Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is gemeenten een wettelijke
taak te geven met betrekking tot schuldhulpverlening;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
cliënt: persoon aan wie op grond van deze wet schuldhulpverlening wordt gegeven;
-
college: college van burgemeester en wethouders;
-
inwoner: degene die als ingezetene in de basisregistratie personen is ingeschreven;
-
Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
-
schuldhulpverlening: het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing
van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet
zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand
verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede de nazorg.
Artikel 3. Verantwoordelijkheid college
-
1 Het college heeft tot taak en voert daarbij het plan, bedoeld in artikel 2, eerste lid, uit, om:
-
a. schuldhulpverlening aan de inwoners van zijn gemeente te geven;
-
b. een inwoner een aanbod te doen tot een eerste gesprek als bedoeld in artikel 4, eerste lid, als een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen signaal van schuldeisers
is ontvangen door het college over betalingsachterstanden, dat een goede indicatie
vormt voor meer schulden.
-
3 Het college kan schuldhulpverlening in ieder geval weigeren in geval een inwoner fraude
heeft gepleegd die financiële benadeling van een bestuursorgaan tot gevolg heeft en
die inwoner in verband daarmee onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld of een
onherroepelijke bestuurlijke sanctie, die beoogt leed toe te voegen, is opgelegd.
-
5 In bijzondere omstandigheden kan het college, zo nodig in overleg met het college
van een andere gemeente, ook schuldhulpverlening aan een persoon geven als die geen
inwoner is. Voor de toepassing van deze wet wordt deze persoon gelijkgesteld met een
inwoner.
Artikel 3a. Uitvoering van deze wet en mandatering
Het college kan de uitvoering van deze wet, behoudens de vaststelling van de rechten
en plichten van de inwoner en de daarvoor noodzakelijke beoordeling van zijn omstandigheden,
door derden laten verrichten. Het college kan bedoelde vaststelling en beoordeling
mandateren aan een organisatie of instelling, die zich blijkens haar doelstelling
of werkzaamheden richt op schuldhulpverlening.
Artikel 4. Wacht- en doorlooptijd
-
2 Indien er sprake is van een bedreigende situatie vindt binnen drie werkdagen het eerste
gesprek plaats waarin de hulpvraag wordt vastgesteld. Onder bedreigende situatie wordt
verstaan gedwongen woningontruiming, beëindiging van de levering van gas, elektriciteit,
stadsverwarming of water of opzegging dan wel ontbinding van de zorgverzekering.
Artikel 4a. Beschikking tot schuldhulpverlening dan wel de afwijzing of beëindiging
ervan
-
1 Het college kan de rechtbank verzoeken een afkoelingsperiode af te kondigen, waarin
elke bevoegdheid van de schuldeiser tot verhaal op de goederen van de cliënt en tot
opeising van goederen die zich in de macht van de cliënt bevinden niet kan worden
uitgeoefend, voor een periode van maximaal zes maanden.
Artikel 6. Inlichtingenplicht
De cliënt doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling
van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat
zij van invloed kunnen zijn op de op hem van toepassing zijnde schuldhulpverlening
of voor de uitvoering van deze wet, voor zover gegevens over deze feiten en omstandigheden
niet door het college kunnen worden verkregen.
Artikel 7. Medewerkingsplicht
Artikel 8. Gegevensuitwisseling
-
2 Het college verstrekt onder bij algemene maatregel van bestuur te bepalen voorwaarden
aan bestuursorganen en aan bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen instanties
gegevens voortvloeiende uit de uitvoering van deze wet, die deze bestuursorganen en
instanties behoeven in verband met uitoefening van hun taak en dienstverlening.
Artikel 8a. Verwerking persoonsgegevens schuldhulpverlening
Het college is bevoegd tot het verwerken van persoonsgegevens, waaronder persoonsgegevens
over gezondheid als bedoeld in artikel 4, onderdeel 15, van de Algemene verordening
gegevensbescherming en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard voor zover noodzakelijk
voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a.
Artikel 8b. Verwerking persoonsgegevens wanneer college uit eigen beweging een gesprek
aanbiedt
-
1 Het college is bevoegd tot het verwerken van persoonsgegevens van de inwoner voor
zover die gegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b.
-
2 Onder noodzakelijke gegevens wordt verstaan de gegevens uit de basisregistratie personen
en gegevens die noodzakelijk zijn om de signalen, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, onderdeel b, of 10, te verwerken.
Artikel 8d. Gebruik gegevens sociaal domein
Het college is bevoegd persoonsgegevens van de inwoner, die het college heeft verkregen
voor de uitvoering van de taken die bij of krachtens de Jeugdwet, de Participatiewet of de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 aan het college zijn opgedragen, ook te verwerken als dat noodzakelijk is voor de
uitvoering van deze wet.
Artikel 9. Informatievoorziening
-
1 Het college verstrekt Onze Minister, kosteloos, de gegevens en inlichtingen die hij
voor de statistiek, informatievoorziening en beleidsvorming met betrekking tot deze
wet nodig heeft.
-
2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de informatie
die het college verstrekt en de wijze waarop het college de gegevens verzamelt en
verstrekt, waarbij kan worden bepaald dat categorieën van gemeenten bepaalde gegevens
en inlichtingen niet hoeven te verzamelen en te verstrekken.
Artikel 10. Tijdelijke regeling
-
1 In afwijking van artikel 3, eerste lid, onderdeel b, kan bij ministeriële regeling voor de duur van maximaal vijf jaren een signaal van
een schuldeiser over betalingsachterstanden, die een betere indicatie vormen voor
meer schulden, worden aangewezen, waarna bij ontvangst daarvan door bij die regeling
aangewezen gemeenten, het college uit eigen beweging een eerste gesprek aanbiedt als
bedoeld in artikel 4, eerste lid.
-
2 Als toepassing is gegeven aan het eerste lid kunnen in afwijking van artikel 8, eerste lid, bij ministeriële regeling personen en instanties worden aangewezen die een signaal
over betalingsachterstanden aan het college verstrekken en zijn artikel 8, tweede
tot en met vierde lid van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat waar «
bij algemene maatregel van bestuur» staat gelezen wordt «bij ministeriële regeling».
[Red: Wijzigt de Wet op het financieel toezicht.]
Onze Minister zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal
een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Artikel 13. Inwerkingtreding
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan
worden vastgesteld.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.