Toelichting
[Regeling vervallen per 01-09-2021]
Artikel 1
[Regeling vervallen per 01-09-2021]
Binnen de strafrechtsketen is het van groot belang dat gebruik wordt gemaakt van tolken
en vertalers waarvan de kwaliteit en integriteit gewaarborgd is. De Wbtv is met het oog op dit belang tot stand gekomen en heeft in eerste instantie betrekking
gehad op tolken en vertalers die werkzaamheden verrichten binnen het domein van politie
en justitie.
Een uitvloeisel hiervan is de afnameplicht van artikel 28 van de Wbtv, waarmee wordt gewaarborgd dat binnen de keten ook enkel van tolken en vertalers
uit het Rbtv gebruik wordt gemaakt voor zover die beschikbaar zijn.
Uit de rapporten ‘De juiste tolk op de juiste plaats’ van Van Duijn en Van den Reijen
uit 2001 en ‘Praktisch en effectief’ van de Commissie Jurgens van februari 2005, welk
rapport aan de Wbtv ten grondslag heeft gelegen, volgt dat afnemers in het justitiële domein bij de selectie
van een tolk of vertaler ook aan andere of extra competenties waarde hechten dan aan
de competenties die gelden voor inschrijving in het Rbtv. Het gaat dan om specifieke
ervaring, kennis of vaardigheden. Deze extra competenties zijn relevant voor de afnemer
bij het bepalen van de keuze voor een bepaalde tolk of vertaler.
De recente correspondentie tussen de Nationale ombudsman en de minister van Veiligheid
en Justitie, alsmede de implementatie van Richtlijn 2010/64 aangaande het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures onderstrepen de
noodzaak om de specialisaties tolk en vertaler in strafzaken te introduceren. Ook
vanuit het werkveld (rechtbanken, openbaar ministerie, beroepsgroepen van tolken en
vertalers) bereiken de Raad signalen die de publicatie en implementatie van uitvoeringsbeleid
voor tolken en vertalers in strafzaken bepleiten.
Met het oog hier op is de specialisatie ‘tolk in strafzaken’ aangewezen.
Het Kwaliteitsinstituut heeft onderzoek verricht naar de benodigde specifieke bekwaamheden
voor de specialisatie ‘tolk in strafzaken‘ en een voorstel gedaan voor aanvullende
bekwaamheden waarover een dergelijke tolk moeten beschikken. Dat voorstel is hier
als uitgangspunt genomen.
In afwijking van het advies van het Kwaliteitsinstituut is er echter niet voor gekozen
om er van uit te gaan dat het Nederlands de bron- of doeltaal is van de talencombinatie
en vertaalrichting waarvoor de tolk of vertaler in het Rbtv is ingeschreven. Dat uitgangspunt
vindt geen steun in de geschiedenis van de totstandkoming van de Wbtv. Een tolk of vertaler kan ook in het Rbtv worden ingeschreven voor een talencombinatie
of vertaalrichting waarbij het Nederlands niet de bron- of doeltaal is. Daarnaast
geldt dat bij onder name afnameplichtige opdrachtgevers behoefte bestaat aan het vermelden
van specialisaties, en het Nederlands dan veelal de bron- of doeltaal zal zijn, maar
het niet uitsluitend deze opdrachtgevers zijn waarvoor het vermelden van de specialisaties
bedoeld is.
Ook is er in afwijking van het advies van het Kwaliteitsinstituut er vooralsnog niet
voor gekozen om als specialisatie ‘interceptietolken’ aan te wijzen. Dat heeft ermee
te maken dat in tegenstelling tot de specialisaties ‘tolk in strafzaken’ en ‘vertaler
in strafzaken’ de Raad niet is gebleken dat er vraag en dus behoefte bestaat aan het
vermelden van de specialisatie ‘interceptietolken’. Het Kwaliteitsinstituut spreekt
overigens ook van vermoedelijke vraag en behoefte. Momenteel worden interceptietolken
hoofdzakelijk door de politie ingezet. De politie heeft een – op het Rbtv gebaseerde
– eigen register waaruit het put. De politie kan daar naar eigen goeddunken gegevens
aan toevoegen die voor haar relevant zijn. Omdat de afnameplicht niet ziet op specifieke
bekwaamheden, is er ook anderszins geen aanleiding om gegevens over interceptietolken
toegankelijk te maken. Met het oog op de veiligheid van de betrokken tolken ligt het
bovendien niet voor de hand dat deze gegevens in het Rbtv worden opgenomen. Tot slot
– en niet onbelangrijk – zijn de door het Kwaliteitsinstituut geformuleerde voorwaarden
moeilijk aan te tonen en daarmee te hanteren.
