Uitvoeringsregeling strategische goederen 2012

Geraadpleegd op 05-12-2024.
Geldend van 09-09-2021 t/m heden

Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 28 oktober 2011, nr. WJZ/11134677, tot vaststelling van een herziene uitvoeringsregeling strategische goederen (Uitvoeringsregeling strategische goederen 2012)

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Gelet op verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad van 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire regeling voor de controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik (PbEU 2009, L 134), richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap (PbEU 2009, L 146) en de artikelen 1, 4b, derde lid, 6, eerste lid, 7, derde lid, 10, tweede en derde lid, 12, eerste lid, 14, derde lid, 16, tweede en derde lid, 17, tweede lid, 19, eerste lid, 21, vierde lid, 24, tweede en derde lid, 25, tweede lid, 26, tweede lid, en 27, derde lid, van het Besluit strategische goederen;

Besluit:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • besluit: het Besluit strategische goederen;

  • ERA: het Europees Ruimte Agentschap in Noordwijk, opgericht bij het Verdrag tot oprichting van het Europees Ruimte Agentschap (Trb. 1990, 43);

  • gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen: de lijst van goederen waarop het Gemeenschappelijk standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (PbEU 2008, L 335) van toepassing is;

  • inspecteur: de directeur-generaal Douane;

  • Joint Force Command Brunssum: het te Brunssum gevestigde hoofdkwartier, bedoeld in de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Algemeen Hoofdkwartier van de Geallieerde Mogendheden in Europa inzake de bijzondere voorwaarden die toepasselijk zijn op de vestiging en het functioneren van internationale militaire hoofdkwartieren binnen het Europese grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden (Trb. 1964, 131);

  • Minister: de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;

  • NAVO-strijdkrachten: de strijdkrachten van een vreemde mogendheid, die partij is bij het Noord-Atlantisch Verdrag (Stb. J 335);

  • vergunning: een doorvoervergunning, een individuele of globale uitvoervergunning of een individuele of globale overdrachtsvergunning;

  • verordening 952/2013: verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269);

Artikel 1a

Deze regeling berust mede op de Verordening producten voor tweeërlei gebruik.

Artikel 2

Als militaire goederen worden aangewezen de goederen, opgenomen in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen.

§ 2. Aanvraag vergunning

Artikel 3

  • 1 Een vergunning voor militaire goederen wordt aangevraagd door de beschikkingsbevoegde, door degene die voor hem de douaneformaliteiten verricht, of, indien geen douaneformaliteiten worden verricht, door de persoon die de goederen vervoert.

  • 2 Een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Verordening producten voor tweeërlei gebruik of een vergunning voor militaire goederen wordt aangevraagd bij de inspecteur.

  • 3 In Nederland gevestigde exporteurs als bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Verordening producten voor tweeërlei gebruik dienen aanvragen ter verkrijging van een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Verordening producten voor tweeërlei gebruik, schriftelijk in bij de inspecteur, ook al bevinden de goederen zich op het grondgebied van een andere lidstaat van de Europese Unie.

  • 4 De beschikkingsbevoegde verklaart bij het aanvragen van een uitvoervergunning voor militaire goederen, indien de militaire goederen die uit een andere lidstaat zijn ontvangen aan uitvoerbeperkingen zijn verbonden, dat zij aan de voorwaarden van deze beperkingen hebben voldaan.

  • 5 Een vergunning voor militaire goederen kan betrekking hebben op meegeleverde reserveonderdelen en toebehoren, voor zover deze worden geleverd uit hoofde van dezelfde overeenkomst die betrekking heeft op de levering van de militaire goederen waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 4

De inspecteur kan bij de vergunningaanvraag in ieder geval verzoeken om:

  • a. de overeenkomst die ten grondslag ligt aan de betreffende doorvoer, uitvoer of overdracht;

  • b. een verklaring betreffende het eindgebruik.

§ 3. Vrijstelling vergunningplicht

Artikel 5

Artikel 5, eerste lid, artikel 11, eerste lid, en artikel 18, eerste lid, van het besluit zijn niet van toepassing op de doorvoer, uitvoer of overdracht van:

  • a. militaire goederen, bestemd voor gebruik door de Nederlandse strijdkrachten;

  • b. militaire goederen, eigendom van en bestemd voor gebruik door NAVO-strijdkrachten of het Joint Force Command in Brunssum;

  • c. militaire goederen, eigendom van het ERA;

  • d. militaire voertuigen die worden gebruikt door vreemde strijdkrachten bij gelegenheden als staats- of beleefdheidsbezoeken, vlootschouwen of luchtvaartmanifestaties.

§ 3a. Voorwaarden

Artikel 5a

Voorwaarde voor gebruik van een vergunning als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder d, van de Verordening producten voor tweeërlei gebruik, is dat ten minste twee weken voorafgaand aan het gebruik ervan een schriftelijk verzoek om registratie wordt ingediend bij de Centrale dienst voor in- en uitvoer (CDIU), Postbus 30003, 9700 RD Groningen. Het verzoek tot registratie bevat in ieder geval de naam- en adresgegevens van de exporteur en indien de exporteur daarover beschikt, het nummer, bedoeld in artikel 1, onderdeel 18 van de gedelegeerde verordening (EU) nr. 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van verordening 952/2013 (PbEU 2015, L 343) (EORI-nummer).

§ 4. Melding

Artikel 6

  • 1 De melding, bedoeld in artikel 10 van het besluit wordt schriftelijk gedaan door de beschikkingsbevoegde, door degene die voor hem de douaneformaliteiten verricht, of, indien geen douaneformaliteiten worden verricht, door de persoon die de goederen vervoert en vindt plaats bij de inspecteur.

