Bouwbesluit 2012

[Regeling vervallen per 01-01-2024.]
Geraadpleegd op 21-03-2025.
Geldend van 01-07-2021 t/m 29-12-2021

Besluit van 29 augustus 2011 houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot het bouwen, gebruiken en slopen van bouwwerken (Bouwbesluit 2012)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 5 juli 2011, nr. 2011- 20112000271178, CZW;

Gelet op de artikelen 2, 3, 5, 6 en 120 van de Woningwet en op richtlijn nr. 89/106/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake voor de bouw bestemde producten (PbEG L 40), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 93/68/EEG van de Raad van 22 juli 1993 (PbEG L 220), richtlijn nr. 2004/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de minimumveiligheidseisen voor tunnels in het trans-Europese wegennet (PbEG L 101/56), richtlijn nr. 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PbEU L153) en verordening nr. 305/2011/EU van het Europees parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (PbEU L88);

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 19 juli 2011, W04.11.0267/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 22 augustus 2011, nr. 2011-2000364848, CZW;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

§ 1.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Voor de toepassing van de bij of krachtens dit besluit gegeven voorschriften wordt verstaan onder:

    • aansluitafstand: afstand tussen een leiding van het distributienet en het deel van het bouwwerk dat zich het dichtst bij die leiding bevindt, gemeten langs de kortste lijn waarlangs een aansluiting zonder bezwaren kan worden gemaakt;

    • aansluitend terrein: aan een bouwwerk grenzend onbebouwd gedeelte van een perceel of openbaar toegankelijk gebied;

    • ADR-klasse: classificatie als bedoeld in de op 30 september 1957 te Genève tot stand gekomen Europese overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (Trb. 1959, 171);

    • asbest: asbest als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Asbestverwijderingsbesluit 2005;

    • basisnetroute: basisnetroute als bedoeld in het Besluit externe veiligheid transportroutes;

    • bedgebied: verblijfsgebied met een of meer bedruimten;

    • bedieningscentrale: centrale met voorzieningen om voorvallen te detecteren, installaties te bedienen en met tunnelgebruikers en hulpverleningsdiensten te communiceren;

    • bedruimte: verblijfsruimte bestemd voor een of meer bedden bestemd voor slapen of voor het verblijf van aan bed gebonden patiënten in die ruimte;

    • belastingscombinatie: verzameling van belastingen die gelijktijdig kunnen optreden;

    • beschermd subbrandcompartiment: gedeelte van een bouwwerk dat binnen de begrenzing van een subbrandcompartiment ligt of daarmee samenvalt, dat meer bescherming biedt tegen brand of rook dan een subbrandcompartiment;

    • beschermde route: buiten het subbrandcompartiment waar de vluchtroute begint gelegen gedeelte van een vluchtroute;

    • beschermde vluchtroute: buiten een subbrandcompartiment gelegen gedeelte van een vluchtroute die uitsluitend voert door een verkeersruimte;

    • bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in de Wabo;

    • bezwijken: het overschrijden van een uiterste grenstoestand;

    • bijna energieneutraal gebouw: gebouw met een zeer hoge energieprestatie, waarbij de dicht bij nul liggende of zeer lage hoeveelheid energie die is vereist in zeer aanzienlijke mate wordt geleverd uit hernieuwbare bronnen die deels ter plaatse of dichtbij wordt geproduceerd;

    • bouwconstructie: onderdeel van een bouwwerk dat bestemd is om belasting te dragen;

    • bouwschil: de geïntegreerde onderdelen die de binnenruimte van een gebouw scheiden van de buitenwereld;

    • brandcompartiment: gedeelte van een of meer bouwwerken bestemd als maximaal uitbreidingsgebied van brand;

    • brandgevaarlijke stof: vaste, vloeibare of gasvormige stof die brandbaar of brandbevorderend is, of bij brand gevaar oplevert, in de zin van de ADR-klassen twee tot en met vijf;

    • brandklasse: Europese brandklasse als bedoeld in NEN-EN 13501-1, onderdeel Classification criteria for construction products;

    • brandweerlift: lift die met een eenvoudige handeling ter beschikking van de brandweer kan worden gesteld voor het transport van materieel en manschappen;

    • CE-markering: CE-markering als bedoeld in artikel 8 van de verordening bouwproducten;

    • dagwaarde: de waarde van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau voor geluid tussen 07.00 tot 19.00 uur op de gevel van een geluidsgevoelig object als bedoeld in artikel 11.1 van de Wet milieubeheer, vermeerderd met een eventuele toeslag voor geluid met een impulskarakter, bepaald volgens de Handleiding meten en rekenen industrielawaai, internetuitgave 2004;

    • distributienet voor warmte: collectief circulatiesysteem voor het transport van warmte door een circulerend medium voor verwarming of warmtapwater;

    • doorgang: toegang, uitgang of doorlaatopening voor personen van een bouwwerk of van een gedeelte daarvan;

    • elektrisch voertuig: elektrisch voertuig als bedoeld in artikel 1 van het Besluit infrastructuur alternatieve brandstoffen;

    • energieprestatiecontract: energieprestatiecontract als bedoeld in artikel 2, onderdeel 27, van de richtlijn 2012/27/EU van het Europees parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG;

    • erf: erf als bedoeld in bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht;

    • extra beschermde vluchtroute: buiten een brandcompartiment gelegen gedeelte van een beschermde vluchtroute;

    • functiegebied: gebruiksgebied of een gedeelte daarvan, waar de voor die gebruiksfunctie kenmerkende activiteiten, niet zijnde het verblijven van personen, plaatsvinden;

    • functieruimte: in een functiegebied gelegen ruimte;

    • gebruiksfunctie: gedeelten van een of meer bouwwerken die dezelfde gebruiksbestemming hebben en die tezamen een gebruikseenheid vormen;

    • gebruiksgebied: vrij indeelbaar gedeelte van een gebruiksfunctie waar voor de gebruiksfunctie kenmerkende activiteiten plaatsvinden, dat bestaat uit een of meer op dezelfde bouwlaag gelegen ruimten gelegen in een brandcompartiment die niet door een dragende scheidingsconstructie van elkaar zijn gescheiden en die geen toiletruimte, badruimte, technische ruimte of verkeersruimte zijn, tenzij die ruimte zelf een functieruimte is;

    • gebruiksoppervlakte: gebruiksoppervlakte als bedoeld in NEN 2580;

    • gecorrigeerde loopafstand: loopafstand waarbij constructieonderdelen die geen onderdeel uitmaken van de bouwconstructie buiten beschouwing worden gelaten, waarbij de loopafstand voor zover deze door een gebruiksgebied voert met 1,5 wordt vermenigvuldigd;

    • geharmoniseerde norm: norm als bedoeld in artikel 2, elfde lid, van de verordening bouwproducten;

    • geharmoniseerde technische specificatie: specificatie als bedoeld in artikel 2, tiende lid, van de verordening bouwproducten;

    • herziene richtlijn energieprestatie gebouwen: richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (herschikking) (PbEU 2010, L 153/13), zoals gewijzigd door richtlijn (EU) 2018/844 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van de Richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen en Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie (PbEU 2018, L 156/75);

    • hoge spanning: nominale wisselspanning van meer dan 1.000 volt, hetzij een nominale gelijkspanning van meer dan 1.500 volt;

    • installatie: voor het functioneren van een bouwwerk of een gedeelte daarvan noodzakelijke voorziening van niet-bouwkundige aard;

    • integraal toegankelijke badruimte: badruimte in een toegankelijkheidssector;

    • integraal toegankelijke toiletruimte: toiletruimte in een toegankelijkheidssector;

    • inwendige scheidingsconstructie: constructie die de scheiding vormt tussen twee voor personen toegankelijke besloten ruimten van een gebouw, waaronder begrepen de op die constructie aansluitende delen van andere constructies, voor zover die delen van invloed zijn op het voldoen van die scheidingsconstructie aan een bij of krachtens dit besluit gegeven voorschrift;

    • klimlijn: denkbeeldige, vloeiend verlopende lijn die de voorkanten van de treden van een trap met elkaar verbindt;

    • koelsysteem: technisch bouwsysteem met als doel het koelen van een ruimte binnen een gebouw of gedeelte daarvan, door middel van het toevoeren van koude of het ontvochtigen van de lucht of een combinatie van beide;

    • lage spanning: nominale wisselspanning van niet meer dan 1.000 volt, hetzij nominale gelijkspanning van niet meer dan 1.500 volt;

    • LAVS: landelijk asbestvolgsysteem, bedoeld in artikel 9.5.7 van de Wet milieubeheer;

    • leefzone: gedeelte van een verblijfsgebied waarbij de ruimte gelegen binnen 1 m van een uitwendige scheidingsconstructie, binnen 0,2 m van een inwendige scheidingsconstructie en hoger gelegen dan 1,8 m boven de vloer buiten beschouwing blijft;

    • lift: lift als bedoeld in artikel 1 van het Warenwetbesluit liften bestemd voor personen;

    • lifttoegang: doorgang van een liftschacht voor het bereiken van een kooi van een lift;

    • loopafstand: afstand, gemeten langs een denkbeeldige, kortst realiseerbare lijn tussen twee punten, waarover op een afstand van ten minste 0,3 m van constructieonderdelen kan worden gelopen en waarbij de loopafstand over een trap samenvalt met de klimlijn;

    • lozingstoestel: toestel met een mogelijkheid voor aansluiting op de afvoervoorziening voor huishoudelijk afvalwater;

    • meetniveau: hoogte van het aansluitende terrein, gemeten ter plaatse van de toegang van het gebouw;

    • milieugevaarlijke stoffen: gevaarlijke stoffen als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;

    • NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm;

    • NEN-EN: door de Europese Commissie voor Normalisatie geharmoniseerde norm;

    • nevenfunctie: gebruiksfunctie die ten dienste staat van een andere gebruiksfunctie;

    • nominale belasting: maximale belasting van een verbrandingstoestel, bepaald op basis van de calorische bovenwaarde van de brandstof waarvoor dat toestel is ingericht;

    • nooddeur: deur die uitsluitend is bestemd om te vluchten;

    • NTA: door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven technische afspraak;

    • NVN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven voornorm;

    • onderdeel van een gebouw: technisch bouwsysteem of een onderdeel van de bouwschil;

    • open erf: onbebouwd deel van een erf;

    • oplaadpunt: oplaadpunt als bedoeld in artikel 1 van het Besluit infrastructuur alternatieve brandstoffen;

    • permanente vuurbelasting: volgens NEN 6090 bepaalde vuurbelasting van de brandbare materialen in de constructieonderdelen van een bouwwerk of van een daarin gelegen ruimte, dan wel de constructieonderdelen die dat bouwwerk of die ruimte begrenzen;

    • permanente vuurlast: product van de permanente vuurbelasting van een ruimte of een groep van ruimten en de volgens NEN 2580 bepaalde netto-vloeroppervlakte van het beschouwde gedeelte van het bouwwerk;

    • plasbrandaandachtsgebied: gebied als bedoeld in het Besluit externe veiligheid transportroutes;

    • prestatieverklaring: verklaring als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de verordening bouwproducten;

    • RAL: door het RAL Deutsches Institut für Gütesicherung und Kennzeichnung gestandaardiseerde kleurcode;

    • rechtens verkregen niveau: niveau dat het gevolg is van de toepassing op enig moment van de relevante op dat moment van toepassing zijnde technische voorschriften en dat niet lager ligt dan het niveau van de desbetreffende voorschriften voor een bestaand bouwwerk en niet hoger dan het niveau van de desbetreffende voorschriften voor een te bouwen bouwwerk;

    • richtlijn breedband: richtlijn 2014/61/EU van het Europees parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake maatregelen ter verlaging van de kosten van de aanleg van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid (PbEU 2014, L155);

    • rookklasse: Europese brandklasse als bedoeld in NEN-EN 13501-1, onderdeel Additional classifications for smoke production;

    • rijbaan: rijbaan als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

    • stookplaats: opstelplaats voor een verbrandingstoestel dat bestemd is voor open verbranding van vaste brandstoffen;

    • straatpeil:

      • a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

      • b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

    • subbrandcompartiment: gedeelte van een bouwwerk dat binnen de begrenzing van een brandcompartiment ligt of daarmee samenvalt, bestemd voor beperking van verspreiding van rook of verdere beperking van het uitbreidingsgebied van brand;

    • systeem voor gebouwautomatisering en -controle: systeem als bedoeld in artikel 2, onderdeel 3 bis, van de herziene richtlijn energieprestatie van gebouwen;

    • technisch bouwsysteem: gebouwgebonden samenstelling van alle bestanddelen van een installatie, waaronder de isolatiekenmerken daarvan, die is bedoeld voor ruimteverwarming, ruimtekoeling, ventilatie, het voorzien van warmtapwater, ingebouwde verlichting, gebouwautomatisering- en controle, elektriciteitsopwekking ter plaatse, of een combinatie daarvan, met inbegrip van systemen die gebruikmaken van energie uit hernieuwbare bronnen, van een gebouw of een gedeelte daarvan;

    • technische ruimte: ruimte voor het plaatsen van de apparatuur, noodzakelijk voor het functioneren van het bouwwerk, waaronder in ieder geval begrepen een meterruimte, een liftmachineruimte en een stookruimte;

    • terrein: bij een bouwwerk behorend onbebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, niet zijnde een erf;

    • toegankelijkheidssector: voor personen met een fysieke functiebeperking zelfstandig bruikbaar en toegankelijk gedeelte van een gebouw;

    • trappenhuis: verkeersruimte waarin een trap ligt;

    • tunnelbuislengte: lengte van het omsloten gedeelte van een tunnelbuis;

    • tunnellengte: lengte van de wegtunnelbuis met de grootste tunnelbuislengte;

    • tijdelijk bouwwerk: bouwwerk dat bedoeld is om voor een periode van ten hoogste vijftien jaar op een bepaalde plaats aanwezig te zijn;

    • uitgang van een gebruiksfunctie: uitgang tot het aansluitende terrein, een gemeenschappelijke verkeersruimte, een gemeenschappelijk verblijfsgebied of een ruimte van een andere gebruiksfunctie, ter plaatse waarvan een route eindigt die begint in een punt in een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied en uitsluitend voert door niet-gemeenschappelijke ruimten van de gebruiksfunctie;

    • uitwendige scheidingsconstructie: constructie die de scheiding vormt tussen een voor personen toegankelijke besloten ruimte van een gebouw en de buitenlucht, de grond of het water, waaronder begrepen de op die constructie aansluitende delen van andere constructies, voor zover die delen van invloed zijn op het voldoen van die scheidingsconstructie aan een bij of krachtens dit besluit gegeven voorschrift;

    • V: door de Hoofdcommissie voor de Normalisatie uitgegeven leidraad;

    • veiligheidsroute: gedeelte van een extra beschermde vluchtroute dat voert door een niet besloten ruimte en aansluitend daarop door een ruimte die in de vluchtrichting uitsluitend kan worden bereikt vanuit een niet besloten ruimte;

    • veiligheidsvluchtroute: gedeelte van een extra beschermde vluchtroute dat voert door een niet besloten ruimte en aansluitend daarop door een ruimte die uitsluitend kan worden bereikt vanuit niet besloten ruimten;

    • veiligheidszone: gebied langs of binnen een basisnetroute waar het plaatsgebonden risico meer bedraagt of kan bedragen dan 10-6;

    • ventilatiesysteem: technisch bouwsysteem, geen onderdeel uitmakend van een verwarmings- of koelsysteem, dat verse lucht toevoert of verontreinigde binnenlucht afvoert, of een combinatie daarvan;

    • verblijfsgebied: gebruiksgebied of een gedeelte daarvan voor het verblijven van personen;

    • verblijfsruimte: in een verblijfsgebied gelegen ruimte voor het verblijven van personen;

    • vergunning voor brandveilig gebruik: vergunning voor brandveilig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d, van de Wabo;

    • vergunning voor het bouwen: vergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo;

    • verkeersroute: route die begint bij een doorgang van een ruimte, uitsluitend voert over vloeren, trappen of hellingbanen en eindigt bij de doorgang van een andere ruimte;

    • verkeersruimte: ruimte bestemd voor het bereiken van een andere ruimte, niet zijnde een ruimte in een verblijfsgebied of in een functiegebied, een toiletruimte, een badruimte of een technische ruimte;

    • verordening bouwproducten: verordening van het Europees parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (305/2011/EU, PbEU L88);

    • verpakkingsgroep: verpakkingsgroep als bedoeld in de op 30 september 1957 te Genève tot stand gekomen Europese overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (Trb. 1959, 171);

    • verwarmingssysteem: combinatie van de bestanddelen die nodig zijn voor een vorm van inpandige luchtbehandeling, waardoor de temperatuur wordt verhoogd;

    • vluchtroute: route die begint in een voor personen bestemde ruimte, uitsluitend voert over vloeren, trappen of hellingbanen en eindigt op een veilige plaats, zonder dat gebruik behoeft te worden gemaakt van een lift;

    • voor personen bestemde vloer of ruimte: vloer of ruimte waarvan het kenmerkende gebruik verbonden is met de aanwezigheid van personen;

    • vrije breedte: kleinste afstand tussen constructieonderdelen aan weerskanten van een doorgang;

    • vrije hoogte: vrije hoogte als bedoeld in NEN 2580;

    • vuurbelasting: hoeveelheid warmte die vrijkomt per eenheid vloeroppervlakte bij verbranding van alle in een gebouw of een daarin gelegen ruimte aanwezige brandbare materialen;

    • Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • warmtapwatersysteem: technisch bouwsysteem waarin warmtapwater wordt opgewekt, gedistribueerd of afgegeven of een combinatie daarvan;

    • warmtegenerator: onderdeel van een verwarmingssysteem dat nuttige warmte genereert via een of meerdere van de volgende processen:

      • a. verbranding van brandstof in een verbrandingstoestel;

      • b. joule-effect in de verwarmingselementen van een verwarmingssysteem met elektrische weerstand; en

      • c. opvangen van warmte uit de lucht, ventilatie afvoerlucht of een water- of aardwarmtebron met een warmtepomp;

    • warmteplan: besluit van de gemeenteraad inzake de aanleg van een distributienet voor warmte in een bepaald gebied, waarin voor een periode van ten hoogste 10 jaar, uitgaande van het voor die periode geplande aantal aansluitingen op dat distributienet, de mate van energiezuinigheid en bescherming van het milieu, gebaseerd op de energiezuinigheid van dat distributienet en het opwekkingsrendement van de over dat distributienet getransporteerde warmte, bij aansluiting op dat distributienet is opgenomen;

    • weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag: kortste tijd die een brand nodig heeft om zich uit te breiden van een ruimte naar een andere ruimte;

    • wegtunnel: tunnel of tunnelvormig bouwwerk uitsluitend dan wel mede bestemd voor motorrijtuigen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Wegenverkeerswet 1994;

    • wegtunnelbuis: gedeelte van een wegtunnel voor een rijbaan;

    • wet: Woningwet.

  • 2 Voor de toepassing van de bij of krachtens dit besluit gegeven voorschriften wordt voorts verstaan onder:

    • bijeenkomstfunctie: gebruiksfunctie voor het samenkomen van personen voor kunst, cultuur, godsdienst, communicatie, kinderopvang, het verstrekken van consumpties voor het gebruik ter plaatse of het aanschouwen van sport;

    • bouwwerk geen gebouw zijnde: bouwwerk of gedeelte daarvan, voor zover dat geen gebouw of onderdeel daarvan is;

    • celfunctie: gebruiksfunctie voor dwangverblijf van personen;

    • gezondheidszorgfunctie: gebruiksfunctie voor medisch onderzoek, verpleging, verzorging of behandeling;

    • industriefunctie: gebruiksfunctie voor het bedrijfsmatig bewerken of opslaan van materialen en goederen, of voor agrarische doeleinden;

    • kantoorfunctie: gebruiksfunctie voor administratie;

    • logiesfunctie: gebruiksfunctie voor het bieden van recreatief verblijf of tijdelijk onderdak aan personen;

    • onderwijsfunctie: gebruiksfunctie voor het geven van onderwijs;

    • overige gebruiksfunctie: niet in dit lid benoemde gebruiksfunctie voor activiteiten waarbij het verblijven van personen een ondergeschikte rol speelt;

    • sportfunctie: gebruiksfunctie voor het beoefenen van sport;

    • winkelfunctie: gebruiksfunctie voor het verhandelen van materialen, goederen of diensten;

    • woonfunctie: gebruiksfunctie voor het wonen.

  • 3 Voor de toepassing van de bij of krachtens dit besluit gegeven voorschriften wordt voorts verstaan onder:

    • bijeenkomstfunctie voor kinderopvang: bijeenkomstfunctie voor het bedrijfsmatig opvangen, verzorgen, opvoeden en begeleiden van kinderen die het basisonderwijs nog niet hebben beëindigd, niet zijnde gastouderopvang als bedoeld in de Wet kinderopvang;

    • cel: voor een enkel persoon of een afzonderlijke groep personen bestemd gedeelte van een celfunctie;

    • kantoorgebouw: gebouw of gedeelte daarvan met uitsluitend een of meer kantoorfuncties en nevenfuncties daarvan;

    • lichte industriefunctie: industriefunctie waarin activiteiten plaatsvinden, waarbij het verblijven van personen een ondergeschikte rol speelt;

    • lichte industriefunctie voor het bedrijfsmatig houden van dieren: lichte industriefunctie waarin dieren als bedoeld in bijlage II bij het Besluit houders van dieren, worden gehouden;

    • logiesfunctie met 24-uurs bewaking: logiesfunctie waarbij 24 uur per dag een functionaris aanwezig is in het logiesgebouw, op het eigen perceel of op een loopafstand van ten hoogste 100 m vanaf de toegang van het logiesgebouw, mits die functionaris in geval van een calamiteit wordt gealarmeerd door de bij de logiesfunctie behorende ontruimingsalarminstallatie of rookmelders;

    • logiesgebouw: gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin meer dan een logiesverblijf ligt, dat is aangewezen op een gezamenlijke verkeersroute;

    • logiesverblijf: voor een enkel persoon of een afzonderlijke groep personen bestemd gedeelte van een logiesfunctie;

    • overige gebruiksfunctie voor het personenvervoer: overige gebruiksfunctie die bestemd is voor aankomst of vertrek van vervoermiddelen ten behoeve van weg-, spoorweg-, water- of luchtverkeer van personen;

    • wooneenheid: gedeelte van een woonfunctie voor kamergewijze verhuur dat bestemd is voor afzonderlijke bewoning;

    • woonfunctie voor kamergewijze verhuur: niet-gemeenschappelijk deel van een woonfunctie waarin zich vijf of meer wooneenheden bevinden;

    • woonfunctie voor particulier eigendom: woonfunctie die wordt gebouwd in particulier opdrachtgeverschap als bedoeld in artikel 1.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening of die wordt bewoond door de eigenaar;

    • woonfunctie voor studenten: woonfunctie voor bewoners die zijn ingeschreven aan een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of aan een universiteit of hogeschool als bedoeld in artikel 1.2, onderdelen a en b, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

    • woonfunctie voor zorg: woonfunctie waarbij aan de bewoners professionele zorg wordt verleend met een vanuit het zorgaanbod georganiseerde koppeling tussen wonen en zorg in een daarvoor bestemde en uitgeruste woonfunctie;

    • woongebouw: gebouw of gedeelte daarvan met uitsluitend woonfuncties of nevenfuncties daarvan, waarin meer dan een woonfunctie ligt die is aangewezen op een gemeenschappelijke verkeersroute;

    • woonwagen: woonfunctie op een perceel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.

  • 4 Voor de toepassing van de bij of krachtens dit besluit gegeven voorschriften wordt in een tabel verstaan onder:

    • –: dit lid is niet van toepassing;

    • *: : het hele artikel is van toepassing;

    • ≤ : alle waarden kleiner dan of gelijk aan de achter dit teken aangegeven waarde;

    • > : alle waarden groter dan de achter dit teken aangegeven waarde;

    • ≥ : alle waarden groter dan of gelijk aan de achter dit teken aangegeven waarde;

    • g.o.: gebruiksoppervlakte;

    • wbdbo: weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag.

Artikel 1.2. Aantal personen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 In een bouwwerk of gedeelte daarvan zijn niet meer personen aanwezig dan het aantal personen waarvoor het bouwwerk of gedeelte daarvan overeenkomstig dit besluit is bestemd.

  • 2 Bij een aanvraag om vergunning voor het bouwen wordt onverminderd het eerste lid uitgegaan van een bezetting in personen per m2 verblijfsgebied, die niet lager is dan de in tabel 1.2 aangegeven bezetting.

    Tabel 1.2

    gebruiksfunctie

    ten minste aan te houden aantal personen per m2 verblijfsgebied

    1

    Woonfunctie

    nvt

    2

    Bijeenkomstfunctie

     
     

    a

    voor het aanschouwen van sport

    0,3

     

    b

    andere gebruiksfunctie

    0,125

    3

    Celfunctie

     
     

    a

    voor bezoekers

    0,125

     

    b

    andere celfunctie

    0,05

    4

    Gezondheidszorgfunctie

     
     

    a

    met bedgebied

    0,125

     

    b

    andere gezondheidszorgfunctie

    0,05

    5

    Industriefunctie

    nvt

    6

    Kantoorfunctie

    0,05

    7

    Logiesfunctie

    0,05

    8

    Onderwijsfunctie

    0,125

    9

    Sportfunctie

    nvt

    10

    Winkelfunctie

    nvt

    11

    Overige gebruiksfunctie

    nvt

    12

    Bouwwerk geen gebouw zijnde

    nvt

Artikel 1.3. Gelijkwaardigheidsbepaling

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Aan een in hoofdstuk 2 tot en met 7 gesteld voorschrift behoeft niet te worden voldaan indien het bouwwerk of het gebruik daarvan anders dan door toepassing van het desbetreffende voorschrift ten minste dezelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt als is beoogd met de in die hoofdstukken gestelde voorschriften.

  • 2 Aan het in artikel 8.2, tweede lid, gestelde voorschrift behoeft niet te worden voldaan indien de bouw- en sloopwerkzaamheden anders dan door toepassing van het desbetreffende voorschrift ten minste dezelfde mate van veiligheid en bescherming van de gezondheid bieden als is beoogd met het in dat lid gestelde voorschrift.

  • 3 Een gelijkwaardige oplossing als bedoeld in het eerste lid wordt bij het gebruik van het bouwwerk in stand gehouden.

  • 4 Een in het eerste lid bedoelde gelijkwaardige oplossing voor een aansluiting op het distributienet voor warmte als bedoeld in artikel 6.10, derde lid, heeft ten minste dezelfde mate van energiezuinigheid en bescherming van het milieu als wordt bereikt met de in het warmteplan voor die aansluiting opgenomen mate van energiezuinigheid en bescherming van het milieu.

Artikel 1.4. Gemeenschappelijk en gezamenlijk

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Voor de toepassing van voorschriften gesteld bij of krachtens dit besluit is een bouwwerk, een ruimte, een voorziening, of een gedeelte daarvan naar keuze een gemeenschappelijk of niet-gemeenschappelijk, tenzij anders is bepaald.

  • 2 Voor de toepassing van voorschriften gesteld bij of krachtens dit besluit wordt een gedeelte van een bouwwerk, een ruimte of een voorziening die ten dienste staat van meer dan een gebruiksfunctie, aangemerkt als gemeenschappelijk. Een zodanig gedeelte, een zodanige ruimte of een zodanige voorziening maakt, met uitzondering van een nevenfunctie, voor de toepassing van dit besluit deel uit van alle daarop aangewezen gebruiksfuncties.

