De bevoegde autoriteit in de artikelen 2bis, tweede lid en derde lid, 3, derde tot
en met vijfde lid, 4, eerste lid en tweede lid, 5, eerste lid, 6bis, eerste lid, 7,
eerste lid, 9bis, eerste lid, 10, eerste lid, 12, tweede lid, 13bis, 16, 17, 18, eerste
lid, 19, 20, 20bis, 21, 21bis, 21quater, 25bis, en 29 van Verordening 36/2012 is de
Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking dan wel, indien de
uitoefening van de bevoegdheid betrekking heeft op financiële en bancaire aangelegenheden,
zoals het verlenen van financiering en financiële bijstand, de verstrekking van leningen
en kredieten, het openen van bankrekeningen, de vestiging van financiële instellingen
en de overdracht, de vrijgave of beschikbaarstelling van tegoeden, de Minister van
Financiën.