1. Algemene inleiding
Je bent geplaatst in de justitiële jeugdinrichting [naam van de inrichting invullen] in [vestigingsplaats inrichting invullen].
[hier bestemming of aard van de inrichting omschrijven. Indien de inrichting is aangewezen
voor het verblijf van kinderen van de jeugdige dat hier eveneens vermelden]
De adresgegevens van [naam inrichting invullen] zijn:
[hier vermelden: bezoekadres, postadres, algemeen telefoonnummer, faxnummer, evt.e-mailadres en website]
In een inrichting wonen en werken we met veel mensen samen. Om dat allemaal goed te
laten verlopen zijn er regels nodig. In deze huisregels staan de belangrijkste regels
waar we ons allemaal aan moeten houden. Veel van de regels zijn gebaseerd op de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen of een andere wet of regeling. Als een regel gebaseerd is op een wet of een andere
regeling wordt dat vermeld onder het kopje ‘nadere regelgeving’.
[hier aangeven op welke wijze de jeugdige kennis kan nemen van de huisregels. In ieder
geval moeten de huisregels op de afdeling ter inzage liggen voor de jeugdige. Geef
daarnaast aan waar de jeugdige de wet- en regelgeving kan inzien.]
Aanwijzingen en opdrachten
De medewerkers van de inrichting hebben de taak je verblijf in de inrichting zo goed
mogelijk te laten verlopen. Daarvoor kunnen ze je aanspreken op je gedrag en je aanwijzingen
en opdrachten geven.
Aanwijzingen en opdrachten van medewerkers moet je altijd uitvoeren.
Rookverbod
Er mag alleen gerookt worden [hier aangeven waar en wanneer gerookt mag worden]. Voor de rest geldt in de hele inrichting een rookverbod.
Nadere regelgeving:
4. Gebruik kamer en persoonlijke bezittingen
4.1. Gebruik kamer
Elke kamer heeft een standaard inrichting. Als je je kamer voor het eerst in gebruik
neemt, controleert een medewerker van de inrichting samen met jou of alles aanwezig
en in orde is. De spullen die in je kamer staan worden weer gecontroleerd als je verhuist
naar een andere kamer of uit de inrichting vertrekt. Ook tijdens je verblijf zal regelmatig
door medewerkers worden gekeken of alles in je kamer nog schoon en in orde is. De
medewerkers van de inrichting mogen altijd je kamer binnenkomen.
Het is verboden de deur, de luiken in de deur of het raam ergens mee te blokkeren
of af te schermen. Het is ook verboden lampen of rookmelders ergens mee af te dekken.
Als bij een tussentijdse controle of bij je vertrek uit de kamer blijkt dat er spullen
zijn beschadigd of weg zijn, kan de inrichting de kosten daarvan door jou laten betalen
(zie ook paragraaf 12.2 van deze huisregels).
[aanvullen met de procedures en regels voor de volgende onderwerpen:
-
–
indien aanwezig: gebruik van intercom
-
–
afsluiten van eigen kamer
-
–
wijzigen/aanvullen van inventaris ophangen van posters
-
–
gebruik van tv en radio op de eigen kamer
-
–
schoonhouden van de kamer
-
–
bezoek op de kamer van medebewoners
-
–
bediening elektra/water op de kamer]
De ruimtes en materialen die je hebt gebruikt, moet je altijd schoon en opgeruimd
achterlaten.
[hier nadere regels opnemen voor het schoonhouden van gemeenschappelijke ruimtes, opvang-
en afzonderingsruimtes, corvee etc.]
Nadere regelgeving:
4.2. Persoonlijke bezittingen
Je mag alleen persoonlijke bezittingen bij je houden waar de directeur toestemming
voor heeft gegeven.
Het is verboden om de volgende voorwerpen in de inrichting in bezit te hebben:
Aard van de voorwerpen
|
Voorwerpen
|
drugs vermeld op de lijst 1 en 2 van de Opiumwet 2017, waaronder:
|
– cannabis (hasj of wiet)
|
– cocaïne
|
|
– speed (amfetamine, pep, methamfetamine)
|
|
– amfetamine
|
|
– GHB
|
|
– LSD
|
|
– Methadon
|
|
– paddo’s en truffels
|
|
– XTC
|
|
– ketamine (special K)
|
|
– qat/khat
|
|
– crack
|
|
– benzodiazepinen/Benzo’s (slaap/kalmeringsmiddelen)
|
|
– ecodrugs
|
|
– lachgas
|
|
– poppers
|
|
– DXM
|
|
– PCP
|
|
– 4-FA/4-FMP
|
|
|
wapens en munitie vermeld in de Wet wapens en munitie, waaronder:
|
|
categorie I
|
– stiletto’s, valmessen en vlindermessen en andere opvouwbare messen
|
|
– boksbeugels, ploertendoders, wurgstokken, werpsterren, vilmessen, ballistische messen
en geluiddempers voor wapens
|
|
– pijlen en pijlpunten
|
|
– katapulten
|
|
– andere door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerpen die een
ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken,
dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn
|
categorie II
|
– vuurwapens die niet onder een andere categorie vallen
|
|
– vuurwapens geschikt om automatisch te vuren
|
|
– stroomstootwapen
|
|
– voorwerpen, bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende,
traanverwekkende en soortgelijke stoffen
|
|
– voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel
van ontploffing
|
categorie III
|
– vuurwapens in de vorm van geweren, revolvers en pistolen
|
|
– toestellen die geschikt zijn om projectielen af te schieten (schietpen)
|
|
– werpmessen
|
|
– alarm- en startpistolen en -revolvers
|
categorie IV
|
– wapens waarvan het lemmet meer dan één snijvlak heeft
|
|
– degens, zwaarden sabels en bajonetten
|
|
– wapenstokken
|
|
– lucht-, gas- en veerdrukwapens
|
|
– kruisbogen en harpoenen
|
|
– traanverwekkende middelen (pepperspray, traangas etc.)
|
|
– en andere voorwerpen waarvan, gelet op hun aard of de omstandigheden redelijkerwijs
kan worden aangenomen dat zij zijn bestemd om letsel aan personen toe te brengen of
te dreigen en die niet onder een van de categorieën vallen, zoals bijvoorbeeld munitie
|
geld
|
– in de vorm van biljetten
|
|
– in de vorm van munten
– in de vorm van bitcoins
|
|
– voorwerpen die gelet op het gebruik naar hun aard als betaalmiddel worden ingezet
zoals niet op legale in bezit zijnde telefoonkaarten, bankpassen en credit cards.
|
explosieven
|
Voorwerpen en grondstoffen bestemd voor het samenstellen van explosieven
|
alcohol
|
elke vorm van alcoholbevattende dranken
|
informatiedragers
|
elk medium dat wordt gebruikt om informatie op vast te leggen en eventueel te transporteren
zoals:
|
|
– E-reader
|
|
– USB-stick
|
|
– IPad
|
|
– datarecorder
|
|
– CD-rom
|
|
– memory card
|
communicatiemiddelen
|
een apparaat dat communicatie vergemakkelijkt of onder omstandigheden communicatie
mogelijk maakt zoals:
|
|
– mobiele telefoon (klassieke vorm)
– smartphone
|
|
– ander communicatiemiddel (b.v. als horloge)
|
|
– dongel
|
|
– oplader
|
|
– GSM-onderdelen die in samenstelling communiceren mogelijk maken
|
|
– film- videoapparatuur en fotocamera’s
– drone
|
voorwerpen waarvoor toestemming van de directeur noodzakelijk is om deze binnen te
brengen in de inrichting, waaronder:
|
– post
|
– lectuur
|
– medicatie
|
|
– huisdieren
|
overige voorwerpen:
|
– zaklantaarns, kaarsen, olielampen, verrekijkers en telescopen
– design drugs (nieuwe drugs) en spice)
|
|
– messen en andere steekwapens die niet strafbaar zijn op grond van de Wet wapens
en munitie, met uitzondering van de messen die door de inrichting zijn verstrekt
– voorwerpen die de schijn hebben als een vuur- of steekwapen te kunnen worden gebruikt
(nepmes of nepvuurwapen)
– voorwerpen van discriminerende, aanstootgevende of militante aard, zoals vibrators
en sekspoppen
|
|
– voorwerpen waarvan de directeur in hetzij de huisregels hetzij in een afzonderlijk
besluit aan een gedetineerde heeft bepaald dat deze in zijn inrichting of afdeling
verboden zijn
|
De directeur is bevoegd ontheffing te verlenen voor een gedetineerde dan wel voor
een groep van gedetineerden.
Het is geen recht, maar een gunst als je iets mag hebben en bij je mag houden. De
directeur kan voorwaarden stellen aan het gebruik van voorwerpen die je in je bezit
mag hebben. Het is verboden persoonlijke bezittingen met anderen te ruilen, aan anderen
uit te lenen of op een andere manier van eigenaar te laten wisselen.
De directeur kan bepalen dat je bepaalde goederen niet langer bij je mag houden als:
-
– je je niet houdt aan de voor het bezit gestelde voorwaarden;
-
– het voor de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting en/of voor de
bescherming van je geestelijke en lichamelijke ontwikkeling noodzakelijk is.
Je moet er rekening mee houden dat je goederen die om deze redenen door de directeur
van je zijn afgenomen ook niet mee mag nemen als je wordt overgeplaatst naar een andere
afdeling of inrichting. Je bent persoonlijk aansprakelijk voor de voorwerpen die je
bij je draagt of in je kamer hebt (zie verder paragraaf 12.2 van deze huisregels).
De aansprakelijkheid van de directeur is nooit meer dan vijfhonderd euro.
Goederen die je niet in je bezit mag hebben, worden op jouw naam geregistreerd en
bewaard, naar je ouders of je voogd, stiefouder of pleegouders gestuurd of, als je
daar toestemming voor hebt gegeven, vernietigd. De kosten van het bewaren, versturen
of vernietigen kunnen aan jou in rekening worden gebracht. De directeur kan bezittingen
van jou aan een opsporingsambtenaar geven als dit nodig is voor de voorkoming of de
opsporing van strafbare feiten.
[hier procedure van de inrichting voor de in- en uitvoer van goederen opnemen]
Nadere regelgeving:
5. Dagprogramma
Het dagprogramma is vooral gericht op je opvoeding en om je zo goed mogelijk voor
te bereiden op je terugkeer in de samenleving. Het dagprogramma omvat alles van de
tijd van opstaan ’s morgens tot de tijd van het naar bed gaan ’s avonds. Het programma
is er onder meer op gericht om je eigen mogelijkheden beter te leren kennen en je
te helpen je verder te ontwikkelen.
Je bent verplicht aan alle activiteiten in het dagprogramma deel te nemen, tenzij
de directeur heeft bepaald dat de deelname vrijwillig is. Als je niet deelneemt aan
een bepaalde activiteit, kun je verplicht worden zolang op je kamer te blijven.
In de inrichting zijn er ten minste 77 uur per week aan gemeenschappelijke activiteiten
in het dagprogramma opgenomen. Deze uren worden verdeeld over de week, maar per dag
neem je minimaal acht en een half uur deel aan gemeenschappelijke activiteiten. Deze
uren kunnen onderbroken worden door een verblijf op je kamer. Je kunt ten minste twee
uur per dag van de voor gemeenschappelijke activiteiten bestemde tijd besteden aan
recreatie. Die twee uur kunnen ingevuld worden met vrije tijd of met een georganiseerde
activiteit. In het dagprogramma is aangegeven hoe de dag is ingedeeld en wanneer de
activiteiten plaatsvinden. In het dagprogramma zijn ook de tijden opgenomen dat je
op je kamer moet blijven. Je moet in ieder geval op je kamer blijven gedurende de
voor de nachtrust bestemde tijd.
[hier aangeven op welke wijze de jeugdige kennis kan nemen van het dagprogramma.
Het programma moet in ieder geval voor de jeugdige op de afdeling ter inzage liggen]
Tijdens de eerste drie weken in de inrichting kunnen andere regels gelden (zie hoofdstuk
2).
Nadere regelgeving
5.1. Verblijf in de buitenlucht
Als je gezondheid het toelaat, mag je dagelijks in totaal ten minste één uur in de
buitenlucht zijn. Dit uur hoeft niet aaneengesloten te zijn. Ook als je in afzondering
bent geplaatst, mag je ten minste één uur per dag in de buitenlucht verblijven. Het
verblijf in de buitenlucht kan dan ook in afzondering plaatsvinden.
Nadere regelgeving:
5.2. Onderwijs
Je bent gedurende je verblijf in de inrichting verplicht om onderwijs of andere scholings-
en vormingsactiviteiten te volgen. Indien mogelijk houden we bij de keuze van het
onderwijs rekening met je wensen en die van je ouders of je voogd, stiefouder of pleegouders.
[hier opnemen welke onderwijsfaciliteiten in de inrichting geboden worden]
Nadere regelgeving:
5.3. Sport
Je mag ten minste tweemaal per week drie kwartier sporten of een andere vorm van lichamelijke
oefening uitvoeren, uitzonderingen daargelaten. De hiervoor bestemde tijden zijn opgenomen
in het dagprogramma.
[hier eventueel nadere bepalingen over het gebruik van voorgeschreven sportkleding
omschrijven, zoals het verbod op het dragen van sieraden, zwarte zolen etc.]
Nadere regelgeving:
5.4. Bibliotheek
Je mag eenmaal per week gebruik maken van een bibliotheek.
[hier procedure beschrijven voor het gebruik van de bibliotheekvoorziening]
Nadere regelgeving:
5.5. Winkel of winkelbestellijst
Je kunt eenmaal per week in de winkel van de inrichting of via een winkelbestellijst
van je eigen geld dingen kopen, zoals snoepgoed, frisdrank, lectuur, postzegels, rookwaar
of toiletartikelen. Zie ook paragraaf 12.1 van deze huisregels. Uiteraard kun je alleen
dingen kopen die in de inrichting zijn toegestaan en waar jij toestemming voor hebt.
[hier procedure, frequentie en maximaal te besteden bedrag aangeven]
Nadere regelgeving:
5.6. Overige activiteiten
[hier overige in de inrichting aangeboden activiteiten omschrijven]
6. Verzorging
6.1. Voeding
In de inrichting worden op vaste tijden maaltijden verstrekt. De tijden staan vermeld
in het dagprogramma. Zo mogelijk houden we bij het menu rekening met je godsdienst
en levensovertuiging. Je kunt alleen een bepaald dieet of aangepaste voeding krijgen
als dat volgens de medische dienst om medische redenen noodzakelijk is.
Nadere regelgeving:
6.2. Gebruik en onderhoud van kleding
Je mag in de inrichting je eigen kleding en schoeisel dragen, tenzij die een gevaar
kunnen opleveren voor de orde of de veiligheid in de inrichting of niet voldoen aan
redelijk te stellen eisen. Je kunt verplicht worden tijdens bepaalde activiteiten
of tijdens het sporten bepaalde voorgeschreven kleding of schoeisel te dragen.
[hier aangeven welke regels in de inrichting gelden voor het gebruik en onderhoud van
kleding en schoeisel. Tevens aangeven hoeveel kleding en schoeisel de jeugdige op
zijn eigen kamer mag bewaren]
Nadere regelgeving:
6.3. Persoonlijke verzorging
Je krijgt in de inrichting de gelegenheid om je uiterlijk en lichamelijke hygiëne
naar behoren te verzorgen.
[hier aangeven wanneer de jeugdige mag douchen]
[hier aangeven hoe vaak de jeugdige naar de kapper mag gaan en welke regels gelden
voor de kosten van een bezoek aan de kapper]
Nadere regelgeving:
6.4. Medische verzorging
Aan de inrichting is een medische dienst verbonden met een inrichtingsarts, tandarts
en een verpleegkundige. Je kunt de leden van de medische dienst raadplegen volgens
de in de inrichting geldende procedures. Daarnaast heb je het recht om een door jezelf
uitgekozen arts te raadplegen. De kosten van dit consult worden echter niet door de
inrichting betaald. De directeur stelt in overleg met de door jou gekozen arts de
plaats en het tijdstip van de afspraak vast.
Er is tevens een psychiater aan de inrichting verbonden. De psychiater kun je volgens
de hieronder omschreven procedure raadplegen.
[hier de procedure omschrijven voor het raadplegen van de (tand)arts, verpleegkundige
en psychiater. Tevens de procedure voor de verstrekking van medicijnen en de procedure
voor ziek- betermeldingen vermelden]
Klachten over medisch handelen
Als je een klacht hebt over het medisch handelen van de inrichtingsarts, verpleegkundige,
tandarts, psycholoog of een andere medische hulpverlener binnen de inrichting kun
je binnen veertien dagen om bemiddeling vragen. Dit doe je door een brief te sturen
aan het Hoofd Medische Dienst (HMD) van de inrichting. Het HMD zal je uitnodigen voor
een gesprek. Als dit gesprek niet tot een oplossing leidt, zal het HMD je klacht:
-
– doorsturen naar de Commissie van Toezicht als je klacht gaat over de organisatie van
de medische zorg;
-
– doorsturen naar de Medisch Adviseur van het ministerie van Veiligheid en Justitie
als je klacht gaat over medisch handelen
In het eerste geval wordt je klacht afgehandeld zoals omschreven in hoofdstuk 11 van
deze huisregels.
In het tweede geval stelt de Medisch Adviseur je zo nodig in de gelegenheid je klacht
nader toe te lichten. De Medisch Adviseur kan ook informatie inwinnen bij andere personen
en hij mag jouw medisch dossier inzien. De Medisch Adviseur probeert binnen vier weken
een oplossing te vinden voor je probleem. Als de bemiddeling is afgesloten en je bent
nog niet tevreden, kun je binnen zeven dagen na ontvangst van het afschrift van de
mededeling van de Medisch Adviseur een beroepschrift indienen bij de Raad voor Strafrechtstoepassing
en Jeugdbescherming. Hoe je dat doet, lees je in de artikelen 55 tot en met 58 van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen.
[hier aangeven waar de jeugdige de regelgeving kan inzien en wie de jeugdige bij het
indienen van het beroepsschrift kan ondersteunen]
Nadere regelgeving:
6.5. Geestelijke verzorging
Je mag je godsdienst of levensovertuiging in de inrichting vrij belijden en beleven.
Je kunt onder andere godsdienstige of levensbeschouwelijke bijeenkomsten bijwonen
en persoonlijk en vertrouwelijk contact hebben met geestelijk verzorgers.
[hier aangeven waar en wanneer de jeugdige contact kan onderhouden met de geestelijk
verzorger van de godsdienst of levensovertuiging van zijn keuze, die al dan niet aan
de inrichting is verbonden. Tevens aangeven waar en wanneer de jeugdige in de inrichting
te houden godsdienstige of levensbeschouwelijke bijeenkomsten van zijn keuze kan bijwonen]
Nadere regelgeving:
7. Contact met de buitenwereld
7.1. Bezoek van relaties
Je mag bezoek van je ouders of je voogd, stiefouder of pleegouders ontvangen. Daarnaast
mag je ten minste één uur per week overig bezoek ontvangen. Minderjarige bezoekers
kunnen alleen onder begeleiding van een meerderjarige op bezoek komen. Indien je ouders
of je voogd, stiefouder of pleegouders niet op bezoek kunnen komen op de hieronder
vastgestelde tijden dan kunnen ze op een ander moment komen in overleg met de inrichting.
[hier maximum aantal bezoekers aangeven]
[hier aangeven hoe het bezoek aangevraagd moet worden]
[hier aangeven op welke tijden en plaatsen het bezoek kan worden ontvangen]
Weigering van bezoek
De directeur kan het bezoek van bepaalde personen weigeren als dit nodig is voor:
-
a. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;
-
b. de voorkoming of opsporing van strafbare feiten;
-
c. de bescherming van slachtoffers van misdrijven of op een andere manier bij misdrijven
betrokken personen;
-
d. jouw geestelijke of lichamelijke ontwikkeling;
-
e. de uitvoering van je perspectiefplan.
De weigering van een bezoeker op grond van a, b, d of e geldt voor maximaal vier weken.
De directeur kan de bezoeker na het verstrijken van de termijn telkens opnieuw weigeren
als hij of zij dat nodig vindt. Als dat gebeurt dan krijg je daar een schriftelijke
mededeling van, waar ook in staat dat je in beklag kan gaan.
Tijdens het bezoek moeten jij en je bezoek zich houden aan de aanwijzingen van de
medewerkers van de inrichting. Als jullie dat niet doen, kan het bezoek voortijdig
beëindigd worden en kunnen je bezoekers uit de inrichting worden verwijderd.
Toezicht
Om dezelfde redenen als waarvoor bezoek geweigerd kan worden, kan de directeur ook
bepalen dat tijdens het bezoek toezicht wordt gehouden. Medewerkers van de inrichting
mogen dan meeluisteren met je gesprekken en de gesprekken eventueel opnemen. Als dit
gebeurt, worden jij en je bezoek daar van tevoren over geïnformeerd.
[hier aangeven op welke wijze in de inrichting toezicht wordt uitgeoefend]
Nadere regelgeving:
7.2. ‘Geprivilegieerd’ bezoek
Een aantal personen en instanties worden in de wet aangewezen als ‘geprivilegieerde’
oftewel bevoorrechte bezoekers. Voor deze personen en instanties gelden ruimere bezoekmogelijkheden
en andere regels. Bij een bezoek van een geprivilegieerde bezoeker is geen toezicht
aanwezig, tenzij de directeur toezicht noodzakelijk vindt omdat het anders te gevaarlijk
zou worden voor de bezoeker. Als je je advocaat op bezoek hebt moet het toezicht zo
zijn dat je nog wel vertrouwelijk met hem of haar kan praten.
Enkele geprivilegieerde bezoekers kunnen jou altijd bezoeken als ze dat willen. Dit
zijn:
-
– de geneeskundig inspecteurs van de volksgezondheid en de inspecteurs van de Inspectie
jeugdhulpverlening en jeugdbescherming;
-
– de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming of leden daarvan;
-
– de commissie van toezicht, een beklagcommissie of leden daarvan.
Een aantal andere geprivilegieerde personen kan jou alleen op vastgestelde tijden
en plaatsen bezoeken. Dit zijn:
-
– je ouders of je voogd, stiefouder of pleegouders, behalve als de directeur vindt dat
voor jou zwaarwichtige belangen zich daartegen verzetten;
-
– je reclasseringswerker, je gezinsvoogd of een andere vertegenwoordiger van een gecertificeerde
instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;
-
– je advocaat;
-
– leden van het Koninklijk Huis;
-
– leden van de Eerste of Tweede Kamer;
-
– de Minister van Veiligheid en Justitie;
-
– justitiële autoriteiten;
-
– de Nationale ombudsman;
-
– andere door de Minister van Veiligheid en Justitie of de directeur aan te wijzen personen
of instanties.
[hier aangeven op welke tijden en plaatsen geprivilegieerd bezoek kan worden ontvangen
en de maximale duur van het bezoek]
[hier aangeven op welke wijze geprivilegieerd bezoek aangevraagd moet worden]
Nadere regelgeving:
7.3. Telefoneren met relaties
Je mag ten minste tweemaal per week gedurende tien minuten één of meer telefoongesprekken
voeren met personen buiten de inrichting. De kosten voor het telefoneren moet je zelf
betalen, tenzij de directeur anders bepaalt.
[hier aangeven waar, wanneer en hoe vaak getelefoneerd kan worden en hoe de betaling
wordt geregeld]
De directeur kan weigeren dat je met bepaalde personen telefoneert of bepalen dat
het gesprek wordt beluisterd of een opgenomen telefoongesprek wordt uitgeluisterd.
Hiervoor gelden dezelfde regels als voor het weigeren van bezoek en het houden van
toezicht bij bezoek, zoals beschreven in paragraaf 7.1.
[hier aangeven hoe in de inrichting toezicht wordt uitgeoefend op telefoongesprekken]
7.4. Telefoneren met geprivilegieerde contacten
Als het noodzakelijk en mogelijk is, mag je telefoneren met de zogenaamde geprivilegieerde
personen die in paragraaf 7.2 worden opgesomd. Ook hierbij zijn de kosten voor je
eigen rekening, tenzij de directeur anders bepaalt. Het is aan jou om aannemelijk
te maken dat het noodzakelijk is dat je de betreffende geprivilegieerde persoon telefonisch
spreekt.
Bij een telefoongesprek met een geprivilegieerde persoon wordt alleen meegeluisterd
om vast te stellen of je inderdaad degene aan de lijn hebt die je zei te willen spreken.
[hier aangeven hoe een gesprek met een geprivilegieerd contact aangevraagd moet worden]
Nadere regelgeving:
7.5. Post van relaties
Je mag brieven en stukken per post verzenden en ontvangen. De hieraan verbonden kosten
komen voor je eigen rekening, tenzij de directeur anders bepaalt.