  • 3 Voor de toepassing van voorschriften gesteld bij of krachtens dit besluit wordt een gedeelte van een woonfunctie, een celfunctie of een logiesfunctie of een ruimte of voorziening die ten dienste staat van die gebruiksfunctie, gebruikt door meer dan een wooneenheid, cel of logiesverblijf in die gebruiksfunctie, aangemerkt als gezamenlijk.

§ 1.2. Toepassing normen en certificatie- en inspectieschema’s

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 1.5. Toepassing normen en certificatie- en inspectieschema’s

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven over de toepassing van een in dit besluit genoemde norm.

  • 2 Indien bij of krachtens dit besluit een NEN-EN is aangewezen waarvoor een nationale bijlage is vastgesteld, is bedoeld deze NEN-EN inclusief deze bijlage.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven over de toepassing van een in dit besluit genoemd certificatie- of inspectieschema.

§ 1.3. CE-markeringen en kwaliteitsverklaringen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 1.6. In de handel brengen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Het is verboden een bouwproduct in de handel te brengen waarvoor overeenkomstig de verordening bouwproducten een geharmoniseerde norm is vastgesteld en de co-existentieperiode met betrekking tot die norm is afgelopen, indien dat product niet is voorzien van de daarop betrekking hebbende CE-markering.

Artikel 1.8. Toepassing CE-markering en kwaliteitsverklaringen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Indien een bouwproduct, waarop een CE-markering is aangebracht, aan bepaalde prestaties moet voldoen zodat het bouwwerk waarin het wordt toegepast voldoet aan een bij of krachtens dit besluit gestelde eis, is aan die eis voldaan indien het bouwproduct is toegepast overeenkomstig een op die eis toegesneden prestatieverklaring.

  • 2 Indien een bouwproduct aan bepaalde prestaties die niet onder een geharmoniseerde norm vallen moet voldoen zodat het bouwwerk waarin het wordt toegepast voldoet aan een bij of krachtens dit besluit gestelde eis, is aan die eis voldaan indien het bouwproduct is toegepast overeenkomstig een op die eis toegesneden kwaliteitsverklaring.

  • 3 Indien een bouwproces aan bepaalde prestaties moet voldoen zodat het bouwwerk waarin het wordt uitgevoerd voldoet aan een bij of krachtens dit besluit gestelde eis, is aan die eis voldaan indien het bouwproces is toegepast overeenkomstig een op die eis toegesneden kwaliteitsverklaring.

  • 4 Een prestatieverklaring wordt in de Nederlandse taal verstrekt.

Artikel 1.9. Certificatie- en inspectie-instellingen kwaliteitsverklaringen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Onze Minister wijst technische beoordelingsinstanties als bedoeld in artikel 29 van de verordening bouwproducten aan.

  • 2 Onze Minister wijst een aanmeldende autoriteit als bedoeld in artikel 40 van de verordening bouwproducten aan.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven over het in het eerste en tweede lid bepaalde.

Artikel 1.10. Verordening bouwproducten

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Handelen in strijd met de verplichtingen die voortvloeien uit de verordening bouwproducten is verboden.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de implementatie van de verordening bouwproducten.

Artikel 1.11. Erkenning kwaliteitsverklaringen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven over het in het eerste lid bepaalde.

§ 1.4. Bijzondere bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 1.12. Verbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen, het veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de voorschriften voor een te bouwen bouwwerk uit de hoofdstukken 2 tot en met 5 van toepassing, tenzij:

    • a. in de afdeling van een voorschrift anders is bepaald; of

    • b. uit een verplichting als bedoeld in artikel 13 van de wet een andere eis volgt.

  • 2 Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een installatie is wat betreft hoofdstuk 6 het rechtens verkregen niveau van toepassing.

  • 3 Op het geheel vernieuwen van een installatie zijn wat betreft hoofdstuk 6 de voorschriften van een te bouwen bouwwerk van toepassing.

Artikel 1.12a. Uitzonderingen woonfunctie voor particulier eigendom

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Op het bouwen van een woonfunctie voor particulier eigendom zijn de afdelingen 4.3, 4.4, 4.5 en 4.6, en onverminderd het bepaalde in artikel 9.2, 10e lid, artikel 6.10 niet van toepassing. Wat betreft de afdelingen 2.3, 2.4, 2.5, 2.6, 3.11, 4.1, 4.2 en 4.7 zijn de voorschriften voor een bestaand bouwwerk van toepassing.

Artikel 1.12b. Uitzonderingen voor een drijvend bouwwerk

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 2 In aanvulling op het eerste lid zijn op een drijvend bouwwerk zonder toegankelijkheidssector de afdelingen 2.6 en 4.4 niet van toepassing.

  • 3 Bij het bepalen van de afstand tot de perceelsgrens van een drijvend bouwwerk mag worden uitgegaan van een horizontaal gemeten afstand van 2,5 m vanuit de uitwendige scheidingsconstructie van het drijvende bouwwerk.

  • 4 Bij toepassing van afdeling 2.12 mag bij een drijvend bouwwerk voor het aansluitend terrein worden gelezen de steiger tussen het drijvende bouwwerk en de wal.

  • 5 Op een drijvend bouwwerk met een woonfunctie dat door functiewijziging van een schip is ontstaan zijn de hoofdstukken 2 tot en met 7 niet van toepassing.

Artikel 1.13. Monumenten

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Indien aan een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, dan wel artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wabo een voorschrift is verbonden dat afwijkt van een bij of krachtens dit besluit vastgesteld voorschrift voor het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk, is uitsluitend het aan die vergunning verbonden voorschrift van toepassing.

Artikel 1.14. Tijdelijke bouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk zijn wat betreft de hoofdstukken 2 tot en met 6 de voorschriften voor een bestaand bouwwerk van toepassing, tenzij in de desbetreffende afdeling voor een voorschrift anders is aangegeven.

  • 2 Indien een als tijdelijk bouwwerk gebouwd bouwwerk als permanent bouwwerk aanwezig blijft, wordt dat bouwwerk wat betreft de hoofdstukken 2 tot en met 6 in overeenstemming gebracht met de voorschriften van een te bouwen bouwwerk.

Artikel 1.15. Verplaatsing

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Op een bestaand bouwwerk dat in ongewijzigde samenstelling wordt verplaatst is het rechtens verkregen niveau van toepassing.

  • 2 Op een tijdelijk bouwwerk is het eerste lid alleen van toepassing, indien het bouwwerk na verplaatsing een tijdelijk bouwwerk is.

Artikel 1.15a. Drank- en horeca-inrichting

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Indien aan een activiteit op grond van hetgeen is bepaald krachtens de Alcoholwet een voorschrift is verbonden dat strenger is dan een bij of krachtens dit besluit gesteld voorschrift is uitsluitend het aan die activiteit verbonden voorschrift van toepassing.

Artikel 1.15b. (waterkerende bouwwerken)

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Afdeling 2.1 is niet van toepassing voor zover de eisen betrekking hebben op de mate van waterkerendheid van het bouwwerk of een onderdeel daarvan.

Artikel 1.16. Zorgplicht

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een bij of krachtens de wet aanwezige installatie als bedoeld in hoofdstuk 6 van dit besluit:

    • a. functioneert overeenkomstig de op die installatie van toepassing zijnde voorschriften;

    • b. wordt adequaat beheerd, onderhouden en gecontroleerd, en

    • c. wordt zodanig gebruikt dat geen gevaar voor de gezondheid of de veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.

  • 2 Na het aanbrengen of wijzigen van een kabel-, leiding- of andere doorvoer in of door een scheidingsconstructie waarvoor op grond van dit besluit een eis met betrekking tot de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag of rookdoorgang geldt, wordt de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag of rookdoorgang op adequate wijze gecontroleerd.

Artikel 1.17. Beschikbaarheid gegevens en bescheiden

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Een constructieonderdeel waarvoor volgens de afdelingen 2.2, 2.8 of 2.9 een eis geldt waaraan het constructieonderdeel uitsluitend met een aanvullende behandeling kan blijven voldoen, is voorzien van een geldig door het bevoegd gezag aanvaard document waaruit blijkt dat deze aanvullende behandeling adequaat is toegepast.

§ 1.5. Gebruiksmelding

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 1.18. Gebruiksmeldingplicht

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Het is verboden om zonder of in afwijking van een gebruiksmelding:

    • a. een bouwwerk in gebruik te nemen of te gebruiken indien:

      • 1. daarin meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn, of

      • 2. toepassing is gegeven aan artikel 1.3 in verband met een in hoofdstuk 6 of 7 uit het oogpunt van brandveiligheid gegeven voorschrift, en

    • b. een woonfunctie in gebruik te nemen of te gebruiken voor kamergewijze verhuur.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk waarvoor een vergunning voor brandveilig gebruik is vereist.

  • 3 Het eerste lid, onderdeel a, onder 1, is niet van toepassing op het in gebruik nemen of gebruiken van:

    • a. een één- of meergezinswoning;

    • b. een wegtunnel.

  • 4 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing bij het veranderen van een bouwwerk of van het gebruik daarvan, indien eerder een gebruiksmelding is gedaan en door het veranderen een afwijking ontstaat van de bij die melding verstrekte gegevens.

  • 5 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder bouwwerk mede verstaan een gedeelte daarvan dat is bestemd om afzonderlijk te worden gebruikt.

Artikel 1.19. Indiening gebruiksmelding

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een gebruiksmelding wordt ten minste vier weken voor de voorgenomen aanvang van het gebruik schriftelijk ingediend bij het bevoegd gezag.

  • 3 Een gebruiksmelding anders dan langs elektronische weg wordt gedaan met gebruikmaking van het formulier, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht. Indien de gebruiksmelding tegelijk met de indiening van een aanvraag om vergunning krachtens de Wabo wordt gedaan, wordt van de gebruiksmelding en de daarbij te verstrekken gegevens en bescheiden hetzelfde aantal exemplaren ingediend als op grond van artikel 4.2, tweede en derde lid, van het Besluit omgevingsrecht van de aanvraag om vergunning en de daarbij te verstrekken gegevens en bescheiden wordt ingediend. Indien de gebruiksmelding afzonderlijk wordt gedaan, worden deze en de daarbij te verstrekken gegevens en bescheiden in drievoud ingediend.

  • 4 Bij de gebruiksmelding, bedoeld in artikel 1.18, eerste lid, onderdeel a, onder 2, verstrekt de melder voor zover dit naar het oordeel van het bevoegd gezag nodig is gegevens en bescheiden waarmee de gelijkwaardigheid voldoende aannemelijk wordt gemaakt.

  • 5 Bij de gebruiksmelding worden de volgende gegevens en bescheiden aan het bevoegd gezag verstrekt:

    • a. naam, adres en woonplaats van de melder en indien van toepassing, van de gemachtigde om te melden;

    • b. adres, kadastrale aanduiding dan wel ligging van het bouwwerk en de aard en omvang daarvan.

  • 6 Voor zover dit naar het oordeel van het bevoegd gezag nodig is om aannemelijk te maken dat het gebruik voldoet aan de bij of krachtens de wet gegeven voorschriften verstrekt de melder bij de gebruiksmelding, bedoeld in artikel 1.18, eerste lid, onderdelen a, onder 1, en b, een situatieschets met noordpijl met een schaal die niet kleiner is dan 1:1.000, en per bouwlaag een plattegrondtekening met een schaal die niet kleiner is dan 1:100 bij een gebouw met een brutovloeroppervlakte van minder dan 10.000 m2 en niet kleiner dan 1:200 bij een grotere brutovloeroppervlakte.

    Op de plattegrondtekening of een bijlage daarvan is aangegeven:

    • a. schaalaanduiding;

    • b. per bouwlaag:

      • 1°. hoogte van de vloer boven het meetniveau;

      • 2°. gebruiksoppervlakte, en

      • 3°. maximaal aantal personen;

    • c. per ruimte:

      • 1°. vloeroppervlakte;

      • 2°. gebruiksbestemming;

      • 3°. bij ruimten voor meer dan 25 personen, de hoogste bezetting van die ruimte, en

      • 4°. opstelling van inventaris en van inrichtingselementen als bedoeld in dit besluit;

    • d. met aanduidingen van de plaats van, voor zover deze aanwezig zijn:

      • 1°. brand- en/of rookwerende scheidingsconstructies;

      • 2°. vluchtroutes;

      • 3°. draairichting van deuren;

      • 4°. zelfsluitende deuren als bedoeld in dit besluit;

      • 5°. sluitwerk van deuren als bedoeld in artikel 6.25 en 7.12;

      • 6°. vluchtroute-aanduidingen;

      • 7°. noodverlichting;

      • 8°. oriëntatieverlichting als bedoeld in artikel 6.5;

      • 9°. brandmeldcentrale en brandmeldpaneel;

      • 10°. brandslanghaspels;

      • 11°. mobiele brandblusapparaten;

      • 12°. droge blusleidingen;

      • 13°. brandweeringang;

      • 14°. sleutelkluis of -buis, en

      • 15°. brandweerlift, en

    • e. gegevens en bescheiden over de aard en de plaats van de brandveiligheidsinstallaties.

    De aanduidingen zijn conform NEN 1413 voor zover deze norm daarin voorziet.

  • 7 Bij een gebruiksmelding voor tijdelijk of seizoensgebonden gebruik van een bouwwerk wordt door de melder aangegeven voor welke periode of voor welke tijdvakken in een kalenderjaar het gebruik is beoogd.

  • 8 Een gebruiksmelding kan betrekking hebben op meerdere bouwwerken op hetzelfde terrein of op met elkaar samenhangende terreinen.

Artikel 1.20. Afhandeling gebruiksmelding

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

De melder krijgt door of namens het bevoegd gezag een bewijs van ontvangst toegezonden of uitgereikt, waarin de datum van ontvangst is vermeld.

Artikel 1.21. Nadere voorwaarden na gebruiksmelding

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Het bevoegd gezag kan na een melding van een gebruik als bedoeld in artikel 1.18, eerste lid, onderdeel a, onder 1, nadere voorwaarden opleggen aan het gebruik indien deze noodzakelijk zijn voor het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, brandgevaar en ongevallen bij brand.

  • 2 Het is verboden in strijd te handelen met de nadere voorwaarden, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 1.22. Wijzigen nadere voorwaarden gebruiksmelding

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Het bevoegd gezag kan de nadere voorwaarden, bedoeld in artikel 1.21, eerste lid, wijzigen:

    • a. indien een verandering van inzichten of van omstandigheden gelegen buiten het bouwwerk die bij de beoordeling van de melding een rol hebben gespeeld dit noodzakelijk maakt, en

    • b. op verzoek van de melder.

  • 2 Het bevoegd gezag gaat niet over tot wijziging van de nadere voorwaarden, bedoeld in artikel 1.21, eerste lid, dan nadat het de melder in de gelegenheid heeft gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

§ 1.6. Procedure bouwwerkzaamheden

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 1.23. Aanwezigheid bescheiden

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Tijdens het bouwen zijn, voor zover van toepassing, de volgende bescheiden of een afschrift daarvan op het terrein aanwezig:

  • a. vergunning voor het bouwen;

  • b. veiligheidsplan als bedoeld in artikel 8.7;

  • c. afschrift van een besluit ingevolge artikel 13, 13a, of 14 van de wet, dan wel een besluit tot oplegging van een last onder bestuursdwang dan wel last onder dwangsom, en

  • d. overige voor het bouwen van belang zijnde vergunningen en documenten met nadere voorwaarden en ontheffingen.

Artikel 1.24. Het uitzetten van de bebouwingsgrenzen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Met het bouwen van een bouwwerk waarvoor vergunning is verleend wordt, onverminderd de voorwaarden bij de vergunning, niet begonnen voordat voor zover nodig door of namens het bevoegd gezag:

  • a. de rooilijnen of bebouwingsgrenzen op het bouwterrein zijn uitgezet, en

  • b. het straatpeil is uitgezet.

Artikel 1.25. Mededeling aanvang en beëindiging bouwwerkzaamheden

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Het bevoegd gezag wordt ten minste twee werkdagen voor de feitelijke aanvang van bouwwerkzaamheden waarvoor een vergunning voor het bouwen is verleend door de houder van die vergunning schriftelijk van de aanvang van die werkzaamheden, met inbegrip van ontgravingswerkzaamheden, in kennis gesteld.

  • 2 Het bevoegd gezag wordt uiterlijk op de eerste werkdag na de dag van beëindiging van de bouwwerkzaamheden waarvoor een vergunning voor het bouwen is verleend, door de houder van die vergunning schriftelijk van de beëindiging van die werkzaamheden in kennis gesteld.

  • 3 Een bouwwerk voor het bouwen waarvan een vergunning voor het bouwen is verleend, wordt niet in gebruik gegeven of genomen indien niet voldaan is aan het bepaalde in het tweede lid.

§ 1.7. Procedure sloopwerkzaamheden

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 1.26. Sloopmelding

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Het is verboden om zonder of in afwijking van een sloopmelding te slopen indien daarbij asbest wordt verwijderd of de hoeveelheid sloopafval naar redelijke inschatting meer dan 10 m3 zal bedragen.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op een voornemen tot slopen dat uitsluitend bestaat uit het in het kader van de uitoefening van een bedrijf geheel of gedeeltelijke verwijderen van asbesthoudende:

    • a. geklemde vloerplaten onder verwarmingstoestellen;

    • b. beglazingskit dat is verwerkt in de constructie van kassen;

    • c. rem- en frictiematerialen;

    • d. pakkingen uit verbrandingsmotoren, en

    • e. pakkingen uit procesinstallaties onderscheidenlijk verwarmingstoestellen met een nominaal vermogen van ten hoogste 2.250 kW.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a. het slopen van een seizoensgebonden bouwwerk, en

    • b. het slopen ingevolge een besluit op grond van artikel 13 van de wet dan wel een besluit tot toepassing van bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom.

  • 4 Een sloopmelding wordt ten minste vier weken voor de voorgenomen aanvang van de sloopwerkzaamheden schriftelijk ingediend bij het bevoegd gezag. De in de eerste volzin bedoelde termijn is ten minste vijf werkdagen indien:

    • a. die sloopwerkzaamheden in het kader van reparatie- of mutatieonderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd aan een asbesthoudende toepassing in een gebouw en handhaving van de termijn, bedoeld in het eerste lid, tot onnodige leegstand van het gebouw of gedeelte daarvan zou leiden of het gebruiksgenot daarvan ernstig zou belemmeren, of

    • b. die sloopwerkzaamheden bestaan uit het anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf in zijn geheel verwijderen van geschroefde, asbesthoudende platen waarin de asbestvezels hechtgebonden zijn, niet zijnde dakleien, of van asbesthoudende vloertegels of niet-gelijmde, asbesthoudende vloerbedekking, uit een woonfunctie of nevenfunctie daarvan, voor zover die woonfunctie of die nevenfunctie niet bedoeld zijn voor de uitoefening van een beroep of bedrijf en de oppervlakte van de te verwijderen asbesthoudende platen, vloerbedekking of vloertegels maximaal vijfendertig vierkante meter per kadastraal perceel bedraagt.

  • 5 Indien dit naar het oordeel van het bevoegd gezag nodig is, kan worden afgeweken van de in het vierde lid bedoelde termijnen.

  • 6 Bij de sloopmelding worden de volgende gegevens en bescheiden aan het bevoegd gezag verstrekt:

    • a. naam en adres van de eigenaar van het te slopen bouwwerk en indien van toepassing, van diegene die uit andere hoofde bevoegd is tot het slopen van het bouwwerk;

    • b. naam en adres van diegene die de sloopwerkzaamheden zal uitvoeren, indien de uitvoerder een ander persoon is dan bedoeld onder a;

    • c. adres, kadastrale aanduiding en aard van het te slopen bouwwerk of onderdeel daarvan;

    • d. de data, de tijdstippen en een beschrijving van de wijze waarop het uitvoeren van de sloopwerkzaamheden zal plaatsvinden;

    • e. een veiligheidsplan als bedoeld in artikel 8.7;

    • f. een globale inventarisatie van de aard en de hoeveelheid van de afvalstoffen die naar verwachting zullen vrijkomen bij de sloopwerkzaamheden en een opgave van de voorgenomen afvoerbestemming van die stoffen

    • g. indien op grond van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 een asbestinventarisatierapport is vereist, het rapport als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van dat besluit dan wel een eindbeoordeling als bedoeld in artikel 9, eerste en tweede lid, van dat besluit, en

    • h. indien bij het uitvoeren van de sloopwerkzaamheden steenachtig afval zal vrijkomen dat ter plaatse zal worden gebroken, de hoeveelheid, de naam en het adres van de eigenaar van het recyclinggranulaat.

  • 7 In afwijking van het zesde lid worden de gegevens, bedoeld in onderdeel b van dat lid, ten minste twee werkdagen voor de feitelijke aanvang van het uitvoeren van de sloopwerkzaamheden aan het bevoegd gezag verstrekt.

  • 8 Indien tijdens het slopen asbest wordt ontdekt dat niet is opgenomen in het asbestinventarisatierapport als bedoeld in het zesde lid, onder g, wordt het bevoegd gezag daarvan onmiddellijk in kennis gesteld.

  • 9 Een sloopmelding kan betrekking hebben op meerdere bouwwerken op hetzelfde terrein of op met elkaar samenhangende terreinen.

Artikel 1.27. Indieningswijze sloopmelding

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 2 Een sloopmelding anders dan langs elektronische weg wordt gedaan met gebruikmaking van het formulier, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht. Indien de melding tegelijkertijd met de indiening van een aanvraag om vergunning krachtens de Wabo wordt gedaan, is het aantal exemplaren dat van de melding en de daarbij te verstrekken gegevens en bescheiden wordt ingediend gelijk aan het aantal exemplaren dat van de aanvraag om vergunning en de daarbij te verstrekken gegevens en bescheiden op grond van artikel 4.2, tweede en derde lid, van het Besluit omgevingsrecht wordt ingediend. Indien de sloopmelding afzonderlijk wordt gedaan, worden deze en de daarbij te verstrekken gegevens en bescheiden in drievoud ingediend.

Artikel 1.28. Afhandeling sloopmelding

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

De melder krijgt door of namens het bevoegd gezag een bewijs van ontvangst toegezonden of uitgereikt, waarin de datum van ontvangst is vermeld.

Artikel 1.29. Nadere voorwaarden na sloopmelding

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Het bevoegd gezag kan na een sloopmelding als bedoeld in artikel 1.26 nadere voorwaarden opleggen aan het slopen indien deze noodzakelijk zijn voor het voorkomen of beperken van hinder of van een onveilige situatie tijdens het uitvoeren van de sloopwerkzaamheden.

  • 2 Het bevoegd gezag kan na een sloopmelding als bedoeld in artikel 1.26 tevens nadere voorwaarden opleggen over:

    • a. het scheiden van en het op de sloopplaats gescheiden houden van het sloopafval in fracties, en

    • b. de wijze waarop de mededeling als bedoeld in artikel 1.33, derde lid, wordt gedaan.

  • 3 Het is verboden in strijd te handelen met de nadere voorwaarden, bedoeld in het eerste en het tweede lid.

Artikel 1.30. Wijzigen nadere voorwaarden sloopmelding

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Het bevoegd gezag kan de nadere voorwaarden, bedoeld in artikel 1.29, eerste en tweede lid, wijzigen:

    • a. indien een verandering van inzichten of van omstandigheden gelegen buiten de sloopwerkzaamheden die bij de beoordeling van de sloopmelding een rol hebben gespeeld dit noodzakelijk maakt, en

    • b. op verzoek van de melder.

  • 2 Het bevoegd gezag gaat niet over tot wijziging van de nadere voorwaarden, bedoeld in artikel 1.29, dan nadat het de melder in de gelegenheid heeft gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

Artikel 1.31. Samenloop sloopmelding en omgevingsvergunning

[Vervallen per 01-03-2013]

Artikel 1.32. Aanwezigheid bescheiden

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Tijdens het slopen zijn, voor zover van toepassing, de volgende bescheiden of een afschrift daarvan op het terrein aanwezig:

Artikel 1.33. Mededeling aanvang en beëindiging sloopwerkzaamheden

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Het bevoegd gezag wordt ten minste twee werkdagen voor de feitelijke aanvang van de sloopwerkzaamheden, bedoeld in artikel 1.26, schriftelijk van de aanvang van die werkzaamheden in kennis gesteld door diegene die de sloopwerkzaamheden gaat uitvoeren.

  • 2 Indien bij de sloopwerkzaamheden asbest wordt verwijderd dat is ingedeeld in risicoklasse 2 of 2A als bedoeld in artikel 4.48, onderscheidenlijk 4.53a van het Arbeidsomstandighedenbesluit, voert degene die de sloopwerkzaamheden gaat uitvoeren, in afwijking van het eerste lid, ten minste twee werkdagen voor de feitelijke aanvang van de sloopwerkzaamheden, bedoeld in artikel 1.26, de datum van aanvang in het LAVS in.

  • 3 Het bevoegd gezag wordt uiterlijk op de eerste werkdag na de dag van beëindiging van de sloopwerkzaamheden, bedoeld in artikel 1.26 van de beëindiging van die werkzaamheden in kennis gesteld door degene die de werkzaamheden heeft uitgevoerd.

  • 4 Indien bij de sloopwerkzaamheden asbest is verwijderd dat is ingedeeld in risicoklasse 2 of 2A als bedoeld in artikel 4.48, onderscheidenlijk 4.53a van het Arbeidsomstandighedenbesluit, voert degene die de sloopwerkzaamheden heeft uitgevoerd, in afwijking van het derde lid, uiterlijk de eerste werkdag na de beëindiging van de sloopwerkzaamheden, bedoeld in artikel 1.26, de datum van beëindiging in het LAVS in.

  • 5 Op verzoek van het bevoegd gezag overlegt degene die de sloopwerkzaamheden als bedoeld in artikel 1.26 heeft uitgevoerd, binnen een door het bevoegd gezag te bepalen termijn na beëindiging van de werkzaamheden, een opgave van de aard en de hoeveelheid van de bij de werkzaamheden vrijgekomen afvalstoffen en van de afvoerbestemming van die stoffen.

  • 6 Indien bij de sloopwerkzaamheden asbest is verwijderd dat is ingedeeld in risicoklasse 2 of 2A als bedoeld in artikel 4.48, onderscheidenlijk artikel 4.53a, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, voert degene die de sloopwerkzaamheden heeft uitgevoerd, in afwijking van het vijfde lid binnen twee weken nadat de eindbeoordeling is verricht, in het LAVS een bewijs in van de afvoer van het asbestafval, onder opgave van het gewicht en van de afvoerbestemming van het asbestafval.

§ 1.8. Certificering werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties in verband met koolmonoxide

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 1.34. Definities

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze paragraaf bepaalde wordt verstaan onder:

Artikel 1.35. Werkzaamheden aan verbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en rookgasafvoervoorzieningen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 2 De in het eerste lid bedoelde werkzaamheden zijn:

    • a. het installeren van gasverbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen of rookgasafvoervoorzieningen;

    • b. het repareren van gasverbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen of rookgasafvoervoorzieningen;

    • c. het onderhouden van gasverbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen of rookgasafvoervoorzieningen; of

    • d. het in bedrijf stellen en het vrijgeven voor gebruik van een gasverbrandingstoestel na werkzaamheden als bedoeld in de onderdelen a tot en met c.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op:

  • 4 Het eerste lid is tevens niet van toepassing op werkzaamheden die worden uitgevoerd met een certificaat dat is afgegeven door een certificerende instelling waarvan de aanwijzing is ingetrokken, gedurende zes maanden na de intrekking of, als het certificaat op het moment van intrekking van de aanwijzing een kortere geldigheidsduur heeft dan zes maanden, gedurende die geldigheidsduur.

  • 5 Onze Minister kan een andere termijn stellen dan de termijn, genoemd in het vierde lid, of nadere voorwaarden verbinden aan het gebruik van het certificaat gedurende deze termijn.

Artikel 1.36. Certificerende instellingen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 2 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 3 Met accreditatie als bedoeld in het tweede lid, wordt gelijkgesteld accreditatie, afgegeven door een daartoe bevoegde onafhankelijke instelling in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, op basis van onderzoekingen of documenten die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het beschermingsniveau dat met de toetsing aan de eisen in het tweede lid wordt geboden.

  • 4 Bij de aanvraag tot aanwijzing als certificerende instelling toont de aanvrager aan dat deze:

    • a. rechtspersoonlijkheid heeft;

    • b. onafhankelijk is van de door haar beoordeelde organisaties, processen, diensten of producten;

    • c. beschikt over voldoende kennis, deskundigheid en toerusting om de uitvoering van de taken naar behoren te vervullen;

    • d. beschikt over een adequate administratie waarin de gegevens die betrekking hebben op de uitvoering van haar taken, op een systematische wijze zijn vastgelegd;

    • e. verzekerd is tegen wettelijke aansprakelijkheid voor risico’s die voortvloeien uit de uitoefening van haar taken;

    • f. beschikt over een adequate klachtenregeling;

    • g. in staat is te beslissen op bezwaarschriften; en

    • h. in staat is te voldoen aan rapportage- en informatieverplichtingen op grond van dit besluit.

  • 5 De instelling is een vergoeding verschuldigd voor de behandeling van de aanvraag tot aanwijzing als certificerende instelling.

  • 6 Onze Minister kan een aanwijzing van een certificerende instelling intrekken of schorsen indien de instelling:

    • a. daarom verzoekt;

    • b. in surseance van betaling verkeert of failliet is verklaard; of

    • c. niet voldoet aan de voorschriften die zijn verbonden aan de aanwijzing of aan de regels, gesteld in of krachtens deze paragraaf.

  • 7 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over het indienen van een aanvraag voor een aanwijzing als certificerende instelling en de gegevens die bij een aanvraag dienen te worden verstrekt.

  • 8 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de gronden waarop en de voorwaarden waaronder Onze Minister een aanwijzing kan verlenen, wijzigen, weigeren, schorsen of intrekken, de voorschriften die aan een aanwijzing kunnen worden verbonden en de termijn waarvoor een aanwijzing kan worden verleend of geschorst.

  • 9 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de vergoeding die door een certificerende instelling in rekening gebracht kan worden voor de aanvraag van een certificaat.

Artikel 1.37. Aanwijzing certificatieschema’s

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 2 Een certificatieschema kan worden aangewezen als het certificatieschema door de nationale accreditatie-instantie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie is geëvalueerd, het gericht is op het voorkomen van het vrijkomen van koolmonoxide en het in ieder geval eisen bevat over:

    • a. de reikwijdte van de werkzaamheden waarop het certificatieschema betrekking heeft;

    • b. het op adequate wijze uitvoeren van werkzaamheden als bedoeld in artikel 1.35, tweede lid, onder a tot en met c, voor zover van toepassing op de reikwijdte van de werkzaamheden;

    • c. het op adequate wijze controleren van de gasverbrandingsinstallatie voordat deze in bedrijf wordt gesteld;

    • d. de vakbekwaamheid van personen die de werkzaamheden als bedoeld in artikel 1.35, tweede lid, onder d, uitvoeren, het actueel houden van het hiervoor benodigde kennisniveau en de wijze waarop dit wordt beoordeeld;

    • e. het melden van de inbedrijfstelling van gasverbrandingsinstallaties door de certificaathouder aan de certificerende instelling na afronding van werkzaamheden;

    • f. de beschikbaarheid, het gebruik, onderhoud en beheer van bij de uit te voeren werkzaamheden noodzakelijke meetinstrumenten en andere hulpmiddelen;

    • g. het buiten bedrijf stellen van toestellen als wordt vastgesteld dat bij het gebruik ervan koolmonoxide vrijkomt; en

    • h. de wijze waarop medewerkers zich bij klanten dienen te legitimeren.

  • 3 In het geval dat een certificatieschema slechts betrekking heeft op werkzaamheden aan rookgasafvoervoorzieningen of verbrandingsluchttoevoervoorzieningen zijn de eisen genoemd in het tweede lid, onderdelen d en e niet van toepassing en kan het schema, in afwijking van het tweede lid, onderdeel c, de eis bevatten dat alleen de rookgasafvoervoorzieningen of de verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en de aansluiting daarvan op de andere onderdelen van de gasverbrandingsinstallatie worden gecontroleerd.

  • 4 Om in aanmerking te komen voor aanwijzing bevat een certificatieschema tevens eisen over het toezicht door de certificerende instelling op het handelen overeenkomstig de in het tweede lid bedoelde eisen. Het certificatieschema bevat daartoe in ieder geval eisen over:

    • a. de wijze waarop certificerende instellingen gegevens over en van certificaathouders verwerken;

    • b. de wijze, frequentie en omvang van de steekproefcontroles op de werkzaamheden als bedoeld in artikel 1.35, eerste lid, door de certificerende instelling;

    • c. de wijze, frequentie en omvang van audits bij de certificaathouder door de certificerende instelling ten behoeve van de toetsing van het administratieve kwaliteitssysteem;

    • d. de wijze waarop wordt omgegaan met niet-naleving van de eisen door certificaathouders; en

    • e. de gevallen waarin een aanvraag voor een certificaat wordt afgewezen of een certificaat wordt geschorst of ingetrokken, waaronder het geval waarin de aanvrager van het certificaat respectievelijk certificaathouder in surseance van betaling verkeert of failliet is verklaard.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over:

    • a. de aanwijzing en inhoud van certificatieschema’s;

    • b. het indienen van een aanvraag voor een aanwijzing van een certificatieschema en de gegevens die bij een aanvraag dienen te worden verstrekt; en

    • c. de gronden waarop en de voorwaarden waaronder Onze Minister een aanwijzing kan verlenen, wijzigen, weigeren, schorsen of intrekken, de voorschriften die aan een aanwijzing kunnen worden verbonden en de termijn waarvoor een aanwijzing kan worden verleend of geschorst.

Artikel 1.38. Meldplicht van (bijna-)ongevallen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Indien een certificaathouder bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden constateert dat een gasverbrandingsinstallatie een hogere concentratie koolmonoxide produceert dan een bij ministeriële regeling vastgestelde concentratie en dat deze vrijkomt in een ruimte waar zich personen in kunnen bevinden, meldt hij dit terstond aan de bewoner of gebruiker en eigenaar van het gebouw, het bevoegd gezag en de certificerende instelling.

Artikel 1.39. Informatieverstrekking

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 De certificerende instelling informeert Onze Minister onverwijld over zijn door de rechtbank uitgesproken faillissement of surseance van betaling.

  • 2 De certificerende instelling verstrekt gegevens met betrekking tot certificaathouders aan Onze Minister ten behoeve van het register, bedoeld in artikel 1.40.

  • 3 De certificerende instelling verstrekt desgevraagd kosteloos aan Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taken benodigde inlichtingen.

  • 4 De certificerende instelling zendt Onze Minister jaarlijks een verslag van de uitgevoerde werkzaamheden, de rechtmatigheid en doeltreffendheid van die werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar en meldingen als bedoeld in artikel 1.38. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit verslag.

  • 6 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de uitwisseling van informatie tussen certificerende instellingen onderling en met Onze Minister.

Artikel 1.40. Openbaar register

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Onze Minister draagt zorg voor een openbaar register van aangewezen certificerende instellingen, certificatieschema’s en de door de certificerende instelling verstrekte gegevens over certificaathouders.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de gegevens die in het register worden opgenomen.

Artikel 1.41. Beeldmerk

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Certificaathouders voeren een door Onze Minister bij ministeriële regeling vastgesteld beeldmerk.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over het gebruik van het beeldmerk.

Hoofdstuk 2. Technische bouwvoorschriften uit het oogpunt van veiligheid

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Afdeling 2.1. Algemene sterkte van de bouwconstructie

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

§ 2.1.1. Nieuwbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.1. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een te bouwen bouwwerk is voldoende bestand tegen de daarop werkende krachten.

  • 2 Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.1 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.1

    gebruiksfunctie

    leden van toepassing

     

    Fundamentele

    belastingscombinaties

    Buitengewone naties

    belastingscombinaties

    bepalingsmethode

    verbouw

    tijdelijke bouw

    aardbevingen

    drijvende bouwwerken

    artikel

    2.2

    2.3

    2.4

    2.5

    2.5a

    2.5b

    2.5c

    lid

    *

    1

    2

    1

    2

    3

    *

    1

    2

    *

    *

    1

    Woonfunctie

    *

    1

    2

    1

    2

    3

    *

    *

    *

    *

    *

    7

    Logiesfunctie

    *

    1

    2

    1

    2

    3

    *

    *

    *

    *

    *

    Alle niet hierboven genoemde gebruiksfuncties

    *

    1

    2

    1

    2

    *

    *

    *

    *

    *

Artikel 2.2. Fundamentele belastingscombinaties

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Een bouwconstructie bezwijkt gedurende de in NEN-EN 1990 bedoelde ontwerplevensduur niet bij de fundamentele belastingscombinaties als bedoeld in NEN-EN 1990.

Artikel 2.3. Buitengewone belastingscombinaties

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een bouwconstructie bezwijkt gedurende de in NEN-EN 1990 bedoelde ontwerplevensduur niet bij de buitengewone belastingscombinaties als bedoeld in NEN-EN 1990, als dit leidt tot het bezwijken van een andere bouwconstructie die niet in de directe nabijheid ligt van die bouwconstructie. Daarbij wordt uitgegaan van de bekende buitengewone belastingen als bedoeld in NEN-EN 1991.

  • 2 Een dak of een vloerafscheiding bezwijkt gedurende de in NEN-EN 1990 bedoelde ontwerplevensduur niet bij de buitengewone belastingscombinaties als bedoeld in NEN-EN 1990. Daarbij wordt uitgegaan van stootbelastingen als bedoeld in NEN-EN 1991.

Artikel 2.4. Bepalingsmethode

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Het niet bezwijken als bedoeld in de artikelen 2.2 en 2.3 wordt bepaald volgens:

    • a. NEN-EN 1999 of NEN-EN 1993, indien de constructie is vervaardigd van metaal als bedoeld in die normen;

    • b. NEN-EN 1992 of NEN-EN 1996, indien de constructie is vervaardigd van steenachtig materiaal als bedoeld in die normen;

    • c. NEN-EN 1994, indien de constructie is vervaardigd van staal-beton als bedoeld in die norm;

    • d. NEN-EN 1995, indien de constructie is vervaardigd van hout als bedoeld in die norm;

    • e. NEN 2608, indien de constructie is vervaardigd van glas als bedoeld in die norm, of

    • f. NEN 6707, indien de constructie van de bevestiging van de dakbedekking is vervaardigd van materiaal als bedoeld in die norm.

  • 2 Indien een ander materiaal of een andere bepalingsmethode is toegepast dan aangegeven in het eerste lid, wordt het niet bezwijken als bedoeld in de artikelen 2.2 en 2.3 bepaald volgens NEN-EN 1990.

  • 3 Bij een niet in een woongebouw of logiesgebouw gelegen gebruiksfunctie kan bij het bepalen van het niet bezwijken als bedoeld in de artikelen 2.2 en 2.3 rekening worden gehouden met de stabiliteitsvoorziening van een op een aangrenzend perceel gelegen gebruiksfunctie van dezelfde soort.

Artikel 2.5. Verbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 2.2 tot en met 2.4 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het niveau zoals aangegeven in NEN 8700.

Artikel 2.5a. Tijdelijke bouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk met een ontwerplevensduur van 5 jaar als bedoeld in NEN-EN 1990 zijn de artikelen 2.2 en 2.4 van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk met een ontwerplevensduur van 15 jaar als bedoeld in NEN-EN 1990 zijn de artikelen 2.2 tot en met 2.4 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.5b. Aardbevingen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 2.2 tot en met 2.5a kunnen met betrekking tot de belastingen op bouwwerken door aardbevingen als gevolg van de gaswinning in de provincie Groningen bij ministeriële regeling nadere voorschriften worden gegeven.

Artikel 2.5c. Drijvende bouwwerken

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 2.2 tot en met 2.5a kunnen met betrekking tot drijvende bouwwerken bij ministeriële regeling nadere voorschriften worden gegeven.

§ 2.1.2. Bestaande bouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.6. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een bestaand bouwwerk is gedurende de restlevensduur voldoende bestand tegen de daarop werkende krachten.

  • 2 Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.6 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.6

    gebruiksfunctie

    leden van toepassing

         

    fundamentele belastingscombinaties

    bepalingsmethode

       

    artikel

    2.7

    2.8

       

    lid

    *

    1

    2

    1

    Woonfunctie

    *

    1

    2

    7

    Logiesfunctie

    *

    1

    2

    Alle niet hierboven genoemde gebruiksfuncties

    *

    1

Artikel 2.7. Fundamentele belastingscombinaties

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Een bouwconstructie bezwijkt niet gedurende de in NEN 8700 bedoelde restlevensduur bij de fundamentele belastingscombinaties als bedoeld in NEN 8700.

Artikel 2.8. Uiterste grenstoestand

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Het niet bezwijken als bedoeld in artikel 2.7 wordt bepaald volgens NEN 8700.

  • 2 Bij een niet in een woongebouw of logiesgebouw gelegen woonfunctie of logiesfunctie kan het bepalen van het niet bezwijken als bedoeld in artikel 2.7 rekening worden gehouden met de stabiliteitsvoorziening van een op een aangrenzend perceel gelegen gebruiksfunctie van dezelfde soort.

Afdeling 2.2. Sterkte bij brand

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

§ 2.2.1. Nieuwbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.9. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een te bouwen bouwwerk kan bij brand gedurende redelijke tijd worden verlaten en doorzocht, zonder dat er gevaar voor instorting is.

  • 2 Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.9 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.9

    gebruiksfunctie

    leden van toepassing

         

    tijdsduur bezwijken

    bepalingsmethode

    verbouw

       

    artikel

    2.10

    2.11

    2.12

       

    lid

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    8

    9

    1

    2

    *

    1

    Woonfunctie

    1

    2

    3

    1

    2

    *

    2

    Bijeenkomstfunctie

                           
     

    a

    voor kinderopvang met bedgebied

    1

    5

    6

    1

    2

    *

     

    b

    andere bijeenkomstfunctie

    1

    4

    6

    1

    2

    *

    3

    Celfunctie

    1

    5

    6

    1

    2

    *

    4

    Gezondheidszorgfunctie

                           
     

    a

    met bedgebied

    1

    5

    6

    1

    2

    *

     

    b

    andere gezondheidszorgfunctie

    1

    4

    6

    1

    2

    *

    5

    Industriefunctie

    1

    4

    6

    1

    2

    *

    6

    Kantoorfunctie

    1

    4

    6

    1

    2

    *

    7

    Logiesfunctie

    1

    5

    6

    7

    1

    2

    *

    8

    Onderwijsfunctie

    1

    4

    6

    1

    2

    *

    9

    Sportfunctie

    1

    4

    6

    1

    2

    *

    10

    Winkelfunctie

    1

    4

    6

    1

    2

    *

    11

    Overige gebruiksfunctie

                           
     

    a

    voor het personenvervoer

    1

    4

    6

    1

    2

    *

     

    b

    voor het stallen van motorvoertuigen

    1

    4

    6

    1

    2

    *

     

    c

    andere overige gebruiksfunctie

    12

    Bouwwerk geen gebouw zijnde

                           
     

    a

    wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m

    1

    8

    1

    2

    *

     

    b

    ander bouwwerk geen gebouw zijnde

    9

    1

    2

    *

Artikel 2.10. Tijdsduur bezwijken

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een vloer, trap of hellingbaan waarover of waaronder een vluchtroute voert, bezwijkt niet binnen 30 minuten bij brand in een subbrandcompartiment waarin die vluchtroute niet ligt. Dit geldt niet voor de vloer van een buitenruimte van een woonfunctie.

  • 2 Een bouwconstructie bezwijkt bij brand in een brandcompartiment waarin die bouwconstructie niet ligt, niet binnen de in tabel 2.10.1 aangegeven tijdsduur door het bezwijken van een bouwconstructie binnen of grenzend aan dat brandcompartiment.

    Voor zover dat brandcompartiment een woonfunctie is, geldt dit niet voor een bouwconstructie van een aan dat brandcompartiment grenzend subbrandcompartiment of grenzende buitenruimte.

    Tabel 2.10.1

    woonfunctie

    tijdsduur van de brandwerendheid met betrekking tot bezwijken in minuten

    Indien geen vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 7 m boven het meetniveau

    60

    Indien een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 7 m en geen vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 13 m boven het meetniveau

    90

    Indien een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 13 m boven het meetniveau

    120

  • 3 In afwijking van het tweede lid wordt de in tabel 2.10.1 aangegeven tijdsduur met 30 minuten bekort, indien geen vloer van een verblijfsgebied van de gebruiksfunctie hoger ligt dan 7 m boven het meetniveau en de volgens NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting van het brandcompartiment niet groter is dan 500 MJ/m2.

  • 4 Een bouwconstructie van een gebruiksfunctie met een vloer van een gebruiksgebied hoger dan 5 m boven het meetniveau of lager dan 5 m onder het meetniveau bezwijkt bij brand in een brandcompartiment waarin de bouwconstructie niet ligt, niet binnen 90 minuten door het bezwijken van een bouwconstructie binnen of grenzend aan het brandcompartiment.

  • 5 Een bouwconstructie bezwijkt bij brand in een brandcompartiment waarin de bouwconstructie niet ligt, niet binnen de in tabel 2.10.2 aangegeven tijdsduur door het bezwijken van een bouwconstructie binnen of grenzend aan het brandcompartiment.

    Tabel 2.10.2

    gebruiksfunctie niet zijnde een woonfunctie

    tijdsduur van de brandwerendheid met betrekking tot bezwijken in minuten

    Indien geen vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau

    60

    Indien een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 5 m en geen vloer van een gebruiksgebied hoger ligt dan 13 m boven het meetniveau

    90

    Indien een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 13 m boven het meetniveau

    120

  • 6 In afwijking van het vierde en vijfde lid, wordt de tijdsduur met 30 minuten bekort, indien de volgens NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting van het brandcompartiment niet groter is dan 500 MJ/m2.

  • 7 Het vijfde lid geldt niet voor een logiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw, met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 100 m2.

  • 8 Een bouwconstructie van een tunnel bezwijkt niet binnen 60 minuten en voor zover deze onder open water ligt niet binnen 120 minuten bij brand in de tunnel.

  • 9 Een bouwconstructie bezwijkt bij brand in een brandcompartiment waarin de bouwconstructie niet ligt, niet binnen een tijdsduur die afhankelijk van de bestemming en inrichting van het bouwwerk redelijkerwijs nodig is om het bouwwerk bij brand te kunnen verlaten en te doorzoeken, door het bezwijken van een bouwconstructie binnen of grenzend aan het brandcompartiment.

Artikel 2.11. Bepalingsmethode

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Bij het bepalen van het bezwijken van een bouwconstructie, als bedoeld in artikel 2.10, wordt uitgegaan van de buitengewone belastingscombinaties die volgens NEN-EN 1990 kunnen optreden bij brand.

  • 2 De tijdsduur van het bezwijken als bedoeld in artikel 2.10 wordt afhankelijk van het materiaal van de bouwconstructie bepaald volgens:

    • a. NEN-EN 1992;

    • b. NEN-EN 1993;

    • c. NEN-EN 1994;

    • d. NEN-EN 1995;

    • e. NEN-EN 1996;

    • f. NEN-EN 1999, of

    • g. NEN 6069.

Artikel 2.12. Verbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 2.10 en 2.11 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in artikel 2.10 aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau en waarbij, in afwijking van artikel 2.11, eerste lid, wordt uitgegaan van de buitengewone belastingscombinaties die volgens NEN 8700 kunnen optreden bij brand.

§ 2.2.2. Bestaande bouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.13. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een bestaand bouwwerk kan bij brand gedurende enige tijd worden verlaten en doorzocht zonder dat er gevaar is voor instorting.

  • 2 Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.13 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.13

    gebruiksfunctie

    leden van toepassing

         

    tijdsduur bezwijken

    bepalingsmethode

       

    artikel

    2.14

    2.15

       

    lid

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    1

    2

    1

    Woonfunctie

    1

    2

    1

    2

    2

    Bijeenkomstfunctie

    1

    3

    1

    2

    3

    Celfunctie

    1

    4

    1

    2

    4

    Gezondheidszorgfunctie

                     
     

    a

    met bedgebied

    1

    4

    1

    2

     

    b

    andere gezondheidszorgfunctie

    1

    3

    1

    2

    5

    Industriefunctie

    1

    3

    1

    2

    6

    Kantoorfunctie

    1

    3

    1

    2

    7

    Logiesfunctie

    1

    4

    5

    1

    2

    8

    Onderwijsfunctie

    1

    3

    1

    2

    9

    Sportfunctie

    1

    3

    1

    2

    10

    Winkelfunctie

    1

    3

    1

    2

    11

    Overige gebruiksfunctie

                     
     

    a

    voor het personenvervoer

    1

    3

    1

    2

     

    b

    andere overige gebruiksfunctie

    12

    Bouwwerk geen gebouw zijnde

                     
     

    a

    wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m

    1

    6

    1

    2

     

    b

    ander bouwwerk geen gebouw zijnde

    7

    1

    2

Artikel 2.14. Tijdsduur bezwijken

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een vloer, trap of hellingbaan, waarover of waaronder een beschermde route voert, bezwijkt niet binnen 20 minuten bij brand in een subbrandcompartiment waarin die beschermde route niet ligt.

  • 2 Een bouwconstructie bezwijkt bij brand in een brandcompartiment waarin die bouwconstructie niet ligt, niet binnen de in tabel 2.14.1 aangegeven tijdsduur door het bezwijken van een bouwconstructie binnen of grenzend aan dat brandcompartiment. Dit geldt dit niet voor een bouwconstructie van een aan dat brandcompartiment grenzend subbrandcompartiment of grenzende buitenruimte.

    Tabel 2.14.1

    woonfunctie

    tijdsduur van de brandwerendheid met betrekking tot bezwijken in minuten

    Indien een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 7 m en niet hoger dan 13 m boven het meetniveau

    30

    Indien een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 13 m boven het meetniveau

    60

  • 3 Een bouwconstructie van een gebruiksfunctie met een vloer van een gebruiksgebied hoger dan 5 m boven het meetniveau bezwijkt bij brand in een brandcompartiment waarin de bouwconstructie niet ligt, niet binnen 30 minuten door het bezwijken van een bouwconstructie binnen of grenzend aan het brandcompartiment.

  • 4 Een bouwconstructie bezwijkt bij brand in een brandcompartiment waarin de bouwconstructie niet ligt, niet binnen de in tabel 2.14.2 aangegeven tijdsduur door het bezwijken van een bouwconstructie binnen of grenzend aan het brandcompartiment.

    Tabel 2.14.2

    gebruiksfunctie

    tijdsduur van de brandwerendheid met betrekking tot bezwijken in minuten

    Indien een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 5 m en niet hoger dan 13 m boven het meetniveau

    30

    Indien een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 13 m boven het meetniveau

    60

  • 5 Het vierde lid geldt niet voor een logiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw, met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 100 m2.

  • 6 Een bouwconstructie van een tunnel bezwijkt niet binnen 30 minuten en voor zover deze onder open water ligt niet binnen 60 minuten bij brand in de tunnel.

  • 7 Een bouwconstructie bezwijkt bij brand in een brandcompartiment waarin de bouwconstructie niet ligt, niet binnen een tijdsduur die afhankelijk van de bestemming en inrichting van het bouwwerk redelijkerwijs nodig is om het bouwwerk bij brand te kunnen verlaten en te doorzoeken, door het bezwijken van een bouwconstructie binnen of grenzend aan het brandcompartiment.

Artikel 2.15. Bepalingsmethode

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Bij het bepalen van het bezwijken van een bouwconstructie als bedoeld in artikel 2.14 wordt uitgegaan van de buitengewone belastingscombinaties die volgens NEN 8700 kunnen optreden bij brand.

  • 2 De tijdsduur van het bezwijken als bedoeld in artikel 2.14 wordt bepaald volgens NEN 6069.

Afdeling 2.3. Afscheiding van vloer, trap en hellingbaan

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

§ 2.3.1. Nieuwbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.16. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een te bouwen bouwwerk bevat voorzieningen waardoor het vallen van een vloer, een trap en een hellingbaan zo veel mogelijk wordt voorkomen.

  • 2 Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.16 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.16

    gebruiksfunctie

    leden van toepassing

    grenswaarden

     

    Aanwezigheid

    Hoogte

    Openingen

    overklauterbaarheid

    verbouw

    Openingen

    artikel

    2.17

    2.18

    2.19

    2.20

    2.21

    2.19

    lid

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    *

    1

                                           

    [m]

    1

    Woonfunctie

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    3

    5

    1

    2

    3

    4

    1

    *

    0,2

    2

    Bijeenkomstfunctie

                                           
     

    a

    voor kinderopvang voor kinderen jonger dan 4 jaar

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    3

    5

    1

    2

    3

    4

    1

    *

    0,1

     

    b

    andere kinderopvang

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    3

    5

    1

    2

    3

    4

    1

    *

    0,2

     

    c

    andere bijeenkomstfunctie

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    *

    0,5

    3

    Celfunctie

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    3

    5

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    *

    0,3

    4

    Gezondheidszorgfunctie

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    3

    5

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    *

    0,5

    5

    Industriefunctie

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    3

    5

    1

    3

    4

    *

    0,5

    6

    Kantoorfunctie

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    3

    5

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    *

    0,5

    7

    Logiesfunctie

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    3

    5

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    *

    0,5

    8

    Onderwijsfunctie

                                           
     

    a

    basisonderwijs

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    3

    5

    1

    2

    3

    4

    1

    *

    0,2

     

    b

    andere onderwijsfunctie

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    3

    5

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    *

    0,5

    9

    Sportfunctie

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    *

    0,5

    10

    Winkelfunctie

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    3

    5

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    *

    0,5

    11

    Overige gebruiksfunctie

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    3

    5

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    *

    0,5

    12

    Bouwwerk geen gebouw zijnde

                                           
     

    a.

    voor langzaam verkeer

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    3

    5

    6

    1

    3

    4

    *

    0,5

     

    b.

    ander bouwwerk geen gebouw zijnde

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    3

    4

    *

    0,5

Artikel 2.17. Aanwezigheid

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een voor personen bestemde vloer heeft bij een rand een niet beweegbare afscheiding als die rand meer dan 1 m hoger ligt dan een aansluitende vloer, het aansluitende terrein of het aansluitende water.

  • 2 Een trap als bedoeld in artikel 2.27 heeft, voor zover een zijkant van een tredevlak meer dan 1 m hoger ligt dan een aansluitende vloer, het aansluitende terrein of het aansluitende water, aan die zijkant een niet beweegbare afscheiding.

  • 3 Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.27 heeft, voor zover een zijkant van de vloer meer dan 1 m hoger ligt dan een aansluitende vloer, het aansluitende terrein of het aansluitende water, aan die zijkant een niet beweegbare afscheiding.

  • 4 Het eerste lid geldt niet ter plaatse van de aansluiting van de vloer aan:

    • a. een trap, en

    • b. een hellingbaan.

  • 5 Onverminderd het vierde lid geldt het eerste lid niet voor:

    • a. een rand van een podium;

    • b. een rand van een vloer die aan een bassin grenst;

    • c. een rand van een laadvloer;

    • d. een rand van een perron, en

    • e. een met een rand als bedoeld onder a tot en met d, gelijk te stellen rand van een vloer.

