§ 2. Voorschriften betreffende werkzaamheden aan de boordcomputer
De erkenninghouder activeert de boordcomputer indien:
a. het voertuigidentificatienummer en kenteken van de auto overeenstemmen met de gegevens uit het kentekenregister van de Dienst Wegverkeer en uit dat register blijkt dat de auto als taxi is geregistreerd;
b. in geval van een tenaamstelling met een beperkte geldigheidsduur als bedoeld in artikel 40a van het Kentekenreglement, de tenaamstelling nog niet is vervallen.
De met het activeren en herstellen van de boordcomputer verband houdende werkzaamheden vinden plaats onder de volgende omstandigheden:
a. de auto is onbelast en verkeert in rijklare toestand;
b. de bandenmaat en de bandenspanning voldoen aan de door de fabrikant van de auto voorgeschreven waarden;
c. bij het meten van de voortbeweging van de auto is het meettraject ten minste 20 meter lang, dan wel vindt het meten plaats met behulp van alternatieve methoden die voor de Dienst Wegverkeer aanvaardbaar zijn.
Bij de activering worden de volgende handelingen verricht:
a. de in artikel 22, vijfde lid, onder a tot en met g, van de Regeling specificaties en typegoedkeuring boordcomputer taxi bedoelde gegevens worden vastgesteld en in de boordcomputer ingevoerd;
b. het meten van de ongecorrigeerde kenmerkende coëfficiënt van de auto in impulsen per kilometer en het vaststellen van de constante van de boordcomputer in impulsen per kilometer;
c. door middel van een testrit van ten minste 1000 meter wordt de juiste werking van de GPS-registratie gecontroleerd en wordt vastgesteld of de afwijking tussen de pulsenteller en de GPS-registratie binnen de geldende tolerantie blijft.
Nadat de boordcomputer is hersteld, wordt door middel van een korte rijproef, waarbij de keuringskaart in de boordcomputer aanwezig is, vastgesteld of deze naar behoren functioneert.