[hier het inrichtingsbeleid voor de kosten van het verzenden van post aangeven]
Toezicht
Enveloppen en andere poststukken die van jou afkomstig of voor jou bestemd zijn, kunnen
worden geopend om te kijken of er voorwerpen worden meegestuurd. Medewerkers van de
inrichting mogen ook de inhoud van een brief of een ander poststuk controleren, om
een van dezelfde redenen die in paragraaf 7.1 genoemd worden. Dit toezicht kan ertoe
leiden dat de directeur besluit een brief of een ander poststuk of een gedeelte daarvan
te laten kopiëren voordat het verstuurd wordt of aan je uitgereikt wordt.
[hier het inrichtingsbeleid over het uitoefenen van toezicht op post uitwerken]
Weigering
De directeur kan weigeren bepaalde brieven of andere poststukken die je wilt versturen
te verzenden. De directeur kan ook weigeren bepaalde brieven of andere poststukken
die voor jou bestemd zijn aan jou uit te reiken. Hiervoor gelden dezelfde regels als
voor het weigeren van bezoek zoals beschreven in paragraaf 7.1.
Niet uitgereikte brieven of poststukken worden:
-
– of in de inrichting bewaard en aan jou teruggegeven als je in vrijheid wordt gesteld;
-
– of op jouw kosten naar de afzender of naar een door jou opgegeven adres gestuurd;
-
– of met jouw toestemming vernietigd;
-
– of aan een opsporingsambtenaar overhandigd, als dit nodig is ter voorkoming of opsporing
van strafbare feiten.
Nadere regelgeving:
7.6. Post van geprivilegieerde contacten
Voor de verzending en ontvangst van post van geprivilegieerde contacten gelden andere
regels. Indien een brief bestemd is voor een geprivilegieerd contact moet je dit duidelijk
op de envelop vermelden. Er mag geen controle worden uitgeoefend op de inhoud van
een brief of een ander poststuk van jou aan een geprivilegieerde persoon. Er mag ook
geen controle plaatsvinden van een brief of een ander poststuk voor jou van een geprivilegieerde
persoon. Wel kan in jouw aanwezigheid de brief worden geopend om te kijken of er geen
voorwerpen worden meegezonden.
Nadere regelgeving:
7.7. Perscontacten
Je mag gesprekken voeren met vertegenwoordigers van de media – kranten, radio, tv
etc. –, maar alleen met toestemming van de directeur. Hiervoor geldt een afzonderlijke
procedure. Deze procedure wordt met je doorgenomen als je te kennen geeft te willen
praten met iemand van de media.
Nadere regelgeving:
9. Scholings- en trainingsprogramma
Wanneer je jeugddetentie hebt, met een reststraf van drie maanden, neem je in aansluiting
op het verblijf in de inrichting deel aan het zogenaamde scholings- en trainingsprogramma
(hierna STP genoemd). Ook in andere gevallen kun je voor deelname aan een STP in aanmerking
komen. Als je daarvoor in aanmerking komt, wordt dat opgenomen in jouw perspectiefplan.
Over de deelname beslist de directeur. De directeur heeft hiervoor een machtiging
nodig van de Minister van Veiligheid en Justitie. Als je laat weten dat je een STP
wilt, kan de directeur jou voordragen voor deelname daaraan. Als je aan een STP begint
ben je verplicht dat programma voor de afgesproken periode te volgen. Het programma
volg je voor tenminste 26 uur per week. Van elk STP is een schriftelijke omschrijving
waarin staat wat het programma inhoudt.
Een STP duurt bij jeugddetentie minimaal één en maximaal drie maanden. Wanneer aan
jou de maatregel ‘plaatsing in een inrichting voor jeugdigen’ (hierna PIJ genoemd)
voor drie jaar is opgelegd, kan het STP drie maanden duren. Als je een PIJ voor langer
dan drie jaar, maar niet langer dan vijf jaar hebt gekregen, kan het STP zes maanden
duren. Als je een PIJ voor maximaal zeven jaar hebt gekregen, kun je ook deelnemen
aan een STP. De duur van het STP is dan maximaal één jaar.
Aan de deelname worden voorwaarden verbonden. Algemene voorwaarden die aan deelname
aan een STP worden gesteld zijn de volgende:
-
1. Je moet je houden aan de aanwijzingen van degene die toezicht op je houdt en je begeleidt.
Als hij je informatie vraagt moet je die geven.
-
2. Als je ergens anders wilt gaan wonen, moet je dat van te voren aan de directeur laten
weten.
-
3. Als je aan een STP deelneemt mag je geen strafbare feiten plegen.
Daarnaast kunnen bijzondere voorwaarden aan deelname aan een STP worden gesteld, zoals
bijvoorbeeld elektronisch toezicht of het volgen van een afkickprogramma.
Als je de voorwaarden van een STP overtreedt, kan de directeur het volgende doen:
-
1. een waarschuwing geven, of
-
2. de voorwaarden van het STP wijzigen of nieuwe voorwaarden stellen, of
-
3. je tijdelijk terugplaatsen in de inrichting, of
-
4. het STP intrekken.
De Minister van Veiligheid en Justitie kan in sommige gevallen de machtiging voor
het STP intrekken. Wanneer dat gebeurt, moet de directeur het STP intrekken. In dat
geval wordt je teruggeplaatst in de inrichting.
Nadere regelgeving:
10. Controle, ordemaatregelen en straffen
10.1. Urinecontrole
Je kunt verplicht worden om urine af te staan om te onderzoeken of je gedragsbeïnvloedende
middelen hebt gebruikt. Onder gedragsbeïnvloedende middelen verstaan we verboden middelen
zoals drugs, maar ook middelen waarvan we het ongecontroleerde gebruik willen tegengaan,
zoals alcohol en kalmerings- en slaapmiddelen.
Je urine kan worden gecontroleerd:
-
a. als het noodzakelijk is voor de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting
(dat kan ook als steekproef zijn);
-
b. in verband met een beslissing tot plaatsing of overplaatsing;
-
c. in verband met het verlenen van toestemming voor het verlaten van de inrichting.
In je perspectiefplan kan worden opgenomen dat in het belang van je behandeling of
het bereiken van je werkdoelen (overplaatsing naar een andere afdeling of inrichting
of verlof) urinecontroles kunnen worden gehouden.
De uitslag van een urinecontrole wordt zo snel mogelijk aan je meegedeeld. Je kunt
als je het niet eens bent met de uitslag dezelfde urine nog eens laten controleren.
Dat moet je dan wel zelf betalen, tenzij uit de uitslag van dit onderzoek blijkt dat
er geen sprake is van ongeoorloofd gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen.
Nadere regelgeving:
10.2. Kamerinspectie
De medewerkers van de inrichting mogen altijd je kamer betreden om je kamer te inspecteren.
Bij een inspectie wordt gekeken of je voorwerpen in je kamer hebt die je niet in je
bezit mag hebben.
Er kan een inspectie van je kamer worden gehouden:
-
– als steekproef voor het algemeen toezicht op de aanwezigheid van verboden voorwerpen
in de inrichting. Dit heet een routine-inspectie;
-
– als uit feiten of omstandigheden blijkt of aannemelijk is dat een inspectie nodig
is voor de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting.
Nadere regelgeving:
10.3. Onderzoek aan lichaam en kleding
Een onderzoek aan je lichaam wordt ook wel ‘visitatie’ genoemd. Een visitatie is een
onderzoek waarbij je hele lichaam van buitenaf mag worden bekeken. Bij een onderzoek
aan je lichaam mag ook in lichaamsholten, zoals je mond, je oren en je anus, worden
gekeken. Bijvoorbeeld om te controleren of je daar geen verboden voorwerpen, zoals
drugs, in hebt verstopt. Dit soort onderzoek wordt gedaan in een kamer waar niet zomaar
iedereen naar binnen kan kijken. Als het mogelijk is, wordt het onderzoek bovendien
gedaan door een medewerker van je eigen geslacht.
Een onderzoek aan je kleding wordt ook wel ‘fouillering’ genoemd. Bij een onderzoek
aan je kleding mogen ook voorwerpen die je bij je hebt en met je meevoert worden onderzocht.