Artikel 2.18. Hoogte

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een vloerafscheiding als bedoeld in artikel 2.17, eerste lid, heeft een hoogte van ten minste 1 m, gemeten vanaf de vloer.

  • 2 In afwijking van het eerste lid heeft een vloer die hoger ligt dan 13 m boven een aangrenzende vloer, het aansluitende terrein of het aansluitende water, een vloerafscheiding een hoogte van ten minste 1,2 m, gemeten vanaf de vloer.

  • 3 In afwijking van het eerste en tweede lid heeft een afscheiding als bedoeld in artikel 2.17, eerste lid, ter plaatse van een al dan niet beweegbaar raam een hoogte van ten minste 0,85 m, gemeten vanaf de vloer.

  • 4 In afwijking van het eerste lid, heeft een vloerafscheiding een vanaf de vloer gemeten hoogte van ten minste 0,7 m, indien de som van die hoogte en de breedte van de bovenregel ten minste 1,1 m is.

  • 5 Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.17, tweede of derde lid, heeft een hoogte van ten minste 0,85 m, gemeten vanaf de voorkant van de tredevlakken of vanaf de vloer van de hellingbaan.

  • 6 In afwijking van het eerste en tweede lid heeft een vloer waarvan een vloerafscheiding als bedoeld in artikel 2.17, eerste lid, direct is gelegen naast een pad of strook bedoeld voor langzaam verkeer, een vloerafscheiding met een hoogte van ten minste 1,3 m, gemeten vanaf de vloer.

Artikel 2.19. Openingen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.17 heeft geen openingen waardoor een bol kan passeren met een doorsnede groter dan de in tabel 2.16 aangegeven diameter.

  • 2 In afwijking van het eerste lid heeft een afscheiding als bedoeld in artikel 2.17 tot een hoogte van 0,7 m boven een vloer, een tredevlak of een vloer van een hellingbaan geen openingen waardoor een bol kan passeren met een doorsnede groter dan 0,1 m.

  • 3 De horizontaal gemeten afstand tussen een vloer, een trap of een hellingbaan en een afscheiding als bedoeld in artikel 2.17 is niet groter dan 0,05 m.

  • 4 De bovenregel van een in artikel 2.17 bedoelde afscheiding heeft geen onderbreking van meer dan 0,1 m.

  • 5 Het tweede lid is niet van toepassing op een vloer, een tredevlak of een vloer van een hellingbaan, of een gedeelte daarvan, niet bestemd voor kinderen jonger dan 12 jaar.

Artikel 2.20. Overklauterbaarheid

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.17 of een constructieonderdeel dat, installatie die of onderdeel van een installatie dat aan of naast een dergelijke afscheiding is geplaatst, heeft, ter voorkoming van het overklauteren, geen opstapmogelijkheden tussen 0,2 m en 0,7 m boven een vloer, een tredevlak of een vloer van een hellingbaan.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op een vloer, een tredevlak of een vloer van een hellingbaan, of een gedeelte daarvan, niet bestemd voor kinderen jonger dan 12 jaar.

Artikel 2.21. Verbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 2.17 tot en met 2.20 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

  • 2 Bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk geen gebouw zijnde, geldt in afwijking van het eerste lid het in artikel 2.18, zesde lid, aangegeven niveau van eisen.

§ 2.3.2. Bestaande bouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.22. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een bestaand bouwwerk bevat voorzieningen waardoor het vallen van een vloer, een trap of een hellingbaan redelijkerwijs wordt voorkomen.

  • 2 Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.22 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.22

    gebruiksfunctie

    leden van toepassing

    grenswaarden

         

    aanwezigheid

    hoogte

    openingen

    openingen

       

    artikel

    2.23

    2.24

    2.25

    2.25

       

    lid

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    1

                               

    [m]

    1

    Woonfunctie

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    0,2

    2

    Bijeenkomstfunctie

                           
     

    a

    voor kinderopvang voor kinderen jonger dan 4 jaar

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    0,1

     

    b

    andere bijeenkomstfunctie

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    3

    4

    2

    Alle niet hierboven genoemde gebruiksfuncties

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    3

    4

    2

Artikel 2.23. Aanwezigheid

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een voor personen bestemde vloer heeft bij een rand een afscheiding als die rand meer dan 1,5 m hoger ligt dan een aansluitende vloer, het aansluitende terrein of het aansluitende water.

  • 2 Een trap heeft, voor zover een zijkant van een tredevlak meer dan 1,5 m hoger ligt dan een aansluitende vloer, het aansluitende terrein of het aansluitende water, aan die zijkant een niet beweegbare afscheiding.

  • 3 Een hellingbaan heeft, indien een zijkant van de vloer meer dan 1,5 m hoger ligt dan een aansluitende vloer, het aansluitende terrein of het aansluitende water, aan die zijkant een niet beweegbare afscheiding.

  • 4 Het eerste lid geldt niet ter plaatse van de aansluiting van de vloer aan:

    • a. een trap, of

    • b. een hellingbaan.

  • 5 Onverminderd het vierde lid geldt het eerste lid niet voor:

    • a. een rand van een podium;

    • b. een rand van een vloer die aan een bassin grenst;

    • c. een rand van een laadvloer;

    • d. een rand van een perron, en

    • e. een met een rand als bedoeld onder a tot en met d, gelijk te stellen rand van een vloer.

Artikel 2.24. Hoogte

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een vloerafscheiding als bedoeld in artikel 2.23, eerste lid, heeft een hoogte van ten minste 0,9 m, gemeten vanaf de vloer.

  • 2 In afwijking van het eerste lid heeft een afscheiding als bedoeld in artikel 2.23, eerste lid, ter plaatse van een al dan niet beweegbaar raam een hoogte van ten minste 0,6 m, gemeten vanaf de vloer.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, heeft een vloerafscheiding een vanaf de vloer gemeten hoogte van ten minste 0,6 m, indien de som van die hoogte en de breedte van de bovenregel ten minste 1 m is.

  • 4 Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.23, tweede en derde lid, heeft een hoogte van ten minste 0,6 m, gemeten vanaf de voorkant van de tredevlakken of vanaf de vloer van de hellingbaan.

Artikel 2.25. Openingen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.23 heeft tot een hoogte van 0,6 m boven een vloer, een tredevlak of een vloer van een hellingbaan, geen openingen waardoor een bol kan passeren met een doorsnede groter dan de in tabel 2.22 aangegeven diameter.

  • 2 De horizontaal gemeten afstand tussen een vloer, een trap of een hellingbaan en een afscheiding als bedoeld in artikel 2.23, is niet groter dan 0,1 m.

Afdeling 2.4. Overbrugging van hoogteverschillen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

§ 2.4.1. Nieuwbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.26. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een te bouwen bouwwerk heeft voorzieningen voor het veilig overbruggen van hoogteverschillen door personen.

  • 2 Aan de in het eerste lid gestelde eis wordt voldaan door toepassing van de voorschriften in deze paragraaf.

Artikel 2.27. Voorziening bij hoogteverschil

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een hoogteverschil van meer dan 0,21 m tussen vloeren waarover een vluchtroute voert en tussen vloeren van verblijfsgebieden, verblijfsruimten, toiletruimten, badruimten, of voor bezoekers bestemde vloeren, vloeren van een verkeersroute die deze ruimten met elkaar verbindt of tussen een van die vloeren en het aansluitende terrein wordt overbrugd door een vaste trap of een vaste hellingbaan.

  • 2 Voor zover de vluchtroute door een wegtunnelbuis voert, geldt in afwijking van het eerste lid een hoogteverschil van meer dan 0,3 m.

Artikel 2.28. Verbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk is artikel 2.27 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

Artikel 2.29. Tijdelijke bouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk is artikel 2.27 van toepassing.

§ 2.4.2. Bestaande bouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.30. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een bestaand bouwwerk heeft in een vluchtroute voorzieningen voor het veilig overbruggen van hoogteverschillen door personen.

  • 2 Aan de in het eerste lid gestelde eis wordt voldaan door toepassing van het voorschrift in deze paragraaf.

Artikel 2.31. Voorziening bij hoogteverschil

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een hoogteverschil van meer dan 0,22 m tussen vloeren waarover een vluchtroute voert, of tussen een van die vloeren en het aansluitende terrein, wordt overbrugd door een vaste trap of een vaste hellingbaan.

  • 2 Voor zover de vluchtroute door een wegtunnelbuis voert, geldt in afwijking van het eerste lid een hoogteverschil van meer dan 0,3 m.

Afdeling 2.5. Trap

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

§ 2.5.1. Nieuwbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.32. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een te bouwen trap die een hoogteverschil als bedoeld in artikel 2.27 overbrugt, kan veilig worden gebruikt.

  • 2 Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.32 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.32

    gebruiksfunctie

    leden van toepassing

     

    afmetingen

    markering trap

    trapbordes

    leuning

    regenwerend

    verbouw

    artikel

    2.33

    2.33a

    2.34

    2.35

    2.36

    2.37

    lid

    1

    2

    *

    *

    1

    2

    *

    *

                       

    1

    Woonfunctie

    1

    2

    *

    1

    *

    *

    2

    Bijeenkomstfunctie

                   
     

    a.

    voor alcoholgebruik

    1

    2

    *

    *

    1

    2

    *

    *

     

    b.

    voor het aanschouwen van sport, voor film, voor muziek of voor theater

    1

    2

    *

    *

    1

    2

    *

    *

     

    c.

    overige bijeenkomstfunctie

    1

    2

    *

    1

    *

    3

    Celfunctie

    1

    2

    *

    1

    *

    4

    Gezondheidszorgfunctie

    1

    2

    *

    *

    1

    2

    *

    5

    Industriefunctie

    1

    *

    1

    *

    6

    Kantoorfunctie

    1

    2

    *

    1

    *

    7

    Logiesfunctie

    1

    2

    *

    1

    *

    8

    Onderwijsfunctie

    1

    2

    *

    1

    *

    9

    Sportfunctie

    1

    2

    *

    1

    *

    10

    Winkelfunctie

    1

    2

    *

    *

    1

    2

    *

    11

    Overige gebruiksfunctie

    1

    *

    1

    *

    12

    Bouwwerk geen gebouw zijnde

    1

    *

    1

    *

Artikel 2.33. Afmetingen trap

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een trap als bedoeld in artikel 2.27, heeft afmetingen die voldoen aan tabel 2.33.

  • 2 Een trap overbrugt een hoogteverschil van niet meer dan 4 meter.

    Tabel 2.33

    afmetingen van een trap

     

    reguliere trap

    trap uitsluitend voor ontvluchten

     

    woonfunctie

    andere gebruiksfunctie

    alle gebruiksfuncties

    Minimum breedte van de trap

    0,8 m

    0,8 m

    0,8 m

    Minimum vrije hoogte boven de trap

    2,3 m

    2,1 m

    2,1 m

    Minimum aantrede ter plaatse van de klimlijn, gemeten loodrecht op de voorkant van de trede

    0,22 m

    0,185 m

    0,185 m

    Maximum hoogte van een optrede

    0,188 m

    0,21 m

    0,21 m

    Minimum breedte van het tredevlak, gemeten loodrecht op de voorkant van dat vlak

    0,05 m

    0,05 m

    0,05 m

    Minimum breedte van het tredevlak ter plaatse van de klimlijn, gemeten loodrecht op de voorkant van dat vlak

    0,23 m

    0,23 m

    0,23 m

    Minimum afstand van de klimlijn tot de zijkanten van de trap

    0,3 m

    0,3 m

    0,3 m

Artikel 2.33a. markering trap

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Een trap als bedoeld in artikel 2.27, is op de bovenste en onderste trederand over de volle breedte voorzien van een markering van ten minste 50 mm met een hoog contrast. De overige treden zijn aan beide zijkanten voorzien van markeringen van ten minste 50 mm met een hoog contrast.

Artikel 2.34. Trapbordes

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Een trap als bedoeld in artikel 2.27, sluit bij de bovenste trede, over de breedte van de trap, aan op een vloer met een oppervlakte van ten minste 0,8 m x 0,8 m.

Artikel 2.35. Leuning

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een trap als bedoeld in artikel 2.27 voor het overbruggen van een hoogteverschil van meer dan 1 m en met een helling ter plaatse van de klimlijn groter dan 2:3 heeft aan ten minste een zijkant een leuning. De bovenkant van de leuning ligt, gemeten boven de voorkant van een tredevlak van de trap, op een hoogte van ten minste 0,8 m en ten hoogste 1 m.

  • 2 Een trap als bedoeld in het eerste lid heeft aan beide zijkanten een leuning die aan het begin en aan het einde van de trap ten minste 30 cm horizontaal doorloopt.

Artikel 2.36. Regenwerend

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Een gemeenschappelijke verkeersruimte met een trap voor het overbruggen van een hoogteverschil van meer dan 1,5 m, is ter plaatse van die trap, bepaald volgens NEN 2778, regenwerend. Dit geldt niet voor een trap die uitsluitend bestemd is om het bouwwerk te ontvluchten.

Artikel 2.37. Verbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 2.33 tot en met 2.36 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

§ 2.5.2. Bestaande bouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.38. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een bestaande trap in een vluchtroute die een hoogteverschil als bedoeld in artikel 2.31 overbrugt, kan veilig worden gebruikt.

  • 2 Aan de in het eerste lid gestelde eis wordt voldaan door toepassing van de voorschriften in deze paragraaf.

Artikel 2.39. Afmetingen trap

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Een trap als bedoeld in artikel 2.31, heeft afmetingen die voldoen aan tabel 2.39.

Tabel 2.39

afmetingen van een trap

Minimum breedte van de trap

0,7 m

Minimum vrije hoogte boven de trap

1,9 m

Minimum aantrede ter plaatse van de klimlijn, gemeten loodrecht op de voorkant van de trede

0,13 m

Maximum hoogte van een optrede

0,22 m

Minimum afstand van de klimlijn tot de zijkanten van de trap

0,2 m

Artikel 2.40. Trapbordes

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Een trap als bedoeld in artikel 2.31, sluit bij de bovenste trede, over de breedte van de trap, aan op een vloer met een oppervlakte van ten minste 0,7 m x 0,7 m.

Artikel 2.41. Leuning

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Een trap als bedoeld in artikel 2.31 waarvan de helling ter plaatse van de klimlijn groter is dan 2:3 heeft, voor zover een hoogteverschil is overbrugd van meer dan 1,5 m, aan ten minste een zijkant een leuning. De bovenkant van de leuning ligt, gemeten boven de voorkant van een tredevlak van de trap, op een hoogte van ten minste 0,6 m en ten hoogste 1 m.

Afdeling 2.6. Hellingbaan

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

§ 2.6.1. Nieuwbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.42. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een te bouwen hellingbaan die een hoogteverschil als bedoeld in artikel 2.27 overbrugt, kan veilig worden gebruikt.

  • 2 Aan de in het eerste lid gestelde eis wordt voldaan door toepassing van de voorschriften in deze paragraaf.

Artikel 2.43. Afmetingen hellingbaan

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Een hellingbaan als bedoeld in de artikelen 2.27 en 6.49, heeft een breedte van ten minste 1,1 m, een hoogte van niet meer dan 1 m en een helling van ten hoogste:

  • a. 1 : 12 indien het hoogteverschil niet groter is dan 0,25 m;

  • b. 1 : 16 indien het hoogteverschil groter is dan 0,25 m, maar niet groter dan 0,5 m, en

  • c. 1 : 20 indien het hoogteverschil groter is dan 0,5 m.

Artikel 2.44. Hellingbaanbordes

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Een hellingbaan als bedoeld in de artikelen 2.27 en 6.49, sluit aan de bovenzijde, over de breedte van de hellingbaan, aan op een vloer met een oppervlakte van ten minste 1,4 m x 1,4 m.

Artikel 2.45. Geleiderand

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.27, heeft aan de zijkant een aaneengesloten geleiderand, met een vanaf de vloer van de hellingbaan gemeten hoogte van ten minste 0,04 m.

Artikel 2.46. Verbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 2.43 tot en met 2.45 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

§ 2.6.2. Bestaande bouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.47. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een bestaande hellingbaan in een vluchtroute die een hoogteverschil als bedoeld in artikel 2.31 overbrugt, kan veilig worden gebruikt.

  • 2 Aan de in het eerste lid gestelde eis wordt voldaan door toepassing van de voorschriften in deze paragraaf.

Artikel 2.48. Afmetingen hellingbaan

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.31 heeft een breedte van ten minste 0,7 m en een helling van ten hoogste 1:10.

Artikel 2.49. Hellingbaanbordes

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.31 sluit aan de bovenzijde, over de breedte van de hellingbaan, aan op een vloer met een oppervlakte van ten minste 0,7 m x 0,7 m.

Afdeling 2.7. Beweegbare constructieonderdelen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

§ 2.7.1. Nieuwbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.50. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een te bouwen bouwwerk heeft zodanige beweegbare constructieonderdelen dat deze geen hinder veroorzaken bij het vluchten door en bij het gebruik van een aangrenzende openbare ruimte.

  • 2 Aan de in het eerste lid gestelde eis wordt voldaan door toepassing van de voorschriften in deze paragraaf.

Artikel 2.51. Hinder

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een beweegbaar constructieonderdeel dat zich in geopende stand kan bevinden boven een voor motorvoertuigen openstaande weg of boven een strook van 0,6 m grenzend aan die weg, ligt, gemeten vanaf de onderzijde van dat onderdeel, meer dan 4,2 m boven die weg of strook.

  • 2 Een beweegbaar constructieonderdeel dat zich in geopende stand kan bevinden boven een niet voor motorvoertuigen openstaande weg, ligt, gemeten vanaf de onderzijde van dat onderdeel, meer dan 2,2 m boven die weg. Dit voorschrift geldt niet voor een nooddeur.

  • 3 Een beschermde vluchtroute die langs een beweegbaar constructieonderdeel voert, heeft met het constructieonderdeel in geopende stand, een vrije doorgang met een breedte van ten minste 0,6 m en een hoogte van ten minste 2,2 m.

  • 4 Het eerste tot en met derde lid gelden niet voor een deur van een ruimte met een vloeroppervlakte van minder dan 0,5 m2.

Artikel 2.52. Verbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Op het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk is artikel 2.51, eerste lid, niet van toepassing.

Artikel 2.53. Tijdelijke bouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk is artikel 2.51, tweede tot en met vierde lid, van toepassing.

§ 2.7.2. Bestaande bouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.54. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een bestaand bouwwerk heeft zodanige beweegbare constructieonderdelen dat deze geen hinder veroorzaken bij het vluchten en bij het gebruik van een aangrenzende openbare ruimte.

  • 2 Aan de in het eerste lid gestelde eis wordt voldaan door toepassing van het voorschrift in deze paragraaf.

Artikel 2.55. Hinder

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Een beweegbaar constructieonderdeel dat zich in geopende stand kan bevinden boven een voor motorvoertuigen openstaande weg, ligt, gemeten vanaf de onderzijde van dat onderdeel, meer dan 4,2 m boven die weg.

Afdeling 2.8. Beperking van het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

§ 2.8.1. Nieuwbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.56. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie voldoende wordt beperkt.

  • 2 Aan de in het eerste lid gestelde eis wordt voldaan door toepassing van de voorschriften in deze paragraaf.

Artikel 2.57. Stookplaats

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Materiaal ter plaatse van of nabij een stookplaats voldoet aan brandklasse A1 of voor zover het de bovenzijde van een vloer, een trap of een hellingbaan betreft aan brandklasse A1fl, beide bepaald volgens NEN-EN 13501-1, indien:

  • a. op het materiaal een intensiteit aan warmtestraling kan optreden die, bepaald volgens NEN 6061, groter is dan 2 kW/m2, of

  • b. in het materiaal een temperatuur kan optreden die, bepaald volgens NEN 6061, hoger is dan 90 °C.

Artikel 2.58. Schacht, koker of kanaal

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Materiaal toegepast aan de binnenzijde van een schacht, een koker of een kanaal grenzend aan meer dan een brandcompartiment of subbrandcompartiment met een inwendige doorsnede groter dan 0,015 m2, voldoet aan brandklasse A2, bepaald volgens NEN-EN 13501-1.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a. een schacht die uitsluitend is bestemd voor een of meer boven elkaar gelegen toiletruimten of badruimten en die niet door andere ruimten voert;

    • b. ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de in dat lid bedoelde binnenzijde, en

    • c. het materiaal van een constructie- of installatieonderdeel dat wordt omsloten door een in dat lid bedoelde schacht, koker of kanaal.

Artikel 2.59. Rookgasafvoer

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een afvoervoorziening voor rookgas is brandveilig, bepaald volgens NEN 6062.

  • 2 De horizontale afstand tussen de uitmonding van een afvoervoorziening voor rookgas van een op vaste brandstof gestookt toestel en een brandgevaarlijk dak als bedoeld in NEN 6063, van een ander bouwwerk is ten minste 15 m.

Artikel 2.60. Opstelplaats open verbrandingstoestel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Een opstelplaats voor een open verbrandingstoestel ligt niet in een toiletruimte, een badruimte, of een ruimte voor het stallen van motorvoertuigen.

Artikel 2.61. Tijdelijk bouwwerk

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk zijn de artikelen 2.57 tot en met 2.59 van toepassing.

§ 2.8.2. Bestaande bouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.62. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een bestaand bouwwerk is zodanig dat het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie voldoende wordt beperkt.

  • 2 Aan de in het eerste lid gestelde eis wordt voldaan door toepassing van de voorschriften in deze paragraaf.

Artikel 2.63. Stookplaats

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Materiaal ter plaatse van of nabij een stookplaats is onbrandbaar, bepaald volgens NEN 6064, indien:

    • a. op het materiaal een intensiteit aan warmtestraling kan optreden die, bepaald volgens NEN 6061, groter is dan 2 kW/m2, of

    • b. in het materiaal een temperatuur kan optreden die, bepaald volgens NEN 6061, hoger is dan 90 °C.

  • 2 Bij toepassing van het eerste lid kan in plaats van onbrandbaar, bepaald volgens NEN 6064 worden uitgegaan van brandklasse A1, of A1fl, bepaald volgens NEN-EN 13501-1.

Artikel 2.64. Rookgasafvoer

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een afvoervoorziening voor rookgas is brandveilig. Of de afvoervoorziening brandveilig is kan worden bepaald volgens NEN 8062.

  • 2 De horizontale afstand tussen de uitmonding van een afvoervoorziening voor rookgas van een op vaste brandstof gestookt toestel en een brandgevaarlijk dak als bedoeld in NEN 6063, van een ander bouwwerk is ten minste 15 m.

Artikel 2.65. Opstelplaats open verbrandingstoestel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Een opstelplaats voor een open verbrandingstoestel ligt niet in een toiletruimte of een badruimte.

Afdeling 2.9. Beperking van het ontwikkelen van brand en rook

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

§ 2.9.1. Nieuwbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.66. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat brand en rook zich niet snel kunnen ontwikkelen.

  • 2 Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.66 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften en de krachtens die bepalingen gegeven voorschriften.

    Tabel 2.66

    gebruiksfunctie

    leden van toepassing

    grenswaarden

                                                     

    zijde grenzend aan de

    bovenzijde

    elektrische leidingen

    pijpisolatie

                                                   

    binnenlucht

    buitenlucht

                                 
         

    binnenoppervlak

    buitenoppervlak

         

    beloopbaar vlak

     

    kabels en pijpisolatie

       

    vrijgesteld

       

    dakoppervlak

     

    constructieonderdeel

    verbouw

     

    tijdelijke bouw

    extra beschermde vluchtroute

    beschermde vluchtroute

    overig

    extra beschermde vluchtroute

    beschermde vluchtroute

    overig

    extra beschermde vluchtroute

    beschermde vluchtroute

    overig

    extra beschermde vluchtroute

    beschermde vluchtroute

    overige

    extra beschermde vluchtroute

    beschermde vluchtroute

    overige

    extra beschermde vluchtroute

    beschermde vluchtroute

    overige

    extra beschermde vluchtroute

    beschermde vluchtroute

    overige

       

    artikel

    2.67

    2.68

    2.69

    2.69a

    2.70

    2.71

    2.72

    2.73

    2.74

    2.67

    2.68

    2.69

    2.69a

    2.69a

    2.69a

    2.69a

       

    lid

    1

    2

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    3

    1

    2

    *

    1

    2

    *

    1 en 2

    1

    1 en 2

    1b

    3

    2b

    4

                                                     

    [brandklasse]

    [brandklasse]

    [brandklasse]

    [brandklasse]

    [brandklasse]

    [brandklasse]

    [brandklasse]

    1

    Woonfunctie

                                                                                         
     

    a

    in een woongebouw

    1

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    1

    *

    1

    *

    B

    B

    D

    C

    C

    D

    Cfl

    Cfl

    Dfl

    B2ca

    B2ca

    Dca

    B2ca

    Cca

    Dca

    Bl

    Bl

    Dl

    Cl

    Cl

    Dl

     

    b

    voor zorg met een g.o. > 500 m2

    1

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    1

    2

    3

    4

    1

    1

    *

    1

    *

    B

    B

    D

    C

    C

    D

    Cfl

    Cfl

    Dfl

    B2ca

    B2ca

    Dca

    B2ca

    B2ca

    Dca

    Bl

    Bl

    Dl

    Cl

    Cl

    Dl

     

    c

    andere woonfunctie

    1

    1

    2

    4

    5

    1

    2

    1

    2

    4

    1

    2

    1

    *

    1

    *

    B

    D

    D

    C

    D

    D

    Cfl

    Dfl

    Dfl

    B2ca

    Dca

    Dca

    B2ca

    Dca

    Dca

    Bl

    Dl

    Dl

    Cl

    Dl

    Dl

    2

    Bijeenkomstfunctie

                                                                                         
     

    a

    voor kinderopvang voor kinderen jonger dan 4 jaar

    1

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    1

    2

    3

    4

    1

    1

    *

    1

    *

    B

    B

    D

    C

    C

    D

    Cfl

    Dfl

    Dfl

    B2ca

    B2ca

    Dca

    B2ca

    B2ca

    Dca

    Bl

    Bl

    Dl

    Cl

    Cl

    Dl

     

    b

    andere bijeenkomstfunctie

    1

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    1

    *

    1

    *

    B

    D

    D

    C

    D

    D

    Cfl

    Dfl

    Dfl

    B2ca

    Dca

    Dca

    B2ca

    Dca

    Dca

    Bl

    Dl

    Dl

    Cl

    Dl

    Dl

    3

    Celfunctie

    1

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    1

    2

    3

    4

    1

    1

    *

    1

    *

    B

    B

    C

    B

    B

    D

    Cfl

    Cfl

    Cfl

    B2ca

    B2ca

    Cca

    B2ca

    B2ca

    Dca

    Bl

    Bl

    Cl

    Bl

    Bl

    Dl

    4

    Gezondheidszorgfunctie

                                                                                         
     

    a

    met bedgebied

    1

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    1

    2

    3

    4

    1

    1

    *

    1

    *

    B

    B

    D

    C

    C

    D

    Cfl

    Dfl

    Dfl

    B2ca

    B2ca

    Dca

    B2ca

    B2ca

    Dca

    Bl

    Bl

    Dl

    Cl

    Cl

    Dl

     

    b

    andere gezondheidszorgfunctie

    1

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    1

    *

    1

    *

    B

    D

    D

    C

    D

    D

    Cfl

    Dfl

    Dfl

    B2ca

    Dca

    Dca

    B2ca

    Dca

    Dca

    Bl

    Dl

    Dl

    Cl

    Dl

    Dl

    5

    Industriefunctie

                                                                                         
     

    a

    lichte industriefunctie voor bedrijfsmatig houden van dieren

    1

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    1

    2

    3

    4

    1

    1

    *

    1

    2

    *

    B

    B

    B

    C

    D

    D

    Cfl

    Dfl

    Dfl

    B2ca

    B2ca

    B2ca

    B2ca

    Dca

    Dca

    Bl

    Bl

    Bl

    Cl

    Dl

    Dl

     

    b

    andere industriefunctie

    1

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    1

    *

    1

    *

    B

    D

    D

    C

    D

    D

    Cfl

    Dfl

    Dfl

    B2ca

    Dca

    Dca

    B2ca

    Dca

    Dca

    Bl

    Dl

    Dl

    Cl

    Dl

    Dl

    6

    Kantoorfunctie

    1

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    1

    *

    1

    *

    B

    D

    D

    C

    D

    D

    Cfl

    Dfl

    Dfl

    B2ca

    Dca

    Dca

    B2ca

    Dca

    Dca

    Bl

    Dl

    Dl

    Cl

    Dl

    Dl

    7

    Logiesfunctie

    1

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    1

    *

    1

    *

    B

    B

    D

    C

    C

    D

    Cfl

    Dfl

    Dfl

    B2ca

    B2ca

    Dca

    B2ca

    B2ca

    Dca

    Bl

    Bl

    Dl

    Cl

    Cl

    Dl

    8

    Onderwijsfunctie

    1

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    1

    *

    1

    *

    B

    D

    D

    C

    D

    D

    Cfl

    Dfl

    Dfl

    B2ca

    Dca

    Dca

    B2ca

    Dca

    Dca

    Bl

    Dl

    Dl

    Cl

    Dl

    Dl

    9

    Sportfunctie

    1

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    1

    *

    1

    *

    B

    D

    D

    C

    D

    D

    Cfl

    Dfl

    Dfl

    B2ca

    Dca

    Dca

    B2ca

    Dca

    Dca

    Bl

    Dl

    Dl

    Cl

    Dl

    Dl

    10

    Winkelfunctie

    1

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    1

    *

    1

    *

    B

    D

    D

    C

    D

    D

    Cfl

    Dfl

    Dfl

    B2ca

    Dca

    Dca

    B2ca

    Dca

    Dca

    Bl

    Dl

    Dl

    Cl

    Dl

    Dl

    11

    Overige gebruiksfunctie

    1

    2

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    1

    2

    *

    1

    *

    B

    D

    D

    C

    D

    D

    Cfl

    Dfl

    Dfl

    B2ca

    Dca

    Dca

    B2ca

    Dca

    Dca

    Bl

    Dl

    Dl

    Cl

    Dl

    Dl

    12

    Bouwwerk geen gebouw zijnde

                                                                                         
     

    a

    tunnel of tunnelvormig bouwwerk voor verkeer

    1

    1

    2

    4

    5

    1

    2

    1

    2

    3

    4

    3

    1

    2

    *

    1

    *

    B

    B

    B

    C

    D

    D

    Cfl

    Dfl

    Dfl

    B2ca

    B2ca

    B2ca

    B2ca

    Dca

    Dca

    Bl

    Bl

    Bl

    Cl

    Dl

    Dl

     

    b

    ander bouwwerk geen gebouw zijnde

    1

    2

    4

    5

    1

    2

    1

    2

    3

    4

    3

    1

    2

    *

    1

    *

    C

    D

    D

    Cfl

    Dfl

    Dfl

    B2ca

    Dca

    Dca

    Cl

    Dl

    Dl

Artikel 2.67. Binnenoppervlak

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een zijde van een constructieonderdeel die grenst aan de binnenlucht voldoet aan de in tabel 2.66 aangegeven brandklasse en aan rookklasse s2, beide bepaald volgens NEN-EN 13501-1.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, geldt de eis aan de rookklasse uitsluitend bij een beschermde vluchtroute.

Artikel 2.68. Buitenoppervlak

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een zijde van een constructieonderdeel die grenst aan de buitenlucht voldoet aan de in tabel 2.66 aangegeven brandklasse, bepaald volgens NEN-EN 13501-1.

  • 2 Het deel van een zijde van een constructieonderdeel dat grenst aan de buitenlucht en hoger ligt dan 13 m, voldoet aan brandklasse B, bepaald volgens NEN-EN 13501-1.

  • 3 Een zijde van een constructieonderdeel die grenst aan de buitenlucht, van een bouwwerk waarvan een voor personen bestemde vloer ten minste 5 m boven het meetniveau ligt, voldoet vanaf het aansluitende terrein tot een hoogte van ten minste 2,5 m aan brandklasse B, bepaald volgens NEN-EN 13501-1.

  • 4 Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing op de bovenzijde van een dak.

  • 5 In afwijking van het eerste tot en met derde lid voldoet een deur, een raam, een kozijn en een daaraan gelijk te stellen constructieonderdeel aan brandklasse D, bepaald volgens NEN-EN 13501-1.

Artikel 2.69. Beloopbaar vlak

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 In afwijking van artikel 2.67 geldt voor de bovenzijde van een vloer, een trap en een hellingbaan die grenst aan de binnenlucht rookklasse s1fl en de in tabel 2.66 aangegeven brandklasse, beide bepaald volgens NEN-EN 13501-1.

  • 2 In afwijking van de artikel 2.68 geldt voor een bovenzijde van een vloer, een trap en een hellingbaan die grenst aan de buitenlucht de in tabel 2.66 aangegeven brandklasse, bepaald volgens NEN-EN 13501-1.

Artikel 2.69a. Elektrische leidingen en pijpisolatie

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 In afwijking van artikel 2.67 geldt voor een elektrische leiding die grenst aan de binnenlucht:

    • a. in extra beschermde vluchtroutes rookklasse s1(ca) en in overige ruimten rookklasse s2(ca), beide bepaald volgens NEN-EN 13501-6; en

    • b. de in tabel 2.66 aangegeven brandklasse, bepaald volgens NEN-EN 13501-6.

  • 2 In afwijking van artikel 2.67 geldt voor pijpisolatie die grenst aan de binnenlucht:

    • a. in extra beschermde vluchtroutes rookklasse s1(L) en in overige ruimten rookklasse s2(L), beide bepaald volgens NEN-EN 13501-1; en

    • b. de in tabel 2.66 aangegeven brandklasse, bepaald volgens NEN-EN 13501-1.

  • 3 In afwijking van artikel 2.68 geldt voor een elektrische leiding die grenst aan de buitenlucht de in tabel 2.66 aangegeven brandklasse, bepaald volgens NEN-EN 13501-6.

  • 4 In afwijking van artikel 2.68 geldt voor pijpisolatie die grenst aan de buitenlucht de in tabel 2.66 aangegeven brandklasse, bepaald volgens NEN-EN 13501-1.

Artikel 2.70. Vrijgesteld

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Op ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de constructieonderdelen van elke afzonderlijke ruimte, waarvoor volgens de artikelen 2.67 tot en met 2.69a een eis geldt, is die eis niet van toepassing.

  • 2 Onverminderd het eerste lid zijn op ten hoogste 10% van de totale oppervlakte van de constructieonderdelen van elke afzonderlijke ruimte waardoor geen beschermde vluchtroute voert, de artikelen 2.67 en 2.69a, eerste en tweede lid, voor wat betreft rookklasse S2, niet van toepassing.

  • 3 Voor bouwwerken geen gebouw zijnde is op ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de constructieonderdelen, waarvoor volgens de artikelen 2.67 tot en met 2.69a een eis geldt, die eis niet van toepassing.

Artikel 2.71. Dakoppervlak

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 De bovenzijde van een dak van een bouwwerk is, bepaald volgens NEN 6063, niet brandgevaarlijk. Dit geldt niet indien het bouwwerk geen voor personen bestemde vloer heeft die hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau, en de brandgevaarlijke delen van het dak ten minste 15 m vanaf de perceelsgrens liggen. Indien het perceel waarop het bouwwerk ligt, grenst aan een openbare weg, openbaar water, openbaar groen, of een perceel dat niet is bestemd voor bebouwing of voor een speeltuin, een kampeerterrein of opslag van brandgevaarlijke stoffen of van brandbare niet milieugevaarlijke stoffen wordt die afstand aangehouden tot het hart van de weg, dat water, dat groen of dat perceel.

  • 2 Het eerste lid geldt niet voor een bouwwerk met een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50 m2.

Artikel 2.72. Constructieonderdeel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gesteld ter beperking van het ontwikkelen van brand en rook in een constructieonderdeel.

Artikel 2.73. Verbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.74. Tijdelijke bouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk zijn de artikelen 2.68, derde lid, en 2.71 van toepassing.

§ 2.9.2. Bestaande bouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.75. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een bestaand bouwwerk is zodanig dat brand en rook zich niet snel kunnen ontwikkelen.

  • 2 Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.75 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.75

    gebruiksfunctie

    leden van toepassing

    grenswaarden

                                   

    zijde grenzend aan de

                                   

    binnenlucht

    buitenlucht

         

    binnenoppervlak

    buitenoppervlak

    beloopbaar vlak

    vrijgesteld

    Toepassing Euroklassen

    extra beschermde vluchtroute

    beschermde route

    overig

    extra beschermde vluchtroute

    beschermde route

    overig

       

    artikel

    2.76

    2.77

    2.78

    2.79

    2.80

    2.76

    2.77

       

    lid

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    1

    2

    *

    1

    1

                                   

    [brandklasse]

    [brandklasse]

    1

    Woonfunctie

                                         
     

    a

    in een woongebouw

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    1

    *

    2

    2

    4

    2

    2

    4

     

    b

    andere woonfunctie

    1

    3

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    1

    *

    2

    4

    4

    2

    4

    4

    2

    Bijeenkomstfunctie

    1

    3

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    1

    *

    2

    4

    4

    2

    4

    4

    3

    Celfunctie

    1

    3

    4

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    1

    *

    1

    1

    4

    1

    1

    4

    4

    Gezondheidszorgfunctie

                                         
     

    a

    met bedgebied

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    1

    *

    2

    2

    4

    2

    4

    4

     

    b

    andere gezondheidszorgfunctie

    1

    3

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    1

    *

    2

    4

    4

    2

    4

    4

    5

    Industriefunctie

    1

    3

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    1

    *

    2

    4

    4

    2

    4

    4

    6

    Kantoorfunctie

    1

    3

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    1

    *

    2

    4

    4

    2

    4

    4

    7

    Logiesfunctie

                                         
     

    a

    in een logiesgebouw

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    1

    *

    2

    2

    4

    2

    4

    4

     

    b

    andere logiesfunctie

    1

    3

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    1

    *

    2

    4

    4

    2

    4

    4

    8

    Onderwijsfunctie

    1

    3

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    1

    *

    2

    4

    4

    2

    4

    4

    9

    Sportfunctie

    1

    3

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    1

    *

    2

    4

    4

    2

    4

    4

    10

    Winkelfunctie

    1

    3

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    1

    *

    2

    4

    4

    2

    4

    4

    11

    Overige gebruiksfunctie

    12

    Bouwwerk geen gebouw zijnde

                                         
     

    a

    tunnel of tunnelvorming bouwwerk voor verkeer

    3

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    2

    *

    2

    4

    4

     

    b

    ander bouwwerk geen gebouw zijnde

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    2

    *

    2

    4

    4

Artikel 2.76. Binnenoppervlak

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een zijde van een constructieonderdeel die grenst aan de binnenlucht heeft een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting, die voldoet aan de in tabel 2.75 aangegeven brandklasse en een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 10 m-1.

  • 2 In afwijking van het eerste lid heeft een zijde van een constructieonderdeel die grenst aan de binnenlucht in een besloten ruimte waardoor een beschermde route voert een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.

  • 3 In afwijking van het eerste lid heeft een zijde van een constructieonderdeel die grenst aan de binnenlucht in een besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.

  • 4 In afwijking van het eerste lid heeft een zijde van een constructieonderdeel die grenst aan de binnenlucht in een cel een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.

Artikel 2.77. Buitenoppervlak

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een zijde van een constructieonderdeel die grenst aan de buitenlucht heeft een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting, die voldoet aan de in tabel 2.75 aangegeven brandklasse.

  • 2 In afwijking van het eerste lid hebben een deur, een raam, een kozijn of een daaraan gelijk te stellen constructieonderdeel een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting die voldoet aan klasse 4.

  • 3 Het eerste lid geldt niet voor de bovenzijde van een dak.

Artikel 2.78. Beloopbaar vlak

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 In afwijking van artikel 2.76 geldt voor de bovenzijde van een vloer, een trap of een hellingbaan, die grenst aan de binnenlucht een volgens NEN 1775 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting van klasse T3 en een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 10 m-1.

  • 2 In afwijking van artikel 2.77 geldt voor de bovenzijde van een vloer, trap of een hellingbaan, die grenst aan de buitenlucht een volgens NEN 1775 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting van klasse T3.

  • 3 In afwijking van het eerste en tweede lid geldt voor de bovenzijde van een vloer, een trap of een hellingbaan, waarover een extra beschermde vluchtroute voert een volgens NEN 1775 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting van klasse T1.

Artikel 2.79. Vrijgesteld

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Op ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de constructieonderdelen van elke afzonderlijke ruimte, waarvoor volgens de artikelen 2.76 tot en met 2.78 een eis geldt, is die eis niet van toepassing.

  • 2 Voor bouwwerken geen gebouw zijnde is op ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de constructieonderdelen, waarvoor volgens de artikelen 2.76 tot en met 2.78 een eis geldt, die eis niet van toepassing.

Artikel 2.80. Toepassing Euroklassen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Bij toepassing van de artikelen 2.76 tot en met 2.78 kan in plaats van:

  • a. brandklasse 1 en bepaald volgens NEN 6065 worden uitgegaan van brandklasse B bepaald volgens NEN-EN 13501-1;

  • b. brandklasse 2 bepaald volgens NEN 6065 in een besloten ruimte worden uitgegaan van brandklasse B en in een niet besloten ruimte van brandklasse C beide bepaald volgens NEN-EN 13501-1;

  • c. brandklasse 3 bepaald volgens NEN 6065 worden uitgegaan van brandklasse C bepaald volgens NEN-EN 13501-1;

  • d. brandklasse 4 bepaald volgens NEN 6065 worden uitgegaan van brandklasse D bepaald volgens NEN-EN 13501-1;

  • e. brandklasse T1 bepaald volgens NEN 1775 worden uitgegaan van brandklasse Cfl, bepaald volgens NEN-EN 13501-1;

  • f. brandklasse T3 bepaald volgens NEN 1775 worden uitgegaan van brandklasse Dfl, bepaald volgens volgens NEN-EN 13501-1, en

  • g. een rookproductie met een rookdichtheid van ten hoogste 10 m-1 of 5,4-1 bepaald volgens NEN 6066 worden uitgegaan van rookklasse s2 bepaald volgens NEN-EN 13501-1.

Afdeling 2.10. Beperking van uitbreiding van brand

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

§ 2.10.1. Nieuwbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.81. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat de kans op een snelle uitbreiding van brand voldoende wordt beperkt.

  • 2 Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.81 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.81

    gebruiksfunctie

    leden van toepassing

    grenswaarden

         

    ligging

                 

    omvang

                       

    wbdbo

                       

    verbouw

    tijdelijke bouw

    omvang

       

    artikel

    2.82

     

    2.83

     

    2.84

       

    2.85

    2.86

    2.83

       

    lid

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    8

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    8

    9

    10

    11

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    8

    9

    10

    11

    *

    *

    1

    1

    Woonfunctie

                                                                   

    [m2]

     

    a

    woonwagen

    1

    3

    4

    2

    8

    9

    10

     

    b

    andere woonfunctie

    1

    3

    4

    1

    3

    5

    6

    7

    1

    2

    3

    7

    8

    *

    *

    1.000

    2

    Bijeenkomstfunctie

    1

    3

    4

    1

    3

    7

    8

    1

    4

    7

    8

    *

    *

    1.000

    3

    Celfunctie

    1

    3

    4

    1

    3

    7

    9

    1

    8

    *

    *

    1.000

    4

    Gezondheidszorgfunctie

     

                                                                 
     

    a

    met bedgebied

    1

    3

    4

    1

    3

    7

    10

    1

    8

    *

    *

    1.000

     

    b

    andere gezondheidszorgfunctie

    1

    3

    4

    1

    3

    7

    1

    4

    7

    8

    *

    *

    1.000

    5

    Industriefunctie

     

                                                                 
     

    a

    lichte industriefunctie

    1

    3

    4

    5

    6

    7

    8

    1

    3

    7

    1

    4

    5

    7

    8

    *

    *

    2.500

     

    b

    lichte industriefunctie voor bedrijfsmatig houden van dieren

    1

    4

    5

    6

    7

    8

    1

    3

    11

    1

    4

    5

    6

    7

    8

    11

    *

    *

    2.500

     

    c

    andere industriefunctie

    1

    3

    4

    5

    6

    1

    3

    7

    1

    4

    5

    7

    8

    *

    *

    2.500

    6

    Kantoorfunctie

    1

    3

    4

    1

    3

    7

    8

    1

    4

    7

    8

    *

    *

    1.000

    7

    Logiesfunctie

    1

    3

    4

    1

    3

    7

    1

    4

    7

    8

    *

    *

    500

    8

    Onderwijsfunctie

    1

    3

    4

    1

    3

    7

    8

    1

    4

    7

    8

    *

    *

    1.000

    9

    Sportfunctie

    1

    3

    4

    1

    3

    7

    1

    4

    7

    8

    *

    *

    1.000

    10

    Winkelfunctie

    1

    3

    4

    1

    3

    7

    8

    1

    4

    7

    8

    *

    *

    1.000

    11

    Overige gebruiksfunctie

                                                                     
     

    a

    voor het stallen van motorvoertuigen

    1

    3

    4

    5

    7

    1

    3

    7

    8

    1

    4

    7

    8

    *

    *

    1.000

     

    b

    ander overige gebruiksfunctie

    1

    3

    4

    5

    6

    7

    1

    3

    7

    8

    1

    4

    7

    8

    *

    *

    1.000

    12

    Bouwwerk geen gebouw zijnde

                                                                     
     

    a

    Wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m

    1

    2

    3

    4

    4

    1

    8

    *

     

    b

    ander bouwwerk geen gebouw zijnde

Artikel 2.82. Ligging

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een besloten ruimte ligt in een brandcompartiment.

  • 2 Een wegtunnelbuis met een lengte van meer dan 250 m ligt in een brandcompartiment.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a. een toiletruimte;

    • b. een badruimte;

    • c. een liftschacht, indien de constructieonderdelen aan de binnenzijde van de schacht voldoen aan brandklasse B en aan rookklasse s2, beide bepaald volgens NEN-EN 13501-1, en

    • d. een technische ruimte met een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50 m2 niet bestemd voor een of meer verbrandingstoestellen met een totale nominale belasting van meer dan 130 kW.

  • 4 In afwijking van het eerste lid voert een extra beschermde vluchtroute niet door een brandcompartiment.

  • 5 Een niet besloten gebruiksgebied ligt in een brandcompartiment.

  • 6 Het eerste en vijfde lid zijn niet van toepassing op een of meer gebruiksfuncties van dezelfde soort met een totale gebruiksoppervlakte van ten hoogste 1.000 m2 en een vuurbelasting niet groter dan 500 MJ/m2, bepaald volgens NEN 6090.

  • 7 Het eerste en vijfde lid zijn niet van toepassing op een bouwwerk met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 50 m2. Deze uitzondering geldt niet indien het bouwwerk aan een of meer andere bouwwerken grenst en de gezamenlijke gebruiksoppervlakte groter is dan 50 m2.

  • 8 Het eerste en vijfde lid zijn niet van toepassing op een lichte industriefunctie uitsluitend bestemd voor het bedrijfsmatig telen, kweken of opslaan van gewassen of daarmee vergelijkbare producten, met een permanente vuurbelasting niet groter dan 150 MJ/m2, bepaald volgens NEN 6090.

Artikel 2.83. Omvang

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een brandcompartiment heeft een gebruiksoppervlakte die niet groter is dan de in tabel 2.81 aangegeven waarde.

  • 2 In een brandcompartiment liggen ten hoogste vier woonwagens en nevenfuncties daarvan met een totale gebruiksoppervlakte van ten hoogste 1.000 m2.

  • 3 Een brandcompartiment strekt zich uit over niet meer dan een perceel.

  • 4 Een brandcompartiment strekt zich uit over niet meer dan een wegtunnelbuis.

  • 5 In een brandcompartiment liggen ten hoogste een woonfunctie en nevenfuncties daarvan.

  • 6 In afwijking van het vijfde lid is een gemeenschappelijk verblijfsgebied toegestaan, indien dat verblijfsgebied een afzonderlijk brandcompartiment is.

  • 7 Een technische ruimte met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m2 of een technische ruimte waarin een of meer verbrandingstoestellen met een totale nominale belasting van meer dan 130 kW worden opgesteld, is een afzonderlijk brandcompartiment.

  • 8 Bij een brandcompartiment van een industriefunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 1.000 m2 is het eerste lid niet van toepassing op een of meer in dat brandcompartiment gelegen nevenfuncties met een totale gebruiksoppervlakte van ten hoogste 100 m2.

  • 9 In afwijking van het eerste lid is de gebruiksoppervlakte van een brandcompartiment met een of meer cellen ten hoogste 500 m2 en niet groter dan 77% van de gebruiksoppervlakte van het gebouw.

  • 10 Een brandcompartiment met bedgebied voor bedgebonden patiënten is niet groter dan 77% van de gebruiksoppervlakte van de bouwlaag waarop dit brandcompartiment ligt.

  • 11 Een technische ruimte is een afzonderlijk brandcompartiment.

Artikel 2.84. Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een brandcompartiment naar een ander brandcompartiment, naar een besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert, naar een niet besloten veiligheidsvluchtroute en naar een liftschacht van een brandweerlift is ten minste 60 minuten.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan tussen een brandcompartiment en een besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert worden volstaan met 30 minuten.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan worden volstaan met 30 minuten indien:

    • a. de volgens NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting van het brandcompartiment niet groter is dan 500 MJ/m2, en

    • b. in het gebouw geen vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 7 m boven het meetniveau.

  • 4 In afwijking van het eerste lid kan worden volstaan met 30 minuten indien:

    • a. de in het eerste lid bedoelde besloten ruimten op hetzelfde perceel liggen, en

    • b. in het gebouw geen vloer van een gebruiksgebied hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau.

  • 5 Het vierde lid is niet van toepassing op een brandcompartiment met een gebruiksoppervlakte van meer dan 1.000 m2.

  • 6 Het vierde lid is niet van toepassing op een technische ruimte.

  • 7 Het tweede tot en met vierde lid gelden niet voor een ruimte waardoor een veiligheidsvluchtroute voert.

  • 8 Bij het bepalen van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een brandcompartiment naar een ruimte van een op een aangrenzend perceel gelegen gebouw wordt voor het op het andere perceel gelegen gebouw uitgegaan van een identiek maar spiegelsymmetrisch ten opzichte van de perceelsgrens gelegen gebouw. Indien het perceel grenst aan een openbare weg, openbaar water, openbaar groen, of een perceel dat niet is bestemd voor bebouwing of voor een speeltuin, een kampeerterrein of opslag van brandgevaarlijke stoffen of van brandbare niet milieugevaarlijke stoffen vindt deze spiegeling plaats ten opzichte van het hart van die weg, dat water, dat groen of dat perceel.

  • 9 De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een woonwagen naar een andere woonwagen is ten minste 30 minuten. Bij de bepaling van deze weerstand wordt uitgegaan van een identieke maar spiegelsymmetrisch op een afstand van 5 m geplaatste woonwagen.

  • 10 De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een brandcompartiment naar een ander brandcompartiment is ten minste 30 minuten of de afstand tussen een brandcompartiment en een ander brandcompartiment is ten minste 5 meter.

  • 11 In afwijking van het eerste lid geldt geen weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een brandcompartiment naar een technische ruimte met een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50 m2 niet bestemd voor een of meer verbrandingstoestellen met een totale nominale belasting van meer dan 130 kW.

Artikel 2.85. Verbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 2.82 tot en met 2.84 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau en een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van ten minste 30 minuten.

Artikel 2.86. Tijdelijke bouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk zijn de artikelen 2.82 en 2.83 van toepassing en is artikel 2.84 van overeenkomstige toepassing waarbij de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag ten minste 30 minuten is.

§ 2.10.2. Bestaande bouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.87. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een bestaand bouwwerk is zodanig dat de kans op een snelle uitbreiding van brand voldoende wordt beperkt.

  • 2 Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.87 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.87

    gebruiksfuctie

    leden van toepassing

    grenswaarden

         

    ligging

    omvang

    wbdbo

    omvang

       

    artikel

    2.88

    2.89

    2.90

    2.89

       

    lid

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    8

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    8

    9

    10

    1

    2

    3

    1

                                                   

    [m2]

    1

    Woonfunctie

                                               
     

    a

    woonwagen

    1

    2

    2

    3

     

    b

    andere woonfunctie

    1

    3

    4

    1

    3

    5

    6

    7

    1

    2

    2.000

    2

    Bijeenkomstfunctie

    1

    3

    4

    1

    3

    7

    8

    1

    2

    2.000

    3

    Celfunctie

    1

    3

    4

    1

    3

    7

    9

    1

    2

    2.000

    4

    Gezondheidszorgfunctie

                                               
     

    a

    met bedgebied

    1

    3

    4

    1

    3

    7

    10

    1

    2

    2.000

     

    b

    andere gezondheidszorgfunctie

    1

    3

    4

    1

    3

    7

    1

    2

    2.000

    5

    Industriefunctie

                                               
     

    a

    lichte industriefunctie

    1

    3

    4

    5

    6

    7

    8

    1

    3

    7

    1

    2

    3.000

     

    b

    andere industriefunctie

    1

    3

    4

    5

    6

    1

    3

    7

    1

    2

    3.000

    6

    Kantoorfunctie

    1

    3

    4

    1

    3

    7

    8

    1

    2

    2.000

    7

    Logiesfunctie

    1

    3

    4

    1

    3

    7

    1

    2

    1.000

    8

    Onderwijsfunctie

    1

    3

    4

    1

    3

    7

    1

    2

    3.000

    9

    Sportfunctie

    1

    3

    4

    1

    3

    7

    1

    2

    3.000

    10

    Winkelfunctie

    1

    3

    4

    1

    3

    7

    8

    1

    2

    2.000

    11

    Overige gebruiksfunctie

    1

    3

    4

    5

    6

    7

    1

    3

    7

    8

    1

    2

    3.000

    12

    Bouwwerk geen gebouw zijnde

                                               
     

    a

    wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m

    1

    2

    3

    4

    4

    1

    2

     

    b

    ander bouwwerk geen gebouw zijnde

Artikel 2.88. Ligging

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een besloten ruimte ligt in een brandcompartiment.

  • 2 Een wegtunnelbuis met een tunnelbuislengte van meer dan 250 m ligt in een brandcompartiment.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a. een toiletruimte;

    • b. een badruimte;

    • c. een liftschacht, indien de constructieonderdelen aan de binnenzijde van de schacht voldoen aan een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting die voldoet aan klasse 2 en een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1, of aan brandklasse B en rookklasse s2, beide bepaald volgens NEN 13501-1, en

    • d. een technische ruimte met een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 100 m2 niet bestemd voor een of meer verbrandingstoestellen met een totale nominale belasting van meer dan 160 kW.

  • 4 In afwijking van het eerste lid voert een extra beschermde vluchtroute niet door een brandcompartiment.

  • 5 Een niet besloten gebruiksgebied ligt in een brandcompartiment.

