Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2016. Zie het overzicht van wijzigingen.
[Regeling vervalt per 01-10-2027.]
Geraadpleegd op 13-10-2024.
Geldend van 31-07-2024 t/m heden

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 12 oktober 2011, nr. WJZ/337681 (8299), houdende voorschriften betreffende de verstrekking van subsidie in 2011 en volgende jaren voor de instelling van een haalbaarheidsonderzoek voor de herbestemming van monumenten en voor het treffen van tijdelijke maatregelen ter voorkoming van het verval van monumenten (Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 34, zesde en zevende lid, van de Monumentenwet 1988;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a. minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

    • b. kerkgebouw: monument of zelfstandig onderdeel dat in oorsprong uitsluitend of voor een overwegend deel is vervaardigd voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of levensovertuiging;

    • c. samenstel van monumenten: twee of meer monumenten gekenmerkt door hun onderlinge samenhang die mede bepalend is voor hun monumentale waarde;

    • d. zelfstandig onderdeel: onderdeel van een monument dat is aan te merken als een zelfstandige bouwkundige eenheid;

    • e. eigenaar: natuurlijke persoon of rechtspersoon die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht op een monument heeft;

    • f. herbestemming: geven van een nieuwe functie aan een monument of een belangrijk deel daarvan;

    • g. haalbaarheidsonderzoek: onderzoek als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, en derde lid;

    • h. verduurzamingsonderzoek: verduurzamingsonderzoek als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid;

    • i. interactief of procesgericht onderzoek: onderzoek als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c;

    • j. tijdelijke maatregel: maatregel als bedoeld in artikel 17;

    • k. subsidiabele kosten: kosten als bedoeld in artikel 20;

    • l. subsidietijdvak: tijdvak van 1 oktober tot en met 30 september in enig jaar;

    • m. woonhuis: monument of zelfstandig onderdeel daarvan dat in oorsprong is vervaardigd voor bewoning of dat voor meer dan de helft van de oppervlakte voor bewoning in gebruik is met dien verstande dat niet als woonhuis wordt aangemerkt een gebouw dat deel uitmaakt van een geregistreerd museum, een kerkgebouw, kasteel, paleis, hoofdhuis van een buitenplaats, landhuis, gebouw van liefdadigheid, molen, gemaal, agrarisch gebouw of watertoren;

    • n. erfgoedgemeenschap: erfgoedgemeenschap als bedoeld in artikel 6, lid 1a.

  • 2 In deze regeling wordt onder monument tevens zelfstandig onderdeel begrepen, tenzij het tegendeel blijkt.

Artikel 2. Reikwijdte

Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van een op grond van de Erfgoedwet, een omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet, een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet, of een gemeentelijke verordening beschermd monument dan wel ten behoeve van een monument dat niet op grond van een van die regelingen is beschermd.

Hoofdstuk 2. Subsidie voor onderzoek naar herbestemming voor gebouwde monumenten

Paragraaf 2.1. Algemeen

Artikel 4. Begripsbepalingen hoofdstuk 2

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a. subsidie: een subsidie als bedoeld in artikel 5;

  • b. aanvraag: een aanvraag als bedoeld in artikel 9.

Artikel 5. Te subsidiëren activiteiten

  • 1 De minister kan subsidie verstrekken ten behoeve van:

    • a. het doen instellen van een onderzoek naar de haalbaarheid van herbestemming van een monument,

    • b. het uitvoeren van een verduurzamingsonderzoek in aanvulling op een haalbaarheidsonderzoek,

    • c. het doen instellen van een interactief of procesgericht onderzoek naar de herbestemming van een monument.

  • 2 Een onderzoek als bedoeld in het eerste lid heeft betrekking op een of meer monumenten dan wel op een of meer zelfstandige onderdelen.

  • 2a Indien een onderzoek als bedoeld in het eerste lid geheel of ten dele betrekking heeft op mogelijke nieuwe functies voor het desbetreffende monument of zelfstandig onderdeel en de inpassing van deze functies in dat monument of zelfstandig onderdeel, houdt het onderzoek uitdrukkelijk rekening met het belang van het behoud van de bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken van het monument.