Een onderzoek aan je lichaam of aan je kleding kan plaatsvinden:
-
– bij binnenkomst of bij het verlaten van de inrichting;
-
– voorafgaand aan of na afloop van bezoek;
-
– als het noodzakelijk is voor de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting.
Dit soort controle kan bij wijze van steekproef worden gehouden of omdat we vermoeden
dat je iets bij je hebt wat je niet in je bezit mag hebben.
Als er bij het onderzoek voorwerpen worden gevonden die niet in je bezit mogen zijn,
mag de directeur deze voorwerpen in beslag nemen. De voorwerpen kunnen dan op jouw
kosten worden bewaard, naar je ouders of je voogd, stiefouder of pleegouders worden
gestuurd, met jouw toestemming worden vernietigd of aan een opsporingsambtenaar worden
gegeven om strafbare feiten te voorkomen of op te sporen.
Nadere regelgeving:
10.4. Onderzoek in het lichaam
Bij een onderzoek in je lichaam moet je denken aan het maken van röntgenfoto’s of
bijvoorbeeld een inwendig onderzoek van je slokdarm als we vermoeden dat je verdovende
of gevaarlijke dingen hebt ingeslikt. Een onderzoek in je lichaam wordt altijd uitgevoerd
door een arts of een verpleegkundige die in opdracht van een arts werkt.
De directeur kan bepalen dat je in je lichaam onderzocht moet worden als het noodzakelijk
is voor je eigen gezondheid of om ernstig gevaar voor de handhaving van de orde of
de veiligheid in de inrichting af te wenden. In dringende gevallen kan ook een personeelslid
of medewerker van de inrichting beslissen dat een arts of verpleegkundige een onderzoek
in je lichaam uitvoert.
Als er bij het onderzoek voorwerpen worden gevonden die niet in je bezit mogen zijn,
mag de directeur deze voorwerpen in beslag nemen. De voorwerpen kunnen dan op jouw
kosten worden bewaard, met jouw toestemming worden vernietigd of aan een opsporingsambtenaar
worden gegeven om strafbare feiten te voorkomen of op te sporen.
Nadere regelgeving:
10.5. Gedwongen geneeskundige behandeling
De directeur kan je verplichten om een medische behandeling door een arts of verpleegkundige
toe te laten. Hij of zij kan je die verplichting opleggen als er ernstig gevaar dreigt
voor de veiligheid of gezondheid van jezelf of van anderen. Er kan je bijvoorbeeld
dwangmedicatie worden gegeven als je zo agressief wordt dat je jezelf, andere bewoners
of medewerkers dreigt te verwonden. In zo’n geval moet je toestaan dat je de medicijnen
toegediend krijgt.
Nadere regelgeving:
10.6. Gebruik mechanische middelen
Als je in afzondering bent geplaatst kan de directeur bepalen dat je in je bewegingsvrijheid
wordt beperkt door het gebruik van mechanische middelen. Je kunt daarbij bijvoorbeeld
denken aan het gebruik van handboeien. Het in afzondering plaatsen wordt uitgelegd
in paragraaf 10.9.
Je mag met mechanische middelen in je bewegingsvrijheid worden beperkt als het echt
noodzakelijk is om gevaar voor de gezondheid of de veiligheid van jezelf of van anderen
af te wenden. Hoe lang je met deze middelen in je bewegingsvrijheid mag worden beperkt,
is afhankelijk van je leeftijd. Als je jonger bent dan zestien jaar maximaal twaalf
uur. Als je zestien jaar of ouder bent maximaal 24 uur.
Bij acuut gevaar voor jezelf of voor anderen mag een medewerker van de inrichting
ook besluiten mechanische middelen toe te passen. Dit mag echter voor maximaal vier
uur. Bij dit gebruik van mechanische middelen stelt de directeur zo snel mogelijk
de arts of diens vervanger en de commissie van toezicht op de hoogte.
Nadere regelgeving:
10.7. Gebruik geweld en vrijheidsbeperkende middelen
Het kan soms nodig zijn dat medewerkers van de inrichting met geweld de orde herstellen.
Het gebruiken van geweld betekent in dit geval dat je door lichaamskracht of met een
wapenstok wordt gedwongen om iets te doen of om iets juist niet te doen.
Om zo min mogelijk lichamelijk geweld te hoeven gebruiken, kunnen medewerkers van
de inrichting bij je vervoer of bij een interne overplaatsing gebruik maken van vrijheidsbeperkende
middelen, zoals handboeien of een broekstok.
Medewerkers mogen alleen gebruik maken van geweld in de volgende gevallen:
-
a. als het nodig is om de orde of de veiligheid in de inrichting te handhaven;
-
b. als het nodig is om een beslissing uit te voeren, bijvoorbeeld als je niet mee wilt
werken aan een beslissing tot afzondering;
-
c. als het nodig is om te voorkomen dat jij je aan het toezicht van de inrichting onttrekt.
Dit betekent dat we geweld kunnen gebruiken als je uit de inrichting wilt ontsnappen
of als je er tijdens begeleid verlof vandoor wilt gaan;
-
d. om DNA-materiaal af te nemen.
We waarschuwen je eerst voordat er geweld wordt gebruikt, tenzij het noodzakelijk
is om onmiddellijk in te grijpen.
Nadere regelgeving:
10.8. Time-outmaatregel
De directeur kan besluiten je een time-outmaatregel op te leggen. Dit is een maatregel
die maximaal één uur mag duren en in totaal mogen time-outmaatregelen maximaal twee
uur per dag opgelegd worden. Je kunt de maatregel vergelijken met het tijdelijk weggestuurd
worden uit de klas of dat je thuis tijdelijk naar je kamer wordt gestuurd. De time-out
is een korte en minimaal ingrijpende pedagogische maatregel waarbij je kort buiten
de groep wordt geplaatst om daarmee je gedrag gunstig te beïnvloeden. Deze maatregel
is een onderdeel van je opvoeding en leert dat bepaald gedrag gevolgen heeft.
De maatregel houdt in dat je uitgesloten wordt van het verblijf in de groep of van
deelname aan gemeenschappelijke activiteiten. Als je wordt uitgesloten van het verblijf
in de groep, moet je in je kamer op de afdeling blijven.
Nadere regelgeving:
10.9. Ordemaatregelen
Het is mogelijk dat je een ordemaatregel wordt opgelegd als het noodzakelijk is voor
de orde en de veiligheid in de inrichting of voor de bescherming van jezelf.
Er zijn verschillende soorten ordemaatregelen:
-
– uitsluiting van het verblijf in de groep;
-
– uitsluiting van deelname aan activiteiten, zoals recreatie of sport;
-
– plaatsing in afzondering;
-
– tijdelijke overplaatsing naar een andere inrichting.
Een ordemaatregel kan worden opgelegd op grond van incidenten binnen of buiten de
inrichting. Een ordemaatregel duurt niet langer dan strikt noodzakelijk is.
De directeur kan een ordemaatregel opleggen:
-
a. als het in belang is van de orde of de veiligheid in de inrichting;
-
b. als het noodzakelijk is voor een ongestoorde tenuitvoerlegging van je vrijheidsbeneming;
-
c. als het nodig is ter bescherming van jezelf;
-
d. als je ziek bent;
-
e. als je hier zelf om vraagt en de directeur vindt dat dit verzoek redelijk en uitvoerbaar
is.
Een beslissing over het opleggen van een ordemaatregel op grond van d. ziekte of e.
eigen verzoek kan ook door een personeelslid of een medewerker van de inrichting worden
genomen.
Uitsluiting van het verblijf in de groep of uitsluiting van deelname aan activiteiten
De directeur kan besluiten je uit te sluiten van het verblijf in de groep of van deelname
aan een of meer activiteiten. Als je wordt uitgesloten van het verblijf in de groep,
moet je in je kamer op de afdeling blijven.
De uitsluiting van het verblijf in de groep kan maximaal twee dagen duren als de maatregel
is opgelegd in de gevallen a, b of c. De directeur kan de uitsluiting voor maximaal
twee dagen verlengen, als hij of zij van mening is dat uitsluiting nog steeds noodzakelijk
is.
Als de uitsluiting per direct uitgevoerd moet worden, mag ook een personeelslid of
een medewerker de maatregel opleggen, echter voor maximaal vijftien uur. Dat moet
dan wel direct aan de directeur worden gemeld.