  • 6 Het eerste en vijfde lid zijn niet van toepassing op een of meer gebruiksfuncties van dezelfde soort met een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 2.000 m2 en een vuurbelasting niet groter dan 500 MJ/m2, bepaald volgens NEN 6090.

  • 7 Het eerste en vijfde lid zijn niet van toepassing op een of meer gebruiksfuncties van dezelfde soort met een totale gebruiksoppervlakte van ten hoogste100 m2.

  • 8 Het eerste en vijfde lid zijn niet van toepassing op een lichte industriefunctie met een permanente vuurbelasting niet groter dan 200 MJ/m2, bepaald volgens NEN 6090.

Artikel 2.89. Omvang

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een brandcompartiment heeft een gebruiksoppervlakte die niet groter is dan de in tabel 2.87 aangegeven waarde.

  • 2 In een brandcompartiment liggen ten hoogste vier woonwagens en nevenfuncties daarvan met een totale gebruiksoppervlakte van ten hoogste 1.000 m2.

  • 3 Een brandcompartiment strekt zich uit over niet meer dan een perceel.

  • 4 Een brandcompartiment strekt zich uit over niet meer dan een wegtunnelbuis.

  • 5 In een brandcompartiment liggen ten hoogste een woonfunctie en nevenfuncties daarvan.

  • 6 In afwijking van het vijfde lid is een gemeenschappelijk verblijfsgebied toegestaan, indien dat verblijfsgebied een afzonderlijk brandcompartiment is.

  • 7 Een technische ruimte met een gebruiksoppervlakte van meer dan 100 m2 of een technische ruimte waarin een of meer verbrandingstoestellen met een totale nominale belasting van meer dan 160 kW worden opgesteld, is een afzonderlijk brandcompartiment.

  • 8 Bij een brandcompartiment van een industriefunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 2.000 m2 is het eerste lid niet van toepassing op een of meer in dat brandcompartiment gelegen nevenfuncties.

  • 9 In afwijking van het eerste lid is de gebruiksoppervlakte van een brandcompartiment met een of meer cellen ten hoogste 1.000 m2 en niet groter dan 77% van de gebruiksoppervlakte van het gebouw.

  • 10 Een brandcompartiment met bedgebied voor bedgebonden patiënten is niet groter dan 77% van de gebruiksoppervlakte van de bouwlaag waarop dit brandcompartiment ligt.

Artikel 2.90. Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een brandcompartiment naar een ander brandcompartiment en een besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert is ten minste 20 minuten.

  • 2 Bij het bepalen van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een brandcompartiment naar een ruimte van een op een aangrenzend perceel gelegen gebouw wordt voor het op het andere perceel gelegen gebouw uitgegaan van een identiek maar spiegelsymmetrisch ten opzichte van de perceelsgrens gelegen gebouw. Indien het perceel grenst aan een openbare weg, openbaar water of openbaar groen, of een perceel dat niet is bestemd voor bebouwing of voor een speeltuin, een kampeerterrein of opslag van brandgevaarlijke stoffen vindt deze spiegeling plaats ten opzichte van het hart van die weg, dat water, dat groen of dat perceel.

  • 3 De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een brandcompartiment naar een ander brandcompartiment is ten minste 20 minuten of de afstand tussen een brandcompartiment en een ander brandcompartiment is ten minste 5 meter.

Afdeling 2.11. Verdere beperking van uitbreiding van brand en beperking van verspreiding van rook

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

§ 2.11.1. Nieuwbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.91. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat uitbreiding van brand in verdergaande mate wordt beperkt dan is beoogd met paragraaf 2.10.1 en dat veilig kan worden gevlucht.

  • 2 Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.91 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften en de krachtens die bepalingen gegeven voorschriften.

    Tabel 2.91

    gebruiksfunctie

    leden van toepassing

    grenswaarden

     

    ligging

    omvang beschermd

    subbrandcompartiment

    wbdbo en rookdoorgang

    subbrandcompartiment

    weerstand tegen

    rookdoorgang

    beschermd

    subbrandcompartiment

    weerstand tegen

    rookdoorgang

    verbouw

    tijdelijke bouw

    omvang beschermd

    subbrandcompartiment

    artikel

    2.92

    2.93

    2.94

    2.94a

    2.94b

    2.95

    2.96

    2.93

    lid

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    8

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    3

    4

    *

    *

    1

                                                                 

    1

    Woonfunctie

                                                             
     

    a

    voor zorg met een g.o. > 500 m2

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    4

    *

    *

    100

     

    b

    woonwagen

    1

    2

    1

    1

    2

    3

    4

    1

    4

    *

    *

     

    c

    andere woonfunctie

    1

    2

    3

    4

    1

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    4

    1

    3

    4

    *

    *

    500

    2

    Bijeenkomstfunctie

                                                             
     

    a

    voor kinderopvang met bedgebied

    1

    2

    3

    5

    1

    3

    8

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    4

    1

    3

    4

    *

    *

    200

     

    b

    andere bijeenkomstfunctie

    1

    2

    3

    1

    3

    1

    2

    3

    4

    1

    4

    *

    *

    3

    Celfunctie

    1

    2

    3

    6

    1

    4

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    4

    *

    *

    500

    4

    Gezondheidszorgfunctie

                                                             
     

    a

    met bedgebied

    1

    2

    3

    5

    5

    6

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    4

    *

    *

     

    b

    andere gezondheidszorgfunctie

    1

    2

    3

    1

    3

    1

    2

    3

    4

    1

    4

    *

    *

    5

    Industriefunctie

    1

    2

    3

    1

    3

    1

    2

    3

    4

    1

    4

    *

    *

    6

    Kantoorfunctie

    1

    2

    3

    1

    3

    1

    2

    3

    4

    1

    4

    *

    *

    7

    Logiesfunctie

    1

    2

    3

    7

    1

    7

    8

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    4

    1

    3

    4

    *

    *

    500

    8

    Onderwijsfunctie

    1

    2

    3

    1

    3

    1

    2

    3

    4

    1

    4

    *

    *

    9

    Sportfunctie

    1

    2

    3

    1

    3

    1

    2

    3

    4

    1

    4

    *

    *

    10

    Winkelfunctie

    1

    2

    3

    1

    3

    1

    2

    3

    4

    1

    4

    *

    *

    11

    Overige gebruiksfunctie

    1

    2

    3

    1

    3

    1

    2

    3

    4

    1

    4

    *

    *

    12

    Bouwwerk geen gebouw zijnde

                                                             
     

    a

    wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m

    1

    2

    3

    1

    3

    1

    2

    4

    4

    1

    4

     

    b

    ander bouwwerk geen gebouw zijnde

Artikel 2.92. Ligging

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een brandcompartiment is ingedeeld in een of meer subbrandcompartimenten of verkeersruimten waardoor een beschermde vluchtroute voert.

  • 2 Een beschermde vluchtroute ligt niet in een subbrandcompartiment.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan een verblijfsgebied voor bewaking buiten een subbrandcompartiment liggen indien:

    • a. constructieonderdelen in dat gebied voldoen aan de eisen die de artikelen 2.67 en 2.69a, eerste en tweede lid stelt aan constuctieonderdelen die grenzen aan de binnenlucht in een ruimte waardoor een beschermde vluchtroute voert, en

    • b. aankleding in dat gebied voldoet aan de eisen die artikel 7.4 stelt aan aankleding in een ruimte waardoor een beschermde vluchtroute voert.

  • 4 Een verblijfsgebied ligt in een beschermd subbrandcompartiment.

  • 5 Een bedgebied ligt in een beschermd subbrandcompartiment.

  • 6 Een cel ligt in een beschermd subbrandcompartiment.

  • 7 Een logiesverblijf ligt in een beschermd subbrandcompartiment.

Artikel 2.93. Omvang

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een beschermd subbrandcompartiment heeft een gebruiksoppervlakte van ten hoogste de in tabel 2.91 aangegeven waarde.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is een gezamenlijke verblijfsruimte een afzonderlijk beschermd subbrandcompartiment met een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 500 m2.

  • 3 Een beschermd subbrandcompartiment omvat niet meer dan een gebruiksfunctie en nevenfuncties van die gebruiksfunctie.

  • 4 Een cel is een afzonderlijk beschermd subbrandcompartiment.

  • 5 Een beschermd subbrandcompartiment met bedgebied omvat uitsluitend een of meer bedruimten en ruimten die ten dienste staan van die bedruimten, en heeft een totale gebruiksoppervlakte van ten hoogste 500 m2.

  • 6 Een beschermd subbrandcompartiment als bedoeld in het vijfde lid, bestemd voor bedgebonden patiënten heeft, afhankelijk van het bewakingsniveau, een totale gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50 m2 zonder bewaking en ten hoogste 500 m2 bij permanente bewaking.

  • 7 Een logiesverblijf is een afzonderlijk beschermd subbrandcompartiment.

  • 8 Een afzonderlijk beschermd subbrandcompartiment is een afzonderlijk subbrandcompartiment.

Artikel 2.94. Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag en rookdoorgang

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag van een subbrandcompartiment naar een andere ruimte in het brandcompartiment is ten minste 20 minuten, waarbij voor de bepaling van de brandwerendheid met betrekking tot de scheidende functie van een scheidingsconstructie uitsluitend rekening wordt gehouden met het beoordelingscriterium vlamdichtheid met betrekking op de afdichting.

  • 2 De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een beschermd subbrandcompartiment naar een andere ruimte in het brandcompartiment is ten minste 30 minuten.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven over de rookdoorgang van een subbrandcompartiment en van een beschermd subbrandcompartiment naar een andere ruimte.

Artikel 2.94a. Weerstand tegen rookdoorgang: subbrandcompartiment

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 De weerstand tegen rookdoorgang van een subbrandcompartiment naar een ander subbrandcompartiment is Ra, bepaald volgens NEN 6075.

  • 2 De weerstand tegen rookdoorgang van een subbrandcompartiment naar een besloten ruimte waardoor een beschermde vluchtroute voert, is Ra, bepaald volgens NEN 6075.

  • 3 De weerstand tegen rookdoorgang van een subbrandcompartiment naar een beschermd subbrandcompartiment, gelegen in een ander subbrandcompartiment, is R200, bepaald volgens NEN 6075.

  • 4 De weerstand tegen rookdoorgang van een subbrandcompartiment naar een besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert en naar een liftschacht als bedoeld in artikel 2.84, eerste lid, is R200, bepaald volgens NEN 6075.

Artikel 2.94b. Weerstand tegen rookdoorgang: beschermd subbrandcompartiment

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 De weerstand tegen rookdoorgang van een beschermd subbrandcompartiment naar een ander beschermd subbrandcompartiment is R200, bepaald volgens NEN 6075.

  • 2 De weerstand tegen rookdoorgang van een beschermd subbrandcompartiment naar een subbrandcompartiment is R200, bepaald volgens NEN 6075.

  • 3 De weerstand tegen rookdoorgang van een beschermd subbrandcompartiment naar een subbrandcompartiment is Ra, bepaald volgens NEN 6075.

  • 4 De weerstand tegen rookdoorgang van een beschermd subbrandcompartiment naar een besloten ruimte waardoor een beschermde of extra beschermde vluchtroute voert is R200, bepaald volgens NEN 6075.

Artikel 2.95. Verbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 2.92 tot en met 2.94b van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk het niveau van eisen van toepassing zoals aangegeven in artikel 2.94b, vierde lid. Dit geldt ook voor een beschermde route.

Artikel 2.96. Tijdelijke bouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk zijn de artikelen 2.94, eerste en derde lid van toepassing.

§ 2.11.2. Bestaande bouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.97. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een bestaand bouwwerk is zodanig dat uitbreiding van brand in verdergaande mate wordt beperkt dan in paragraaf 2.10.2 en dat veilig kan worden gevlucht.

  • 2 Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.97 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.97

    gebruiksfunctie

    leden van toepassing

    grenswaarden

         

    ligging

    omvang beschermd subbrandcompartiment

    wtrd en wbdbo

    omvang beschermd subbrandcompartiment

       

    artikel

    2.98

    2.99

    2.100

    2.99

       

    lid

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    1

    2

    3

    1

    1

    Woonfunctie

                                       
     

    a

    voor zorg met een g.o. > 1.000 m2

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    1

    2

    200

     

    b

    woonwagen

    1

    2

    1

     

    c

    andere woonfunctie

    1

    2

    3

    4

    1

    1

    2

    1.000

    2

    Bijeenkomstfunctie

    1

    2

    3

    1

    3

    Celfunctie

    1

    2

    3

    6

    3

    1

    2

    3

    4

    Gezondheidszorgfunctie

                                       
     

    a

    met bedgebied

    1

    2

    3

    5

    4

    5

    1

    2

    3

     

    b

    andere gezondheidszorgfunctie

    1

    2

    3

    1

    5

    Industriefunctie

    1

    2

    3

    1

    6

    Kantoorfunctie

    1

    2

    3

    1

    7

    Logiesfunctie

    1

    2

    3

    7

    1

    6

    7

    1

    2

    1.000

    8

    Onderwijsfunctie

    1

    2

    3

    1

    9

    Sportfunctie

    1

    2

    3

    1

    10

    Winkelfunctie

    1

    2

    3

    1

    11

    Overige gebruiksfunctie

    1

    2

    3

    1

    12

    Bouwwerk geen gebouw zijnde

                                       
     

    a

    wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m

    1

    2

    3

    1

     

    b

    ander bouwwerk geen gebouw zijnde

Artikel 2.98. Ligging

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een brandcompartiment is ingedeeld in een of meer subbrandcompartimenten of ruimten waardoor een beschermde route voert.

  • 2 Een beschermde route ligt niet in het subbrandcompartiment waarin de vluchtroute begint.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan een verblijfsgebied voor bewaking buiten een subbrandcompartiment liggen indien:

    • a. constructieonderdelen in dat gebied voldoen aan de eisen die artikel 2.76 stelt aan constructieonderdelen die grenzen aan de binnenlucht in een ruimte waardoor een beschermde route voert, en

    • b. aankleding in dat gebied voldoet aan de eisen die artikel 7.4 stelt aan aankleding in een ruimte waardoor een beschermde route voert.

  • 4 Een verblijfsruimte ligt in een beschermd subbrandcompartiment.

  • 5 Een bedruimte ligt in een beschermd subbrandcompartiment.

  • 6 Een cel ligt in een beschermd subbrandcompartiment.

  • 7 Een logiesverblijf ligt in een beschermd subbrandcompartiment.

Artikel 2.99. Omvang

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een beschermd subbrandcompartiment heeft een gebruiksoppervlakte van ten hoogste de in tabel 2.97 aangegeven waarde.

  • 2 In afwijking van het eerste lid heeft een beschermd subbrandcompartiment met uitsluitend gezamenlijke ruimten een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 1.000 m2.

  • 3 Een cel is een afzonderlijk beschermd subbrandcompartiment.

  • 4 Een beschermd subbrandcompartiment met bedgebied omvat uitsluitend een of meer bedruimten en ruimten die ten dienste staan van die bedruimten, en heeft een totale gebruiksoppervlakte van ten hoogste 1.000 m2.

  • 5 Een beschermd subbrandcompartiment als bedoeld in het vierde lid, bestemd voor bedgebonden patiënten heeft, afhankelijk van het bewakingsniveau, een totale gebruiksoppervlakte van ten hoogste 100 m2 zonder bewaking en ten hoogste 1000 m2 bij permanente bewaking.

  • 6 Een logiesverblijf is een afzonderlijk beschermd subbrandcompartiment.

  • 7 Een afzonderlijk beschermd subbrandcompartiment is een afzonderlijk subbrandcompartiment.

Artikel 2.100. Weerstand tegen rookdoorgang of branddoorslag en brandoverslag

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 De volgens NEN 6075 bepaalde weerstand tegen rookdoorgang van een subbrandcompartiment naar een besloten ruimte in het brandcompartiment is ten minste 20 minuten.

  • 2 De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een beschermd subbrandcompartiment als bedoeld in artikel 2.99 naar een andere ruimte in het brandcompartiment is ten minste 20 minuten.

  • 3 Bij het bepalen van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag als bedoeld in het tweede lid blijft onder een deur een oppervlak van niet meer dan 0,02 m2 bij een hoogte van niet meer dan 0,05 m, gemeten vanaf de vloer, buiten beschouwing.

Afdeling 2.12. Vluchtroutes

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

§ 2.12.1. Nieuwbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.101. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een te bouwen bouwwerk heeft zodanige vluchtroutes dat bij brand een veilige plaats kan worden bereikt.

  • 2 Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.101 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften en de krachtens die bepalingen gegeven voorschriften.

    Tabel 2.101

    gebruiksfunctie

    leden van toepassing

    Grenswaarden

     

    vluchtroute

    beschermde vluchtroute

    extra beschermde vluchtroute

    veiligheidsvluchtroute

    tweede vluchtroute

    Inrichting vluchtroute

    Inrichting vluchtroute:

    weerstand tegen

    rookdoorgang

    doorstroomcapaciteit

    doorstroomcapaciteit bij

    opvangcapaciteit

    verbouw

    tijdelijke bouw

    vluchtroute

    extra beschermde vluchtroute

    Inrichting vluchtroute

    artikel

    2.102

    2.103

    2.104

    2.105

    2.106

    2.107

    2.107a

    2.108

    2.108a

    2.109

    2.110

    2.102

    2.104

    2.107

    lid

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    8

    9

    10

    11

    12

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    1

    2

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    8

    9

    10

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    1

    2

    3

    4

    5

    *

    *

    4 en 5

    6

    8

                                                                                                               

    [m]

    [m]

    [m]

                                                                                                                       

    1

    Woonfunctie

                                                                                                                   
     

    a

    woonwagen

    1

    4

    6

    10

    *

    *

    30

    2,1

     

    b

    andere woonfunctie

    1

    2

    4

    1

    2

    3

    4

    7

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    8

    10

    1

    2

    3

    4

    5

    *

    *

    30

    2,3

    2

    Bijeenkomstfunctie

                                                                                                                   
     

    a

    voor kinderopvang met bedgebied

    1

    2

    4

    5

    9

    1

    6

    7

    1

    1

    2

    3

    4

    1

    3

    4

    6

    10

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    1

    2

    3

    4

    *

    *

    30

    5

    2,3

     

    b

    andere bijeenkomstfunctie

    1

    2

    4

    5

    9

    10

    2

    3

    5

    6

    7

    1

    1

    2

    3

    4

    1

    3

    4

    6

    10

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    1

    2

    3

    4

    5

    *

    *

    30

    30

    2,3

    3

    Celfunctie

    2

    4

    5

    6

    9

    10

    12

    1

    6

    7

    1

    1

    2

    3

    4

    1

    3

    4

    6

    10

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    1

    2

    3

    4

    *

    *

    22,5

    22,5

    2,3

    4

    Gezondheidszorgfunctie

                                                                                                                   
     

    a

    met bedgebied

    1

    2

    4

    5

    6

    9

    12

    1

    6

    7

    1

    1

    2

    3

    4

    1

    3

    4

    6

    9

    10

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    1

    2

    3

    4

    *

    *

    30

    20

    2,3

     

    b

    andere gezondheidszorgfunctie

    1

    2

    4

    5

    6

    9

    10

    2

    3

    5

    6

    7

    1

    1

    2

    3

    4

    1

    3

    4

    6

    10

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    1

    2

    3

    4

    *

    *

    30

    30

    2,3

    5

    Industriefunctie

    1

    2

    4

    5

    6

    7

    10

    2

    3

    5

    6

    7

    1

    1

    2

    3

    4

    1

    3

    4

    6

    10

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    1

    2

    3

    4

    *

    *

    30

    30

    2,3

    6

    Kantoorfunctie

    1

    2

    4

    5

    6

    9

    10

    2

    3

    5

    6

    7

    1

    1

    2

    3

    4

    1

    3

    4

    6

    10

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    1

    2

    3

    4

    *

    *

    30

    30

    2,3

    7

    Logiesfunctie

                                                                                                                   
     

    a

    in een logiesgebouw

    1

    2

    4

    5

    9

    10

    1

    6

    7

    1

    2

    1

    2

    3

    4

    1

    3

    4

    6

    10

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    1

    2

    3

    4

    *

    *

    30

    20

    2,3

     

    b

    andere logiesfunctie

    1

    2

    4

    5

    9

    10

    1

    6

    7

    1

    2

    1

    2

    3

    4

    1

    3

    4

    6

    10

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    1

    2

    3

    4

    *

    *

    30

    20

    2,1

    8

    Onderwijsfunctie

    1

    2

    4

    5

    9

    10

    2

    3

    5

    6

    7

    1

    1

    2

    3

    4

    1

    3

    4

    6

    10

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    1

    2

    3

    4

    *

    *

    30

    15

    2,3

    9

    Sportfunctie

    1

    2

    4

    5

    6

    7

    9

    10

    2

    3

    5

    6

    7

    1

    1

    2

    3

    4

    1

    3

    4

    6

    10

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    1

    2

    3

    4

    *

    *

    30

    30

    2,3

    10

    Winkelfunctie

    1

    2

    4

    5

    6

    7

    9

    10

    2

    3

    5

    6

    7

    1

    1

    2

    3

    4

    1

    3

    4

    6

    10

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    1

    2

    3

    4

    *

    *

    30

    30

    2,3

    11

    Overige gebruiksfunctie

    1

    2

    4

    5

    6

    7

    10

    2

    3

    5

    6

    7

    1

    1

    2

    3

    4

    1

    3

    4

    6

    10

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    1

    2

    3

    4

    *

    *

    30

    30

    2,1

    12

    Bouwwerk geen gebouw zijnde

                                                                                                                   
     

    a

    wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m

    1

    3

    8

    1

    3

    6

    7

    10

    1

    2

    *

    2,1

     

    b

    ander bouwwerk geen gebouw zijnde

    1

    11

    10

    2

    *

Artikel 2.102. Vluchtroute

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Op elk punt van een voor personen bestemd gedeelte van een vloer begint een vluchtroute die leidt naar het aansluitende terrein en vandaar naar de openbare weg.

  • 2 Op elk punt van een voor personen bestemd gedeelte van een vloer van een celfunctie of van een nevenfunctie daarvan begint een vluchtroute die, al dan niet via een buitenruimte, leidt naar een ander brandcompartiment.

  • 3 Op elk punt van een rijbaan begint een vluchtroute die leidt naar het aansluitende terrein en vandaar naar de openbare weg.

  • 4 De gecorrigeerde loopafstand tussen een punt in een gebruiksgebied en ten minste een uitgang van het subbrandcompartiment waarin dat gebruiksgebied ligt, is niet groter dan de in tabel 2.101 aangegeven waarde.

  • 5 In afwijking van het vierde lid, wordt bij een niet nader in te delen gebruiksgebied en bij een verblijfsruimte in plaats van de gecorrigeerde loopafstand uitgegaan van de loopafstand die niet groter is dan de in tabel 2.101 aangegeven waarde.

  • 6 In afwijking van het vierde en vijfde lid geldt bij een bezetting van minder dan 1 persoon per 12 m2 gebruiksoppervlakte van het subbrandcompartiment een waarde van ten hoogste 45 m.

  • 7 In afwijking van het vierde en vijfde lid geldt bij een bezetting van minder dan 1 persoon per 30 m2 gebruiksoppervlakte van het subbrandcompartiment een waarde van ten hoogste 60 m.

  • 8 De loopafstand tussen een punt op een rijbaanvloer en een uitgang van het subbrandcompartiment is ten hoogste 150 m. De afstand tussen twee uitgangen is ten hoogste 250 m, gemeten langs de tunnelwand.

  • 9 Op elk punt van een voor personen bestemde vloer in een subbrandcompartiment begint ten minste een vluchtroute met een op die vluchtroute te overbruggen hoogteverschil naar een uitgang van het subbrandcompartiment van ten hoogste 4 m.

  • 10 Een subbrandcompartiment of een daar in gelegen ruimte heeft, indien bestemd voor meer dan 150 personen, ten minste twee uitgangen waardoor een vluchtroute loopt. De onderlinge afstand tussen de uitgangen is ten minste 5 m.

  • 11 Een bouwwerk geen gebouw zijnde heeft afhankelijk van zijn bestemming en grootte, voldoende en zodanig ingerichte vluchtroutes dat in geval van brand op doeltreffende en veilige wijze kan worden gevlucht.

  • 12 Ten minste een uitgang van een beschermd subbrandcompartiment als bedoeld in artikel 2.93, vierde tot en met zevende lid:

    • a. is de uitgang van het subbrandcompartiment waarin het beschermde subbrandcompartiment ligt, of

    • b. is een uitgang waarbij een vluchtroute begint die niet door een verblijfsruimte, een toiletruimte, een badruimte of een technische ruimte naar een uitgang van het subbrandcompartiment voert.

Artikel 2.103. Beschermde vluchtroute

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een vluchtroute is vanaf de uitgang van het subbrandcompartiment waarin de vluchtroute begint een beschermde vluchtroute, tenzij die uitgang direct grenst aan het aansluitende terrein. Dit geldt niet voor zover de vluchtroute door een andere wegtunnelbuis voert dan de wegtunnelbuis waar de vluchtroute begint.

  • 2 Een vluchtroute waarop ten hoogste 37 personen zijn aangewezen, is vanaf de uitgang van het subbrandcompartiment waarin de vluchtroute begint een beschermde vluchtroute, tenzij die uitgang direct grenst aan het aansluitende terrein.

  • 3 Een besloten ruimte waardoor een beschermde vluchtroute voert heeft vanaf de uitgang van een subbrandcompartiment tot de volgende uitgang op de vluchtroute een loopafstand niet groter dan 30 m. Dit geldt niet voor zover de vluchtroute door een trappenhuis voert.

Artikel 2.104. Extra beschermde vluchtroute

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een vluchtroute is vanaf de uitgang van het subbrandcompartiment waarin de vluchtroute begint een extra beschermde vluchtroute, tenzij die uitgang direct grenst aan het aansluitende terrein.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde vluchtroute voert niet langs een beweegbaar constructieonderdeel van een andere woonfunctie dan de woonfunctie waarin de vluchtroute begint. Dit geldt niet bij de toegang van een woonfunctie die recht tegenover de toegang ligt van de woonfunctie waarin de vluchtroute begint.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde vluchtroute voert niet door een trappenhuis.

  • 4 Het tweede en derde lid gelden niet indien de route door een trappenhuis voert, de uitgangen van de op die route aangewezen woonfuncties direct aan het trappenhuis grenzen, op die route uitsluitend woonfuncties en nevenfuncties daarvan zijn aangewezen, en de uitgang van het trappenhuis direct grenst aan het aansluitende terrein en:

    • a. er niet meer dan 6 woonfuncties en nevengebruiksfuncties daarvan voor personen bereikbaar zijn door het trappenhuis en geen vloer van een verblijfsgebied van die woonfuncties hoger ligt dan 6 m boven het meetniveau, of

    • b. de totale gebruiksoppervlakte van de woonfuncties en nevengebruiksfuncties daarvan die voor personen bereikbaar zijn door het trappenhuis ten hoogste 800 m2 bedraagt, geen vloer van een verblijfsgebied van die woonfuncties hoger ligt dan 12,5 m boven het meetniveau en geen van die woonfuncties een gebruiksoppervlakte heeft van meer dan 150 m2.

    Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven over een in dit lid bedoeld trappenhuis.

  • 5 Een vluchtroute waarop meer dan 37 en ten hoogste 150 personen zijn aangewezen, is vanaf de uitgang van het subbrandcompartiment waarin de vluchtroute begint een extra beschermde vluchtroute, tenzij die uitgang direct grenst aan het aansluitende terrein.

  • 6 In een besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert is de loopafstand vanaf de uitgang van het subbrandcompartiment waarin de vluchtroute begint tot het punt waar een tweede vluchtroute of een veiligheidsvluchtroute begint, of tot het aansluitende terrein niet groter dan de in tabel 2.101 aangegeven waarde.