  • 2b Een onderzoek als bedoeld in het eerste lid komt uitsluitend voor subsidie in aanmerking, indien het betrekking heeft op een monument of zelfstandig onderdeel:

    • a. dat voor ten minste de helft van de oppervlakte leegstaat, of

    • b. waarvan aannemelijk wordt gemaakt dat het naar verwachting binnen drie jaar voor ten minste de helft van de oppervlakte leeg zal komen te staan.

  • 2c Lid 2b is niet van toepassing indien sprake is van een kerkgebouw dat nog als zodanig in gebruik is.

  • 3 Een haalbaarheidsonderzoek heeft betrekking op een of meer van de volgende onderwerpen:

    • a. de bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken van het monument in relatie tot herbestemming,

    • b. de bouwkundige staat van het monument,

    • c. mogelijke nieuwe functies van het monument, en

    • d. de financiële haalbaarheid van de herbestemming van het monument.

  • 4 De minister verstrekt een subsidie voor een verduurzamingsonderzoek uitsluitend in combinatie met een subsidie voor het haalbaarheidsonderzoek waarop het verduurzamingsonderzoek een aanvulling vormt.

  • 5 Een verduurzamingsonderzoek voldoet ten minste aan de eisen, opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling en houdt uitdrukkelijk rekening met de bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken van het monument aan de hand van:

    • a. het rapport van het haalbaarheidsonderzoek waarop het een aanvulling vormt, indien dat haalbaarheidsonderzoek mede of volledig betrekking heeft op de onderwerpen, bedoeld in het derde lid, onderdeel a; of

    • b. een rapport van een reeds uitgevoerd onderzoek met betrekking tot de bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken van het monument.

  • 6 Indien een monument uit meerdere zelfstandige onderdelen bestaat of indien er sprake is van een samenstel van monumenten, kan een aanvrager voor dat monument onderscheidenlijk dat samenstel in enig jaar ten hoogste drie aanvragen om subsidie indienen.

  • 7 Onverminderd het zesde lid kan een aanvrager per monument per drie jaar ten hoogste één aanvraag indienen. Indien een monument uit meerdere zelfstandige onderdelen bestaat, kan een aanvrager per zelfstandig onderdeel per drie jaar ten hoogste één aanvraag indienen.

Artikel 6. Aanvragers

  • 1 Subsidie kan worden aangevraagd door:

    • a. een eigenaar van een ander monument dan een woonhuis, en

    • b. een persoon die optreedt namens een erfgoedgemeenschap.

  • 1a Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan uitsluitend worden gedaan, indien de erfgoedgemeenschap:

    • a. een verband is van ten minste vijf natuurlijke personen, die zich als vrijwilligers inzetten voor het behoud van het monument of het zelfstandig onderdeel om dit aan toekomstige generaties over te kunnen dragen, en

    • b. aantoonbaar gedurende ten minste zes maanden betrokken is bij het monument ten behoeve waarvan subsidie wordt gevraagd.

  • 2 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een ander monument dan een woonhuis tevens begrepen een woonhuis dat onderdeel is van een samenstel van monumenten. Subsidie voor een woonhuis als bedoeld in de eerste volzin kan uitsluitend worden aangevraagd, indien voor dat samenstel van monumenten dan wel voor een of meer onderdelen daarvan tevens subsidie is aangevraagd.

Artikel 7. Subsidieplafonds

  • 1 Voor subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk is per subsidietijdvak is telkens een bedrag beschikbaar van:

    • a. € 2.255.000,– ten behoeve van haalbaarheidsonderzoeken of interactieve of procesgerichte onderzoeken, en

    • b. € 400.000,– ten behoeve van verduurzamingsonderzoeken.

  • 2 Indien in enig subsidietijdvak een beschikbaar bedrag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, niet geheel wordt verstrekt, kan de minister het resterende bedrag toevoegen aan:

    • a. het subsidieplafond, bedoeld in artikel 19, eerste lid, voor het zelfde subsidietijdvak, of

    • b. het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid, voor het volgende subsidietijdvak.

  • 3 Indien in enig subsidietijdvak een beschikbaar bedrag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, niet geheel wordt verstrekt, voegt de minister het resterende bedrag toe aan het subsidieplafond, bedoeld in dat onderdeel, voor het volgende subsidietijdvak.

Artikel 8. Subsidiebedrag en subsidiabele kosten

  • 1 De subsidie voor een haalbaarheidsonderzoek, een interactief of procesgericht onderzoek, danwel een verduurzamingsonderzoek, bedraagt 70 procent van de kosten van dat onderzoek.

  • 2 Het bedrag aan kosten van een onderzoek waarover subsidie kan worden verstrekt, bedraagt:

    • a. ten minste € 10.000 en ten hoogste € 15.000 per aanvraag voor een haalbaarheidsonderzoek of een interactief of procesgericht onderzoek; en

    • b. ten hoogste € 4.000 per aanvraag voor een verduurzamingsonderzoek.

Paragraaf 2.2. Aanvraag

Artikel 9. Aanvraag en indieningsvereisten

  • 1 De subsidie wordt op aanvraag verstrekt.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend op een door de minister vastgesteld formulier. Daarop wordt in elk geval aangegeven:

    • a. of subsidie wordt aangevraagd voor een haalbaarheidsonderzoek dan wel voor een interactief of procesgericht onderzoek,

    • b. of, indien subsidie wordt aangevraagd voor een haalbaarheidsonderzoek, eveneens subsidie wordt aangevraagd voor een verduurzamingsonderzoek,

    • c. op welk monument of welke monumenten dan wel op welk zelfstandig onderdeel of welke zelfstandige onderdelen het onderzoek betrekking heeft,

    • d. tot welke soort monumenten, bedoeld in artikel 2, het monument behoort, en

    • e. indien de aanvraag wordt gedaan voor een erfgoedgemeenschap:

      • 1°. dat de eigenaar van het monument of het zelfstandig onderdeel instemt met de uitvoering van het onderzoek, en

      • 2°. dat de deelnemers aan de erfgoedgemeenschap uitsluitend als vrijwilliger bij de erfgoedgemeenschap betrokken zijn.

  • 3 De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. een beschrijving van de problematiek van de herbestemming en de te onderzoeken mogelijkheden tot herbestemming en een mededeling over het tijdstip waarop het haalbaarheidsonderzoek, hetzij het interactief of procesgericht onderzoek is afgerond, alsmede in voorkomend geval het tijdstip waarop het verduurzamingsonderzoek is afgerond,

    • b. een opgave van de kosten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en een offerte,

    • c. indien subsidie wordt aangevraagd voor een verduurzamingsonderzoek waarop artikel 5, vijfde lid, onderdeel b, van toepassing is, een afschrift van het in dat onderdeel bedoelde rapport, en

    • d. in geval van een monument dat niet op grond van de Erfgoedwet, een omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet, een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet, of een gemeentelijke verordening is beschermd, een verklaring van het college van burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente dat het monument van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, zijn betekenis voor de wetenschap of zijn cultuurhistorische waarde,

    • e. indien de aanvraag wordt gedaan voor een erfgoedgemeenschap:

      • 1°. bewijsstukken waaruit blijkt dat de erfgoedgemeenschap gedurende ten minste zes maanden betrokken is bij het behoud van het monument of het zelfstandig onderdeel ten behoeve waarvan subsidie wordt gevraagd, en

      • 2°. een verklaring van de eigenaar van het monument, waaruit blijkt dat hij medewerking zal verlenen aan de uitvoering van het desbetreffende onderzoek.

Artikel 10. Indieningstermijn

  • 1 De aanvraag wordt per subsidietijdvak ingediend van 1 oktober tot en met 30 november.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed te Amersfoort.

Paragraaf 2.3. Subsidievaststelling

Artikel 11. Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de verstrekking van een subsidie in elk geval geweigerd, voor zover:

  • a. de in de offerte, bedoeld in artikel 9, derde lid, onderdeel b, opgenomen kosten naar het oordeel van de minister niet redelijk zijn,

  • b. met betrekking tot de kosten subsidie is verstrekt op grond van een andere rijkssubsidieregeling,

  • c. met de werkzaamheden voor een onderzoek als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen g, h of i is begonnen, voordat de aanvraag is ingediend, of

  • d. de rechtspersoon, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, naar het oordeel van de minister onvoldoende of geen belang bij de herbestemming van het monument heeft.