Artikel 2
[Regeling vervallen per 01-09-2021]
De Stichting Instituut Gerechtstolk & Vertalers (hierna: de SIGV) biedt reeds sinds
1994 taalgebonden opleidingen ‘Gerechtstolken in strafzaken’ aan. Die opleidingen
zijn erop gericht basistolken op te leiden tot gekwalificeerde en professionele gerechtstolken
en omvat vrijwel alle kennis- en vaardigheidsonderdelen die, overeenkomstig het advies
van het Kwaliteitsinstituut, vereist zijn voor de specialisatie ‘tolk in strafzaken’.
Daarmee is de opleiding van de SIGV de norm voor de kennis en vaardigheden die hier
worden genoemd.
In het advies van het Kwaliteitsinstituut is echter neergelegd dat een tolk die de
specialisatie ‘tolk in strafzaken’ krijgt vermeld, alle facetten van het werk als
tolk moet beheersen. Daaronder valt ook het zogenaamde fluistertolken. In de opleidingen
van de SIGV werd daaraan in het verleden nog geen aandacht besteed. De afgelopen jaren
gebeurde dat in zeer beperkte omvang. Pas met ingang van het studiejaar 2011–2012
is fluistertolken een onderdeel van het curriculum en de toetsing van de opleidingen
van de SIGV. Er zijn in Nederland ook geen andere opleidingen en toetsen waarmee tolken
afdoende kunnen aantonen te beschikken over deze competentie. Omdat de competentie
dus feitelijk niet aan te tonen is, heeft de Raad besloten de bekwaamheid niet in
de voorwaarden voor de specialisatie ‘tolk in strafzaken’ op te nemen. Zodra er wel
mogelijkheden zijn om deze competentie aantoonbaar te ontwikkelen, kan dat alsnog
gebeuren.
Mede om dit gebrek te compenseren, is er voor gekozen ook ervaring als tolk in strafzaken
als voorwaarde te hanteren. Kort gezegd leiden een diploma van een taalgebonden opleiding
van de SIGV én ervaring dus tot het vermelden van de specialisatie ‘tolk in strafzaken’
bij de inschrijving in het Rbtv van de tolk.
Voor zover een tolk anderszins wil aantonen te beschikken over de gevraagde kennis
en vaardigheden, is aansluiting gezocht bij eindkwalificaties die de SIGV hanteert
voor de taalgeboden opleidingen ‘Gerechtstolk in strafzaken’.
Benadrukt wordt dat het hier om cumulatieve voorwaarden gaat. Ervaring als tolk in
strafzaken alleen is onvoldoende voor het vermelden van de specialisatie.
Kennis van het materieel strafrecht en het strafprocesrecht
[Regeling vervallen per 01-09-2021]
Dit betekent dat de vertaler kennis van en inzicht in belangrijke beginselen, terminologie
en leerstukken van materieel en het straf(proces)recht, de rol en positie van deelnemers
aan de strafrechtpleging, mede aan de hand van wetgeving en jurisprudentie, heeft
opgedaan. Analyseren, oplossen en becommentariëren en in eigen bewoordingen weergegeven
van strafrechtelijke casusposities en jurisprudentie horen daar ook bij. Het gaat
om grondige kennis en inzicht van strafrechtelijke begrippen in zowel de bron- als
de doeltaal. De belangrijkste verschillen tussen het strafrechtsysteem van het land
waarin de brontaal de standaardtaal is en het land waarin de doeltaal de standaardtaal
is moeten kunnen worden aangegeven. Deze kennis en dit inzicht moeten bovendien zijn
getoetst door middel van een afsluitend schriftelijk examen. Uiteraard moet de vertaler
dat examen hebben behaald.
Dit betekent overigens dus dat bijvoorbeeld een cursus straf(procesrecht) van OSR
Juridische Opleidingen of Tolken Select, zoals die ten tijde van dit besluit worden
aangeboden, niet toereikend is in dit verband. Dergelijke cursussen worden niet afgesloten
met een examen.
Met ‘standaardtaal’ wordt bedoeld: de taal die algemeen bruikbaar is in het publieke
domein, dat wil zeggen in alle belangrijke sectoren van het openbare leven, zoals
het bestuur, de administratie, de rechtspraak, het onderwijs en de media.
Deze uitleg gaat niet op voor landen met meerdere standaardtalen zoals België en Zwitserland,
bijvoorbeeld het Frans. Het rechtssysteem in die landen kan echter afwijken van dat
in Frankrijk.
Het onderhavige beleid kan zulke complicaties niet ondervangen. Opdrachtgevers zijn
er verantwoordelijkheid voor om de juiste voorwaarden te formuleren voor een specifieke
opdracht en tolken en vertalers hebben op basis van Gedragscode beëdigde tolken en
vertalers de verplichting te beoordelen of ze voldoende zijn toegerust om een opdracht
adequaat uit te voeren en dan te aanvaarden. Als uitgangspunt moet de formulering
uit dit artikel daarom volstaan.
Tolkvaardigheid in strafzaken
[Regeling vervallen per 01-09-2021]
Naast de algemene tolkvaardigheid, is voor deze specialisatie specifieke tolkvaardigheid
nodig. Daarbij valt te denken aan het kunnen omgaan met een aantal fysieke omstandigheden
tijdens bijvoorbeeld een strafrechtzitting en de aard van de communicatie (tussen
de uiteenlopende actoren, zoals de advocaat, officier van justitie en strafrechters).
Dat de tolk beschikt over deze specifieke tolkvaardigheid wordt aangetoond door middel
van een mondelinge tolktoets waarbij een strafrechtelijke procedure, zoals een zitting
bij de strafrechter of een politieverhoor, is nagebootst. Uiteraard moet de tolk geslaagd
zijn voor de toets.
Ervaring als tolk in strafzaken
[Regeling vervallen per 01-09-2021]
Zoals reeds is opgemerkt, wordt het van belang geacht dat de tolk over ervaring beschikt
als ‘tolk in strafzaken’. Het gaat om 50 uren. Die uren moeten zijn getolkt in het
kader van strafrechtelijke procedures. Dan kan worden gedacht aan tolken bij een politieverhoor,
tijdens een zitting bij de strafrechter, bij een overleg tussen een advocaat en diens
cliënt rond die strafzaak of deelname aan een rogatoire commissie. Tolken bij een
gehoor van de IND of tijdens een zitting bij de vreemdelingen- (dat wil zeggen bestuurs-)rechter
valt daar dan ook niet onder.
Voorts is er in afwijking van het advies van het Kwaliteitsinstituut voor gekozen
om de specialisatie als ‘tolk in strafzaken’ en dus niet ‘gerechtstolk’ aan te duiden.
Dat heeft er mee te maken dat de specialisatie aansluit bij de inmiddels beproefde
opleiding van de SIGV. Tijdens die opleiding wordt slechts in zeer beperkte mate aandacht
besteed aan het vreemdelingenrecht. De opleiding leidt een tolk immers op als gerechtstolk
in strafzaken. De kennis is derhalve op het strafrecht en niet op het vreemdelingenrecht
gericht. Hetzelfde geldt voor de vaardigheden die worden aangeleerd en uiteindelijk
getoetst. Het gaat om tolkvaardigheid in strafzaken. Niet kan dan ook worden volgehouden
dat een tolk die de opleiding van de SIGV heeft afgerond, ook zonder meer in het kader
van het vreemdelingenrecht kan worden ingezet. De Raad sluit niet uit een specialisatie
‘tolk in vreemdelingenzaken’ aan te wijzen. Daarvoor is echter vereist dat kennis
van het vreemdelingenrecht wordt opgedaan en wordt getoetst. Bovendien is dan van
belang dat tolkvaardigheid in vreemdelingenprocedures wordt aangeleerd en eveneens
wordt getoetst. Daarvan is echter nog geen sprake.