  • 7 Een vluchtroute in een trappenhuis waarin een hoogteverschil van meer dan 8 m wordt overbrugd, is een extra beschermde vluchtroute.

Artikel 2.105. Veiligheidsvluchtroute

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een vluchtroute waarop meer dan 150 personen zijn aangewezen is vanaf de uitgang van het subbrandcompartiment waarin de vluchtroute begint een veiligheidsvluchtroute, tenzij die uitgang direct grenst aan het aansluitende terrein.

  • 2 Een vluchtroute in een besloten trappenhuis waarin een hoogteverschil van meer dan 12,5 m wordt overbrugd, is een veiligheidsvluchtroute.

Artikel 2.106. Tweede vluchtroute

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 2 Buiten het brandcompartiment waarin de in het eerste lid bedoelde tweede vluchtroute begint, voeren de twee vluchtroutes niet door eenzelfde brandcompartiment.

  • 3 In afwijking van het eerste en tweede lid kunnen de twee vluchtroutes vanaf de uitgang van het subbrandcompartiment waarin de eerste vluchtroute begint door dezelfde ruimte voeren indien:

    • a. die ruimte aan die uitgang van het subbrandcompartiment grenst;

    • b. de vluchtroutes in die ruimte beschermde vluchtroutes en voor zover deze buiten een brandcompartiment liggen extra beschermde vluchtroutes zijn;

    • c. de loopafstand in die ruimte gemeten over beide vluchtroutes ten hoogste 30 m is indien de ruimte besloten is, en

    • d. de vluchtroutes in verschillende richtingen voeren.

  • 4 In afwijking van het eerste lid kunnen de twee vluchtroutes door dezelfde ruimte voeren voor zover de vluchtroute een veiligheidsvluchtroute is.

  • 5 De in het vierde lid bedoelde veiligheidsvluchtroute voert uitsluitend door een trappenhuis.

Artikel 2.107. Inrichting vluchtroute

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen de twee ruimten als bedoeld in artikel 2.106, eerste lid, is ten minste 30 minuten.

  • 2 Per bouwlaag is de permanente vuurlast van een trappenhuis waardoor een beschermde of een extra beschermde vluchtroute voert, met inbegrip van de vanuit dat trappenhuis direct bereikbare besloten ruimten, ten hoogste 3.500 MJ. Bij de bepaling van de vuurlast blijft een besloten ruimte buiten beschouwing als de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen die ruimte en het trappenhuis ten minste 30 minuten is, bepaald volgens NEN 6068. Bij de in rekening te brengen vuurlast van de dakconstructie op de bovenste bouwlaag van het trappenhuis waardoor geen veiligheidsvluchtroute voert, wordt een reductie van 50% toegepast. Dit geldt niet voor een trappenhuis als bedoeld in artikel 2.104, vierde lid.

  • 3 Per bouwlaag is de permanente vuurlast van een besloten ruimte waardoor een veiligheidsvluchtroute voert, met inbegrip van de vanuit die ruimte direct bereikbare besloten ruimten, ten hoogste 3.500 MJ. Bij de bepaling van de vuurlast blijft een besloten ruimte buiten beschouwing als de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen die ruimte en de ruimte waardoor de veiligheidsvluchtroute voert ten minste 30 minuten is, bepaald volgens NEN 6068.

  • 4 Een besloten trappenhuis, waarin een hoogteverschil van meer dan 20 m wordt overbrugd, wordt in de vluchtrichting uitsluitend bereikt door een afzonderlijke beschermde vluchtroute met een loopafstand van ten minste 2 m.

  • 5 Een uitgang van een woonfunctie grenst niet aan een in het zesde lid bedoelde afzonderlijke vluchtroute.

  • 6 Een vluchtroute heeft een vrije doorgang met een breedte van ten minste 0,85 m en een hoogte van ten minste de in tabel 2.101 aangegeven waarde. Dit geldt niet voor zover de vluchtroute over een trap voert.

  • 7 In afwijking van het achtste lid heeft een beschermde vluchtroute, voor zover deze niet door een uitgang of over een trap voert, een vrije doorgang met een breedte van ten minste 1,2 m.

  • 8 Indien op een trap in totaal meer dan 600 m2 vloeroppervlakte aan verblijfsgebied is aangewezen, is de breedte van de trap ten minste 1,2 m.

  • 9 Een vluchtroute die voert vanuit een bedgebied voor bedgebonden patiënten naar een ander brandcompartiment als bedoeld in artikel 2.83, tiende lid, heeft een vrije doorgang waardoor een blok met een lengte van 2,3 m, een hoogte van 1,2 m en een breedte van 1,1 m horizontaal kan worden voortbewogen. Deze route voert niet over een trap of via een liftkooi.

  • 10 Een niet besloten ruimte waardoor een vluchtroute voert heeft een zodanige capaciteit voor de afvoer van warmte en rook, en de toevoer van verse lucht dat die ruimte tijdens brand gedurende langere tijd kan worden gebruikt om te vluchten en voor het uitvoeren van reddings- en bluswerkzaamheden.

Artikel 2.107a. Inrichting vluchtroute: weerstand tegen rookdoorgang

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 De weerstand tegen rookdoorgang van een besloten ruimte waardoor een beschermde vluchtroute voert naar een in de vluchtrichting aansluitende besloten ruimte waardoor een beschermde vluchtroute voert is Ra, bepaald volgens NEN 6075.

  • 2 De weerstand tegen rookdoorgang van een besloten ruimte waardoor een beschermde vluchtroute voert naar een in de vluchtrichting aansluitende besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert is R200, bepaald volgens NEN 6075.

  • 3 De weerstand tegen rookdoorgang van een besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert naar een in de vluchtrichting aansluitende besloten ruimte waardoor een beschermde of extra beschermde vluchtroute voert is Ra, bepaald volgens NEN 6075.

  • 4 De weerstand tegen rookdoorgang van een besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert naar een in de vluchtrichting aansluitend besloten trappenhuis waardoor een extra beschermde vluchtroute voert is R200, bepaald volgens NEN 6075.

  • 5 De weerstand tegen rookdoorgang tussen de twee ruimten, bedoeld in artikel 2.106, eerste lid, is R200, bepaald volgens NEN 6075.

Artikel 2.108. Capaciteit van een vluchtroute

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 De doorstroomcapaciteit van een gedeelte van een vluchtroute, uitgedrukt in personen, is ten minste het aantal personen dat op dat gedeelte is aangewezen. Bij de bepaling van de doorstroomcapaciteit wordt uitgegaan van:

    • a. 45 personen per meter breedte van een trap voor het overbruggen van een hoogteverschil van meer dan 1 meter en 90 personen per meter vrije breedte bij een hoogteverschil van ten hoogste 1 meter, voor zover de aantrede van de trap ten minste 0,17 m bedraagt;

    • b. 90 personen per meter vrije breedte van een ruimte;

    • c. 90 personen per meter vrije breedte van een doorgang, indien zich in de doorgang een dubbele deur of vergelijkbaar beweegbaar constructieonderdeel bevindt met een met een maximale openingshoek van minder dan 135 graden;

    • d. 110 personen per meter vrije breedte van een doorgang, indien zich in de doorgang een enkele deur of vergelijkbaar beweegbaar constructieonderdeel bevindt met een maximale openingshoek van minder dan 135 graden, en

    • e. 135 personen per meter vrije breedte van een andere doorgang.

  • 2 De doorstroomcapaciteit van een gedeelte van een vluchtroute is zodanig, dat de op dat gedeelte aangewezen personen veilig kunnen vluchten.

Artikel 2.108a. Doorstroomcapaciteit bij opvangcapaciteit

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Op een gedeelte van een vluchtroute, gelegen buiten het subbrandcompartiment waarin de vluchtroute begint, kan van artikel 2.108 worden afgeweken als de personen die zijn aangewezen op dat gedeelte en eventueel daarop volgende gedeelten van de vluchtroute het aansluitende terrein kunnen bereiken binnen:

    • a. 30 minuten als dat gedeelte van de vluchtroute een veiligheidsvluchtroute is;

    • b. 20 minuten als dat gedeelte van de vluchtroute een extra beschermde vluchtroute is die in de vluchtrichting alleen wordt bereikt door een afzonderlijke ruimte waardoor een beschermde of extra beschermde vluchtroute voert met een lengte van ten minste 2 m; of

    • c. 15 minuten als dat gedeelte van de vluchtroute een andere vluchtroute is.

  • 2 De opvang- en doorstroomcapaciteit van de in het eerste lid bedoelde gedeelten van de vluchtroute is zodanig dat het bedreigde subbrandcompartiment waarin een vluchtroute begint binnen 1 minuut na aanvang van het vluchten kan worden verlaten.

  • 3 De opvang- en doorstroomcapaciteit van de in het eerste lid bedoelde gedeelten van de vluchtroute is zodanig dat elke ruimte, maar geen trappenhuis, op dezelfde bouwlaag als het bedreigde subbrandcompartiment:

    • a. binnen 3,5 minuten na aanvang van het vluchten kan worden verlaten; of

    • b. binnen 6 minuten als:

      • 1°. de volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag of brandoverslag naar deze ruimte vanuit het bedreigde subbrandcompartiment ten minste 30 minuten is; en

      • 2°. de volgens NEN 6075 bepaalde weerstand tegen rookdoorgang naar deze ruimte vanuit het bedreigde subbrandcompartiment, of vanuit elke ruimte waardoor een beschermde of extra beschermde vluchtroute voert die in de vluchtrichting uitkomt in deze ruimte, R200 is.

  • 4 Bij toepassing van het eerste tot en met derde lid gelden de volgende uitgangspunten:

    • a. berekeningen worden uitgevoerd in tijdstappen van 30 seconden;

    • b. bij het begin van het vluchten wordt aangenomen dat alle personen in het subbrandcompartiment zich nabij de uitgangen van dat compartiment bevinden en tegelijkertijd beginnen te vluchten;

    • c. vluchtroutes worden tijdens het vluchten alleen in een richting benut;

    • d. door doorgangen en over trappen voeren de vluchtroutes niet in tegenovergestelde richting;

    • e. bij samenkomende vluchtroutes wordt de beschikbare doorstroom- en opvangcapaciteit op de volgende wijze verdeeld:

      • 1°. bij samenkomst in een trappenhuis wordt 50% van de beschikbare capaciteit toegedeeld aan het bovengelegen deel van het trappenhuis. De resterende 50% wordt verdeeld over de doorstroomcapaciteit van de toegangen op die bouwlaag tot het trappenhuis;

      • 2°. bij samenkomst in een ruimte, maar geen trappenhuis, wordt de capaciteit evenredig verdeeld over de doorstroomcapaciteit van de toegangen tot die ruimte; en

      • 3°. als de beschikbare opvang- en doorstroomcapaciteit van de ruimte vanuit een of meer toegangen van die ruimte of het bovengelegen deel van het trappenhuis niet volledig wordt benut, wordt de restcapaciteit op de onder 1° en 2° beschreven wijze verdeeld over de resterende toegangen en het bovengelegen deel van het trappenhuis;

    • f. het hoogteverschil tussen bouwlagen in het trappenhuis is ten minste 2,1 m en ten hoogste 4 m;

    • g. de daalsnelheid is 30 seconden per bouwlaag voor zover de vluchtroute over een trap of door een trappenhuis voert;

    • h. de opvangcapaciteit van een trap is 0,5 persoon per trede, voor zover de breedte van de trap niet groter is dan 1,1 m;

    • i. de opvangcapaciteit van een trap is 0,9 persoon per trede per m breedte van die trede, voor zover de breedte van de trap groter is dan 1,1 m en de breedte van het tredevlak groter is dan 0,17 m;

    • j. de opvangcapaciteit van een vloer of hellingbaan is ten hoogste vier personen per m2 vrije vloeroppervlakte;

    • k. het gestelde in artikel 2.108, waarbij voor «personen» wordt gelezen: personen per minuut;

    • l. het gestelde in artikel 6.25, derde lid, waarbij voor «37 personen» wordt gelezen: 37 personen per minuut;

    • m. in afwijking van onderdeel l geldt het gestelde in artikel 6.25, derde lid, onverkort als in de ruimte voor de deur tijdens een tijdstap meer dan 37 personen aanwezig zijn;

    • n. brand ontstaat niet op twee of meer plaatsen tegelijk;

    • o. in ieder subbrandcompartiment kan brand ontstaan; en

    • p. de opvang- en doorstroomcapaciteit van vluchtroutes die door het bedreigde subbrandcompartiment voeren blijven buiten beschouwing.

  • 5 Bij toepassing van het vierde lid, onder j, geldt voor een bijeenkomstfunctie een opvangcapaciteit van ten hoogste twee personen per m2 vrije vloeroppervlakte als bij een tijdstap als bedoeld in het vierde lid, onder a, in een ruimte als bedoeld in het derde lid meer dan 200 personen aanwezig zijn en die ruimte niet door alle personen binnen 3,5 minuten kan worden verlaten.

Artikel 2.109. Verbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 2.102 tot en met 2.108 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

Artikel 2.110. Tijdelijke bouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk zijn de artikelen 2.102 tot en met 2.106 en 2.108 van toepassing.

§ 2.12.2. Bestaande bouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.111. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een bestaand bouwwerk heeft zodanige vluchtroutes dat bij brand een veilige plaats kan worden bereikt.

  • 2 Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.111 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften en de krachtens die bepalingen gegeven voorschriften.

    Tabel 2.111

    gebruiksfunctie

    leden van toepassing

    grenswaarden

         

    vluchtroute

    beschermde route

    extra beschermde vluchtroute

    veiligheidsroute

    tweede vluchtroute

    inrichting vluchtroute

    capaciteit van een vluchtroute

    vluchtroute

    breedte

    hoogte

       

    artikel

    2.112

    2.113

    2.114

    2.115

    2.116

    2.117

    2.118

    2.112

    2.117

       

    lid

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    1

    2

    1

    2

    3

    1

    2

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    *

    4

    4

                                                         

    [m]

    [m]

    [m]

    1

    Woonfunctie

    1

    4

    1

    1

    1

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    4

    6

    45

    0,5

    1,7

    2

    Bijeenkomstfunctie

    1

    2

    4

    6

    2

    2

    3

    2

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    4

    6

    *

    60

    0,5

    1,7

    3

    Celfunctie

    2

    4

    6

    2

    2

    3

    2

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    4

    6

    *

    75

    0,5

    1,7

    4

    Gezondheidszorgfunctie

                                                         
     

    a

    met bedgebied

    1

    2

    4

    6

    2

    2

    3

    2

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    *

    75

    0,5

    1,7

     

    b

    andere gezondheidszorgfunctie

    1

    2

    4

    6

    2

    2

    3

    2

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    4

    6

    *

    75

    0,5

    1,7

    5

    Industriefunctie

    1

    2

    4

    6

    2

    2

    3

    2

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    4

    6

    *

    75

    0,5

    1,7

    6

    Kantoorfunctie

    1

    2

    4

    6

    2

    2

    3

    2

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    4

    6

    *

    75

    0,5

    1,7

    7

    Logiesfunctie

    1

    2

    4

    6

    2

    2

    3

    2

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    4

    6

    *

    75

    0,5

    1,7

    8

    Onderwijsfunctie

    1

    2

    4

    6

    2

    2

    3

    2

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    4

    6

    *

    60

    0,5

    1,7

    9

    Sportfunctie

    1

    2

    4

    6

    2

    2

    3

    2

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    4

    6

    *

    75

    0,5

    1,7

    10

    Winkelfunctie

    1

    2

    4

    6

    2

    2

    3

    2

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    4

    6

    *

    75

    0,5

    1,7

    11

    Overige gebruiksfunctie

    1

    2

    4

    6

    2

    2

    3

    2

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    4

    6

    *

    75

    0,5

    1,7

    12

    Bouwwerk geen gebouw zijnde

                                                         
     

    a

    wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m

    1

    3

    5

    1

    1

    3

    4

    6

    0,7

    1,9

     

    b

    ander bouwwerk geen gebouw zijnde

    1

    7

    6

Artikel 2.112. Vluchtroute

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Op elk punt van een voor personen bestemd gedeelte van een vloer begint een vluchtroute die leidt naar het aansluitende terrein en vandaar naar de openbare weg.

  • 2 Op elk punt van een voor personen bestemd gedeelte van een vloer van een celfunctie of van een nevenfunctie daarvan begint een vluchtroute die, al dan niet via een buitenruimte, leidt naar een ander brandcompartiment.

  • 3 Op elk punt van een rijbaan begint een vluchtroute die leidt naar het aansluitende terrein en vandaar naar de openbare weg.

  • 4 De loopafstand tussen een punt in een gebruiksgebied en een uitgang van het subbrandcompartiment waarin dat gebruiksgebied ligt, is niet groter dan de in tabel 2.111 aangegeven waarde.

  • 5 De loopafstand tussen een punt op een rijbaanvloer en een uitgang van het subbrandcompartiment is ten hoogste 150 m. De afstand tussen twee uitgangen is ten hoogste 250 m, gemeten langs de tunnelwand.

  • 6 Een subbrandcompartiment of een daar in gelegen ruimte heeft, indien bestemd voor meer dan 225 personen, ten minste twee uitgangen waardoor een vluchtroute loopt.

  • 7 Een bouwwerk geen gebouw zijnde heeft afhankelijk van zijn bestemming en grootte, voldoende en zodanig ingerichte vluchtroutes dat in geval van brand op doeltreffende en veilige wijze kan worden gevlucht.

Artikel 2.113. Beschermde route

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een vluchtroute is vanaf de uitgang van het subbrandcompartiment waarin de vluchtroute begint een beschermde route, tenzij die uitgang direct grenst aan het aansluitende terrein.

  • 2 Een vluchtroute waarop ten hoogste 60 personen zijn aangewezen, is vanaf de uitgang van het subbrandcompartiment waarin de vluchtroute begint een beschermde route, tenzij die uitgang direct grenst aan het aansluitende terrein.

Artikel 2.114. Extra beschermde vluchtroute

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een vluchtroute die door een gemeenschappelijke verkeersruimte voert waarop een totale gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2 aan woonfuncties is aangewezen, is een extra beschermde vluchtroute.

  • 2 Een vluchtroute waarop meer dan 60 en ten hoogste 225 personen zijn aangewezen, is vanaf de uitgang van het subbrandcompartiment waarin de vluchtroute begint een extra beschermde vluchtroute, tenzij dat compartiment direct grenst aan het aansluitende terrein.

  • 3 Een vluchtroute die vanaf de uitgang van een subbrandcompartiment over een trap voert en een hoogteverschil van meer dan 12,5 m overbrugt, is een extra beschermde vluchtroute.

Artikel 2.115. Veiligheidsroute

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een vluchtroute die door een gemeenschappelijke verkeersruimte voert waarop een totale gebruiksoppervlakte van meer dan 1.500 m2 aan woonfuncties is aangewezen, is een veiligheidsroute.

  • 2 Een vluchtroute waarop meer dan 225 personen zijn aangewezen, is vanaf de uitgang van het subbrandcompartiment waarin de vluchtroute begint een veiligheidsroute, tenzij dat compartiment direct grenst aan het aansluitende terrein.

Artikel 2.116. Tweede vluchtroute

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 2 In afwijking van het eerste lid kunnen de twee vluchtroutes vanaf de uitgang van het subbrandcompartiment waarin de eerste vluchtroute begint door dezelfde ruimte voeren indien:

    • a. de ruimte grenst aan de uitgang van het subbrandcompartiment;

    • b. de vluchtroutes in de ruimte naar verschillende uitgangen voeren, en

    • c. de ruimte een besloten ruimte is, is de loopafstand in die ruimte gemeten over de vluchtroute ten hoogste 30 m en indien de route een beschermde route is ten hoogste 70 m.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kunnen de twee vluchtroutes vanaf de uitgang van het subbrandcompartiment waarin de eerste vluchtroute begint door dezelfde ruimte voeren voor zover de vluchtroute een veiligheidsroute is.

Artikel 2.117. Inrichting vluchtroute

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 De volgens NEN 6075 bepaalde weerstand tegen rookdoorgang tussen een besloten ruimte waardoor een beschermde route of extra beschermde vluchtroute voert en de in de vluchtrichting aansluitende besloten ruimte is ten minste 20 minuten.

  • 2 De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen twee vluchtroutes als bedoeld in de artikel 2.116, eerste lid, is ten minste 20 minuten.

  • 3 Het product van de volgens NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting en de netto-vloeroppervlakte van een ruimte waardoor een veiligheidsvluchtroute voert is per bouwlaag ten hoogste 7.000 MJ.

  • 4 Een vluchtroute heeft een vrije doorgang met ten minste de in tabel 2.111 aangegeven breedte en hoogte.

  • 5 Een vluchtroute die voert vanuit een bedgebied voor bedgebonden patiënten naar een ander brandcompartiment als bedoeld in artikel 2.89, tiende lid, heeft een vrije doorgang waardoor een blok met een lengte van 2,3 m, een hoogte van 1,2 m en een breedte van 1,1 m horizontaal kan worden voortbewogen. Deze vluchtroute voert niet over een trap of via een liftkooi.

  • 6 Een niet besloten ruimte waardoor een vluchtroute voert heeft een zodanige capaciteit voor de afvoer van warmte en rook, en de toevoer van verse lucht dat die ruimte tijdens brand gedurende langere tijd kan worden gebruikt om te vluchten en voor het uitvoeren van reddings- en bluswerkzaamheden.

Artikel 2.118. Capaciteit van een vluchtroute

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven over de capaciteit van een vluchtroute.

Afdeling 2.13. Hulpverlening bij brand

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

§ 2.13.1. Nieuwbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.119. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat hulpverlening binnen redelijke tijd personen kan redden en brand kan bestrijden.

  • 2 Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.119 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.119

    gebruiksfunctie

    leden van toepassing

         

    brandweerlift

    loopafstand

    hulppost

    verbouw

    tijdelijke bouw

       

    artikel

    2.120

    2.121

    2.122

    2.123

    2.124

       

    lid

    1

    2

    1

    2

    *

    *

    *

    1

    Woonfunctie

    1

    2

    1

    2

    *

    *

    2

    Bijeenkomstfunctie

    1

    1

    2

    *

    *

    3

    Celfunctie

    1

    1

    2

    *

    *

    4

    Gezondheidszorgfunctie

    1

    1

    2

    *

    *

    5

    Industriefunctie

    1

    1

    2

    *

    *

    6

    Kantoorfunctie

    1

    1

    2

    *

    *

    7

    Logiesfunctie

    1

    1

    2

    *

    *

    8

    Onderwijsfunctie

    1

    1

    2

    *

    *

    9

    Sportfunctie

    1

    1

    2

    *

    *

    10

    Winkelfunctie

    1

    1

    2

    *

    *

    11

    Overige gebruiksfunctie

    12

    Bouwwerk geen gebouw zijnde

                 
     

    a.

    wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m

    *

     

    b.

    ander bouwwerk geen gebouw zijnde

Artikel 2.120. Brandweerlift

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Vanaf een lifttoegang van een brandweerlift is vanaf een verdieping de lifttoegang op de verdieping daarboven bereikbaar via een extra beschermde vluchtroute.

  • 2 Een uitgang van een woonfunctie grenst niet aan een in het eerste lid bedoelde extra beschermde vluchtroute voor zover die voert door een ruimte die direct grenst aan de lifttoegang.

Artikel 2.121. Loopafstand

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 De loopafstand tussen een punt in een gebruiksgebied en ten minste een toegang van een trappenhuis is niet groter dan 75 m.

  • 2 De loopafstand tussen een punt in een gebruiksgebied en ten minste een lifttoegang van een brandweerlift is niet groter dan 120 m.

Artikel 2.122. Hulppost

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Een wegtunnelbuis met een lengte van meer dan 250 m heeft een zodanig aantal hulpposten dat de loopafstand tussen een punt op de rijbaanvloer en ten minste een hulppost niet groter is dan 75 m. Deze afstand wordt gemeten over een route die uitsluitend voert over vloeren, trappen of hellingbanen zonder dat deuren worden gepasseerd die met een sleutel moeten worden geopend. De afstand tussen twee opeenvolgende hulpposten is ten hoogste 100 m.

Artikel 2.123. Verbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 2.120 en 2.121 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

Artikel 2.124. Tijdelijke bouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk zijn de artikelen 2.120 en 2.121 van toepassing.

§ 2.13.2. Bestaande bouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.125. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een bestaande wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m is zodanig dat de hulpverlening binnen redelijke tijd personen kan redden en brand kan bestrijden.

  • 2 Aan de in het eerste lid gestelde eis wordt voldaan door toepassing van het voorschrift in deze paragraaf.

Artikel 2.126. Hulppost

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Een wegtunnelbuis met een lengte van meer dan 250 m heeft een zodanig aantal hulpposten dat de loopafstand tussen een punt op de rijbaanvloer en ten minste een hulppost niet groter is dan 75 m. Deze afstand wordt gemeten over een route die uitsluitend voert over vloeren, trappen of hellingbanen zonder dat deuren worden gepasseerd die met een sleutel moeten worden geopend. De afstand tussen twee opeenvolgende hulpposten is ten hoogste 100 m.

Afdeling 2.14. Hoge en ondergrondse gebouwen, nieuwbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.127. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een te bouwen bouwwerk waarin een vloer van een gebruiksgebied hoger dan 70 m boven of lager dan 8 m onder het meetniveau ligt, is zodanig ingericht dat het bouwwerk brandveilig is.

  • 2 Aan de in het eerste lid gestelde eis wordt voldaan door toepassing van de voorschriften in deze afdeling.

Artikel 2.128. Inrichting

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een bouwwerk waarin een vloer van een gebruiksgebied hoger dan 70 m boven het meetniveau ligt, is zo ingericht dat het bouwwerk een zelfde mate van brandveiligheid heeft als beoogd met de paragrafen 2.2.1, 2.8.1, 2.9.1, 2.10.12.11.1, 2.12.1 en 2.13.1.

  • 2 Een bouwwerk waarin een vloer van een gebruiksgebied lager dan 8 m onder het meetniveau ligt, is zo ingericht dat het bouwwerk een zelfde mate van brandveiligheid heeft als beoogd met de paragrafen 2.2.1, 2.8.1, 2.9.1, 2.10.1, 2.11.1, 2.12.1 en 2.13.1.

Afdeling 2.15. Inbraakwerendheid, nieuwbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.129. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een te bouwen woonfunctie, niet zijnde een woonwagen, biedt weerstand tegen inbraak.

  • 2 Aan de in het eerste lid gestelde eis wordt voldaan door toepassing van de voorschriften in deze afdeling.

Artikel 2.130. Reikwijdte

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Deuren, ramen, kozijnen en daarmee gelijk te stellen constructieonderdelen in een scheidingsconstructie van een niet-gemeenschappelijke ruimte die volgens NEN 5087 bereikbaar zijn voor inbraak, hebben een volgens NEN 5096 bepaalde inbraakwerendheid die voldoet aan de in die norm aangegeven weerstandsklasse 2.

Artikel 2.131. Verbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een woonfunctieniet zijnde een woonwagen is artikel 2.130 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in dat artikel aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

Afdeling 2.16. Veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied, nieuwbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.132. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een te bouwen bouwwerk in een veiligheidszone of plasbrandaandachtsgebied of boven de volle breedte van een basisnetroute indien de veiligheidszone slechts een deel van de breedte van die basisnetroute betreft is zodanig dat het risico dat voortvloeit uit het vervoer van gevaarlijke stoffen voor personen in het bouwwerk beperkt is.