Artikel 12. Wijze van verdeling van de beschikbare middelen

  • 1 De minister voorziet in een gelijktijdige beslissing op aanvragen om subsidie met betrekking tot de activiteiten, bedoeld in artikel 5, eerste lid.

  • 2 De minister rangschikt de aanvragen in de volgorde als hierna vermeld:

  • 3 Indien bij toepassing van het tweede lid het subsidieplafond, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, dreigt te worden overschreden of wordt overschreden door subsidieverstrekking aan alle aanvragers in een van de categorieën aanvragen als bedoeld in het tweede lid, wordt op de aanvragen in die categorie beslist in de volgorde van de opgave van de kosten, bedoeld in artikel 9, derde lid, onderdeel b, waarvoor subsidie wordt aangevraagd, waarbij een aanvraag met een lagere opgave van de kosten voorrang krijgt. De eventuele kosten voor een verduurzamingsonderzoek blijven daarbij buiten beschouwing.

  • 4 Indien bij toepassing van het tweede lid het subsidieplafond, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, dreigt te worden overschreden of wordt overschreden door subsidieverstrekking aan alle aanvragers in een van de categorieën aanvragen als bedoeld in het tweede lid, wordt op de aanvragen voor verduurzamingsonderzoeken beslist aan de hand van de volgorde, bedoeld in het derde lid.

Artikel 13. Beschikking tot subsidievaststelling

  • 1 De minister beslist binnen 13 weken na afloop van de periode, bedoeld in artikel 10, eerste lid, op de aanvragen in de volgorde van de rangschikking, bedoeld in artikel 12, tweede lid, en zonodig met toepassing van artikel 12, derde lid.

  • 2 De subsidie wordt vastgesteld zonder voorafgaande subsidieverlening.

  • 3 De beschikking tot subsidievaststelling vermeldt:

    • a. de aard van het onderzoek, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen g of i, waarvoor subsidie wordt verstrekt,

    • b. of eveneens subsidie wordt verstrekt voor een verduurzamingsonderzoek,

    • c. het subsidiebedrag,

    • d. het tijdstip waarop het haalbaarheidsonderzoek, hetzij het interactief of procesgericht onderzoek uiterlijk is afgerond, en

    • e. het tijdstip waarop het verduurzamingsonderzoek uiterlijk is afgerond.

Paragraaf 2.4. Verplichtingen en verantwoording

Artikel 14. Subsidieverplichtingen

  • 1 De ontvanger van een subsidie voltooit het haalbaarheidsonderzoek, hetzij het interactief of procesgericht onderzoek uiterlijk op het tijdstip, bedoeld in artikel 13, derde lid.

  • 3 De ontvanger van een subsidie voor een verduurzamingsonderzoek, legt aan de minister binnen twee maanden na het tijdstip, bedoeld in artikel 13, derde lid, een rapport over met de resultaten van het onderzoek.

  • 4 De ontvanger van een subsidie doet onmiddellijk schriftelijk mededeling aan de minister, indien aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt niet voor het tijdstip, bedoeld in artikel 13, derde lid, zijn verricht dan wel niet of niet geheel zullen worden verricht.

Artikel 15. Desgevraagd verantwoorden

  • 1 De ontvanger van een subsidie toont op verzoek van de minister aan dat:

    • a. de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt, zijn verricht, en

    • b. is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 14, eerste lid.

  • 2 Wat betreft een subsidie voor een haalbaarheidsonderzoek of een interactief of procesgericht onderzoek is aan het eerste lid, aanhef en onderdeel a, in elk geval toepassing gegeven, indien de ontvanger van de subsidie een rapport overlegt waarin de resultaten van het onderzoek zijn vastgelegd.

Hoofdstuk 3. Subsidie voor wind- en waterdicht maken van gebouwde monumenten

Paragraaf 3.1. Algemeen

Artikel 16. Begripsbepalingen hoofdstuk 3

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a. subsidie: een subsidie als bedoeld in artikel 17;

  • b. aanvraag: een aanvraag als bedoeld in artikel 23.

Artikel 17. Te subsidiëren activiteiten

  • 1 De minister kan subsidie verstrekken ten behoeve van het treffen van tijdelijke maatregelen die er toe strekken om een monument wind- en waterdicht te maken dan wel om verval, verzakking of instorting van een monument te voorkomen met het oog op mogelijke herbestemming van een monument.

  • 2 Subsidie wordt uitsluitend verstrekt, indien met betrekking tot het monument recent een haalbaarheidsonderzoek of een interactief of procesgericht onderzoek is ingesteld, of indien op grond van deze regeling een aanvraag om subsidie voor een dergelijk onderzoek ingediend. Onder een onderzoek als bedoeld in de eerste volzin wordt mede begrepen een ander vergelijkbaar haalbaarheidsonderzoek.

  • 3 Voor zover een subsidie betrekking heeft op een woonhuis als bedoeld in artikel 18, tweede lid, wordt die subsidie onverminderd het tweede lid uitsluitend verstrekt, indien met betrekking tot het desbetreffende samenstel van monumenten dan wel een of meer onderdelen daarvan recent een haalbaarheidsonderzoek of een interactief of procesgericht onderzoek is ingesteld, of indien op grond van deze regeling een aanvraag om subsidie voor een dergelijk onderzoek is ingediend. De tweede volzin van het tweede lid is van toepassing.

  • 4 Maatregelen als bedoeld in het eerste lid hebben betrekking op een of meer monumenten dan wel op een of meer zelfstandige onderdelen.

  • 5 Indien een monument uit zelfstandige onderdelen bestaat of indien er sprake is van een samenstel van monumenten, kunnen voor dat monument onderscheidenlijk dat samenstel ten hoogste twee aanvragen om subsidie worden ingediend.

Artikel 18. Aanvragers

  • 1 Subsidie kan worden aangevraagd door eigenaren van een ander monument dan een woonhuis.

  • 2 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een ander monument dan een woonhuis tevens begrepen een woonhuis dat onderdeel is van een samenstel van monumenten.

Artikel 19. Subsidieplafond

  • 1 Voor de subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk is per subsidietijdvak telkens een bedrag van € 720.000,– beschikbaar.

  • 2 Indien in enig subsidietijdvak een beschikbaar bedrag niet geheel wordt verstrekt, kan de minister het resterende bedrag toevoegen aan:

    • a. het subsidieplafond, bedoeld in artikel 7, eerste lid, voor het zelfde subsidietijdvak, of

    • b. het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid, voor het volgende subsidietijdvak.

Artikel 20. Subsidiabele kosten

  • 1 Als subsidiabele kosten worden aangemerkt de rechtstreeks aan het treffen van tijdelijke maatregelen toe te rekenen kosten, voor zover de werkzaamheden ter uitvoering van die maatregelen naar het oordeel van de minister technisch noodzakelijk zijn en sober en doelmatig zijn.

  • 2 Kosten als bedoeld in het eerste lid zijn in elk geval:

    • a. kosten voor arbeid in het kader van werkzaamheden gericht op het wind- en waterdicht maken van een monument dan wel op het voorkomen van verval van een monument, het voorkomen van vervolgschade aan een monument dan wel het voorkomen van verzakkingen of instorten van een monument, en

    • b. kosten van het materiaal benodigd voor de in onderdeel a bedoelde werkzaamheden.

Artikel 21. Niet-subsidiabele kosten

  • 1 Niet voor subsidie komen in ieder geval in aanmerking:

    • a. kosten voor verwerving van de subsidie,

    • b. kosten van overleg,

    • c. kosten voor project- of procesmanagement,

    • d. kosten van activiteiten in de uitwerkings- of uitvoeringsfase na de subsidieverlening,

    • e. kosten van voorlichting of communicatie,

    • f. kosten voor de aanschaf van apparatuur of gereedschap ten behoeve van tijdelijke maatregelen,

    • g. kosten die de marktconforme tarieven te boven gaan,

    • h. kosten van beheers- en gebruikskosten na de voltooiing van de tijdelijke maatregelen,

    • i. kosten van uitgevoerde of voltooide tijdelijke maatregelen gemaakt voor het tijdstip van een aanvraag om subsidie, en

    • j. kosten van werkzaamheden die door de eigenaar van het monument zelf zijn verricht.

  • 2 Voorts komen niet voor subsidie in aanmerking kosten, voor zover die in geval van schade op grond van een verzekering worden vergoed.

Artikel 22. Subsidiebedrag; minimum- en maximumbedrag aan subsidiabele kosten

  • 1 De subsidie voor tijdelijke maatregelen bedraagt 70 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2 Het bedrag aan subsidiabele kosten voor tijdelijke maatregelen waarover subsidie kan worden verstrekt, is ten minste € 10.000 en ten hoogste € 50.000 per aanvraag.

Paragraaf 3.2. Aanvraag

Artikel 23. Aanvraag en indieningsvereisten

  • 1 De subsidie wordt op aanvraag verleend.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend op een door de minister vastgesteld formulier. Daarop wordt in elk geval aangegeven:

    • a. op welk monument of welke monumenten dan wel op welk zelfstandig onderdeel of welke zelfstandige onderdelen de tijdelijke maatregelen betrekking hebben, en

    • b. tot welke soort monumenten, bedoeld in artikel 2, het monument behoort.

  • 3 De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. een globale beschrijving van de staat waarin het monument verkeert, en overzichts- en detailfoto’s of tekeningen die een duidelijke indruk geven van de structuur van het monument en zijn gebreken,

    • b. een daarop gebaseerd activiteitenplan waaruit blijkt op welke plaats aan, op of bij het monument en op welke wijze en binnen welke termijn de tijdelijke maatregelen worden uitgevoerd,

    • c. een opgave van de kosten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en een offerte of een begroting van de uit te voeren werkzaamheden die is opgesteld volgens de hoofdstructuur van het Standaardbestek voor de burgerlijke en utiliteitsbouw, vastgesteld door de Stichting Stabu,

    • d. een actueel rapport als bedoeld in artikel 15, tweede lid, met betrekking tot het monument of een daarmee gelijk te stellen document dan wel de mededeling dat een aanvraag om subsidie voor een haalbaarheidsonderzoek dan wel een interactief of procesgericht onderzoek met betrekking tot het monument is ingediend, en

    • e. in geval van een monument dat niet op grond van de Erfgoedwet, een omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet, een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet, of een gemeentelijke verordening is beschermd, een verklaring van het college van burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente dat het monument van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, zijn betekenis voor de wetenschap of zijn cultuurhistorische waarde.

Artikel 24. Indieningstermijn

  • 1 De aanvraag wordt per subsidietijdvak ingediend van 1 oktober tot en met 30 november.

Paragraaf 3.3. Subsidieverstrekking

Artikel 25. Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de verstrekking van een subsidie in elk geval geweigerd, voor zover:

  • a. de in de offerte of begroting, bedoeld in artikel 23, derde lid, onderdeel c, opgenomen kosten naar het oordeel van de minister niet redelijk zijn,

  • b. met betrekking tot de subsidiabele kosten subsidie is verstrekt op grond van een andere rijkssubsidieregeling,

  • c. voor het monument al eerder subsidie op grond van dit hoofdstuk is verstrekt, en

  • d. met het treffen van tijdelijke maatregelen is begonnen, voordat de aanvraag is ingediend.

Artikel 26. Wijze van verdeling van de beschikbare middelen

  • 1 De minister voorziet in een gelijktijdige beslissing op aanvragen om subsidie met betrekking tot de activiteiten, bedoeld in artikel 17, eerste lid.

  • 3 Indien bij toepassing van het tweede lid het subsidieplafond, bedoeld in artikel 19, eerste lid, dreigt te worden overschreden of wordt overschreden door subsidieverstrekking aan alle aanvragers in een van de categorieën aanvragen als bedoeld in het tweede lid, wordt op de aanvragen in die categorie beslist in de volgorde van de opgave van de kosten, bedoeld in artikel 23, derde lid, onderdeel c, waarvoor subsidie wordt aangevraagd, waarbij een aanvraag met een lagere opgave van de kosten voorrang krijgt.

Artikel 27. Beschikking op de subsidieaanvraag

  • 1 Indien de te verstrekken subsidie € 25.000 of meer bedraagt, geeft de minister de beschikking tot subsidieverlening binnen 13 weken na afloop van de periode, bedoeld in artikel 24, eerste lid, in de volgorde van de rangschikking, bedoeld in artikel 26, tweede lid, en zonodig met toepassing van artikel 26, derde lid.

  • 2 Indien de te verstrekken subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, stelt de minister de subsidie zonder voorafgaande subsidieverlening vast binnen 13 weken na afloop van de periode, bedoeld in artikel 24, eerste lid, in de volgorde van de rangschikking, bedoeld in artikel 26, tweede lid, en zonodig met toepassing van artikel 26, derde lid.

  • 3 De beschikking vermeldt de aard van de werkzaamheden waarvoor subsidie wordt verstrekt, het subsidiebedrag en het tijdstip waarop de werkzaamheden uiterlijk zijn afgerond.

Paragraaf 3.4. Bevoorschotting en verplichtingen

Artikel 28. Bevoorschotting

Indien de subsidie € 25.000 of meer bedraagt, verstrekt de minister een voorschot van 90 procent van het verleende subsidiebedrag onmiddellijk na de verlening van de subsidie. De minister verstrekt het resterende voorschot onmiddellijk na indiening van de prestatieverklaring, bedoeld in artikel 31, eerste lid.

Artikel 29. Subsidieverplichtingen

  • 1 De ontvanger van een subsidie voltooit de werkzaamheden uiterlijk op het tijdstip, bedoeld in artikel 27, derde lid.

Paragraaf 3.5. Subsidievaststelling en verantwoording

Artikel 30. Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1 Indien de subsidie € 25.000 of meer bedraagt, dient de ontvanger van een subsidie binnen 13 weken na het tijdstip, bedoeld in artikel 27, derde lid, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed te Amersfoort.

Artikel 31. Verantwoording

  • 1 Indien de subsidie € 25.000 of meer bedraagt, toont de ontvanger van een subsidie aan de hand van een prestatieverklaring aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan. De minister stelt voor de prestatieverklaring een model vast. De prestatieverklaring wordt gevoegd bij de aanvraag, bedoeld in artikel 30.

  • 2 Indien de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, is artikel 15, eerste lid, van toepassing. Aan de eerste volzin is in elk geval toepassing gegeven, indien de ontvanger van een subsidie een prestatieverklaring als bedoeld in het eerste lid overlegt.

Artikel 32. Subsidievaststelling

Indien de subsidie € 25.000 of meer bedraagt, stelt de minister de subsidie vast binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag, bedoeld in artikel 30.

Artikel 33. Terugvordering

  • 1 De subsidieontvanger is na de subsidievaststelling, bedoeld in artikel 32, verplicht onverschuldigd betaalde subsidiebedragen onmiddellijk terug te betalen, tenzij de minister tot verrekening heeft besloten.

  • 2 In geval van terugvordering van onverschuldigde subsidiebedragen kan de minister de subsidieontvanger verplichten de met de terugvordering verband houdende kosten te voldoen. Tevens kan de minister in dat geval de wettelijke rente vorderen.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 33a. Vervaldatum regeling

Deze regeling vervalt met ingang van 1 oktober 2027.

Artikel 33b. Vermindering subsidieplafond verduurzamingsonderzoeken 2024

[Vervalt op nader te bepalen datum; bekendgemaakt in 2016. Zie het overzicht van wijzigingen]

Voor het subsidietijdvak in 2024 is artikel 7, derde lid, niet van toepassing ten aanzien van het beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b.

Artikel 34. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 november 2011.

Artikel 35. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra

Bijlage 1. Eisen inhoud verduurzamingsonderzoek

Deze bijlage behoort bij artikel 5, vijfde lid, van de Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten.

Doel

Het doel van het verduurzamingsonderzoek is inzicht te verkrijgen in alle kansrijke energetische verduurzamingsmaatregelen met hun besparings- en kostenindicaties. Er ontstaat een gedetailleerd beeld van de mogelijkheden. Het resultaat is een indicatieve businesscase voor verduurzaming van het monument.