Afzondering
De directeur kan besluiten je in afzondering te plaatsen. Afzondering vinden we een
uiterste maatregel. Als je wordt afgezonderd, wordt je in een afzonderingscel geplaatst
of in een andere verblijfsruimte in de inrichting. De directeur kan ook besluiten
dat je de afzondering moet ondergaan in een andere inrichting. Dit laatste kan alleen
als er ernstige bezwaren zijn tegen afzondering in onze eigen inrichting. Als je wordt
afgezonderd om de redenen a, b en c, geldt er een maximale duur voor de maatregel.
Hoelang je kunt worden afgezonderd is afhankelijk van je leeftijd:
-
– als je nog geen zestien jaar bent, duurt de afzondering maximaal één dag (24 uur).
Als de directeur vindt dat de noodzaak tot afzondering daarna nog steeds bestaat,
kan hij je afzondering voor maximaal één dag verlengen.
-
– als je zestien jaar of ouder bent, kan de afzondering maximaal twee dagen (48 uur)
duren. Als de directeur vindt dat de noodzaak tot afzondering daarna nog steeds bestaat
kan hij je afzondering voor maximaal twee dagen verlengen.
Als je langer dan 24 uur afgezonderd wordt, zorgt de directeur ervoor dat de commissie
van toezicht van de inrichting, de inrichtingsarts of diens vervanger en je ouders
of je voogd, stiefouder of pleegouders of de gecertificeerde instelling onmiddellijk
hiervan op de hoogte wordt of worden gesteld.
Als de afzondering per direct uitgevoerd moet worden, mag ook een personeelslid of
een medewerker de maatregel opleggen, echter voor maximaal vijftien uur. Dat moet
dan wel direct aan de directeur worden gemeld.
Tijdelijke overplaatsing
De vierde mogelijke ordemaatregel is de tijdelijke overplaatsing. De directeur kan
besluiten je voor korte tijd naar een andere inrichting over te plaatsen. Een tijdelijke
overplaatsing kan worden opgelegd als je door je gedrag de orde of de veiligheid in
de inrichting in gevaar brengt, of om je te beschermen tegen jezelf en anderen (zie
a en b bij het begin van paragraaf 10.9).
De directeur kan alleen beslissen dat je tijdelijk in een andere inrichting wordt
geplaatst na overleg met een gedragsdeskundige en de selectiefunctionaris.
Een tijdelijke plaatsing kan maximaal veertien dagen duren. De directeur kan de maatregel
met maximaal veertien dagen verlengen als na overleg met de directeur van de andere
inrichting, een gedragsdeskundige en de selectiefunctionaris is gebleken dat de noodzaak
nog steeds aanwezig is en er plaats is. De directeur stelt je ouders of je voogd,
stiefouder of pleegouders of de gecertificeerde instelling onmiddellijk op de hoogte
van de tijdelijke plaatsing en een eventuele verlenging.
Nadere regelgeving:
10.10. Disciplinaire straffen
Een disciplinaire straf is bedoeld als terechtwijzing oftewel een sanctie voor ontoelaatbaar
gedrag waarvoor je persoonlijk verantwoordelijk bent. De duur van de straf is van
tevoren bepaald.
Je kunt een disciplinaire straf krijgen als je dingen hebt gedaan die in strijd zijn
met de orde of de veiligheid in de inrichting of met de ongestoorde tenuitvoerlegging
van je vrijheidsbeneming.
Als een medewerker vindt dat je in aanmerking komt voor een disciplinaire straf, meldt
hij of zij dat schriftelijk aan de directeur en zegt dat ook tegen jou. De directeur
beslist of je disciplinair wordt gestraft en welke straf je wordt opgelegd. Een straf
kan ook worden uitgevoerd in een andere inrichting dan waar je het strafbare feit
hebt gepleegd.
Er zijn vijf verschillende disciplinaire straffen:
-
1. Opsluiting in een strafcel of een andere verblijfsruimte, zoals je eigen kamer of
een andere, minder vertrouwde, ruimte. Deze straf kan voor maximaal vier dagen aan
je worden opgelegd als je jonger bent dan zestien jaar en voor maximaal zeven dagen
als je zestien jaar of ouder bent.
-
2. Ontzegging van het mogen ontvangen van bezoek van een bepaald persoon of bepaalde
personen. Deze straf kan worden opgelegd als het feit waarvoor je wordt gestraft,
te maken heeft met het bezoek van die persoon of personen. De ontzegging van bezoek
kan voor maximaal vier weken worden opgelegd.
-
3. Uitsluiting van deelname aan een of meer activiteiten. Deze straf kan voor maximaal
vier dagen aan je worden opgelegd als je jonger bent dan zestien jaar en voor maximaal
zeven dagen als je zestien jaar of ouder bent.
-
4. Weigering, intrekking of beperking van het eerstvolgende verlof.
-
5. Oplegging van een geldboete van ten hoogste je zakgeld voor één week.
Bij het opleggen van een geldboete geeft de directeur gelijk aan welke straf je krijgt
als je de boete niet binnen de gestelde termijn betaalt.
Deze straffen kunnen ook voorwaardelijk worden opgelegd met een proeftijd van maximaal
twee maanden. Een voorwaarde waar je je in ieder geval aan moet houden, is dat je
geen feiten meer zult plegen die de orde of de veiligheid in de inrichting in gevaar
brengen of de ongestoorde tenuitvoerlegging van je vrijheidsbeneming verstoren. Bij
een voorwaardelijke straf kan de directeur ook andere voorwaarden aan je gedrag stellen.
De voorwaarden waar je aan moet voldoen, worden je schriftelijk meegedeeld. Een proeftijd
loopt gewoon door als je naar een andere inrichting wordt overgeplaatst.
Je ouders of je voogd, stiefouder of pleegouders dan wel de gecertificeerde instelling
worden van het opleggen van een disciplinaire straf en van de reden daarvan geïnformeerd.
Indien je achttien jaar of ouder bent moet je hiermee instemmen.
Nadere regelgeving:
10.11. Horen en schriftelijke mededeling
Bij een aantal beslissingen over de beperking van je vrijheid en het opleggen van
straffen of maatregelen moet je in de gelegenheid worden gesteld om ‘gehoord’ te worden,
oftewel je eigen mening te geven. Het horen moet zoveel mogelijk plaatsvinden in een
voor jou begrijpelijke taal.
De beslissing over deze kwesties moet vervolgens zonder onnodig uitstel schriftelijk
aan je worden meegedeeld. In de schriftelijke mededeling wordt aangegeven op welke
gronden de beslissing is genomen. Bovendien word je geïnformeerd over de mogelijkheid
om in beklag te gaan over de beslissing en de manier waarop je dat kunt doen.
Als je wordt gehoord, wordt hiervan ook aantekening gehouden.
De beslissingen waar het om gaat zijn:
-
– de weigering op het verzoek tot deelname aan een STP en de beëindiging van een STP
als beschreven in hoofdstuk 9:
-
– de weigering of de intrekking van de toestemming om je kind in de inrichting onder
te brengen;
-
– de voortzetting van het verblijf op een afdeling voor intensieve zorg, op een afdeling
voor intensieve behandeling of een individuele trajectafdeling;
-
– de beperking en de intrekking van verlof;
-
– beslissingen over onderzoek in het lichaam als beschreven in paragraaf 10.4;
-
– beslissingen over de gedwongen geneeskundige behandeling als beschreven in paragraaf
10.5;
-
– beslissingen over het bevestigen van mechanische middelen als beschreven in paragraaf
10.6;
-
– beslissingen over het toepassen van een ordemaatregel als beschreven in paragraaf
10.9, te weten:
-
– uitsluiting van deelname aan activiteiten;
-
– uitsluiting van het verblijf in de groep;
-
– plaatsing in afzondering en
-
– tijdelijke plaatsing in een andere inrichting,
als deze beslissing gebaseerd is op één van de volgende gronden:
-
– het belang van de orde of de veiligheid in de inrichting;
-
– de noodzaak van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming;
-
– de noodzaak om je tegen jezelf te beschermen.
-
– de oplegging van een disciplinaire straf als beschreven in paragraaf 10.10, te weten:
-
– opsluiting in een strafcel of een andere verblijfsruimte;
-
– ontzegging van het mogen ontvangen van bezoek van een bepaald persoon of bepaalde
personen;
-
– uitsluiting van deelname aan een of meer bepaalde activiteiten;
-
– weigering, intrekking of beperking van het eerstvolgende verlof;
-
– oplegging van een geldboete.
