Artikel 1
[Regeling vervallen per 01-01-2016]
Voor subsidieverlening op grond van artikel 4.8 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 met het oog op de financiering van activiteiten op de gebieden van mensenrechten,
veiligheid, weerbaarheid en toegang tot zorg inclusief HIV preventie ten behoeve van
sekswerkers en die strekken tot structurele armoedebestrijding, gelden de als bijlage
bij dit besluit gevoegde beleidsregels.
Artikel 2
[Regeling vervallen per 01-01-2016]
Voor subsidieverlening in het kader van het Opstap Fonds geldt voor de periode 1 september
2012 tot en met 31 december 2015 een subsidieplafond van € 6 miljoen.
Artikel 3
[Regeling vervallen per 01-01-2016]
Voor subsidieverlening in het kader van het Opstap Fonds komen in aanmerking samenwerkingsverbanden
van Nederlandse maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor sekswerkers ten
aanzien van de verbetering van mensenrechten, veiligheid, weerbaarheid en toegang
tot gezondheidsfaciliteiten inclusief HIV preventie.
Artikel 4
[Regeling vervallen per 01-01-2016]
Aanvragen voor een subsidie in het kader van het Opstap Fonds worden ingediend vanaf
het moment van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 30 augustus 2012.
Artikel 5
[Regeling vervallen per 01-01-2016]
-
1 Uit oogpunt van doelmatigheid zal subsidie bij voorkeur worden toegekend aan niet
meer dan één samenwerkingsverband. Van alle aanvragen die het volledige subsidieplafond
omvatten en die voldoen aan de maatstaven, neergelegd in de bij dit besluit gevoegde
beleidsregels, komt uitsluitend de aanvraag die het beste voldoet aan die maatstaven
voor subsidie in aanmerking.
-
2 Indien de aanvragen niet het volledige plafond omvatten of niet voldoen aan de maatstaven
zal de subsidie worden toegekend op grond van een rangschikking van alle aanvragen
die voldoen aan de maatstaven, met dien verstande dat aanvragen die het grootste beslag
op het subsidieplafond leggen het eerst voor subsidieverlening in aanmerking komen.
Artikel 6
[Regeling vervallen per 01-01-2016]
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant
waarin het geplaatst wordt en vervalt met ingang van 1 januari 2016 met dien verstande
dat het van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.
Bijlage
[Regeling vervallen per 01-01-2016]
I. Achtergrond
[Regeling vervallen per 01-01-2016]
Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) inclusief HIV/AIDS, is één
van de prioriteiten van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid. In de Basisbrief Ontwikkelingssamenwerking
van 26 november 2010, de Focusbrief Ontwikkelingssamenwerking van 18 maart 2011 en de Kamerbrief van 18 april 2011 met kenmerk AMBA-12/2011 en de Kamerbrief van
7 mei 2012 ‘Beleid voor Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten, inclusief
hiv/AIDS’ met kenmerk DSO/GA-083/2012 over de nadere uitwerking van het beleid op
het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en HIV/AIDS zijn de
beleidsprioriteiten voor ontwikkelingssamenwerking en de samenhang tussen seksuele
en reproductieve gezondheid en rechten en HIV/AIDS toegelicht. Eén van de doelstellingen
is het wegnemen van belemmeringen voor gemarginaliseerde groepen in diverse landen.
In veel landen is ‘prostitutie’, in dit kader ook aangeduid als ‘sekswerk’, gemarginaliseerd
of zelfs gecriminaliseerd en worden sekswerkers door de autoriteiten actief vervolgd.
In veel landen heeft de zich stabiliserende HIV epidemie zich vooral genesteld in
o.a. deze gemarginaliseerde groep binnen de samenleving (concentrated epidemic). Daardoor komen niet alleen de mensenrechten van sekswerkers in het geding (recht
op menselijke waardigheid/bescherming en veilige werkomstandigheden) maar ook de gezondheid.
In Nederland worden seksualiteit en prostitutie openbaar besproken. Sekswerk is dan
ook bij de wet geregeld. De rechten en plichten van sekswerkers verschillen niet met
die van andere Nederlanders. De veiligheid en (w)eerbaarheid van sekswerkers staan
daarbij centraal, waarbij discriminatie en marginalisatie actief worden bestreden.
Dat is in andere landen vaak niet het geval. De Nederlandse aanpak is in veel opzichten
uniek en wordt internationaal als een ‘best practice’ gewaardeerd.
Uitstap
[Regeling vervallen per 01-01-2016]
De beslissing om in de seksbranche te gaan werken is niet eenvoudig. Vaak ligt er
een ingewikkeld complex aan factoren aan ten grondslag, waarbij armoede en economische
malaise de boventoon voeren. Naast deze factoren zijn gebrek aan scholing en werkgelegenheid
van groot belang. Door marginalisatie en stigmatisering zijn sekswerkers extra kwetsbaar.
Er wordt veel aandacht besteed aan mogelijkheden voor sekswerkers om uit dit werk
te kunnen stappen. Uitstappen is voor de meesten niet makkelijk. Naast economische
afhankelijkheid (schulden) en sociaal isolement (discriminatie) is het ontbreken van
een toekomstperspectief door gebrek aan scholing en alternatieve werkgelegenheid te
lastig om alleen de stap te kunnen maken. Ervaringen hebben geleerd dat de ‘opstap’
(emancipatie) de basis is voor een eventuele ‘uitstap’.
Gedwongen prostitutie en seksuele uitbuiting van minderjarigen vallen overal onder
het strafrecht en worden actief bestreden. Deze sekswerkers zijn in eerste instantie
slachtoffers van mensenhandel en worden specialistisch opgevangen. Het gaat hier dus
niet om uitstappen, want deze gedwongen sekswerkers worden bevrijd uit hun gijzeling.
Opstap
[Regeling vervallen per 01-01-2016]
Door de mensenrechten van sekswerkers te verbeteren worden zij uit een sociaal economisch
isolement gehaald. Hierdoor verbetert niet alleen hun veiligheid, maar ook zijn zij
beter in staat hun fysieke gezondheid te beschermen door bijvoorbeeld de weigering
van onveilige seks. De opstap verwijst naar de emancipatie waardoor zij een beter
inzicht en daadwerkelijke controle over hun eigen leven krijgen en op basis waarvan
zij zelf keuzes voor de toekomst kunnen maken.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken financierde in de periode 2009–2011 uitstap
programma’s voor sekswerkers (2 miljoen Euro). Deze programma’s werden uitgevoerd
door Soa AIDS Nederland en ICCO in Bolivia, Brazilië, Egypte, Macedonië, Nicaragua,
Oeganda en Vietnam. Hoewel een gering aantal sekswerkers wel is uitgestapt, blijkt
de opstap naar betere keuze mogelijkheden van essentieel belang te zijn geweest.
Soa AIDS Nederland en ICCO organiseerden een afsluitende conferentie om de uitkomsten
van uitstapprogramma’s met sekswerkers en zuidelijke partners te inventariseren. De
uitkomsten van de besprekingen werden op 25 april 2012 gepresenteerd:
-
• Stigma en discriminatie zijn grote obstakels,
-
• Sekswerkers zijn vaak het slachtoffer van geweld,
-
• Er is geen uitstap zonder opstap (emancipatie),
-
• Flexibiliteit, betrokkenheid van de sekswerkers zelf en committering op lange termijn
zijn belangrijk voor de effectiviteit van programma’s.
II. Opstap Fonds
[Regeling vervallen per 01-01-2016]
Dit subsidiebeleidskader voor het Opstap Fonds steunt op de beleidsprioriteit SRGR
inclusief HIV/AIDS en de motie-Van der Staaij/Ferrier met betrekking tot het behoud van de unieke Nederlandse aanpak onder kwetsbare groepen.
Naar aanleiding van bovengenoemde motie is € 6 miljoen beschikbaar ten behoeve van
het subsidiëren van activiteiten onder Opstap Fonds. Met het oog op duurzaamheid en
effectiviteit van activiteiten en van inzet van middelen wordt dit bedrag meerjarig
beschikbaar gesteld. Het totale subsidietijdvak is van 1 september 2012 tot en met
31 december 2015. Deze middelen zijn beschikbaar naast het Medefinancieringsstelsel
voor de periode 2011–2015 (MFS II), het Fonds Keuzes en Kansen 2011–2014, het Key Populations Fonds (2011–2015) en het NGO Coördinatie Fonds (2012–2014).
Beoogd wordt activiteiten te financieren die complementair zijn aan activiteiten die
uit deze fondsen worden gefinancierd.
De beschikbaar gestelde middelen zijn bedoeld voor samenwerkingsverbanden van Nederlandse
maatschappelijke organisaties die zich gezamenlijk inzetten voor de emancipatie en
verbetering van uitstapmogelijkheden van sekswerkers. Gekozen is een samenwerkingsverband
in plaats van individuele organisaties te steunen omdat de expertise van deze Nederlandse
toegevoegde waarde verdeeld is over diverse organisaties. Samenwerking kan leiden
tot een beter palet van mogelijke interventies.
Bij voorkeur zal subsidie worden verleend aan één samenwerkingsverband van Nederlandse
maatschappelijke organisaties die gezamenlijk via één penvoerder een aanvraag indienen
waarmee wordt beoogd invulling te geven aan de unieke Nederlandse aanpak in ontwikkelings-
en transitielanden. De kwaliteit van de aanvragen, van de aanvrager en van de samenwerkingsverbanden
namens welke subsidie wordt aangevraagd, zoals beoordeeld volgens de hierna volgende
criteria, zal leidend zijn.
III. Doelstellingen van het Opstap Fonds
[Regeling vervallen per 01-01-2016]
Met het verstrekken van subsidie aan een samenwerkingsverband van Nederlandse maatschappelijke
organisaties voor activiteiten gericht op emancipatie van sekswerkers worden de volgende
doelstellingen nagestreefd:
-
A. Verbeteren van de individuele mensenrechten, veiligheid en emancipatie van sekswerkers,
waardoor zij zelfstandig keuzes kunnen maken, inclusief eventuele uitstap.
-
B. Verbeteren van de toegang tot zorg en opvang van sekswerkers.
-
C. Verbeteren van signalering en rapportage aan bevoegde autoriteiten over de inzet van
minderjarige sekswerkers (<18 jaar); slachtoffers van mensenhandel en andere vormen
van aan sekswerk gerelateerde uitbuiting.
-
D. Het betrekken van sekswerkers bij de formulering en uitvoering van programma’s waar
zij baat bij hebben.
-
E. Versterken van de maatschappelijke positie van organisaties die sekswerkers ondersteunen,
begeleiden dan wel vertegenwoordigen met het oog op verzelfstandiging van deze organisaties
en het teweegbrengen van een blijvend effect.
-
F. Het internationale draagvlak vergroten voor de positie en rechten van sekswerkers
via lobby en pleitbezorging bij overheden en internationale fora.
-
G. Het bevorderen van afstemming van verschillende benaderingen van Nederlandse maatschappelijke
organisaties die kennis en ervaring hebben op dit terrein, door uitwisseling en samenwerking.
In aanvulling op de bepalingen van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse
Zaken, de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 en het Standaardkader
Ontwikkelingssamenwerking gelden, gelet op het voorgaande, in het kader van het Opstap Fonds de volgende bepalingen.
Daarbij geldt dat waar de beleidsregels voor het Opstap Fonds afwijken van het Standaardkader
ontwikkelingssamenwerking, deze beleidsregels voorrang hebben.
IV. Subsidieverlening in het kader van het Opstap Fonds
[Regeling vervallen per 01-01-2016]
-
A. Wie komen in aanmerking voor een subsidie in het kader van het Opstap Fonds:
Voor subsidieverlening in het kader van het Opstap Fonds komen in aanmerking samenwerkingsverbanden
van Nederlandse maatschappelijk organisaties die zich inzetten voor de emancipatie,
(w)eerbaarheid en veiligheid van sekswerkers. Deze organisaties dienen op hun beurt
intensief samen te werken met lokale organisaties en -instellingen ten einde de duurzaamheid
ter plekke te realiseren.
Onder een samenwerkingsverband van Nederlandse maatschappelijke organisaties voor
het Opstap Fonds, hierna te noemen het ‘samenwerkingsverband’, wordt in het kader
van dit subsidiebeleidskader verstaan: twee of meer zelfstandige maatschappelijke
organisaties zonder winstoogmerk, naar Nederlands recht opgericht en statutair in
Nederland gevestigd, die gezamenlijk via één penvoerder een aanvraag indienen voor
het Opstap Fonds. Indien de aanvraag wordt gehonoreerd is de penvoerder subsidieontvanger.
Deze is tegenover de staatssecretaris ten volle aansprakelijk voor de naleving van
alle aan de subsidie verbonden verplichtingen. De andere partijen van het samenwerkingsverband
worden aangeduid als mede-indieners.
-
B. Organisaties en samenwerkingsverbanden die niet voor subsidieverlening in aanmerking
komen:
In aanvulling op en ter nadere invulling van het Standaardkader ontwikkelingssamenwerking
komen niet voor subsidieverlening uit het Fonds in aanmerking:
-
1. Internationale maatschappelijke organisaties zonder winstoogmerk die niet in Nederland
noch naar Nederlands recht opgericht zijn en niet statutair in Nederland gevestigd
zijn.
-
2. Nederlandse maatschappelijke organisaties die, als penvoerder rechtstreeks of als
mede-indiener van een alliantie, een subsidie ontvangen voor identieke activiteiten
voor de zelfde doelgroep(en) in het zelfde land of regio in het kader van het Medefinancieringsstelsel
voor de periode 2011–2015 (MFS II), of van het Key Populations Fonds voor de periode
2011–2015 (KPF).
V. Drempelcriteria ten aanzien van de aanvraag
[Regeling vervallen per 01-01-2016]
In aanvulling op en ter nadere invulling van het Standaardkader ontwikkelingssamenwerking
zijn de volgende criteria van toepassing:
-
1. De activiteiten vinden plaats in ten minste twee partnerlanden als genoemd in de Focusbrief
ontwikkelingssamenwerking van 18 maart 2011.
-
2. De looptijd van de activiteiten is ten hoogste 3,5 jaar, zijnde het tijdvak vanaf
1 september 2012 tot en met 31 december 2015.
Indien een aanvraag niet voldoet aan één of meer van deze criteria, wordt deze afgewezen
en niet verder beoordeeld.
VI. Beoordelingscriteria kwaliteit en doelmatigheid van het samenwerkingsverband
[Regeling vervallen per 01-01-2016]
-
1. Het samenwerkingsverband onderschrijft de Nederlandse beleidsprioriteiten op het gebied
van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten inclusief HIV/AIDS zoals verwoord
in de Kamerbrief van Kamerbrief van 7 mei 2012 ‘Beleid voor Seksuele en Reproductieve
Gezondheid en Rechten, inclusief hiv/AIDS’ met kenmerk DSO/GA-083/2012.
-
2. De leden van het samenwerkingsverband hebben aantoonbaar meerjarige ervaring met activiteiten
ten behoeve van opstap van sekswerkers in ontwikkelingslanden (track record) en zijn
op grond van de door hun inspanningen in de afgelopen drie jaren behaalde resultaten
in staat om geplande doelstellingen en resultaten te realiseren en duurzaam te verankeren.