Werkwijze

De mogelijke maatregelen worden door een op het terrein van verduurzaming van monumenten deskundig adviseur geïnventariseerd op basis van een gedetailleerde visuele inspectie aan de hand van een rondgang door het gebouw en beschikbare gebouwdossiers zoals bouw- en installatietekeningen. Hierbij wordt rekening gehouden met de monumentale waarden op basis van een reeds beschikbaar, door een bouw- of architectuurhistoricus opgesteld rapport over de aanwezige monumentale waarden (een cultuurhistorische waardering of een analyse van de monumentale waarden op basis van een bouwhistorisch rapport). Energieverbruik, gebouwgebruik, gebouwfunctie, natuurlijke momenten voor de verduurzamingsmaatregelen (in relatie tot onderhoudsachterstand, gebreken en bestaande plannen) en de bouwfysische situatie worden meegenomen in de afweging of een verduurzamingsmaatregel kansrijk is. Voor kansrijke maatregelen wordt een indicatie gegeven van de daarmee potentieel te behalen besparingen, investeringskosten en terugverdientijden gebaseerd op kengetallen, maten, aantallen en vermogens. Vervolgens wordt een advies gegeven over de inpasbaarheid van de maatregelen in het monument. Daarbij betrekt de adviseur zowel de gevolgen voor de monumentale waarden als het gemeentelijke monumenten- en verduurzamingsbeleid in relatie tot de vereiste omgevingsvergunning.

Rapportage

In het verduurzamingsonderzoek worden de volgende items opgenomen:

  • beschrijving van het monument;

  • veranderingsgeschiedenis (toegespitst op bouwkundige, bouwfysische en installatietechnische aspecten);

  • historische context (historische betekenis voor onder meer bouwgeschiedenis, architectuur, bouwtechniek, omgeving);

  • gebouwtype (vrijstaand, geschakeld, gebouwencomplex), aanwezigheid bijgebouwen, aanwezigheid eigen grond of oppervlaktewater, dakvorm (hellend, plat/verborgen of combinatie);

  • gebouwsoort (boerderij, industrieel gebouw, kantoorgebouw, kasteel of buitenplaats, molen, ontspanning/cultureel, openbaar gebouw, religieus gebouw, verdedigingswerk, woonhuis)

  • gebouwfunctie (bijeenkomst, gezondheidszorg, industrie, kantoor, logies, onderwijs, sport, winkel, woning, overig);

  • status monument (rijksmonument, gemeentelijk monument, provinciaal monument, beschermd stads- of dorpsgezicht);

  • huidig energieverbruik (gas, elektriciteit, warmte, biomassa);

  • aantal gebruikers, gebruikstijden, stookgedrag, stooktijden, functionele indeling en gebruiksintensiteit;

  • bestaande herbestemmings- en restauratieplannen in relatie tot verduurzaming en monumentale waarden;

  • beschrijving met foto’s van de bestaande energetische situatie (zowel bouwkundig als installatietechnisch) en uitgevoerde verduurzamingsmaatregelen;

  • algemene gebouwspecifieke aandachtspunten voor verduurzaming;

  • problemen met betrekking tot vocht en ventilatie;

  • vermogen, leeftijd en rendement installaties;

  • indicatie energieverliezen gebouwschil en leidingen;

  • huidige energieprestatie, afmetingen gebouw, oppervlakteverhoudingen en samenstelling van de gebouwschil per onderdeel, isolatiewaarden, warmtedoorgangscoëfficiënten en structurele omgevingsinvloeden op de energieprestatie (locatie, ligging, beschaduwing, windbelasting, regenbelasting, grond- en oppervlaktewater);

  • relatie met gemeentelijke warmtetransitievisie en wijkuitvoeringsplan (WUP), indien deze beschikbaar zijn;

  • toelichting niet-gebouwgebonden verduurzamingsopties voor het stroomverbruik (apparatuur, gedrag);

  • volledige lijst met maatregelen inclusief quick-wins waarin de afweging van kansrijke maatregelen is aangegeven;

  • isolatiewaarden maatregelen;

  • lijst maatregelpakketten kansrijke maatregelen;

  • inhoudelijke onderbouwing geadviseerde maatregelen, rekening houdend met behoud van de monumentale waarden, milieuaspecten en voorkeuren van de eigenaar;

  • beschrijving samenhang tussen maatregelen en consequenties voor de monumentale waarden;

  • indicatie energiebesparingen (absolute waarden), terugverdientijden en kosten;

  • toekomstige energieprestatie op bij de verschillende maatregelpakketten;

  • algemene en gebouwspecifieke aandachtspunten, specifieke instructies, randvoorwaarden en risicofactoren met betrekking tot (uitvoeringsdetails van) de geadviseerde maatregelen;

  • verwijzing naar financiële ondersteuningsmogelijkheden zoals subsidies en duurzaamheidsleningen.