-
– beslissingen over observatie met een camera.
Bij de genoemde beslissingen over het STP, het onderbrengen van een kind in de inrichting,
het opleggen van een disciplinaire straf of observatie met een camera, wordt je altijd
vooraf gehoord.
Bij de andere genoemde beslissingen hoef je niet altijd vooraf in de gelegenheid gesteld
te worden om gehoord te worden en hoeft er geen schriftelijke mededeling over de beslissing
aan je uitgereikt te worden. Hiervan kan sprake zijn wanneer:
Nadere regelgeving:
11. Bemiddeling, beklag en beroep
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe je officieel duidelijk kunt maken dat je het
niet eens bent met een beslissing die door de inrichting is genomen en dat je een
andere oplossing wilt voor eventuele problemen. Hoe je kunt klagen over medisch handelen
door de huisarts, tandarts, psychiater of verpleegkundige van de inrichting en hoe
je in beroep kunt gaan, vind je in paragraaf 6.4.
We verwachten van je dat je eerst probeert om problemen op te lossen op de plek waar
ze zijn ontstaan, meestal op de afdeling waar je verblijft. Als dat niets oplost,
kun je ook nog een gesprek aanvragen met een leidinggevende.
Er zijn behalve de leiding van de inrichting een aantal belangrijke instanties waar
je in bepaalde gevallen terecht kunt voor klachten over beslissingen.
De commissie van toezicht
Elke inrichting heeft een commissie van toezicht. In deze commissie zitten mensen
die niet in de inrichting werken. De commissie heeft als algemene taak toezicht te
houden op de manier waarop er in de inrichting met de jeugdigen wordt omgegaan.
Maandcommissaris
Bij toerbeurt treedt een van de leden van de commissie van toezicht op als maandcommissaris.
De maandcommissaris heeft de taak regelmatig met jullie te praten. Je kunt hem of
haar dan bijvoorbeeld vertellen wat je vindt van je verblijf in de inrichting en of
je bepaalde dingen graag anders zou willen. Als je dat wilt zijn de gesprekken vertrouwelijk.
De maandcommissaris houdt regelmatig spreekuur in de inrichting. Daarnaast kan de
maandcommissaris bemiddelen in zaken die door jou of je ouders of je voogd, stiefouder
of pleegouders worden voorgesteld.
Die procedure is omschreven in paragraaf 11.1.
Beklagcommissie
De beklagcommissie bestaat uit drie leden van de commissie van toezicht, die worden
bijgestaan door een secretaris. Bij de beklagcommissie kun je schriftelijk een klacht
indienen. Bij eenvoudige klachten kan de voorzitter van de beklagcommissie de klacht
alleen afdoen. Ook een ander lid van de beklagcommissie kan namens de voorzitter eenvoudige
klachten afhandelen. Wanneer de beklagcommissie een uitspraak doet op jouw klacht
moeten zowel jij als de directeur zich daaraan houden. Hoe die procedure gaat kan
je lezen in paragraaf 11.2.
[hier aangeven hoe de jeugdige in contact kan komen met de maandcommissaris en een
klacht kan indienen bij de beklagcommissie]
Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming
De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming is een landelijke instantie
die speciaal is ingesteld om de Minister van Veiligheid en Justitie te adviseren over
zaken die spelen bij onder meer justitiële jeugdinrichtingen. Die Raad bezoekt af
en toe ook de inrichtingen om te kijken hoe het er daar aan toe gaat.
Beroepscommissie
De Raad heeft een beroepscommissie die bestaat uit drie leden van de raad die worden
bijgestaan door een secretaris. De beroepscommissie heeft de taak beroepszaken te
behandelen. Hoe die procedure gaat kan je lezen in de paragrafen 11.3 tot en met 11.5.
11.1. Bemiddeling
Bemiddeling betekent dat de maandcommissaris van de commissie van toezicht met jou
en de inrichting gaat praten om een oplossing te zoeken voor een probleem waar je
mee zit.
Bemiddeling gebeurt in de volgende situaties:
Je kunt om bemiddeling vragen:
-
– als je het niet eens bent met de manier waarop de directeur of een medewerker van
de inrichting zich tegenover jou heeft gedragen of voor jou heeft gezorgd of
-
– als je het niet eens bent met een beslissing die over jou is genomen.
Een verzoek om bemiddeling door de maandcommissaris kan ook namens jou worden ingediend
door je ouders of je voogd, stiefouder of pleegouders. Dit recht vervalt als de maandcommissaris
van oordeel is dat voor jou zwaarwegende belangen zich hiertegen verzetten.
Als je de maandcommissaris vraagt om voor jou te bemiddelen dan gaat hij of zij op
zoek naar een oplossing voor je probleem waar zowel jij als de directeur zich in kan
vinden. De bemiddeling kan maximaal zes weken duren. Als je klacht niet zo ingewikkeld
is zal dit in het algemeen sneller kunnen. Zowel jij als de directeur krijgt van de
maandcommissaris een schriftelijke beslissing van het resultaat van de bemiddeling.
Bij een klacht over een beslissing van de directeur die je persoonlijk aangaat, zegt
de beklagcommissie of jij of de directeur gelijk heeft en moeten beide partijen zich
daaraan houden. Als je het met het resultaat van de bemiddeling niet eens bent en
als het gaat over een beslissing die je persoonlijk aangaat, kun je alsnog binnen
zeven dagen een klacht indienen bij de beklagcommissie, mits je de aanvraag voor bemiddeling
tijdig hebt ingediend. De behandeling loopt dan verder zoals in paragraaf 11.2 wordt
omschreven.
Ging je klacht niet over een beslissing, maar over de manier waarop de directeur of
een medewerker zich tegenover jou heeft gedragen of voor jou heeft gezorgd, dan loopt
de procedure als volgt verder. De directeur laat je binnen vier weken na de mededeling
van de maandcommissaris weten of hij of zij het eens is met het oordeel van de maandcommissaris
en welke maatregelen hij of zij zal nemen. Hij geeft dat bericht ook aan de maandcommissaris.
Als je het niet eens bent met wat de directeur zegt, kan je dat weer binnen zeven
dagen melden bij de beklagcommissie. De beklagcommissie zal dan nogmaals een poging
doen om te bemiddelen tussen jou en de directeur.
Je ouders of je voogd, stiefouder of pleegouders kunnen ook bemiddeling door de maandcommissaris
vragen als zij het niet eens zijn met de manier waarop zij zelf zijn behandeld.
[hier aangeven hoe de jeugdige en de ouders etc. in contact kunnen komen met de maandcommissaris]
Nadere regelgeving:
11.2. Beklag
Je kunt een klacht indienen bij de beklagcommissie als je het niet eens bent met een
door of namens de directeur genomen beslissing die jou persoonlijk aangaat, betreffende:
-
a. de weigering op het verzoek tot deelname aan een STP en de beëindiging van de deelname
aan een STP;
-
b. de weigering of de intrekking van de toestemming om een kind in de inrichting onder
te brengen;
-
c. de voortzetting van het verblijf op een afdeling voor intensieve zorg als bedoeld
in artikel 22a, derde lid of een afdeling voor intensieve behandeling als bedoeld in artikel 22b, derde lid of een individuele trajectafdeling als bedoeld in artikel 22c, vijfde lid;
-
d. de uitsluiting van het verblijf in de groep of van deelname aan activiteiten en de
verlenging daarvan, alsmede verlenging van de uitsluiting van verblijf in de groep;
-
e. de plaatsing in afzondering en de verlenging daarvan;
-
f. de tijdelijke overplaatsing en de verlenging daarvan;
-
g. de beperking en de intrekking van verlof;
-
h. het onderzoek in het lichaam;
-
i. het gedogen van een geneeskundige handeling;
-
j. de bevestiging van mechanische middelen;
-
k. de oplegging van een disciplinaire straf;
-
l. de observatie door middel van een camera;
-
m. enige andere beslissing die een beperking inhoudt van een recht dat je op grond van
de wet of een eenieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag toekomt.
Het kan ook gaan om een beslissing van een medewerker. Als de beklagcommissie een
uitspraak doet dan moeten jij en de directeur zich daaraan houden. Anders dan bij
bemiddeling kan de beklagcommissie dus eigenlijk de directeur voorschrijven wat hij
in dit geval moet doen of laten.
Een klacht bij de beklagcommissie moet je schriftelijk indienen. Vanaf het moment
waarop de beslissing aan jou is meegedeeld, moet je binnen zeven dagen de klacht indienen.
In je brief beschrijf je zo precies mogelijk over welke beslissing het gaat en wat
je klacht is. Tevens vermeld je duidelijk:
Als je de Nederlandse taal niet goed genoeg beheerst, mag je je klacht ook in een
andere taal indienen.
[hier aangeven waar en hoe de klacht ingediend moet worden]
De beklagcommissie gaat eerst bemiddelen voordat de klachtprocedure wordt gestart.
In dat geval geldt de procedure van bemiddeling als beschreven in paragraaf 11.1.
Zowel jij als de directeur kan – eventueel gelijktijdig – mondeling worden gehoord
door de beklagcommissie. Het is ook mogelijk dat je niet gehoord wordt en dat de klacht
alleen schriftelijk wordt afgehandeld. Dat kan gebeuren als je klacht voor de beklagcommissie
al een duidelijke zaak is.
Verzoek om schorsing van een beslissing
Je kunt de voorzitter van de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing
en Jeugdbescherming vragen om de uitvoering van de beslissing waarover je de klacht
hebt ingediend geheel of gedeeltelijk te schorsen tijdens de behandeling in de beklagcommissie.
Je kunt dan een brief schrijven aan de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming.
De groepsleiding (bijvoorbeeld de pedagogisch medewerker) kan je aan het adres van
de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming helpen. In de brief leg je
uit welke beslissing je wilt laten schorsen en waarom. Zet in de brief in elk geval
dezelfde gegevens die je ook bij een klacht moet opnemen en maak duidelijk of je de
beslissing geheel of gedeeltelijk wilt laten schorsen. Als je verzoek wordt toegestaan,
wordt de beslissing voorlopig en in ieder geval tot de uitspraak van de beklagcommissie
niet uitgevoerd.
Uitspraak van de beklagcommissie
De uitspraak van de beklagcommissie over je klacht wordt mondeling of schriftelijk
aan je bekendgemaakt.
De uitspraak kan zijn:
-
– De klacht is niet ontvankelijk. Dit betekent dat je over de beslissing niet kon klagen
of dat je beklag te laat is ingediend.
-
– De klacht is ongegrond. Dit betekent dat je wel kon klagen, maar dat je geen gelijk
hebt gekregen.
-
– De klacht is gegrond. Dit betekent dat je gelijk hebt gekregen.
Als je van de beklagcommissie gelijk hebt gekregen en de gevolgen van de beslissing
waarom het ging niet meer teruggedraaid kunnen worden, kan de beklagcommissie een
compensatie vaststellen. De compensatie kan bijvoorbeeld zijn dat je extra tijd krijgt
om te telefoneren of om bezoek te ontvangen. In sommige gevallen kun je een compensatie
in geld krijgen.
Nadere regelgeving:
11.3. Beroep tegen de uitspraak van de beklagcommissie
Zowel jij als de directeur kan schriftelijk in beroep gaan tegen de uitspraak van
de beklagcommissie bij de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing
en Jeugdbescherming. Je moet je beroepschrift uiterlijk binnen zeven dagen na de dag
dat je de uitspraak van de beklagcommissie hebt gehoord of gelezen indienen. Voor
het opstellen van een beroepschrift gelden dezelfde regels als voor het schrijven
van een klacht (zie paragraaf 11.2 hierboven). Je moet daarbij duidelijk aangeven
over welke uitspraak van de beklagcommissie het gaat. Zolang er nog geen uitspraak
is gedaan door de beroepscommissie geldt wat de beklagcommissie heeft uitgesproken.
Als je dat wilt kun je aan de voorzitter van de beroepscommissie vragen om de tenuitvoerlegging
van de uitspraak van de beklagcommissie geheel of gedeeltelijk te schorsen, zolang
zij nog geen definitieve uitspraak hebben gedaan. Het is handig om dit gelijk te vragen
in de brief waarin je uitlegt waartegen je in beroep gaat en waarom. Je kunt ook een
aparte brief schrijven waarin je dezelfde gegevens vermeldt die je ook bij een klacht
moet opnemen (zie paragraaf 11.2) en zo duidelijk mogelijk aangeeft welke uitspraak
je geheel of gedeeltelijk wilt laten schorsen. Als de directeur in beroep is gegaan
tegen de uitspraak van de beklagcommissie kan hij ook om schorsing vragen.
Nadere regelgeving:
11.4. Bezwaar en beroep tegen een beslissing van de selectiefunctionaris
Sommige beslissingen worden niet door de directeur, maar door de selectiefunctionaris
genomen. Het gaat om de volgende beslissingen:
-
– beslissingen over plaatsing;
-
– beslissingen over overplaatsing;
-
– de beslissing om, als je een PIJ-maatregel hebt gekregen, je plaatsing in een inrichting
waar behandeling kan plaatsvinden uit te stellen.
Als je het niet eens bent met een beslissing van de selectiefunctionaris kun je in
een aantal gevallen bezwaar maken bij de selectiefunctionaris zelf. Je moet dan een
bezwaarschrift indienen waarin je duidelijk opschrijft tegen welke beslissing je bezwaar
maakt en waarom je het niet eens bent met de beslissing.
Je kunt bezwaar maken tegen de volgende beslissingen van de selectiefunctionaris:
-
– een beslissing over plaatsing in een bepaalde inrichting;
-
– een beslissing over overplaatsing naar een andere inrichting;
-
– als je een PIJ-maatregel opgelegd hebt gekregen, de beslissing tot verlenging van
de termijn van drie maanden waarbinnen je in een inrichting geplaatst behoort te worden
waar behandeling plaats kan vinden;
-
– wanneer er tijdens een overplaatsing geweld tegen je is gebruikt of er vrijheidsbeperkende
middelen zijn toegepast, de beslissing tot het gebruik van geweld of toepassing van
vrijheidsbeperkende middelen bij overplaatsing.
Naast het maken van bezwaar tegen bepaalde beslissingen, kun je bij de selectiefunctionaris
in een aantal gevallen ook een schriftelijk verzoek indienen. In je verzoekschrift
moet je uiteraard duidelijk aangeven wat je precies wilt en waarom je dat wilt.
Je kunt de volgende verzoeken indienen:
[hier aangeven hoe de jeugdige een bezwaarschrift en een verzoekschrift kan indienen]
De selectiefunctionaris zal zijn beslissing over jouw bezwaar of verzoek schriftelijk
aan je bekend maken. Hij moet dat binnen zes weken na het indienen van het bezwaar
doen.
Nadere regelgeving:
Beroep
Als je het niet eens bent met de beslissing van de selectiefunctionaris over je bezwaar
of je verzoek, kun je hiertegen in beroep gaan bij de beroepscommissie van de Raad
voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. Je kunt alleen in beroep gaan als
je helemaal of gedeeltelijk geen gelijk hebt gekregen. Je moet je beroepschrift binnen
zeven dagen nadat je de schriftelijke uitspraak van de selectiefunctionaris hebt kunnen
lezen indienen bij de beroepscommissie.
Ook kun je rechtstreeks beroep bij de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing
en Jeugdbescherming instellen tegen:
-
– een beslissing over verlof, wanneer hiertegen geen beklag openstaat of
-
– de beslissing van de Minister van Veiligheid en Justitie tot weigering van het verlenen
van een machtiging tot deelname aan het scholings- en trainingsprogramma, nadat je
een verzoek tot deelname aan de directeur had gedaan.
Je ouders of je voogd, stiefouder of pleegouders hebben ook het recht om namens jou
een bezwaar- of verzoekschrift in te dienen bij de selectiefunctionaris en het recht
om in beroep te gaan tegen een beslissing van de selectiefunctionaris. Dit recht vervalt
als de selectiefunctionaris of de beroepscommissie vinden dat voor jou zwaarwegende
belangen zich hiertegen verzetten.
Nadere regelgeving:
11.5. Beroep tegen een beslissing van de Minister van Veiligheid en Justitie over
strafonderbreking
Je kunt ook een beroep instellen bij de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming
tegen een beslissing van de Minister van Veiligheid en Justitie over een onderbreking
van je straf. Voor het opstellen van een beroepschrift gelden dezelfde regels als
voor het schrijven van een klacht (zie paragraaf 11.2 hierboven). Je moet daarbij
duidelijk aangeven over welke beslissing van de Minister het gaat.
Nadere regelgeving: