-2017
|
Aantal diensten referentiekader-2016
|
Absoluut verschil
|
Relatief verschil (%)
|
Groningen
|
466
|
463
|
3
|
0,6
|
Friesland excl. Waddeneilanden
|
508
|
503
|
5
|
1,0
|
Drenthe
|
370
|
359
|
11
|
3,0
|
IJsselland
|
336
|
334
|
2
|
0,6
|
Twente
|
336
|
325
|
11
|
3,3
|
Noordoost Gelderland
|
375
|
373
|
2
|
0,5
|
Midden Gelderland
|
279
|
273
|
6
|
2,2
|
Gelderland Zuid
|
303
|
298
|
5
|
1,7
|
Utrecht
|
553
|
545
|
8
|
1,4
|
Noord-Holl. N excl. Texel
|
280
|
278
|
2
|
0,7
|
Zaanstreek-Waterland
|
168
|
162
|
6
|
3,6
|
Kennemerland
|
247
|
235
|
12
|
4,9
|
Amsterdam-Amstelland
|
441
|
443
|
–2
|
–0,5
|
Gooi en Vechtstreek
|
100
|
100
|
0
|
0,0
|
Haaglanden
|
434
|
425
|
9
|
2,1
|
Hollands Midden
|
335
|
323
|
12
|
3,6
|
Rotterdam-Rijnmond excl. Goeree-Overflakkee
|
509
|
502
|
7
|
1,4
|
Zuid-Holland Zuid
|
255
|
255
|
0
|
0,0
|
Midden- en West-Brabant
|
536
|
513
|
23
|
4,3
|
Brabant-Noord
|
292
|
285
|
7
|
2,4
|
Brabant-Zuidoost
|
309
|
303
|
6
|
1,9
|
Limburg Noord
|
265
|
265
|
0
|
0,0
|
Zuid Limburg
|
235
|
234
|
1
|
0,4
|
Flevoland
|
210
|
210
|
0
|
0,0
|
Texel
|
42
|
42
|
0
|
0,0
|
Vlieland
|
42
|
42
|
0
|
0,0
|
Terschelling
|
42
|
42
|
0
|
0,0
|
Ameland
|
42
|
42
|
0
|
0,0
|
Schiermonnikoog
|
42
|
42
|
0
|
0,0
|
Goeree-Overflakkee
|
68
|
68
|
0
|
0,0
|
Schouwen-Duiveland
|
63
|
63
|
0
|
0,0
|
Tholen
|
42
|
42
|
0
|
0,0
|
Walcheren en Bevelanden
|
170
|
171
|
–1
|
–0,6
|
Zeeuws-Vlaanderen
|
108
|
107
|
1
|
0,9
|
|
|
|
|
|
Totaal
|
8.803
|
8.667
|
136
|
1,5
|
|
|
|
|
|
Totaal Friesland
|
676
|
671
|
5
|
0,7
|
Totaal Noord-Holl. Noord
|
322
|
320
|
2
|
0,6
|
Totaal Rotterdam-Rijnm.
|
577
|
570
|
7
|
1,2
|
Totaal Zeeland
|
383
|
383
|
0
|
0,0
|
4. Conclusies en discussie
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Het referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg is in 2017 geactualiseerd
op basis van productiecijfers over 2016. Hierbij zijn de rekenmodellen onveranderd
ten opzichte van de vorige doorrekening uit 2016.
Productiestijging
De productie van de Nederlandse ambulancezorg wordt door Ambulancezorg Nederland gepubliceerd
in de sectorraportages Ambulances in-zicht. De productie volgens deze rapportage is in 2016 met 4,8% toegenomen naar ruim 1,3
miljoen inzetten. Het aantal inzetten met A1-urgentie is met 3,7% toegenomen, het
aantal inzetten met A2-urgentie met 9,6% en het besteld vervoer is met 2,2% toegenomen.
Voor het referentiekader worden op basis van uitgangspunten van het referentiekader
ruim 15.300 inzetten uit de productie gefilterd. Het merendeel van de uitgefilterde
inzetten zijn inzetten van rapid responders waarbij er een vervolginzet is geweest
van een reguliere ambulance. Voor de capaciteitsberekening wordt uitgegaan van 98,8%
van de totale productie. De capaciteitsberekeningen gaan uit van het totaal aantal
uren ambulancezorg in 2016. Hiervoor is de gemiddelde ritduur van belang. Landelijk
is de gemiddelde ritduur van A1-inzetten in 2016 met 3 minuten en 43 seconden toegenomen
naar 66 minuten en 24 seconden. De gemiddelde ritduur van A2-inzetten is met 27 seconden
licht toegenomen naar 63 minuten en 30 seconden. De gemiddelde ritduur van het besteld
vervoer is in 2016 met 6 minuten en 29 seconden afgenomen tot 73 minuten en 43 seconden.
In het capaciteitsmodel wordt gerekend op het niveau van regio, dagsoort en uur van
de dag en zijn de gemiddelde ritduren gedifferentieerd. In totaal wordt voor het referentiekader
uitgegaan van 1.453.909 uren ambulancezorg, waarvan 1.001.842 uren spoedeisende inzetten
en 453.067 uren besteld vervoer. Het referentiekader-2017 gaat uit van 4,4% meer uren
ambulancezorg dan het referentiekader-2016.
Aantal benodigde ambulances en diensten
Deze productiestijging in de Nederlandse ambulancezorg leidt er toe dat er op werkdagen
overdag 608 ambulances nodig zijn. Dat zijn er tien meer ten opzichte van het referentiekader-2016.
In de avond- en nachturen en in het weekend is het aantal extra benodigde ambulances
tussen drie en zeven. De toename van het aantal benodigde ambulances in de avonduren
en weekenddagen is groter dan op werkdagen overdag. De toename verschilt per regio.
Een enkele regio krijgt volgens het model geen extra ambulance erbij, andere regio’s
krijgen voor werkdagen in de avonduren tot twee ambulances erbij. Deze verschillende
aantallen extra benodigde ambulances worden verklaard door verschillen tussen de regio’s
in de ontwikkeling van de productie en in de gemiddelde ritduur. Ook het aantal beschikbare
uren speelt hierbij een rol. Het jaar 2016 was een schrikkeljaar, had een werkdag
meer en had minder zon- en feestdagen dan 2015. Volgens het referentiekader-2017 zijn
er 8.803 diensten nodig. Het aantal diensten is berekend door het aantal ambulances
over de dagsoorten en blokuren op te tellen, waarbij het aantal ambulances op werkdagen
vermenigvuldigd is met een factor vijf, het aantal werkdagen in een week. Ten opzichte
van het referentiekader-2016 zijn in 2017 136 meer diensten nodig, een toename van
1,6% ten opzichte van het referentiekader-2016.
Discussie
Productiestijging – achtergronden
Voor dit onderzoek is bij zes RAV’s met een meer dan gemiddelde productiestijging
navraag gedaan over de achtergronden van de deze stijging. Enkele RAV’s gaven aan
dat de stijging in 2016 incidenteel was en in het licht van de lange termijn ontwikkelingen
moet worden gezien. Veranderingen in het zorggebruik per regio zijn grillig en een
productiegroei in het ene jaar kan afgewisseld worden met een -daling in het volgende
jaar. Per urgentieklasse kunnen fluctuaties nog groter zijn. Landelijke trends worden
niet in elke regio gevolgd.
Andere factoren die door de regio’s worden genoemd zijn hieronder beschreven.