Overigens duidt een benaming van de specialisatie ‘gerechtstolk’, zoals het Kwaliteitsinstituut
voorstelt, er ook op dat de tolk kan worden ingezet ten behoeve van elke gerechtelijke
procedure. Dat werpt vragen op en veronderstelt ten onrechte dat een tolk die bijvoorbeeld
als tolk in strafzaken is opgeleid ook kan worden ingezet ten behoeve van de meest
uiteenlopende civielrechtelijke en bestuursrechtelijke procedures. Die veronderstelling
mist echter feitelijke basis en doet afbreuk aan het uitgangspunt ‘de juiste tolk
op de juiste plaats’.
Artikel 3
[Regeling vervallen per 01-09-2021]
Omdat ook het strafrecht en strafrechtelijke procedures, bijvoorbeeld als gevolg van
wetswijzigingen en jurisprudentie, in binnen- en buitenland voortdurend aan veranderingen
onderhevig zijn, is het noodzakelijk dat een tolk zijn kennis en vaardigheden onderhoudt
via bijscholing. De tolk moet aantoonbaar minimaal 4 uur per jaar besteden aan bijscholing
op het gebied van strafrecht om voor verlenging van de vermelding van de specialisatie
in aanmerking te kunnen komen.
De verplichting geldt vanaf het moment van vermelding van de specialisatie en loopt
tot het einde van de periode van inschrijving in het Rbtv. Als voorbeeld: een tolk
staat sinds 1 mei 2012 in het Rbtv ingeschreven. Als de tolk op het moment van inschrijving
al is beëdigd, gaat een vermelding van de specialisatie ook op 1 mei 2012 in. De periode
van inschrijving in het Rbtv eindigt op 1 mei 2017. De specialisatie wordt vanaf die
datum ook niet meer vermeld. De inschrijving in het Rbtv brengt een bijscholingsverplichting
van 80 PE-punten met zich vanaf 1 mei 2012 tot 1 mei 2017. Van die 80 PE-punten moeten
er per jaar gemiddeld 4 PE-punten worden besteed aan de specialisatie.
Een ander voorbeeld: een tolk staat sinds 1 november 2012 in het Rbtv ingeschreven.
De tolk moet zich nog laten beëdigen bij de rechtbank. Daarna wordt een verzoek tot
specialisatie ingewilligd en op 1 januari 2013 wordt bij de inschrijving in het Rbtv
de specialisatie ‘vertaler in strafzaken’ vermeld. De inschrijving loopt tot 1 november
2017 en kent een bijscholingsverplichting van weer 80 PE-punten. Dat betekent dat
de tolk van die 80 PE-punten in 2013, 2014, 2015, 2016 en 2017 gemiddeld 4 PE-punten
moet behalen ten behoeve van de specialisatie.
Een derde voorbeeld tot slot: een tolk staat sinds 1 januari 2009 in het Rbtv ingeschreven.
Hij of zij dient op 1 mei 2012 een verzoek tot vermelding van de specialisatie ‘tolk
in strafzaken’ in. Dat verzoek wordt ingewilligd en op 1 juni 2012 wordt de specialisatie
vermeld. Vanaf die datum geldt dan de bijscholingsverplichting voor de specialisatie.
De inschrijving in het Rbtv en de vermelding van de specialisatie eindigen op 1 januari
2014. Voor die datum moet de vertaler 80 PE-punten hebben behaald. Van die 80 punten
moet de tolk in 2012 en in 2013 gemiddeld 4 PE-punten hebben behaald met de specialisatie.