-
3. De meerwaarde van het samenwerkingsverband is erin gelegen dat de deelnemers zich
gezamenlijk inzetten voor de opstap van sekswerkers zoals in dit subsidiebeleidskader
omschreven, waarbij de specifieke expertise van de deelnemers aan het samenwerkingsverband
wordt benut.
-
4. De leden van het samenwerkingsverband sluiten een overeenkomst, waaruit blijkt:
-
a. op welke wijze de penvoerder en de mede-indieners bijdragen aan de werkzaamheden van
het samenwerkingsverband;
-
b. welke capaciteit penvoerder en mede-indieners ter beschikking stellen om de activiteiten
die bij hen zijn belegd succesvol te kunnen uitvoeren;
-
c. hoe de subsidie onder de penvoerder en mede-indieners wordt verdeeld;
-
d. op welke wijze de besluitvorming in het samenwerkingsverband plaatsvindt;
-
e. hoe de bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn gedefinieerd en hoe het onderscheid
tussen bestuurs- en toezichtfuncties is geregeld;
-
f. hoe monitoring en evaluatie plaatsvinden en hoe naleving van gemaakte afspraken wordt
gegarandeerd;
-
g. dat de naleving van de aan een subsidie verbonden verplichtingen jegens de staatssecretaris
is gewaarborgd.
-
5. De penvoerder van het samenwerkingsverband toont aan dat alle bij het samenwerkingsverband
betrokken organisaties een kwalitatief verantwoord financieel en administratief beleid
voeren en besteding van middelen kunnen verantwoorden via een transparante en adequate
planning- en control cyclus.
-
6. Planning, monitoring en evaluatie: de gehanteerde PM&E systematiek is toereikend voor
het bewaken van de voortgang t.a.v. doelstellingen, resultaten en duurzaamheid op
programmaniveau en op het niveau van de in het samenwerkingsverband participerende
organisaties.
VII. Beoordelingscriteria van de aanvraag
[Regeling vervallen per 01-01-2016]
In aanvulling op en ter nadere invulling van het Standaardkader ontwikkelingssamenwerking
wordt de aanvraag beoordeeld op de volgende criteria:
-
1. De mate waarin de aanvraag bijdraagt aan de doelstellingen genoemd in paragraaf III
door:
-
a. het bieden van een geïntegreerd en breed pakket van dienstverlening voor sekswerkers,
met speciale aandacht voor leeftijd specifieke aspecten (vooral voor jonge sekswerkers
(18–24 jaar);
-
b. de signalering en rapportage van
-
i. sekswerk door minderjarigen,
-
ii. mensenhandel,
-
iii. en andere, aan sekswerk gerelateerde, vormen van uitbuiting.
-
c. het bevorderen van capaciteitsopbouw en versterken van de maatschappelijke positie
van lokale- en nationale organisaties die bestaan uit sekswerkers dan wel hen vertegenwoordigen;
-
d. lobby en pleitbezorging voor aanpassing en/of handhaving van wetgeving voor emancipatie
van sekswerkers d.m.v. opstap op lokaal-, nationaal- en internationaal niveau.
-
2. De mate waarin vertegenwoordigers van sekswerkers worden betrokken bij beleid en uitvoering.
-
3. Mate waarin zichtbaar wordt waarom en hoe de samenwerking tussen de leden van het
samenwerkingsverband meerwaarde oplevert en geen optelsom is van een aantal losse
programma’s.
-
4. De mate waarin de activiteiten in het activiteitenplan voortvloeien uit de probleemanalyse
en de beschrijving van de lokale context.
-
5. De mate waarin de activiteiten lokale/nationale relevantie hebben.
-
6. De motivering van de landenkeuze.
-
7. Betrokkenheid van relevante actoren op lokaal, nationaal en internationaal niveau,
waaronder overheden, gezondheidsinstanties, politie, justitie, lokale ngo’s en internationale
organisaties/fora.
-
8. De mate waarin de voorgestelde activiteiten complementair zijn aan het werk van andere
(mede) door Nederland gefinancierde organisaties op het gebied van sekswerkers of
daaraan gerelateerde groeperingen;
-
9. De mate waarin de operationele doelstellingen context specifiek zijn en de beoogde
resultaten zijn uitgewerkt in een SMART-systematiek (specifiek, meetbaar, acceptabel,
realistisch en tijdgebonden).
-
10. De mate waarin de gevraagde subsidie op evenwichtige wijze wordt gespreid over de
loop van het subsidietijdvak;
-
11. De mate waarin een monitoring en evaluatie protocol context specifiek is en samenhang
biedt tussen visie, doelstellingen, activiteiten en resultaten.
-
12. De mate waarin de activiteiten een blijvend effect teweeg zullen brengen.
VIII. Beoordelingsprocedure
[Regeling vervallen per 01-01-2016]
Aanvragen voor een subsidie in het kader van het Fonds dienen in zesvoud uiterlijk
30 augustus 2012 schriftelijk, en rechtsgeldig ondertekend te zijn ontvangen op het
Ministerie van Buitenlandse Zaken, Directie Sociale Ontwikkeling, Afdeling Gezondheid
en AIDS, Postbus 20061, 2500 EB Den Haag. De stukken vermeld onder X.1, 6 en 7 kunnen
in tweevoud worden gestuurd. Bij voorkeur wordt de aanvraag ook op een DVD ingediend.
De staatssecretaris zal besluiten over de ingediende aanvragen uiterlijk op 23 oktober
2012.
IX. Informatie
[Regeling vervallen per 01-01-2016]
Voor informatie over dit subsidiekader kan via e-mail contact worden opgenomen met
de Directie Sociale Ontwikkeling, Afdeling Gezondheid en AIDS, DSO-GA@minbuza.nl.
Ten behoeve van een transparant proces worden geen mondeling inlichtingen of toelichtingen
gegeven. Vragen worden schriftelijk beantwoord en in geanonimiseerde versie op www.minbuza.nl
gepubliceerd.
X. Bij de aanvraag te voegen stukken
[Regeling vervallen per 01-01-2016]
-
1. Oprichtingsakten en statuten van de organisaties die deel uitmaken van het samenwerkingsverband.
-
2. Overzicht van de contactgegevens van de mede-indieners (gegevens directeur(en) en
contactpersonen, adres, telefoon- en faxnummer.
-
3. Een door de betrokken organisaties getekende samenwerkingsovereenkomst die de elementen
bevat als genoemd onder VI.4.
-
4. Organisatieschema van het samenwerkingsverband.
-
5. Jaarverslagen over de voorgaande drie kalenderjaren van de organisaties die deel uitmaken
van het samenwerkingsverband.
-
6. Jaarrekeningen over de voorgaande drie kalenderjaren van de organisaties die deel
uitmaken van het samenwerkingsverband.
-
7. De laatste accountantsverklaring en management letter (indien aanwezig) van de organisaties
die deel uitmaken van het samenwerkingsverband.
-
8. Overzicht betreffende de beloning van medewerkers, inclusief leden van management
en bestuur.
-
9. Activiteitenplan met daarin een overzicht van activiteiten, naar aard, omvang, fasering
en onderling verband, in relatie tot de daarmee beoogde doelstellingen en resultaten
en verwachte effecten voor de eerste 12 maanden van de periode waarin de activiteiten
worden uitgevoerd.
-
10. Een gedetailleerde en sluitende begroting behorende bij het activiteitenplan voor
de eerste 12 maanden, gedifferentieerd naar land en deelnemer aan het samenwerkingsverband.
-
11. Meerjarenplan (overzicht van werkzaamheden, doelstellingen, resultaten en verwachte
effecten) voor de resterende periode van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd
en een meerjarenbegroting (financiële raming) voor de periode volgend op de eerste
12 maanden.
-
12. Liquiditeitsprognose per jaar voor de gehele activiteitenperiode en een overzicht
van financiële bijdragen van andere donoren voor de voorgestelde activiteiten.