  • 2 De melding bevat in ieder geval:

    • a. het land van bestemming;

    • b. de naam van de ontvanger van de militaire goederen;

    • c. een omschrijving van de militaire goederen waarop de melding betrekking heeft, met inbegrip van het postnummer waarmee de desbetreffende goederen zijn aangeduid in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, de merken en nummers, het aantal en de soort van de colli, of, voor onverpakte goederen, het aantal voorwerpen;

    • d. het land waar de militaire goederen zich op het moment van de melding bevinden.

  • 3 De inspecteur kan een persoon die gehouden is om meldingen te doen, schriftelijk toestemming geven de melding anders dan schriftelijk te doen.

  • 4 De melding wordt gedaan uiterlijk op het moment van binnenkomst op het grondgebied van Nederland.

  • 5 Als melding inzake de doorvoer door Nederland als bedoeld in het eerste lid gelden, mits voorzien van de bij het tweede lid, onder c en d, bedoelde gegevens:

    • a. een aanvraag ter verkrijging van een consent tot binnenkomen als bedoeld in artikel 14 van de Wet wapens en munitie

    • b. een summiere aangifte bij binnenkomst als bedoeld in artikel 127 van verordening 952/2013;

Artikel 7

Geen melding is vereist voor:

  • a. de doorvoer van militaire goederen die zonder aanlanding worden vervoerd door de territoriale wateren, of door het luchtruim van Nederland;

  • b. de doorvoer, uitvoer of overdracht van militaire goederen, bedoeld in artikel 5;

  • c. de overdracht uit Nederland van militaire goederen naar België en Luxemburg.

§ 5. Voorschriften

Artikel 8

Aan een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Verordening producten voor tweeërlei gebruik of een vergunning voor militaire goederen kunnen ten minste de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de goederen, waarop de vergunning betrekking heeft, worden binnen een bij de vergunning te bepalen termijn wederingevoerd, welke wederinvoer wordt aangetoond binnen een maand na de wederinvoer;

  • b. bij elke doorvoer, uitvoer of overdracht die met een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt verricht wordt een factuur ingezonden aan de inspecteur, die in elk geval bevat:

    • 1°. het nummer van de vergunning;

    • 2°. de naam en het adres van de ontvanger;

    • 3°. een omschrijving van de door te voeren, uit te voeren of over te dragen goederen, met inbegrip van het postnummer waarmee de desbetreffende goederen zijn aangeduid in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen of in bijlage I bij de Verordening producten voor tweeërlei gebruik;

    • 4°. de hoeveelheid en de waarde van de door te voeren, uit te voeren of over te dragen goederen;

  • c. door middel van een bewijsstuk van ontvangst, een ambtelijk gewaarmerkte kopie van een invoerdocument of een eindgebruikersverklaring bij de inspecteur wordt aangetoond dat de goederen de bestemming waarvoor de vergunning is verleend, hebben bereikt.

Artikel 9

Een vergunning waarvan geen gebruik wordt gemaakt, wordt onder opgave van redenen terstond ingezonden aan de inspecteur.

Artikel 10

De beschikkingsbevoegde rapporteert aan de inspecteur binnen twee maanden na afloop van elk half kalenderjaar over het gebruik van een individuele of globale uitvoervergunning of een individuele of globale overdrachtsvergunning voor militaire goederen door middel van een overzicht waarin de volgende informatie staat:

  • a. een omschrijving van de militaire goederen, met inbegrip van het postnummer waarmee de desbetreffende goederen zijn aangeduid in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen;

  • b. de hoeveelheid en waarde van de militaire goederen, tenzij het tijdelijke uitvoer of overdracht van militaire goederen betreft in verband met demonstratie of reparatiedoeleinden;

  • c. de data van de leveringen;

  • d. naam en adres van de ontvanger en indien bekend, de eindgebruiker van militaire goederen.

§ 6. Erkenning

Artikel 11

  • 2 Een besluit tot erkenning wordt verleend indien de aanvrager:

    • a. ervaring heeft met defensieactiviteiten;

    • b. een relevante industriële activiteit heeft in militaire goederen binnen de Europese Unie;

    • c. het vermogen heeft om systemen en subsystemen te integreren en integreert de militaire goederen in (sub)systemen;

    • d. een directielid heeft benoemd dat verantwoordelijk is voor de overdracht en uitvoer van militaire goederen;

    • e. een door het in onderdeel d bedoelde directielid ondertekende schriftelijke verklaring overlegt van de onderneming dat deze alle noodzakelijke maatregelen zal nemen om te voldoen aan alle specifieke voorwaarden in verband met het eindgebruik en de uitvoer van elk afgenomen specifiek onderdeel of product;

    • f. een door het in onder d bedoelde directielid ondertekende schriftelijke verklaring overlegt van de onderneming dat deze de bevoegde autoriteiten bij verzoeken en onderzoeken met de benodigde zorgvuldigheid gedetailleerde informatie zal geven over de eindgebruikers of het eindgebruik van alle producten die deze onderneming in het kader van een algemene overdrachtsvergunning van een andere lidstaat heeft overgedragen of afgenomen en

    • g. beschikt over een door het in onder d bedoelde directielid medeondertekende uitgebreide beschrijving van het interne programma tot naleving van de overdracht- en uitvoercontroleprocedure of het uitvoerbeheerssysteem van de onderneming.

  • 3 Het besluit tot erkenning bevat:

    • a. de naam en het adres van de aanvrager;

    • b. een verklaring dat de aanvrager aan de in het tweede lid genoemde voorwaarden voldoet;

    • c. de afgiftedatum en de geldigheidsperiode van de erkenning.

  • 4 De minister kan verzoeken om nadere informatie ter controle van de in het tweede lid bedoelde eisen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 28 oktober 2011

De

Staatssecretaris

van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker