Een aanvraag in het kader van de verplichtstelling moet worden ingediend door een
voldoende representatieve vertegenwoordiging van sociale partners in de bedrijfstak
waarvoor verplichtstelling wordt gevraagd. In de artikelen 2, eerste lid, 10, eerste lid, en 11, tweede en derde lid, van de Wet Bpf 2000 wordt dit geformuleerd als het georganiseerde bedrijfsleven in een bedrijfstak dat
naar het oordeel van de Minister van SZW een belangrijke meerderheid van de in die
bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigt.
Reden hiervoor is dat een besluit in het kader van de verplichtstelling grote gevolgen
heeft voor een bedrijfstak, in beginsel voor onbepaalde tijd. Voldoende draagvlak
binnen de bedrijfstak voor een dergelijk besluit is daarom van belang.
Mede vanwege de grote betekenis van een dergelijk besluit voor een bedrijfstak, moet
het bij een aanvraag om verplichtstelling op grond van de Wet Bpf 2000 gaan om een gezamenlijke aanvraag van werkgevers en werknemers, ‘het georganiseerde
bedrijfsleven in de bedrijfstak’. Bij de beoordeling van de representativiteit wordt
daarom zowel gekeken naar de werkgevers- als naar de werknemerspartijen.
Dit is anders dan bij een verzoek om avv. Dat kan op basis van de wet worden ingediend
door een of meer werkgevers of een of meer verenigingen van werkgevers of werknemers.
De representativiteit in het kader van de Wet Bpf 2000 wordt beoordeeld ten aanzien van de werkingssfeer waarvoor verplichtstelling, wijziging
of gehele of gedeeltelijke intrekking wordt gevraagd.
In het geval van meerdere bedrijfstakken binnen één bpf zal per bedrijfstak de representativiteit
beoordeeld worden.
Sociale partners hebben bij de omschrijving van de werkingssfeer de mogelijkheid om
bepaalde categorieën werknemers of bedrijven van de werkingssfeer uit te zonderen.
Deze vallen dan buiten de werkingssfeer van het bpf en buiten het besluit tot verplichtstelling
en worden daarom niet meegenomen in de beoordeling van de representativiteit.
Op basis van artikel 13, derde lid, van de Wet Bpf 2000, is het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 (Stb. 2000, 633) tot stand gekomen. Op grond daarvan is het op bepaalde gronden mogelijk
door het bpf te worden vrijgesteld van verplichte deelname. De vrijgestelden blijven
echter onder de werkingssfeer van de verplichtstelling vallen en worden daarom wel
meegenomen in de beoordeling van de representativiteit.