-
•
Demografie en sociale omgeving
Enkele regio’s geven aan dat er een sterke stijging is van het aantal 112-meldingen
en dan vooral door personen van 70 jaar en ouder. Vermoedelijk komt dit door het feit
dat ouderen steeds langer thuis blijven wonen en door een vergrijzende bevolking.
Daarnaast is er volgens een aantal RAV’s een sterke stijging van 112-meldingen in
verband met verwarde personen.
-
•
Veranderingen in triage en indicatie
Door een verandering in de indicatie van ambulancezorg op meldkamers die werken met
het systeem ProQA is er een verschuiving van A1-inzetten naar A2-inzetten geweest. Deze verandering
had te maken met een andere codering in het triagesysteem waardoor meldingen die voorheen
met een A1-urgentie werden gecodeerd nu A2-urgentie kregen.
-
•
Toenemende druk op het spoedzorgsysteem
In sommige regio’s is er een sterke toename geweest van het aantal aanvragen door
huisartsen en huisartsenposten. Deels verklaart men dit door veranderingen in het
triagesysteem op de huisartsenposten. Daarnaast is genoemd dat door de concentratie
van specialistische spoedeisende zorg ambulances langer onderweg zijn om patiënten
naar een SEH te brengen. Met een langere ritduur als gevolg. Een ander gevolg hiervan
is dat ambulances langer moeten rijden om terug te gaan naar hun standplaats. Hierdoor
zijn gebieden langere tijd zonder dekking. Meldkamers kunnen dit opvangen door het
dynamisch ambulancemanagement en het verplaatsen van andere ambulances. Over het geheel
gezien betekent dit dat er meer voertuigbewegingen zijn. Ook wordt de overbelasting
van SEH’s genoemd, met opnamestops als mogelijk gevolg. Opnamestops dwingen ambulances
om naar andere SEH’s te gaan om hun patiënten te bezorgen, met langere ritduren en
lagere dekkingsgraden als mogelijke gevolgen.
-
•
Voorzichtigheid door grotere kans op klachten
Door regio’s is genoemd dat ambulanceteams tegenwoordig vaker dan vroeger patiënten
naar een SEH brengen om klachten en claims te voorkomen. De klachten en claims komen
van patiënten en van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), die toeziet op de
kwaliteit van de uitvoering van de zorg. Ook wordt nu meer dan vroeger aandacht en
tijd besteed aan het volledig maken van registraties van inzetten, met een langere
ritduur als gevolg.
-
•
Registratie-effect protocol ‘Directe Inzet Ambulances’
Vermoedelijk is een deel van de stijging van het aantal A2-inzetten een effect van
het registreren van inzetten bij het zogenaamde Directe Inzet Ambulance (DIA) protocol. Hierbij wordt een ambulance opdracht tot vertrek gegeven terwijl
de uitvraag van de melding nog niet is voltooid. Als de uitvraag van de melding is
voltooid kan blijken dat een inzet niet nodig is. De inzet van de ambulance wordt
dan afgebroken. Het DIA-protocol wordt pas sinds enkele jaren gehanteerd. Geconstateerd
is dat er verschillen tussen de regio’s zijn in de manier waarop afgebroken DIA-inzetten
worden geregistreerd. In sommige regio’s worden deze buiten de productie gehouden,
in andere regio’s tellen ze mee in de productie, met een hoge groei van A2-inzetten
als gevolg. Het is wenselijk dat er meer uniformiteit komt in de registratie van afgebroken
DIA-inzetten zodat de productiecijfers beter van de regio’s vergelijkbaar zijn.
Deze achtergronden hebben overeenkomsten met factoren die naar voren kwamen in het
RIVM-onderzoek naar de modelontwikkeling voor het referentiekader (Kommer et al., 2017).
Aanbevelingen
Het actualiseren van het referentiekader leidt tot de volgende aanbevelingen.
-
1.
Meer eenduidigheid in registratie van afgebroken DIA-inzetten
De regionale verschillen in de registratie van afgebroken DIA-inzetten heeft tot gevolg
dat de productie van A2-inzetten tussen de regio’s niet helemaal vergelijkbaar is.
De ene regio laat afgebroken DIA-inzetten weg uit de productie de andere regio neemt
deze ritten mee. Deze ruis op de vergelijkbaarheid is onwenselijk en daarom is er
de aanbeveling aan de ambulancesector om meer eenduidigheid te realiseren in het registreren
van afgebroken DIA-inzetten.
-
2.
Effecten van ontwikkelingen in de acute zorg
Er zijn ontwikkelingen in de acute zorg waarvan het niet duidelijk is wat de mogelijke
effecten zijn op de benodigde ambulancecapaciteit en de paraatheid in een regio. Voorbeelden
hiervan zijn de concentratie van specialistische SEH-zorg, zoals beroertezorg en cardiologische
spoedzorg, en de toenemende belasting van acute huisartsenzorg, waardoor ambulances
patiënten naar andere ziekenhuizen brengen of ambulances vaker worden ingezet. De
gevolgen van deze ontwikkelingen op de benodigde capaciteit en de paraatheid zijn
niet helemaal duidelijk. Aanbevolen wordt om hier onderzoek naar te doen. Een integraal
stroommodel van de acute zorg zou zeer waardevolle inzichten kunnen geven in de mogelijke
effecten en knelpunten in het acute zorgsysteem.
-
3.
Toekomstverkenning van het referentiekader
Als derde wordt aanbevolen om een toekomstverkenning te maken van de benodigde capaciteit
van het referentiekader. Zo’n toekomstverkenning kan verschillende beleidsscenario’s
schetsen voor de groei van het gebruik van ambulancezorg. Een basisscenario bij ongewijzigd
beleid en alternatieve scenario’s waarin er bepaalde sturing is op de groei van het
gebruik van ambulancezorg. De toekomstverkenning kan inzicht geven in de toekomstige
benodigde capaciteit en kan behulpzaam zijn voor de planning van opleiding van ambulanceverpleegkundigen
en -chauffeurs.
Referenties
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Ambulancezorg Nederland (AZN) (2013). Uniform begrippenkader ambulancezorg. Versie
3,0. Zwolle, 13 februari 2013.
Ambulancezorg Nederland (AZN) (2016). Ambulances in-zicht 2015. Zwolle: AZN.
Ambulancezorg Nederland (AZN) (2017). Ambulances in-zicht 2016. Zwolle: AZN. Nog te
verschijnen.
Kommer, G.J., A.A. van der Veen, W.F. Botter en I. Tan. (2003). Ambulances binnen
bereik – analyse van de spreiding en beschikbaarheid van de ambulancezorg in Nederland.
RIVM rapport 270556006. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J. en S.L.N. Zwakhals (2009). Referentiekader spreiding en beschikbaarheid
ambulancezorg 2008. RIVM briefrapport 270192001. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J. en S.L.N. Zwakhals (2011). Modellen referentiekader ambulancezorg 2008.
RIVM rapport 270412001. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J. en S.L.N. Zwakhals (2013). Modellen referentiekader ambulancezorg. RIVM
rapport 270412002. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J. en S.L.N. Zwakhals (2013a). Referentiekader spreiding en beschikbaarheid
ambulancezorg 2013. RIVM briefrapport 270412003. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J. en S.L.N. Zwakhals (2016). Referentiekader spreiding en beschikbaarheid
ambulancezorg 2016. RIVM briefrapport 2016-0093. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J., S.L.N. Zwakhals, E. Over (2017). Modellen referentiekader ambulancezorg
2016. Ontwikkeling modellen voor DAM, B-vervoer en rijtijden. RIVM rapport 2015-0190.
Bilthoven: RIVM.
Ministerie van VWS (2004). Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg.
Kamerstuk CZ/EZ 2487006. Den Haag, 4 juni 2004.
Ministerie van VWS (2008). Herijking landelijk referentiekader spreiding en beschikbaarheid
ambulancezorg. Kamerstuk 1CZ-EKZ-2854207. Den Haag, 5 juni 2008.
Ministerie van VWS (2013). Actualisatie referentiekader spreiding en beschikbaarheid.
Kamerbrief 131849-106797-CZ. Den Haag, 16 juli 2013.
Ministerie van VWS (2016). Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg
2016. Bijlage bij Kamerbrief over aanpak drukte acute zorgketen. Kamerbrief 1002963-153940-CZ.
Den Haag, 5 oktober 2016.
Project Versterking Ambulancezorg (PVAZ) (2004). Landelijk referentiekader spreiding-
en beschikbaarheid - Een landelijk referentiekader als planningsgrondslag. Van Naem
& Partners, 04.0177jk, eindrapport S&B II; Woerden.
RIVM (2015). Trendanalyse spoedeisende ambulancezorg. Brief met kenmerk 039/2015 V&Z/AvB/GJK/tv.
Bilthoven, 19 maart 2015.
Bijlage 1: regio-indeling
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
De nummering van de regio’s in de eilandbenadering van het referentiekader en in de
productiecijfers van Ambulances in-zicht is gegeven in Tabel B1.1.
Tabel B1.1: Regio indeling in de eilandbenadering van het referentiekader (links)
en de RAV indeling zoals gehanteerd in het sectorrapport Ambulances in-zicht.
Nr.
|
Regio
|
Nr.
|
RAV
|
1
|
Groningen
|
1
|
Groningen
|
2
|
Friesland exclusief Waddeneilanden
|
2
|
Friesland
|
3
|
Drenthe
|
3
|
Drenthe
|
4
|
IJsselland
|
4
|
IJsselland
|
5
|
Twente
|
5
|
Twente
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
7
|
Midden Gelderland
|
7
|
Midden Gelderland
|
8
|
Gelderland Zuid
|
8
|
Gelderland Zuid
|
9
|
Utrecht
|
9
|
Utrecht
|
10
|
Noord-Holland Noord exclusief Texel
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
11
|
Zaanstreek-Waterland
|
11
|
Amsterdam-Waterland
|
12
|
Kennemerland
|
12
|
Kennemerland
|
13
|
Amsterdam-Amstelland
|
–
|
–
|
14
|
Gooi en Vechtstreek
|
14
|
Gooi en Vechtstreek
|
15
|
Haaglanden
|
15
|
Haaglanden
|
16
|
Hollands Midden
|
16
|
Hollands Midden
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond exclusief Goeree-Overflakkee
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
–
|
–
|
19
|
Zeeland
|
20
|
Midden- en West-Brabant
|
20
|
Midden- en West-Brabant
|
21
|
Brabant-Noord
|
21
|
Brabant-Noord
|
22
|
Brabant-Zuidoost
|
22
|
Brabant-Zuidoost
|
23
|
Limburg Noord
|
23
|
Limburg Noord
|
24
|
Zuid Limburg
|
24
|
Zuid Limburg
|
25
|
Flevoland
|
25
|
Flevoland
|
30
|
Texel
|
|
|
31
|
Vlieland
|
|
|
32
|
Terschelling
|
|
|
33
|
Ameland
|
|
|
34
|
Schiermonnikoog
|
|
|
35
|
Goeree-Overflakkee
|
|
|
36
|
Schouwen-Duiveland
|
|
|
37
|
Tholen
|
|
|
38
|
Walcheren en Bevelanden
|
|
|
39
|
Zeeuws-Vlaanderen
|
|
|
Bijlage 2: spreiding referentiekader 2017
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Tabel B2.1: Aantal standplaatsen per regio (in de eilandbenadering van het referentiekader)
in het spreidingsmodel van het referentiekader.
Nr
|
Regio
|
Aantal standplaatsen
|
1
|
Groningen
|
13
|
2
|
Friesland
|
16
|
3
|
Drenthe
|
11
|
4
|
IJsselland
|
10
|
5
|
Twente
|
9
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
10
|
7
|
Midden Gelderland
|
7
|
8
|
Gelderland Zuid
|
8
|
9
|
Utrecht
|
11
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
7
|
11
|
Zaanstreek-Waterland
|
4
|
12
|
Kennemerland
|
5
|
13
|
Amsterdam-Amstelland
|
5
|
14
|
Gooi- en Vechtstreek
|
2
|
15
|
Haaglanden
|
6
|
16
|
Hollands Midden
|
7
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
7
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
6
|
20
|
Midden- en West-Brabant
|
13
|
21
|
Brabant-Noord
|
7
|
22
|
Brabant-Zuidoost
|
7
|
23
|
Limburg Noord
|
7
|
24
|
Zuid Limburg
|
4
|
25
|
Flevoland
|
6
|
30
|
Texel
|
1
|
31
|
Vlieland
|
1
|
32
|
Terschelling
|
1
|
33
|
Ameland
|
1
|
34
|
Schiermonnikoog
|
1
|
35
|
Goeree-Overflakkee
|
2
|
36
|
Schouwen-Duiveland
|
2
|
37
|
Tholen
|
1
|
38
|
Walcheren en Bevelanden
|
5
|
39
|
Zeeuws-Vlaanderen
|
3
|
|
Totaal
|
206
|
Tabel B2.2: Locaties (plaatsnaam en vierpositie postcode) van de 206 standplaatsen
in het spreidingsmodel van het referentiekader per RAV.
nr
|
RAV
|
Vierpositie postcode standplaats
|
Plaatsnaam standplaats
|
1
|
Groningen
|
9364
|
Nuis
|
|
|
9502
|
Stadskanaal
|
|
|
9541
|
Vlagtwedde
|
|
|
9561
|
Ter Apel
|
|
|
9611
|
Sappemeer
|
|
|
9641
|
Veendam
|
|
|
9672
|
Winschoten
|
|
|
9723
|
Groningen-Zuid
|
|
|
9741
|
Groningen-Noord
|
|
|
9901
|
Appingedam
|
|
|
9951
|
Winsum
|
|
|
9965
|
Leens
|
|
|
9982
|
Uithuizermeeden
|
2
|
Friesland
|
8431
|
Oosterwolde
|
|
|
8448
|
Heerenveen
|
|
|
8471
|
Wolvega
|
|
|
8522
|
Skasterlan (gem.)
|
|
|
8531
|
Lemmer
|
|
|
8601
|
Sneek
|
|
|
8723
|
Koudum
|
|
|
8871
|
Harlingen (Midlum)
|
|
|
8881
|
Terschelling
|
|
|
8899
|
Vlieland
|
|
|
8912
|
Leeuwarden
|
|
|
8924
|
Leeuwarden
|
|
|
9011
|
Boarnsterhim (gem.)
|
|
|
9071
|
Leeuwarderadeel (gem.)
|
|
|
9101
|
Dokkum
|
|
|
9163
|
Nes
|
|
|
9166
|
Schiermonnikoog
|
|
|
9202
|
Drachten
|
|
|
9219
|
Smallingerland (gem.)
|
|
|
9285
|
Buitenpost
|
3
|
Drenthe
|
7741
|
Coevorden
|
|
|
7811
|
Emmen
|
|
|
7891
|
Klazienaveen
|
|
|
7903
|
Hoogeveen
|
|
|
7943
|
Meppel
|
|
|
7971
|
Havelte
|
|
|
9301
|
Roden
|
|
|
9401
|
Assen
|
|
|
9411
|
Beilen
|
|
|
9468
|
Annen
|
|
|
9531
|
Borger
|
4
|
IJsselland
|
7418
|
Deventer
|
|
|
7701
|
Dedemsvaart
|
|
|
7711
|
Nieuwleusen
|
|
|
7731
|
Ommen
|
|
|
7771
|
Hardenberg
|
|
|
8013
|
Zwolle
|
|
|
8103
|
Raalte
|
|
|
8261
|
Kampen
|
|
|
8281
|
Genemuiden
|
|
|
8331
|
Steenwijk
|
5
|
Twente
|
7447
|
Hellendoorn
|
|
|
7475
|
Markelo
|
|
|
7483
|
Haaksbergen
|
|
|
7541
|
Enschede
|
|
|
7556
|
Hengelo
|
|
|
7572
|
Oldenzaal
|
|
|
7602
|
Almelo
|
|
|
7651
|
Tubbergen
|
|
|
7681
|
Vroomshoop
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
3843
|
Harderwijk
|
|
|
3852
|
Ermelo
|
|
|
7005
|
Doetinchem
|
|
|
7051
|
Varsseveld
|
|
|
7102
|
Winterswijk
|
|
|
7207
|
Zutphen
|
|
|
7271
|
Borculo
|
|
|
7311
|
Apeldoorn
|
|
|
8081
|
Elburg
|
|
|
8181
|
Heerde
|
7
|
Midden Gelderland
|
3772
|
Barneveld
|
|
|
6661
|
Elst (Gld)
|
|
|
6701
|
Wageningen
|
|
|
6711
|
Ede
|
|
|
6828
|
Arnhem
|
|
|
6901
|
Zevenaar
|
|
|
6951
|
Dieren
|
8
|
Gelderland-Zuid
|
4002
|
Tiel
|
|
|
4041
|
Kesteren
|
|
|
4101
|
Culemborg
|
|
|
4191
|
Geldermalsen
|
|
|
5301
|
Zaltbommel
|
|
|
6524
|
Nijmegen
|
|
|
6602
|
Wijchen
|
|
|
6651
|
Druten
|
9
|
Utrecht
|
3436
|
Nieuwegein
|
|
|
3447
|
Woerden
|
|
|
3561
|
Utrecht (Vader Rijndreef)
|
|
|
3582
|
Utrecht (Andreaelaan)
|
|
|
3608
|
Maarssen
|
|
|
3645
|
Vinkeveen
|
|
|
3707
|
Zeist
|
|
|
3811
|
Amersfoort Centrum
|
|
|
3823
|
Amersfoort Noord
|
|
|
3903
|
Veenendaal
|
|
|
3941
|
Doorn
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
1616
|
Hoogkarspel
|
|
|
1625
|
Hoorn (Noord Holland)
|
|
|
1741
|
Schagen
|
|
|
1761
|
Anna Paulowna
|
|
|
1771
|
Wieringerwerf
|
|
|
1786
|
Den Helder
|
|
|
1791
|
Texel (Den Burg)
|
|
|
1823
|
Alkmaar Noord
|
11
|
Zaanstreek-Waterland
|
1141
|
Monnickendam
|
|
|
1442
|
Purmerend
|
|
|
1502
|
Zaandam
|
|
|
1521
|
Wormerveer
|
12
|
Kennemerland
|
1962
|
Heemskerk
|
|
|
1969
|
Heemskerk
|
|
|
1981
|
Velsen
|
|
|
2015
|
Haarlem
|
|
|
2131
|
Hoofddorp
|
13
|
Amsterdam-Amstelland
|
1018
|
Amsterdam
|
|
|
1075
|
Amsterdam
|
|
|
1105
|
Amsterdam Zuidoost
|
|
|
1185
|
Amstelveen
|
|
|
1431
|
Aalsmeer
|
14
|
Gooi- en Vechtstreek
|
1213
|
Hilversum Zuid
|
|
|
1404
|
Bussum
|
15
|
Haaglanden
|
2274
|
Voorburg
|
|
|
2544
|
Den Haag
|
|
|
2564
|
Den Haag
|
|
|
2627
|
Delft
|
|
|
2671
|
Naaldwijk (Westland)
|
|
|
2718
|
Zoetermeer
|
16
|
Hollands Midden
|
2211
|
Noordwijkerhout
|
|
|
2333
|
Leiden
|
|
|
2353
|
Leiderdorp
|
|
|
2405
|
Alphen aan den Rijn
|
|
|
2461
|
Ter Aar
|
|
|
2801
|
Gouda
|
|
|
2861
|
Bergambacht
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
2907
|
Capelle aan den IJssel
|
|
|
2922
|
Krimpen aan den IJssel
|
|
|
3038
|
Rotterdam
|
|
|
3083
|
Rotterdam
|
|
|
3118
|
Schiedam
|
|
|
3201
|
Spijkenisse
|
|
|
3223
|
Hellevoetsluis
|
|
|
3247
|
Dirksland
|
|
|
3252
|
Goedereede
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
2957
|
Nieuw-Lekkerland
|
|
|
3286
|
Klaaswaal
|
|
|
3311
|
Dordrecht
|
|
|
3331
|
Zwijndrecht
|
|
|
4204
|
Gorinchem
|
|
|
4231
|
Meerkerk
|
19
|
Zeeland
|
4301
|
Zierikzee
|
|
|
4323
|
Schouwen-Duiveland (gem.)
|
|
|
4335
|
Middelburg
|
|
|
4354
|
Vrouwenpolder
|
|
|
4401
|
Yerseke
|
|
|
4411
|
Rilland
|
|
|
4462
|
Goes
|
|
|
4501
|
Oostburg
|
|
|
4535
|
Terneuzen
|
|
|
4561
|
Hulst
|
|
|
4695
|
Sint-Maartensdijk
|
20
|
Midden- en West-Brabant
|
4255
|
Nieuwendijk (Noord Brabant)
|
|
|
4283
|
Giessen
|
|
|
4611
|
Bergen op Zoom
|
|
|
4651
|
Steenbergen
|
|
|
4701
|
Roosendaal
|
|
|
4721
|
Rucphen (gem.)
|
|
|
4761
|
Zevenbergen
|
|
|
4811
|
Breda
|
|
|
4851
|
Breda-Zuid (Ulvenhout)
|
|
|
4901
|
Oosterhout (Noord Brabant)
|
|
|
5018
|
Tilburg
|
|
|
5047
|
Tilburg
|
|
|
5142
|
Waalwijk
|
21
|
Brabant-Noord
|
5231
|
s-Hertogenbosch
|
|
|
5281
|
Boxtel
|
|
|
5341
|
Oss
|
|
|
5363
|
Velp (Noord Brabant)
|
|
|
5405
|
Uden
|
|
|
5441
|
Oeffelt
|
|
|
5463
|
Veghel
|
22
|
Brabant-Zuidoost
|
5541
|
Reusel
|
|
|
5571
|
Bergeijk
|
|
|
5611
|
Eindhoven
|
|
|
5657
|
Eindhoven
|
|
|
5701
|
Helmond
|
|
|
5751
|
Deurne
|
|
|
6026
|
Maarheeze
|
23
|
Limburg Noord
|
5801
|
Venray
|
|
|
5854
|
Bergen (Limburg)
|
|
|
5912
|
Venlo
|
|
|
5981
|
Panningen
|
|
|
6003
|
Weert
|
|
|
6045
|
Roermond
|
|
|
6101
|
Echt
|
24
|
Zuid Limburg
|
6166
|
Geleen
|
|
|
6229
|
Maastricht
|
|
|
6291
|
Vaals
|
|
|
6411
|
Heerlen
|
25
|
Flevoland
|
1326
|
Almere
|
|
|
3899
|
Zeewolde
|
|
|
8223
|
Lelystad
|
|
|
8251
|
Dronten
|
|
|
8304
|
Emmeloord
|
|
|
8308
|
Nagele
|
Bijlage 3: selectie en herverdelen van inzetten
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Deze bijlage geeft een beschrijving van de selectie van inzetten voor de productiecijfers
van de ambulancezorg, de nadere selecties voor het referentiekader en de herverdeling
van spoedritten die voor het referentiekader wordt uitgevoerd. Ook wordt een toelichting
gegeven op de validatie van het ‘afhaaladres’, deze validatie is nodig voor de herverdeling
van spoedritten.