  • 2 Aan de in het eerste lid gestelde eis wordt voldaan door toepassing van het voorschrift in deze afdeling en de krachtens die bepaling gegeven voorschriften.

Artikel 2.133. Veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Bij ministeriële regeling kunnen aan een bouwwerk in een veiligheidszone of een plasbrandaandachtsgebied of boven de volle breedte van een basisnetroute indien de veiligheidszone slechts een deel van de breedte van die basisnetroute betreft zodanige voorschriften worden gegeven dat personen beschermd zijn tegen gevolgen van een calamiteit op de weg, de spoorweg of het binnenwater waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.

Artikel 2.133a. Verbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk is artikel 2.133 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in het krachtens dat artikel aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

Afdeling 2.17. Aanvullende regels tunnelveiligheid

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

§ 2.17.1. Nieuwbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.134. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een te bouwen wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m is zodanig dat de veiligheid voor het wegverkeer is gewaarborgd.

  • 2 Aan de in het eerste lid gestelde eis wordt voldaan door toepassing van de voorschriften in deze paragraaf.

Artikel 2.135. Verkeersveiligheid

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een buiten de bebouwde kom gelegen wegtunnel voor twee rijrichtingen heeft ten minste twee wegtunnelbuizen.

  • 2 Een wegtunnelbuis met een tunnelbuislengte van meer dan 250 m heeft een rijbaanvloer met een helling van ten hoogste 1 : 20.

  • 3 Een wegtunnelbuis met een tunnelbuislengte van meer dan 250 m heeft, voor een doelmatige doorgang voor wegvoertuigen, een vloer met een breedte van ten minste 7 m en een hoogte boven die breedte van ten minste 4,2 m.

§ 2.17.2. Bestaande bouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2.136. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een bestaande wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 m is zodanig dat de veiligheid voor het wegverkeer is gewaarborgd.

  • 2 Aan de in het eerste lid gestelde eis wordt voldaan door toepassing van het voorschrift in deze paragraaf.

Hoofdstuk 3. Technische bouwvoorschriften uit het oogpunt van gezondheid

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Afdeling 3.1. Bescherming tegen geluid van buiten, nieuwbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 3.1. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een te bouwen bouwwerk biedt in een verblijfsgebied bescherming tegen geluid van buiten.

  • 2 Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 3.1 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 3.1 geen voorschrift is aangewezen.

    Tabel 3.1

    gebruiksfunctie

    leden van toepassing

         

    geluid van buiten

    industrie-, weg- of spoorweglawaai

    luchtvaartlawaai

    verbouw

    tijdelijke bouw

       

    artikel

    3.2

    3.3

    3.4

    3.5

    3.6

       

    lid

    *

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    3

    4

    *

    1

    2

    1

    Woonfunctie

                             
     

    a

    woonwagen

    *

    *

     

    b

    andere woonfunctie

    *

    1

    3

    4

    5

    1

    2

    3

    4

    *

    1

    2

    2

    Bijeenkomstfunctie

                             
     

    a

    voor kinderopvang

    *

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    3

    4

    *

    1

    2

     

    b

    andere bijeenkomstfunctie

    3

    Celfunctie

    4

    Gezondheidszorgfunctie

    *

    1

    2

    3

    4

    5

    1

    2

    3

    4

    *

    1

    2

    5

    Industriefunctie

    6

    Kantoorfunctie

    7

    Logiesfunctie

    8

    Onderwijsfunctie

    *

    1

    3

    4

    5

    1

    2

    3

    4

    *

    1

    2

    9

    Sportfunctie

    10

    Winkelfunctie

    11

    Overige gebruiksfunctie

    12

    Bouwwerk geen gebouw zijnde

Artikel 3.2. Geluid van buiten

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering met een minimum van 20 dB.

Artikel 3.3. Industrie-, weg- of spoorweglawaai

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Bij een krachtens de Wet geluidhinder of de Tracéwet vastgesteld hogere-waardenbesluit is de volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering van een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied niet kleiner dan het verschil tussen de in dat besluit opgenomen hoogst toelaatbare geluidsbelasting voor industrie-, weg- of spoorweglawaai en 35 dB(A) bij industrielawaai, of 33 dB bij weg- of spoorweglawaai.

  • 2 Bij een krachtens de Wet geluidhinder of de Tracéwet vastgesteld hogere-waardenbesluit is de volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering van een uitwendige scheidingsconstructie van een bedgebied niet kleiner dan het verschil tussen de in dat besluit opgenomen hoogst toelaatbare geluidsbelasting voor industrie-, weg- of spoorweglawaai en 30 dB(A) bij industrielawaai, of 28 dB bij weg- of spoorweglawaai.

  • 3 Indien dit leidt tot een lagere karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie dan bij toepassing van het eerste of tweede lid het geval is kan de in het eerste en tweede lid bedoelde geluidsbelasting worden bepaald volgens het reken- en meetvoorschrift, bedoeld in artikel 110d van de Wet geluidhinder.

  • 4 Op een inwendige scheidingsconstructie van een gebied als bedoeld in het eerste en tweede lid, die niet de scheiding vormt met een verblijfsgebied van een aangrenzende gebruiksfunctie waarop het eerste en tweede lid van toepassing zijn, zijn deze leden van overeenkomstige toepassing.

  • 5 Een scheidingsconstructie als bedoeld in het eerste, tweede en vierde lid van een verblijfsruimte heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering die maximaal 2 dB of dB(A) lager is dan de karakteristieke geluidwering als bedoeld in het eerste, tweede en vierde lid van het verblijfsgebied waarin de verblijfsruimte ligt.

Artikel 3.4. Luchtvaartlawaai

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied van een gebruiksfunctie in een krachtens de Luchtvaartwet of de Wet luchtvaart vastgestelde Ke-geluidzone bij een militaire luchthaven, heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering die niet kleiner is dan de waarde in tabel 3.4. Indien de geluidsbelasting ligt tussen de in de eerste kolom opgenomen Ke-waarden, wordt de te bereiken waarde van de geluidwering bepaald door middel van rechtevenredige interpolatie tussen de in de tweede kolom opgenomen dB-waarden.

    Tabel 3.4

    geluidwering bij luchtvaartlawaai

    geluidsbelasting in Ke

    vereiste karakteristieke geluidwering in dB

    36–40

    30–33

    41–45

    33–36

    46-50

    36–40

    meer dan 50

    40

  • 2 Een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied van een gebruiksfunctie in een voor de luchthaven Schiphol op de kaarten in bijlage 3B, nummer 4, van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol aangewezen gebied of een krachtens de Wet luchtvaart vastgestelde 56 dB(A) Lden beperkingengebied of een vastgestelde 35 Ke-geluidzone bij een burgerluchthaven, heeft een zodanige volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering dat het karakteristiek geluidniveau in het verblijfsgebied ten hoogste 33 dB is. Daarbij wordt uitgegaan van de krachtens de Luchtvaartwet of de Wet luchtvaart bepaalde geluidbelasting op de uitwendige scheidingsconstructie.

  • 3 Op een inwendige scheidingsconstructie van een gebied als bedoeld in het eerste en tweede lid, die niet de scheiding vormt met een verblijfsgebied van een aangrenzende gebruiksfunctie waarop het eerste en tweede lid van toepassing zijn, zijn deze leden van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Een scheidingsconstructie als bedoeld in het eerste tot en met derde lid van een verblijfsruimte heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering die maximaal 2 dB of dB(A) lager is dan de karakteristieke geluidwering als bedoeld in het eerste tot en met derde lid van het verblijfsgebied waarin de verblijfsruimte ligt.

Artikel 3.5. Verbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 3.2 tot en met 3.4 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

Artikel 3.6. Tijdelijke bouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk zijn de artikelen 3.2 tot en met 3.4 van overeenkomstige toepassing, waarbij wordt uitgegaan van een niveau van eisen dat 10 dB of dB(A) lager is dan het in die artikelen aangegeven niveau.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt bij toepassing van artikel 3.4, derde lid, uitgegaan van een karakteristiek geluidniveau in het verblijfsgebied van ten hoogste 30 dB.

Afdeling 3.2. Bescherming tegen geluid van installaties, nieuwbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 3.7. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een te bouwen bouwwerk biedt bescherming tegen geluid van installaties.

  • 2 Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 3.7 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 3.7

    gebruiksfunctie

    leden van toepassing

    grenswaarden

         

    aangrenzend perceel

     

    zelfde perceel

       

    verbouw

    tijdelijke bouw

    zelfde perceel

       

    artikel

    3.8

     

    3.9

       

    3.10

    3.11

    3.9

       

    lid

    1

    2

    1

    2

    3

    *

    *

    2

                       

    [dB]

    1

    Woonfunctie

    1

    2

    1

    2

    3

    *

    *

    30

    2

    Bijeenkomstfunctie

                   
     

    a

    voor kinderopvang

    1

    1

    2

    *

    *

    35

     

    b

    andere bijeenkomstfunctie

    1

    1

    *

    *

    3

    Celfunctie

    1

    1

    *

    *

    4

    Gezondheidszorgfunctie

    1

    1

    *

    *

    5

    Industriefunctie

    1

    1

    *

    *

    6

    Kantoorfunctie

    1

    1

    *

    *

    7

    Logiesfunctie

    1

    1

    *

    *

    8

    Onderwijsfunctie

    1

    1

    2

    *

    *

    35

    9

    Sportfunctie

    1

    1

    *

    *

    10

    Winkelfunctie

    1

    1

    *

    *

    11

    Overige gebruiksfunctie

    1

    1

    *

    *

    12

    Bouwwerk geen gebouw zijnde

    1

    1

Artikel 3.8. Aangrenzend perceel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een toilet met waterspoeling, een kraan, een mechanisch ventilatiesysteem, een installatie voor warmte- of koudeopwekking, een installatie voor het verhogen van waterdruk of een lift veroorzaakt in een op een aangrenzend perceel gelegen verblijfsgebied een volgens NEN 5077 bepaald karakteristiek installatie-geluidsniveau van ten hoogste 30 dB. Dit geldt niet voor een op een aangrenzend perceel gelegen lichte industriefunctie of een overige gebruiksfunctie.

  • 2 Een installatie voor warmte- of koudeopwekking, die is opgesteld buiten de uitwendige scheidingsconstructie van een bouwwerk, veroorzaakt op de perceelgrens met een perceel voor een andere woonfunctie een geluidsniveau van ten hoogste 40 dB, bepaald volgens de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai.

Artikel 3.9. Zelfde perceel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een toilet met waterspoeling, een kraan, een mechanische voorziening voor luchtverversing, een installatie voor warmte- of koudeopwekking, een installatie voor verhoging van waterdruk of een lift veroorzaakt in een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied van een aangrenzende op hetzelfde perceel gelegen woonfunctie een volgens NEN 5077 bepaald karakteristiek installatie-geluidsniveau van ten hoogste 30 dB.

  • 2 Een mechanische voorziening voor luchtverversing of warmterugwinning, of een installatie voor warmte- of koudeopwekking veroorzaakt in een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied van de gebruiksfunctie een volgens NEN 5077 bepaald karakteristiek installatie-geluidsniveau van ten hoogste de in tabel 3.7 aangegeven waarde.

  • 3 Een installatie voor warmte- of koudeopwekking, die is opgesteld buiten de uitwendige scheidingsconstructie van een bouwwerk, veroorzaakt ter plaatse van een te openen raam of deur van een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied van een aangrenzende op hetzelfde perceel gelegen woonfunctie een geluidsniveau van ten hoogste 40 dB, bepaald volgens de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai.

Artikel 3.10. Verbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Op gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 3.8, eerste lid, en 3.9, eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing, waarbij wordt uitgegaan van een niveau van eisen dat 10 dB lager is dan het in die artikelen aangegeven niveau.

Artikel 3.11. Tijdelijke bouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk zijn de artikelen 3.8 en 3.9, van overeenkomstige toepassing, waarbij wordt uitgegaan van een niveau van eisen dat 10 dB lager is dan het in die artikelen aangegeven niveau.

Afdeling 3.3. Beperking van galm, nieuwbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 3.12. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een te bouwen woongebouw heeft in een gemeenschappelijke verkeersruimte een zodanige geluidsabsorptie, dat geluidhinder door galm wordt beperkt.

  • 2 Aan de in het eerste lid gestelde eis wordt voldaan door toepassing van de voorschriften in deze afdeling.

Artikel 3.13. Geluidsabsorptie

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Een besloten gemeenschappelijke verkeersruimte voor het ontsluiten van een woonfunctie die grenst aan een niet-gemeenschappelijke ruimte van een woonfunctie, heeft een volgens NEN-EN 12354-6 bepaalde totale geluidsabsorptie met een getalswaarde, uitgedrukt in m2, die niet kleiner is dan 1/8 van de getalswaarde van de inhoud van die ruimte, uitgedrukt in m3, in elk van de octaafbanden met middenfrequenties van 250, 500, 1.000 en 2.000 Hz.

Artikel 3.14. Verbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een woongebouw is artikel 3.13 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in dat artikel aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

Afdeling 3.4. Geluidwering tussen ruimten, nieuwbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 3.15. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een te bouwen bouwwerk biedt bescherming tegen geluidsoverlast tussen gebruiksfuncties en tussen ruimten in een woonfunctie voor zover in het bouwwerk een woonfunctie ligt.

  • 2 Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 3.15 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 3.15 geen voorschrift is aangewezen.

    Tabel 3.15

    gebruiksfunctie

    leden van toepassing

    grenswaarden

         

    ander perceel

    verschillende gebruiksfuncties op hetzelfde perceel

    verblijfsruimten van dezelfde woonfunctie

    verbouw

    tijdelijke bouw

    ander perceel

    verschillende gebruiksfuncties

    op hetzelfde perceel

       

    artikel

    3.16

    3.17

    3.17a

    3.18

    3.19

    3.16

    3.17

       

    lid

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    8

    1

    2

    3

    *

    *

    3

    4

    3

    4

                                           

    [dB]

    [dB]

    1

    Woonfunctie

                                             
     

    a

    woonwagen

     

    b

    in een woongebouw

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    3

    4

    6

    7

    1

    2

    3

    *

    *

    54

    59

    54

    59

     

    c

    voor studenten in een woongebouw

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    3

    4

    6

    7

    8

    1

    2

    3

    *

    *

    54

    59

    54

    59

     

    d

    andere woonfunctie

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    3

    *

    *

    54

    59

    54

    59

    2

    Bijeenkomstfunctie

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    3

    4

    *

    *

    59

    64

    59

    64

    3

    Celfunctie

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    3

    4

    *

    *

    59

    64

    59

    64

    4

    Gezondheidszorgfunctie

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    3

    4

    *

    *

    59

    64

    59

    64

    5

    Industriefunctie

                                             
     

    a lichte industriefunctie

     

    b andere industriefunctie

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    3

    4

    *

    *

    59

    64

    59

    64

    6

    Kantoorfunctie

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    3

    4

    5

    *

    *

    59

    64

    59

    64

    7

    Logiesfunctie

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    3

    4

    5

    *

    *

    59

    64

    59

    64

    8

    Onderwijsfunctie

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    3

    4

    *

    *

    59

    64

    59

    64

    9

    Sportfunctie

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    3

    4

    5

    *

    *

    59

    64

    59

    64

    10

    Winkelfunctie

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    3

    4

    5

    *

    *

    59

    64

    59

    64

    11

    Overige gebruiksfunctie

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    3

    4

    5

    *

    *

    59

    64

    59

    64

    12

    Bouwwerk geen gebouw zijnde

Artikel 3.16. Ander perceel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Het volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke lucht-geluidniveauverschil voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een verblijfsgebied van een aangrenzende gebruiksfunctie op een ander perceel is niet kleiner dan 52 dB.

  • 2 Het volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke lucht-geluidniveauverschil voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een niet in een verblijfsgebied gelegen besloten ruimte van een aangrenzende woonfunctie op een ander perceel is niet kleiner dan 47 dB.

  • 3 Het volgens NEN 5077 bepaalde gewogen contact-geluidniveau voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een verblijfsgebied van een aangrenzende gebruiksfunctie op een ander perceel is niet groter dan de in tabel 3.15 aangegeven waarde.

  • 4 Het volgens NEN 5077 bepaalde gewogen contact-geluidniveau voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een niet in een verblijfsgebied gelegen besloten ruimte van een aangrenzende woonfunctie op een ander perceel is niet groter dan de in tabel 3.15 aangegeven waarde.

Artikel 3.17. Verschillende gebruiksfuncties op hetzelfde perceel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Het volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke lucht-geluidniveauverschil voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een verblijfsgebied van een aangrenzende woonfunctie op hetzelfde perceel is niet kleiner dan 52 dB.

  • 2 Het volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke lucht-geluidniveauverschil voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een niet in een verblijfsgebied gelegen besloten ruimte van een aangrenzende woonfunctie op hetzelfde perceel is niet kleiner dan 47 dB.

  • 3 Het volgens NEN 5077 bepaalde gewogen contact-geluidniveau voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een verblijfsgebied van een aangrenzende woonfunctie op hetzelfde perceel is niet groter dan de in tabel 3.15 aangegeven waarde.

  • 4 Het volgens NEN 5077 bepaalde gewogen contact-geluidniveau voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een niet in een verblijfsgebied gelegen besloten ruimte van een aangrenzende woonfunctie op hetzelfde perceel is niet groter dan de in tabel 3.15 aangegeven waarde.

  • 5 Het eerste tot en met vierde lid zijn niet van toepassing op de geluidsoverdracht van een nevenfunctie van een woonfunctie naar die woonfunctie.

  • 6 Het eerste tot en met vierde lid zijn niet van toepassing op de geluidsoverdracht van een gemeenschappelijke ruimte naar een aangrenzende gemeenschappelijke ruimte.

  • 7 Het tweede en vierde lid zijn niet van toepassing op de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een gemeenschappelijk verkeersruimte of op de geluidsoverdracht van een gemeenschappelijke verkeersruimte naar een niet in een verblijfsgebied gelegen besloten ruimte.

  • 8 Het eerste tot en met vierde lid zijn niet van toepassing op de geluidsoverdracht van een gemeenschappelijke verkeersruimte naar een aangrenzende woonfunctie.

Artikel 3.17a. Verblijfsruimten van dezelfde woonfunctie

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Het volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke lucht-geluidniveauverschil voor de geluidsoverdracht van een verblijfsruimte naar een andere verblijfsruimte van dezelfde woonfunctie is niet kleiner dan 32 dB.

  • 2 Het volgens NEN 5077 bepaalde gewogen contact-geluidniveau voor de geluidsoverdracht van een verblijfsruimte naar een andere verblijfsruimte van dezelfde woonfunctie is niet groter dan 79 dB.

  • 3 Het eerste en tweede lid gelden niet indien de verblijfsruimten met elkaar in open verbinding staan, of indien de ene verblijfsruimte vanuit de andere rechtstreeks bereikbaar is door een deuropening.

Artikel 3.18. Verbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 3.16 tot en met 3.17a van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

Artikel 3.19. Tijdelijke bouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Op het bouwen van een tijdelijk bouwwerk zijn de artikelen 3.16 tot en met 3.17a van overeenkomstige toepassing, waarbij wordt uitgegaan van een niveau van eisen dat 10 dB lager is dan het in die artikelen aangegeven niveau.

Afdeling 3.5. Wering van vocht

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

§ 3.5.1. Nieuwbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 3.20. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een te bouwen bouwwerk heeft zodanige scheidingsconstructies dat de vorming van allergenen door vocht in verblijfsgebieden, toiletruimten en badruimten voldoende wordt beperkt.

  • 2 Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 3.20 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 3.20 geen voorschrift is aangewezen.

    Tabel 3.20

    gebruiksfunctie

    leden van toepassing

    grenswaarden

         

    wering van vocht van buiten

    factor van de temperatuur

    wateropname

    verbouw

    factor van de temperatuur

       

    artikel

    3.21

    3.22

    3.23

    3.24

    3.22

       

    lid

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    1

    2

    *

    1

    1

    Woonfunctie

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    1

    2

    *

    0,65

    2

    Bijeenkomstfunctie

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    1

    2

    *

    0,5

    3

    Celfunctie

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    1

    2

    *

    0,5

    4

    Gezondheidszorgfunctie

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    1

    2

    *

    0,5

    5

    Industriefunctie

    1

    2

    1

    2

    *

    0,5

    6

    Kantoorfunctie

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    1

    2

    *

    0,5

    7

    Logiesfunctie

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    1

    2

    *

    0,5

    8

    Onderwijsfunctie

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    1

    2

    *

    0,5

    9

    Sportfunctie

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    1

    2

    *

    0,5

    10

    Winkelfunctie

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    1

    2

    *

    0,5

    11

    Overige gebruiksfunctie

    12

    Bouwwerk geen gebouw zijnde

Artikel 3.21. Wering van vocht van buiten

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied, een toiletruimte of een badruimte is, bepaald volgens NEN 2778, waterdicht.

  • 2 Een constructie die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied, een toiletruimte of een badruimte, en een kruipruimte, met inbegrip van de op die constructie aansluitende delen van andere constructies, voor zover die delen van invloed zijn op het kunnen binnendringen van vocht in het verblijfsgebied, de toiletruimte of de badruimte, is, bepaald volgens NEN 2778, waterdicht.

  • 3 Een inwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied, een toiletruimte of een badruimte, voor zover die scheidingsconstructie niet grenst aan een ander verblijfsgebied, een andere toiletruimte of een andere badruimte, is, bepaald volgens NEN 2778, waterdicht.

  • 4 Een constructie die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied, een toiletruimte of een badruimte, en een kruipruimte, met inbegrip van de op die constructie aansluitende delen van andere constructies, voor zover die delen van invloed zijn op de specifieke luchtvolumestroom naar het verblijfsgebied, de toiletruimte of de badruimte, heeft een volgens NEN 2690 bepaalde, specifieke luchtvolumestroom van ten hoogste 20.10-6 m3 /(m2.s).

Artikel 3.22. Factor van de temperatuur

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een scheidingsconstructie waarvoor een warmteweerstand als bedoeld in artikel 5.3 geldt, heeft aan de zijde die grenst aan een verblijfsgebied een volgens NEN 2778 bepaalde factor van de temperatuur van de binnenoppervlakte, die niet kleiner is dan de in tabel 3.20 aangegeven waarde.

  • 2 Het eerste lid geldt niet voor ramen, deuren, kozijnen en daarmee gelijk te stellen constructieonderdelen.

Artikel 3.23. Wateropname

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een scheidingsconstructie van een toiletruimte of een badruimte heeft aan een zijde die grenst aan die ruimte, tot 1,2 m hoogte boven de vloer van die ruimte een volgens NEN 2778 bepaalde wateropname die gemiddeld niet groter is dan 0.01 kg/(m2.s1/2) en op geen enkele plaats groter dan 0,2 kg/(m2.s1/2).

  • 2 Voor een badruimte geldt het in het eerste lid gestelde voorschrift ter plaatse van een bad of een douche over een lengte van ten minste 3 m, tot een hoogte van 2,1 m boven de vloer van die ruimte.

Artikel 3.24. Verbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 3.21 tot en met 3.23 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.

§ 3.5.2. Bestaande bouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 3.25. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een bestaand bouwwerk heeft zodanige scheidingsconstructies dat de vorming van allergenen door vocht in verblijfsruimten, toiletruimten en badruimten voldoende wordt beperkt.

  • 2 Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 3.25 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 3.25 geen voorschrift is aangewezen.

    Tabel 3.25

    gebruiksfunctie

    leden van toepassing

         

    vocht van buiten

    wateropname

       

    artikel

    3.26

    3.27

       

    lid

    1

    2

    3

    *

    1

    Woonfunctie

    1

    2

    3

    *

    2

    Bijeenkomstfunctie

    1

    2

    3

    *

    3

    Celfunctie

    1

    2

    3

    *

    4

    Gezondheidszorgfunctie

    1

    2

    3

    *

    5

    Industriefunctie

    *

    6

    Kantoorfunctie

    1

    2

    3

    *

    7

    Logiesfunctie

    1

    2

    3

    *

    8

    Onderwijsfunctie

    1

    2

    3

    *

    9

    Sportfunctie

    1

    2

    3

    *

    10

    Winkelfunctie

    1

    2

    3

    *

    11

    Overige gebruiksfunctie

    12

    Bouwwerk geen gebouw zijnde

Artikel 3.26. Vocht van buiten

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsruimte, een toiletruimte of een badruimte is, bepaald volgens NEN 2778, waterdicht.

  • 2 Een constructie die de scheiding vormt tussen een verblijfsruimte, een toiletruimte of een badruimte en een kruipruimte, met inbegrip van de op die constructie aansluitende delen van andere constructies, voor zover die delen van invloed zijn op het kunnen binnendringen van vocht in de verblijfsruimte, de toiletruimte of de badruimte, is, bepaald volgens NEN 2778, waterdicht.

  • 3 Een inwendige scheidingsconstructie van een verblijfsruimte, een toiletruimte of een badruimte, voor zover die scheidingsconstructie niet grenst aan een andere verblijfsruimte, een andere toiletruimte of een andere badruimte, is, bepaald volgens NEN 2778, waterdicht.

Artikel 3.27. Wateropname

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Een scheidingsconstructie van een badruimte heeft aan een zijde die grenst aan die ruimte tot 1 m boven de vloer van die ruimte een volgens NEN 2778 bepaalde wateropname die gemiddeld niet groter is dan 0.01 kg/(m2.s1/2) en op geen enkele plaats groter dan 0,2 kg/(m2.s1/2).

Afdeling 3.6. Luchtverversing

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

§ 3.6.1. Nieuwbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 3.28. Aansturingsartikel

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Een te bouwen bouwwerk heeft een zodanige voorziening voor luchtverversing dat het ontstaan van een voor de gezondheid nadelige kwaliteit van de binnenlucht wordt voorkomen.

  • 2 Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 3.28 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 3.28

    gebruiksfunctie

    leden van toepassing

    grens waarde

                         

    capaciteit

         

    luchtverversing verblijfsgebied, verblijfsruimte, toiletruimte en badruimte

    thermisch comfort

    regelbaarheid

    luchtverversing overige ruimten

    plaats van de opening

    luchtkwaliteit

    verbouw

    tijdelijke bouw

    per persoon

       

    artikel

    3.29

             

    3.30

    3.31

       

    3.32

             

    3.33

     

    3.34

                 

    3.35

     

    3.36

    3.29

       

    lid

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    *

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    8

    9

    1

    2

    *

    3

                                                                           

    [dm3/s per persoon]

    1

    Woonfunctie

    1

    2

    4

    5

    6

    7

    *

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    4

    1

    2

    3

    1

    2

    3

    4

    5

    7

    8

    1

    2

    *

    2

    Bijeenkomstfunctie

                                                                       
     

    a.

    voor kinderopvang

    3

    4

    6

    7

    *

    1

    2

    3

    2

    3

    4

    1

    2

    3

    1

    4

    5

    7

    8

    1

    2

    *

    6,5

     

    b.

    andere bijeenkomstfunctie

    3

    4

    6

    7

    *

    1

    2

    3

    2

    3

    4

    1

    2

    3

    1

    4

    5

    7

    8

    1

    2

    4

    3

    Celfunctie

    3

    4

    6

    7

    *

    1

    2

    3

    2

    3

    4

    1

    2

    3

    1

    4

    5

    7

    8

    1

    2

     
     

    a.

    cel

                                                                     

    12

     

    b.

    ander verblijfsgebied

                                                                     

    6,5

    4

    Gezondheidszorgfunctie

    3

    4

    6

    7

    *

    1

    2

    3

    2

    3

    4

    1

    2

    3

    1

    4

    5

    7

    8

    1

    2

     
     

    a.

    bedgebied