Selectie van inzetten voor productiecijfers
De productie en prestaties van de Nederlandse ambulancezorg wordt jaarlijks door Ambulancezorg
Nederland (AZN) gepubliceerd in de sectorrapportages Ambulances in-zicht. In opdracht van AZN verzamelt en analyseert het RIVM de logistieke gegevens van
de ambulancezorg ten behoeve van deze jaarlijkse rapportages. In dit proces worden
ruwe ritgegevens door de RAV’s aan het RIVM aangeleverd. Op deze ruwe gegevens worden
selecties gedaan voor de productiecijfers. Deze selecties worden aan de RAV’s voorgelegd
en na goedkeuring door de RAV’s vastgesteld.
Selecties voor productiecijfers voor Ambulances in-zicht
De ruwe rittendatabases die door de RAV’s worden geleverd bevatten meer dan alleen
inzetten van de reguliere ambulancezorg. In sommige regio’s komen in de databases
ook inzetten voor van huisartsen, huisartsenposten (HAP’s), thuiszorg, andere zorgverleners
of inzetten van mobiele medische teams (MMT’s). Ook worden inzetten van andere vervoerders
geregistreerd of inzetten in dienst van de GHOR. Dat is mogelijk omdat de gegevens
via de meldkamer ambulancezorg worden geregistreerd en een RAV ook een inzet ten behoeve
van andere organisaties en zorgverleners kan verlenen. Voor de productiecijfers van
de reguliere ambulancezorg worden dit soort inzetten uitgesloten. In totaal gaat het
om de volgende uitsluitingen:
-
– inzetten van andere vervoerders, tenzij de andere vervoerder in opdracht van de RAV
een reguliere inzet verzorgde;
-
– inzetten uitgevoerd voor een andere zorgaanbieder (first-responder, huisarts, thuiszorg)
of organisatie (zoals KNRM, SAR, Koninklijke Marine);
-
– inzetten in dienst van de GHOR, OvDG, GGD, RGF;
-
– MICU en PICU inzetten, tenzij deze voertuigen in de reguliere paraatheid worden ingezet;
-
– standby-inzetten, voor evenementen of multidisciplinaire bijstandverlening;
-
– inzetten voor training of voor onderhoud voertuigen.
Voor de productiecijfers worden verder alleen inzetten geselecteerd die voortkomen
uit een melding en waarbij de ambulance daadwerkelijk heeft gereden. Dat betekent
dat de volgende inzetten worden uitgesloten:
En om dubbeltellingen te voorkomen worden de volgende inzetten uitgesloten:
Deze inzetten zijn overgedragen aan een andere meldkamer ambulancezorg. Een inzet
wordt alleen meegeteld bij de RAV die de inzet heeft uitgevoerd.
De selectie van reguliere inzetten op bovengenoemde criteria gebeurt door in de ritgegevens
selecties te maken op bepaalde kenmerken. In de ritgegevens wordt eerst een selectie
gedaan op ‘vervoerder’, de organisatie die de inzet heeft verzorgd. In een RAV kunnen
meerdere vervoerders actief zijn. Via het kenmerk ‘vervoerder’ worden reguliere inzetten
geselecteerd en worden inzetten voor andere organisaties, zoals huisartsenposten of
MMT, uitgesloten. De wijze van registreren verschilt per regio en niet alle regio’s
registreren inzetten voor andere organisaties op deze wijze. Daarom worden nadere
selecties gedaan op de kenmerken ‘standplaats’ en ‘ambulance’. Een ambulance wordt
geïdentificeerd aan het wagennummer. Tot slot wordt ook een selectie gedaan op het
kenmerk ‘soort vervoer’. Per regio is maatwerk vereist voor de selectie van de reguliere
productie.
Valideren van het afhaaladres
Voor sommige analyses wordt gebruik gemaakt van de geografische kenmerken van de inzet,
de locatie van het ‘afhaaladres’. Bijvoorbeeld voor het bepalen van het aantal overschrijdingen
per regio of voor de herverdeling van spoedeisende inzetten aan de dichtstbijzijnde
standplaats, zoals gebeurt voor het referentiekader. Het ‘afhaaladres’ is de locatie
waar de ambulance naar toe rijdt om zorg te verlenen. In spoedeisende gevallen is
dit de plaats van het incident dat aanleiding geeft tot de ambulance inzet, bij besteld
vervoer is dit de locatie waar de patiënt opgehaald wordt, het ziekenhuis, een andere
zorginstelling of het woon- of verblijfadres van de patiënt. In de ritgegevens wordt
het afhaaladres geregistreerd als een adres, inclusief een zespositie postcode (vier
cijfers en twee letters). Het RIVM leidt hiervan een vierpositie postcode af. Ook
wordt de vierpositie postcode gevalideerd, dat wil zeggen dat wordt nagegaan of het
een bestaande en logische code is. In een aantal gevallen is de postcode niet valide,
ofwel omdat een niet-bestaande zespositie postcode is vastgelegd, ofwel omdat een
code oneigenlijk wordt gebruikt. Bijvoorbeeld worden de codes ‘9999’ of ‘1111’ vaak
oneigenlijk gebruikt. In deze gevallen kan een analyse op basis van de vierpositie
postcode van het afhaaladres tot onzuivere uitkomsten leiden. Het RIVM heeft zich
ingespannen om een valide vierpositie postcode af te leiden, maar heeft niet altijd
kunnen voorkomen dat er soms een onjuiste vierpositie postcode wordt afgeleid.
Er zijn ook inzetten waarbij het afhaaladres of de zespositie postcode niet is geregistreerd.
In die gevallen is gekeken naar de plaats van het afhaaladres en is de centroïde van
de plaatsnaam gehanteerd als vierpositie postcode van het afhaaladres. Als ook de
plaatsnaam van het afhaaladres niet bekend was, is de centroïde van de uitvoerende
RAV gebruikt als vierpositie postcode van het afhaaladres.
Van bijna 98% van de inzetten, spoedeisende inzetten en besteld vervoer, kon de 4-positie
postcode worden afgeleid van de 6-positie postcode. Van 1,5% van de inzetten is de
4-positie postcode afgeleid van de gemeente of plaatsnaam van de inzet. Van 1% van
de inzetten is de 4-positie postcode afgeleid van de RAV die de inzet heeft verzorgd.
Voor de herverdeling van de spoedeisende inzetten voor het referentiekader betekent
dit dat vrijwel alle spoedeisende inzetten op een valide wijze is toegerekend aan
de dichtstbijzijnde standplaats. Een zeer klein aantal inzetten is toegekend aan een
standplaats die de centroïde van de RAV in haar verzorgingsgebied heeft. Dit heeft
geen gevolgen voor de capaciteitsberekeningen omdat deze op RAV-niveau worden gedaan.
Nadere selecties voor het referentiekader
Voor het referentiekader wordt een aantal inzetten uit de productie niet meegenomen.
Deze worden uit productie gefilterd op grond van bepaalde uitgangspunten van het referentiekader.
Het gaat om de volgende inzetten.
-
1. Inzetten zonder tijdsregistratie
Deze inzetten worden niet meegenomen in de capaciteitsberekeningen omdat deze niet
kunnen worden toegedeeld naar het uur van de dag. In totaal worden uit de 2016-productiecijfers
hierdoor 1.589 inzetten uitgefilterd: 469 A1-inzetten, 412 A2-inzetten en 708 B-inzetten.
Dit komt overeen met 0,1% van de totale productie in 2016.
-
2. Inzetten van rapid responders met een ‘vervolgauto’
Inzetten van rapid responder waarbij er ook een ambulance is ingezet ten behoeve van vervoer van de patiënt worden
niet meegenomen in de productie. De inzet voor het vervoer van de patiënt wordt wel
meegenomen. Inzetten van rapid responders zonder vervoer van de patiënt worden wel
meegenomen in de selecties. In totaal gaat het om 13.085 inzetten die worden uitgefilterd:
7.253 A1-inzetten en 5.832 A2-inzetten. Dit komt overeen met 1,4% van het totaal aantal
spoedeisende inzetten in 2016.
-
3. Ambulancedienst Schiphol
Inzetten van de ambulancedienst van Schiphol worden niet meegenomen in de capaciteitsberekeningen.
In 2016 waren deze inzetten niet in de productiecijfers van RAV Kennemerland meegenomen,
cijfers van de ambulancedienst van Schiphol hoefden dus niet te worden uitgefilterd.
Tabel B3.1 geeft per RAV de aantallen inzetten die op grond van bovenstaande criteria
1 en 2 zijn uitgefilterd.
Tabel B3.1: Overzicht van de uitgefilterde inzetten in de selecties voor het referentiekader-2017.
Totale productie
|
A1
|
A2
|
B
|
totaal
|
632.875
|
340.056
|
340.320
|
1.313.251
|
Uitgefilterd vanwege ontbrekende tijdenregistratie
|
7
|
Midden Gelderland
|
3
|
2
|
1
|
6
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
466
|
410
|
707
|
1.583
|
|
Totaal
|
469
|
412
|
708
|
1.589
|
Uitgefilterde inzetten van rapid responders
|
1
|
Groningen
|
160
|
41
|
–
|
201
|
2
|
Friesland
|
208
|
103
|
–
|
311
|
3
|
Drenthe
|
–
|
–
|
–
|
–
|
4
|
IJsselland
|
185
|
212
|
–
|
397
|
5
|
Twente
|
122
|
390
|
–
|
512
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
105
|
96
|
–
|
201
|
7
|
Midden Gelderland
|
369
|
244
|
–
|
613
|
8
|
Gelderland Zuid
|
201
|
335
|
–
|
536
|
9
|
Utrecht
|
1.327
|
1.367
|
–
|
2.694
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
499
|
208
|
–
|
707
|
11
|
Amsterdam -Waterland
|
1.001
|
183
|
–
|
1.184
|
12
|
Kennemerland
|
385
|
198
|
–
|
583
|
14
|
Gooi- en Vechtstreek
|
94
|
50
|
–
|
144
|
15
|
Haaglanden
|
443
|
249
|
–
|
692
|
16
|
Hollands Midden
|
–
|
–
|
–
|
–
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
786
|
385
|
–
|
1.171
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
153
|
80
|
–
|
233
|
19
|
Zeeland
|
215
|
91
|
–
|
306
|
20
|
Midden- en West Brabant
|
660
|
573
|
–
|
1.233
|
21
|
Brabant-Noord
|
329
|
272
|
–
|
601
|
22
|
Brabant-Zuidoost
|
159
|
241
|
–
|
400
|
23
|
Limburg Noord
|
204
|
258
|
–
|
462
|
24
|
Zuid Limburg
|
138
|
154
|
–
|
292
|
25
|
Flevoland
|
171
|
143
|
–
|
314
|
|
Totaal
|
7.914
|
5.873
|
–
|
13.787
|
Totaal aantal inzetten in referentiekader-2017
|
624.492
|
333.771
|
339.612
|
1.297.875
|
Herverdeling naar dichtstbijzijnde standplaats
Voor het referentiekader wordt een bewerking op de ritaantallen gedaan. Hierbij worden
spoedeisende inzetten, met A1- of A2-urgentie, toegedeeld aan de dichtstbijzijnde
standplaats, volgens het spreidingsplan van het referentiekader. Deze toedeling wordt
gedaan met gebruik van het rijtijdenmodel voor de spoedeisende ambulancezorg. Elke
postcodegebied in Nederland wordt toegewezen aan de dichtstbijzijnde standplaats.
Zo worden ’verzorgingsgebieden’ van standplaatsen van het referentiekader bepaald.
Spoedritten met het afhaaladres in een verzorgingsgebied worden toegewezen aan de
bijbehorende standplaats. Het totaal aantal spoedeisende inzetten blijft gelijk, er
vindt alleen een herverdeling plaats tussen regio’s. Dit wordt ook wel een correctie
naar ‘burenhulp’ of ‘grensoverschrijdende assistentie’ genoemd. Het besteld vervoer
wordt niet herverdeeld. Het B-vervoer blijft bij de RAV die de productie heeft uitgevoerd.
Vanwege de eilandbenadering die het referentiekader hanteert is het wel noodzakelijk dat het besteld vervoer
van de eilanden wordt bepaald. Deze toedeling gebeurt op basis van afhaaladres van
de inzet. Op deze manier is ook de productie van het besteld vervoer van de RAV Amsterdam-Waterland
opgesplitst naar de regio’s Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-Waterland. De B-inzetten
van RAV Zeeland die een afhaaladres buiten de provincie Zeeland hebben zijn toegekend
aan Walcheren-Bevelanden.
Inzetten in het buitenland
Inzetten van Nederlandse RAV’s in het buitenland zijn meegenomen in de capaciteitsberekeningen.
Het betreft hier reguliere inzetten. Inzetten van specifieke buitenlandvervoerders,
voor bijvoorbeeld repatriëring van patiënten uit het buitenland, vallen buiten de
reguliere productie. In 2016 zijn 519 inzetten in het buitenland uitgevoerd, 81 inzetten
met A1-urgentie, 47 met A2-urgentie en 391 B-inzetten. Het gaat hier om spoedeisende
inzetten of besteld vervoer in Duitsland of België. Deze inzetten zijn niet meegenomen
in de herverdeling van spoedritten omdat buitenlandse adressen niet zijn opgenomen
in de verzorgingsgebieden van standplaatsen. Deze verzorgingsgebieden zijn alleen
bepaald voor Nederlandse postcodegebieden. Inzetten in het buitenland toegewezen aan
de uitvoerende RAV. De ritgegevens zijn wel meegenomen in de capaciteitsberekeningen
en in de berekening van de gemiddelde ritduur.
Tabel B3.2: Overzicht van spoedritten in het buitenland en het aantal spoedritten
in de herverdeling voor het referentiekader -2017.
|
|
A1
|
A2
|
Totaal
A1 en A2
|
Totaal aantal inzetten in referentiekader-2017
|
624.492
|
333.771
|
958.263
|
|
|
|
|
|
Inzetten in het buitenland, deze spoedritten zijn niet meegenomen in de herverdeling
van spoedritten
|
1
|
Groningen
|
|
|
|
2
|
Friesland
|
|
|
|
3
|
Drenthe
|
|
1
|
1
|
4
|
IJsselland
|
|
2
|
2
|
5
|
Twente
|
1
|
|
1
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
2
|
1
|
3
|
7
|
Midden Gelderland
|
|
|
|
8
|
Gelderland Zuid
|
66
|
41
|
107
|
9
|
Utrecht
|
|
|
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
|
|
|
11
|
Amsterdam -Waterland
|
|
|
|
12
|
Kennemerland
|
|
|
|
14
|
Gooi- en Vechtstreek
|
|
|
|
15
|
Haaglanden
|
|
|
|
16
|
Hollands Midden
|
|
|
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
|
|
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
|
|
|
19
|
Zeeland
|
2
|
1
|
3
|
20
|
Midden- en West Brabant
|
|
|
|
21
|
Brabant-Noord
|
|
|
|
22
|
Brabant-Zuidoost
|
|
|
|
23
|
Limburg Noord
|
1
|
|
1
|
24
|
Zuid Limburg
|
9
|
1
|
10
|
25
|
Flevoland
|
|
|
|
|
Totaal
|
81
|
47
|
128
|
Totaal aantal inzetten in herverdeling van spoedritten in het referentiekader
|
624.411
|
333.724
|
958.135
|
Resultaat van de herverdeling van spoedritten
Het resultaat van de herverdeling van spoedritten is gegeven in tabel B3.3. Deze moet
als volgt gelezen worden. In de kolommen staan de RAV’s die de productie hebben verzorgd,
in de rijen staan de regio’s aan welke de inzetten zijn toegewezen volgens de herverdeling.
Bijvoorbeeld heeft RAV Groningen 38.863 spoedritten verzorgd volgens de productiecijfers
die zijn meegenomen in het referentiekader. Dat is de totale productie volgens de
cijfers in Ambulances in-zicht-2016 exclusief de uitgefilterde inzetten van rapid responders en ritten zonder tijdenregistratie.
Van de 38.863 inzetten heeft Groningen
-
– 36.961 uitgevoerd in verzorgingsgebieden van eigen standplaatsen;
-
– 441 inzetten zijn toegewezen aan de regio Friesland exclusief Waddeneilanden omdat
het afhaaladres van deze inzetten valt in verzorgingsgebieden van Friese standplaatsen
van het referentiekader;
-
– 1.368 inzetten zijn toegewezen aan de regio Drenthe omdat het afhaaladres van deze
inzetten ligt in verzorgingsgebieden van Drentse standplaatsen;
-
– 55 inzetten zijn toegewezen aan de regio IJsselland;
-
– 36 inzetten aan de regio Twente;
-
– 1 inzet aan de regio Utrecht;
-
– en 1 inzet aan de regio Hollands Midden.
Andersom worden 373 inzetten van de productie van RAV Friesland, 1.980 inzetten van
RAV Drenthe, 1 inzet van de RAV IJsselland, 1 inzet van de RAV Twente, 2 inzetten
van de RAV Gelderland Zuid en 1 inzet van ‘Overige RAV’s’ toegewezen aan de regio
Groningen. In totaal worden 39.319 spoedritten meegenomen in de capaciteitsberekeningen
voor de regio Groningen (exclusief inzetten in het buitenland). Van de productie van
RAV Groningen zijn volgens de herverdeling 1.902 spoedinzetten aan een andere regio
toegewezen en er zijn 2.358 inzetten van andere RAV’s aan de regio Groningen toegewezen.
Netto heeft de regio Groningen 456 spoedeisende inzetten ontvangen. Zie ook tabel
2.3 in paragraaf 2.2.
Zoals eerder gezegd worden spoedritten in het buitenland niet meegenomen in de herverdeling,
voor de capaciteitsberekening worden die opgeteld bij het totaal aantal ritten per
rij in tabel B3.3.
Regio
|
|
1
|
2
|
3
|
4
|
5
|
6
|
7
|
8
|
Ov. RAV’s
|
Totaal
|
1
|
Groningen
|
36.961
|
373
|
1.980
|
1
|
1
|
|
|
2
|
1
|
39.319
|
2
|
Friesland excl. Waddeneil.
|
441
|
35.791
|
275
|
145
|
|
|
|
|
76
|
36.728
|
3
|
Drenthe
|
1.368
|
129
|
29.211
|
935
|
1
|
2
|
1
|
11
|
0
|
31.658
|
4
|
IJsselland
|
55
|
110
|
297
|
22.038
|
25
|
687
|
|
1
|
25
|
23.238
|
5
|
Twente
|
36
|
|
2
|
428
|
28.776
|
209
|
|
13
|
2
|
29.466
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
|
|
3
|
1.013
|
44
|
35.182
|
251
|
28
|
89
|
36.610
|
7
|
Midden Gelderland
|
|
|
|
5
|
|
698
|
31.319
|
323
|
377
|
32.722
|
8
|
Gelderland Zuid
|
|
|
2
|
|
1
|
1
|
226
|
25.725
|
998
|
26.953
|
9
|
Utrecht
|
1
|
|
1
|
3
|
|
9
|
1.769
|
24
|
56.945
|
58.752
|
10
|
Noord-Holland Nrd excl. Texel
|
|
5
|
|
|
|
1
|
|
|
32.725
|
32.731
|
12
|
Kennemerland
|
|
|
|
1
|
|
2
|
|
|
35.900
|
35.903
|
13
|
Amsterdam-Amstelland
|
|
3
|
|
5
|
|
|
|
|
70.717
|
70.725
|
14
|
Gooi en Vechtstreek
|
|
|
|
|
|
|
1
|
|
12.484
|
12.485
|
15
|
Haaglanden
|
|
|
|
|
|
|
|
6
|
71.997
|
72.003
|
16
|
Hollands Midden
|
1
|
|
1
|
|
|
|
|
11
|
42.676
|
42.689
|
17
|
Rotterd.-Rijnm. excl. G-Overfl.
|
|
|
|
|
|
1
|
|
1
|
72.706
|
72.708
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
|
|
|
|
|
|
|
419
|
28.661
|
29.080
|
20
|
Midden- en West-Brabant
|
|
|
|
|
|
|
|
211
|
64.203
|
64.414
|
21
|
Brabant-Noord
|
|
4
|
|
|
|
|
1
|
772
|
35.994
|
36.771
|
23
|
Limburg Noord
|
|
|
|
|
|
|
|
14
|
29.683
|
29.697
|
24
|
Zuid Limburg
|
|
|
|
|
|
|
1
|
15
|
33.308
|
33.324
|
25
|
Flevoland
|
|
80
|
1
|
236
|
|
164
|
|
|
20.949
|
21.430
|
31
|
Vlieland
|
|
122
|
|
|
|
|
|
|
0
|
122
|
32
|
Terschelling
|
|
784
|
|
|
|
|
|
|
0
|
784
|
33
|
Ameland
|
|
394
|
|
|
|
|
|
|
0
|
394
|
34
|
Schiermonnikoog
|
|
108
|
|
|
|
|
|
|
0
|
108
|
38
|
Walcheren en Bevelanden
|
|
|
|
|
|
1
|
|
|
13.762
|
13.763
|
|
Overige regio’s
|
|
|
|
|
|
|
|
|
73.558
|
73.558
|
|
Totaal
|
38.863
|
37.903
|
31.773
|
24.810
|
28.848
|
36.957
|
33.569
|
27.576
|
697.836
|
958.135
|
Tabel B3.3: Herverdeling van spoedritten voor het referentiekader-2017, RAV’s 1 tot
en met 8.
Tabel B3.3 vervolg: Herverdeling van spoedritten voor het referentiekader -2017, RAV’s
9 tot en met 17.
Regio
|
9
|
10
|
11
|
12
|
14
|
15
|
16
|
17
|
Ov. RAV’s
|
Totaal
|
2
|
Friesland excl. Waddeneilanden
|
|
3
|
1
|
|
|
|
|
4
|
36.720
|
36.728
|
4
|
IJsselland
|
8
|
1
|
|
|
|
|
2
|
|
23.227
|
23.238
|
5
|
Twente
|
|
|
|
|
|
|
1
|
|
29.465
|
29.466
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
34
|
|
|
|
|
|
|
1
|
36.575
|
36.610
|
7
|
Midden Gelderland
|
321
|
|
51
|
|
|
|
|
|
32.350
|
32.722
|
8
|
Gelderland Zuid
|
717
|
2
|
1
|
|
|
|
1
|
2
|
26.230
|
26.953
|
9
|
Utrecht
|
56.373
|
1
|
34
|
1
|
264
|
4
|
226
|
2
|
1.847
|
58.752
|
10
|
Noord-Holl. Nrd excl. Texel
|
|
32.449
|
183
|
71
|
|
|
|
1
|
27
|
32.731
|
11
|
Zaanstreek-Waterland
|
|
161
|
21.030
|
23
|
|
|
|
|
3
|
21.217
|
12
|
Kennemerland
|
|
1.382
|
226
|
34.161
|
|
2
|
121
|
|
11
|
35.903
|
13
|
Amsterdam-Amstelland
|
501
|
13
|
67.454
|
1.553
|
1.104
|
4
|
37
|
1
|
58
|
70.725
|
14
|
Gooi en Vechtstreek
|
1.926
|
1
|
27
|
6
|
10.422
|
2
|
2
|
|
99
|
12.485
|
15
|
Haaglanden
|
1
|
1
|
1
|
2
|
|
69.552
|
729
|
1.701
|
16
|
72.003
|
16
|
Hollands Midden
|
413
|
|
6
|
287
|
|
1.422
|
40.500
|
43
|
18
|
42.689
|
17
|
Rotterd.-Rijnm. excl. G.-Overfl.
|
|
|
|
1
|
|
535
|
1.780
|
70.315
|
77
|
72.708
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
25
|
|
1
|
1
|
|
2
|
1
|
2.681
|
26.369
|
29.080
|
20
|
Brabant-Noord
|
20
|
|
2
|
|
|
|
|
61
|
64.331
|
64.414
|
22
|
Brabant-Zuidoost
|
1
|
3
|
|
|
|
|
|
2
|
38.829
|
38.835
|
23
|
Limburg Noord
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
29.696
|
29.697
|
24
|
Zuid Limburg
|
|
|
|
|
|
|
|
2
|
33.322
|
33.324
|
25
|
Flevoland
|
2
|
3
|
23
|
2
|
76
|
|
1
|
|
21.323
|
21.430
|
30
|
Texel
|
|
1.145
|
|
|
|
|
|
|
0
|
1.145
|
35
|
Goeree-Overflakkee
|
|
|
|
|
|
|
|
2.321
|
93
|
2.414
|
36
|
Tholen
|
|
|
|
|
|
|
|
7
|
2.323
|
2.330
|
38
|
Walcheren en Bevelanden
|
|
|
|
|
|
|
|
24
|
13.739
|
13.763
|
|
Overige regio’s
|
|
|
|
|
|
|
|
|
116.773
|
116.773
|
|
Totaal
|
60.342
|
35.165
|
89.040
|
36.108
|
11.866
|
71.523
|
43.401
|
77.169
|
533.521
|
958.135
|
Regio
|
18
|
19
|
20
|
21
|
22
|
23
|
24
|
25
|
Ov. RAV’s
|
Totaal
|
1
|
Groningen
|
|
1
|
|
|
|
|
|
|
39.318
|
39.319
|
2
|
Friesland excl. Waddeneil.
|
|
|
|
|
|
|
|
68
|
36.660
|
36.728
|
4
|
IJsselland
|
|
|
|
|
|
|
|
14
|
23.224
|
23.238
|
5
|
Twente
|
|
|
|
|
1
|
|
|
|
29.465
|
29.466
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
|
|
|
1
|
|
|
|
53
|
36.556
|
36.610
|
7
|
Midden Gelderland
|
|
|
|
3
|
1
|
1
|
|
|
32.717
|
32.722
|
8
|
Gelderland Zuid
|
71
|
|
2
|
108
|
1
|
93
|
|
|
26.678
|
26.953
|
9
|
Utrecht
|
19
|
|
|
|
|
2
|
|
19
|
58.712
|
58.752
|
10
|
Noord-Holl. Nrd excl. Texel
|
|
|
|
|
|
1
|
|
20
|
32.710
|
32.731
|
11
|
Zaanstreek-Waterland
|
|
|
|
|
|
|
|
3
|
21.214
|
21.217
|
12
|
Kennemerland
|
|
|
1
|
2
|
1
|
4
|
|
|
35.895
|
35.903
|
13
|
Amsterdam-Amstelland
|
|
|
|
|
3
|
|
1
|
46
|
70.675
|
70.725
|
14
|
Gooi en Vechtstreek
|
|
|
|
|
1
|
|
|
97
|
12.387
|
12.485
|
15
|
Haaglanden
|
|
|
2
|
|
|
8
|
|
|
71.993
|
72.003
|
16
|
Hollands Midden
|
1
|
1
|
1
|
|
|
2
|
|
|
42.684
|
42.689
|
17
|
Rotterd.-Rijnm. excl. G-Overfl.
|
59
|
4
|
11
|
|
|
1
|
|
|
72.633
|
72.708
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
25.776
|
4
|
170
|
|
|
|
|
|
3.130
|
29.080
|
20
|
Midden- en West-Brabant
|
115
|
277
|
62.659
|
1.024
|
43
|
2
|
|
|
294
|
64.414
|
21
|
Brabant-Noord
|
|
2
|
202
|
33.806
|
928
|
1.056
|
|
|
777
|
36.771
|
22
|
Brabant-Zuidoost
|
|
|
141
|
226
|
38.201
|
258
|
3
|
|
6
|
38.835
|
23
|
Limburg Noord
|
|
|
|
359
|
400
|
28.666
|
257
|
|
15
|
29.697
|
24
|
Zuid Limburg
|
1
|
|
|
|
|
190
|
33.115
|
|
18
|
33.324
|
25
|
Flevoland
|
|
|
|
|
|
|
|
20.842
|
588
|
21.430
|
35
|
Goeree-Overflakkee
|
30
|
61
|
2
|
|
|
|
|
|
2.321
|
2.414
|
36
|
Schouwen-Duiveland
|
|
2.323
|
|
|
|
|
|
|
7
|
2.330
|
37
|
Tholen
|
|
988
|
164
|
|
|
|
|
|
0
|
1.152
|
38
|
Walcheren en Bevelanden
|
|
12.745
|
993
|
|
|
|
|
|
25
|
13.763
|
39
|
Zeeuws-Vlaanderen
|
1
|
6.464
|
|
|
|
|
|
|
0
|
6.465
|
|
Overige regio’s
|
|
|
|
|
|
|
|
|
34.211
|
34.211
|
|
Totaal
|
26.073
|
22.870
|
64.348
|
35.529
|
39.580
|
30.284
|
33.376
|
21.162
|
684.913
|
958.135
|