De Staatssecretaris van Financiën,
Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw
en Innovatie;
Gelet op de Douane- en Accijnswet BES en de artikelen 2.2, onderdeel c, 2.6, vierde lid, 2.7, tweede lid, 2.8, vierde lid, en 2.39, vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit Douane- en Accijnswet BES;
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Afdeling 1.1. Definities en overige algemene bepalingen
-
1 Deze regeling geeft uitvoering aan de artikelen 1.1, onderdeel h, 2.2, tweede lid, 2.4, eerste en derde lid, 2.6, tweede lid, 2.9, eerste lid, 2.10, tweede en vierde lid, 2.11, eerste lid, 2.18, derde lid, 2.24, 2.25, tweede lid, 2.40, tweede en zesde lid, 2.46, eerste lid, 2.48, vijfde lid, 2.55, vijfde lid, 2.61, vierde lid, 2.66, zesde lid, 2.67, vijfde en zevende lid, 2.78, vierde lid, 2.89, derde lid, 2.115, 2.151, eerste lid, 2.155, eerste lid, 3.9, derde lid, 3.49, eerste en tweede lid, 3.50, aanhef en onderdeel b, 3.51, tweede lid, onderdeel b, 3.53, tweede lid, 3.57, eerste lid, onderdeel a, 3.72, eerste lid, onderdelen f, j en q, 3.115, tweede lid, onderdeel b, 3.117, tweede lid, onderdeel b, 3.118, eerste lid, onderdeel c, 3.119, eerste lid, onderdeel b, 3.133, 3.135, tweede lid, onderdeel a, 3.137, eerste lid, onderdeel c, 4.10, tweede lid, 4.23, eerste lid, onderdeel b, en derde lid, 4.24, tweede lid, 4.25, tweede lid, 4.36, derde lid, 4.39, derde lid, 4.49, derde lid, 4.50, 4.50a, derde lid, 4.51, derde lid, 4.53, derde lid, 4.56, derde lid, 4.57, tweede en derde lid, 4.58, tweede lid, 4.60, tweede lid, 4.61, derde lid, 4.62, tweede lid, 4.65, tweede lid, 4.66, zevende lid, en 5.7 van de Douane- en Accijnswet BES, artikel 4.3 van de Douane- en Accijnswet BES in samenhang met artikel 8.11, tweede lid, van de Belastingwet BES en de artikelen 2.2, onderdeel c, 2.6, vierde lid, 2.7, tweede lid, 2.8, vierde lid, en 2.39, vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit Douane- en Accijnswet BES.
Afdeling 1.2. Aanwijzing inspecteur en ontvanger
De verplichtingen, die ingevolge de artikelen 2.51 tot en met 2.54 van de wet gelden jegens de inspecteur, gelden ook jegens de directeur van de FIOD alsmede jegens
de door deze directeur aangewezen ambtenaren van de Belastingdienst.
Afdeling 1.3. Lijfsvisitatie
De instellingen van apparatuur waarmee door kleding van personen wordt gekeken, zijn
zodanig dat de persoon, die aan lijfsvisitatie wordt onderworpen, niet herkenbaar
is op de beelden die door de apparatuur worden gegenereerd.
Hoofdstuk 2. Formele bepalingen douane
Afdeling 2.1. Kosten ambtelijke werkzaamheden
-
1 Ter zake van de opslag van goederen in een ruimte voor de tijdelijke opslag of een
douane-entrepot in beheer bij de overheid, is aan opslagkosten verschuldigd USD 20
per kubieke meter per dag. Een gedeelte van een kubieke meter wordt gerekend voor
een volle kubieke meter. Een periode, korter dan een dag, wordt gerekend voor een
volle dag.
Afdeling 2.2. Formulieren en modellen
Het model en de inhoud van het formulier voor de verklaring tot inklaring, bedoeld
in artikel 2.4, eerste lid, van de wet, wordt door de inspecteur vastgesteld en bevat in ieder geval de volgende gegevens:
-
a. de naam van de gezagvoerder;
-
b. de naam, het domicilie, de tonnenmaat, de plaatsen van inlading en de plaats van bestemming
van het schip of luchtvaartuig;
-
c. de lijst van alle ingeladen goederen met vermelding van de soort volgens de algemene
handelsbenaming of goederenmanifesten;
-
d. het aantal, de soort en de merken van de colli of losse voorwerpen of de opmerking
dat de goederen los gestort zijn; en
-
e. de hoeveelheid van de gestorte goederen.
Afdeling 2.3. Douane-expediteur
Bij een aanvraag tot toelating als douane-expediteur worden in ieder geval gegevens
verstrekt over:
-
a. onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling van de aanvrager in de afgelopen vijf
jaren, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de schriftelijke aanvraag aan de inspecteur
wordt ingezonden, wegens een strafbaar feit dat naar Nederlands recht wordt aangemerkt
als een misdrijf;
-
b. de vakbekwaamheid van de aanvrager, die rechtstreeks samenhangt met de te verrichten
activiteiten als douane-expediteur; en
-
c. de wijze waarop de aanvrager zekerheid zal stellen voor de gevallen waarin dit wordt
verlangd.
Afdeling 2.4. Bindende inlichtingen
-
6 Indien de inspecteur de termijn, bedoeld in het vijfde lid, niet kan naleven, wordt
de verzoeker daarvan in kennis gesteld voordat die termijn is verstreken, met opgave
van de redenen en van de nieuwe termijn die de inspecteur nodig acht om een beschikking
te treffen.
-
2 Van binnenkomende schepen en binnenkomende luchtvaartuigen wordt ten minste vier uren
voor de verwachte aankomsttijd in de haven onderscheidenlijk ten minste twee uren
voor aankomst op de luchthaven, de inspecteur in kennis gesteld van de verwachte aankomsttijd.
Indien de vaartijd of de vliegtijd naar een van de BES eilanden korter is dan genoemde
perioden, wordt de inspecteur uiterlijk op het tijdstip van vertrek naar een haven
of luchthaven van een BES eiland in kennis gesteld van de verwachte aankomsttijd.
-
3 De gezagvoerder die een schip of een luchtvaartuig en de daarmee vervoerde goederen
binnenbrengt, stelt de inspecteur onverwijld in kennis van de aankomst van het vervoermiddel
en de goederen in de haven of op de luchthaven. De inspecteur kan eveneens verlangen
dat de havenmeester of de luchthavenmeester de bedoelde kennisgeving onverwijld doet.
-
6 Indien de aankomst van het schip of luchtvaartuig heeft plaatsgevonden binnen zes
uren vóór de sluitingstijd van het bevoegde douanekantoor kan de inklaring geschieden
op de eerstvolgende werkdag vóór 10.00 uur. Bij aankomst na de sluitingstijd van het
douanekantoor wordt de verklaring op de eerstvolgende werkdag vóór 10.00 uur ingediend.
Indien de inklaring wordt verlangd buiten kantoortijd of op de feestdagen, bedoeld
in artikel 23 van de Arbeidswet 2000 BES, wordt aan dat verlangen voldaan.
-
7 Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan de inspecteur vorderen dat
de inklaring onmiddellijk na aankomst van een schip of van een luchtvaartuig in de
haven of op de luchthaven geschiedt. Indien daaraan niet wordt voldaan, wordt het
schip of het luchtvaartuig door de ambtenaren bewaakt.
-
8 Op de verklaring tot inklaring wordt, indien deze in artikel 2.3 opgenomen gegevens bevat, door de inspecteur een akte tot inklaring afgegeven. De
akte van inklaring wordt ondertekend door de gezagvoerder en door de ambtenaar die
belast is met de inklaring.
-
1 In plaats van de inklaring op de wijze, bedoeld in artikel 2.8, kan de inklaring voor over zee aangebrachte goederen eveneens geschieden door inlevering
van een verklaring tot inklaring, met inbegrip van de daarbij behorende vrachtlijsten
of goederenmanifesten met de bijbehorende cognossementen, in welk geval in de akte
tot inklaring, met een beknopte omschrijving van de aan een exemplaar daarvan te hechten
stukken en vermelding van het aantal, daarnaar wordt verwezen.
-
2 Voor door de lucht aangebrachte goederen wordt de inklaring gedaan door inlevering
van een generale verklaring luchtvaart, zoals is voorzien in bijlage IX van het op
7 december 1944 te Chicago tot stand gekomen verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart
(Stb. 1947, 165), met daarin vervat het manifest van de lading of door inlevering
van alleen het manifest van de lading, zoals voorzien bij dat verdrag.
-
3 Voor provisie, scheepsbehoeften, smeermiddelen en brandstoffen, die aan boord van
schepen of luchtvaartuigen blijven gedurende het verblijf van deze vervoermiddelen
op één van de BES eilanden, kan bij de inklaring worden volstaan met de inlevering
van een provisielijst. Hierop worden de hoeveelheden provisie, scheepsbehoeften, brandstoffen
en smeermiddelen vermeld die bij normaal gebruik gedurende de periode van verblijf
op de BES eilanden benodigd zijn.
-
4 Het meerdere aan provisie, scheepsbehoeften, smeermiddelen en brandstoffen dat aan
boord blijft, wordt opgenomen en verzegeld door de ambtenaren.
-
6 Indien door onvoorziene omstandigheden het schip of luchtvaartuig langer op één van
de BES eilanden blijft, kunnen, na toestemming van de inspecteur, grotere hoeveelheden
provisie, scheepsbehoeften, smeermiddelen en brandstoffen worden gebruikt.
-
2 Goederen worden in de vrachtlijsten niet als onbekend of onder een algemene benaming
van koopmansgoederen aangegeven, tenzij de gezagvoerder de soort daarvan niet kent
en de ladingspapieren geen aanwijzing daarover bevatten. In deze gevallen worden de
goederen verzegeld of door de ambtenaren bewaakt. De ladingspapieren worden ten bewijze
daarvan desgevraagd aan de inspecteur vertoond.
-
3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de andere in artikel 2.9 genoemde bescheiden, met dien verstande dat de onvolledige of onjuiste invulling
van die bescheiden niet leidt tot een aanvulling of wijziging daarvan, maar dat deze
omstandigheid de inspecteur aanleiding kan geven aanvullende informatie te vragen.
-
6 Voor colli die verschillende soorten van goederen inhouden, behoeft slechts de soort
te worden vermeld die het grootste gedeelte van de inhoud uitmaakt, mits daarbij wordt
vermeld: ‘en andere goederen’. Accijnsgoederen worden steeds met name vermeld.
-
7 Indien in een vrachtlijst goederen onjuist zijn omschreven, kan de inspecteur toestaan,
dat tot aanzuivering van de betreffende akte van inklaring of vrachtlijst, documenten
worden afgegeven of aanvaard, waarin de juiste omschrijving van de goederen voorkomt.
-
8 De inspecteur kan toestaan, dat bij de bevinding van een verschil in meer of in minder
tussen de aanwezige goederen en de in de akte tot inklaring of in de vrachtlijsten
vermelde goederen, dit verschil door middel van een aantekening wordt hersteld, mits
het verschil het gevolg is van een schrijffout. Bij een verschil in minder kan de
inspecteur verlangen dat wordt aangetoond dat de goederen niet zijn aangebracht.
-
9 De toestemming, bedoeld in het achtste lid, wordt niet verleend indien de lossing
van de goederen al is aangevangen, tenzij tijdens of direct na de lossing mededeling
is gedaan van het verschil in meer of in minder aan de ambtenaren belast met het toezicht
op de lossing.
-
1 Indien de goederen, waarvan de soort in de vrachtlijsten is vermeld, in de handel
gewoonlijk per stuk of bij de maat verkocht worden, kan in het eerste geval het aantal
stuks en in het tweede geval de hoeveelheid volgens de gebruikelijke maat worden opgegeven.
-
4 Indien de gezagvoerder niet in staat is om de hoeveelheid van de goederen op te geven,
vermeldt hij dit in de vrachtlijsten. Artikel 2.10, tweede lid, is van toepassing.
-
1 Voor goederen die zich bevinden in binnengebrachte schepen of luchtvaartuigen, waarin
uitsluitend goederen worden bijgeladen of passagiers van of aan boord gaan, kan in
de vrachtlijsten en de daarmee overeenkomende bescheiden worden volstaan met de vermelding
van de soort en het getal van de colli of van de losse voorwerpen en de soort en de
hoeveelheid van de gestorte goederen.
-
3 Indien de lading wegens averij, verandering van bestemming of een andere soortgelijke
reden geheel of gedeeltelijk dient te worden gelost, kan de inspecteur daartoe toestemming
verlenen, op voorwaarde dat voor de goederen, die niet met hetzelfde schip of luchtvaartuig
wordt uitgevoerd, alsnog een nadere akte van inklaring wordt ingeleverd met bijvoeging
van vrachtlijsten.
-
1 In spoedeisende gevallen kan de inspecteur voor de aanzuivering van de akte van inklaring
een bewijs afgeven dat de vertrekpas vervangt, nadat zekerheid is gesteld voor de
douaneschuld, die wegens niet-zuiveren van de akte van inklaring verschuldigd kan
worden.
-
3 Van de aankomst in een haven of op een luchthaven van pleziervaartuigen of sportvliegtuigen
die niet op het BES eiland van binnenkomst geregistreerd zijn, wordt onverwijld kennis
gegeven aan de inspecteur. Artikel 2.8, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
-
4 In de gevallen waarin de inspecteur ontheffing heeft verleend van het eerste, tweede of derde lid, van artikel 2.10 van de wet treft de gezagvoerder, die de goederen heeft binnengebracht, de maatregelen die nodig
zijn om te voorkomen dat die goederen op onregelmatige wijze worden ingevoerd.
-
1 Degene die aan de kust goederen heeft opgevist of gered, of daar aangespoelde of gestrande
goederen heeft geborgen, geeft daarvan onverwijld kennis aan de inspecteur. Onder
kust wordt ook verstaan de wateren, stranden en oevers die op grond van artikel 21 van de Wet Strandvonderij BES worden beschouwd als te behoren tot de zee en het zeestrand.
-
3 Na de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, zijn de goederen onderworpen aan douanetoezicht
als bedoeld in de artikelen 2.13 van de wet. Aan de goederen kan, binnen een door de inspecteur vastgestelde termijn, een douanebestemming
worden gegeven of de goederen kunnen op verzoek van de belanghebbende aan het Rijk
worden afgestaan of onder toezicht van de inspecteur worden vernietigd.
-
4 Indien niet of niet tijdig een toegelaten douanebestemming aan de goederen wordt gegeven,
worden de goederen ten invoer geacht te zijn aangegeven. Indien zich onder de goederen
zodanige bevinden, waarvan de invoer is verboden of ten aanzien waarvan beperkingen
zijn vastgesteld, wordt daarmee gehandeld overeenkomstig artikel 2.26 van de wet of worden de goederen overgebracht naar een ruimte in beheer bij de overheid, verzegeld
of bewaakt, een en ander op kosten van de belanghebbende.
-
5 Indien aannemelijk wordt gemaakt dat de goederen, bedoeld in het eerste lid, tevoren
zijn uitgevoerd uit één van de BES eilanden en zich daar op rechtmatige wijze in het
vrije verkeer bevonden, zijn daarvoor bij toepassing van het derde of vierde lid,
geen belastingen ter zake van de invoer verschuldigd.
-
6 Indien de douanebestemming invoer wordt gegeven aan goederen, die aan de heffing van
belastingen ter zake van de invoer zijn onderworpen, kan van die heffing slechts worden
afgezien na voorafgaande uitvoer en ter zake van die uitvoer geen teruggaaf van belasting
is verleend.
-
5 Indien de ten invoer aangegeven goederen aan de heffing van belastingen ter zake van
de invoer zijn onderworpen, kan van die heffing worden afgezien, voor zover sprake
is van invoer na voorafgaande uitvoer en ter zake van die uitvoer geen teruggaaf van
belasting is verleend.
-
2 Bagage van reizigers, welke bagage niet door hen worden begeleid, wordt ingeklaard
door inlevering van een verklaring tot inklaring onder vermelding van reizigersbagage
en van het aantal colli op de daarin vervatte vrachtlijst of goederenmanifest.
-
3 Mondelinge aangiften, die worden gedaan door reizigers, worden door de ambtenaren
in een register geschreven waarvan elke bladzijde bestaat uit een vaste en een losse
strook. De losse strook, die na betaling van de verschuldigde belastingen uitgescheurd
wordt, dient als kwitantie waarop de visitatie plaatsvindt.
-
4 Indien dat is overeengekomen tussen de inspecteur en de ontvanger, geschiedt de inning
van de verschuldigde belastingen hetzij door de ontvanger hetzij door de visterende
ambtenaren zelf. De ambtenaar, die de verschuldigde belastingen int, is verantwoordelijk
voor de berekening, ontvangst en afdracht daarvan.
-
1 De zendingen, bedoeld in artikel 3.41, eerste lid, van de wet, worden, zodra de verklaring tot inklaring is ingediend, geacht bij de inspecteur
ten invoer te zijn aangegeven en zo spoedig mogelijk vrijgegeven.
-
3 In afwijking van het eerste lid wordt in de gevallen dat de goederen een hogere waarde
hebben dan die, bedoeld in artikel 3.41, eerste lid, van de wet, voor deze goederen een aangifte ten invoer gedaan.
-
4 Bij gebruik van de douaneverklaring ten behoeve van de inklaring is het betreffende
formulier door de buitenlandse postinstanties ingevuld. De douaneverklaring wordt,
na een eventuele controle van de goederen, door de Post ingeleverd bij de ambtenaren
die de nacontrole uitvoeren.
-
5 Indien de omschrijving van de ten invoer aangegeven goederen geen of onvoldoende gegevens
bevat om de aard van de goederen te kunnen vaststellen, zijn de functionarissen van
de Post bevoegd het betreffende postpakket zonder bijzondere machtiging, maar in tegenwoordigheid
van een ambtenaar, te openen.
-
6 Een brief waarin zich goederen bevinden, mag door de functionarissen van de Post worden
geopend, indien door of vanwege de afzender op de brief een etiket is aangebracht
waaruit blijkt dat ambtelijke controle is toegelaten of met goedvinden van de geadresseerde.
Zonder goedvinden van de afzender of de geadresseerde wordt gehandeld overeenkomstig
artikel 2.65, tweede lid, van de wet.
Afdeling 2.6. Lossing en tijdelijke opslag
-
2 Goederen, ingeklaard met vrachtlijsten, kunnen zonder voorafgaande nadere aangifte
worden gelost en tijdelijk opgeslagen, mits alle daarop vermelde goederen worden opgeslagen.
De vrachtlijsten kunnen worden gebruikt voor de tijdelijke opslag.
-
6 De toestemming van de inspecteur tot lossing is niet vereist in het geval van een
dreigend gevaar, dat ertoe noopt de goederen onmiddellijk geheel of gedeeltelijk te
lossen. In dat geval wordt de inspecteur door de gezagvoerder, die de goederen heeft
binnengebracht, daarvan onverwijld in kennis gesteld.
-
1 De goedkeuring van een ruimte voor de tijdelijke opslag van goederen, bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, van de wet, is gebonden aan een vergunning tot beheer van de desbetreffende ruimte.
-
2 Degene die een ruimte als bedoeld in het eerste lid wenst te beheren, dient daartoe
een schriftelijk verzoek in bij de inspecteur. Het verzoek bevat een beschrijving
van de ligging, van de afscheiding van andere percelen en, waar nodig, van de bouw
en de inrichting van de ruimte.
-
3 Het verzoek, bedoeld in het tweede lid, bevat gegevens waaruit blijkt dat er een economische
behoefte bestaat aan het gebruik van de ruimte voor de tijdelijke opslag van goederen
onder douaneverband.
-
4 In de vergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt onder meer bepaald voor welke soort
goederen de vergunning wordt verleend en de wijze en hoogte van de zekerheidstelling.
De inspecteur kan de opslag van goederen aan beperkingen onderwerpen of de opslag
daarvan verbieden.
-
2 Indien de omstandigheden niet toelaten dat gebruik wordt gemaakt van een van de ruimten,
bedoeld in het eerste lid, kan de inspecteur op verzoek toestaan dat de goederen onder
bewaking van de ambtenaren op de wal worden opgeslagen. Toestemming tot walopslag
wordt slechts verleend voor een door de inspecteur vastgestelde termijn.
-
1 Goederen in tijdelijke opslag mogen, na daartoe verkregen toestemming en onder toezicht
van de inspecteur, slechts behandelingen ondergaan die noodzakelijk zijn om deze goederen
in ongewijzigde staat te behouden, zonder dat de presentatie of de technische kenmerken
ervan worden gewijzigd. De inspecteur stelt de behandelingen vast die zijn toegestaan.
-
2 Goederen in tijdelijke opslag kunnen worden overgebracht naar een andere ruimte voor
tijdelijke opslag, nadat daartoe aangifte is gedaan door middel van een lichtermanifest.
Het lichtermanifest bestaat uit een formulier enig document met daarop bij de goederenomschrijving
de vermelding ‘zie aangehecht en gewaarmerkt lichtermanifest’.
-
4 De overbrenging naar en opslag in een andere ruimte voor tijdelijke opslag laat onverlet
dat aan de goederen een douanebestemming wordt gegeven en heeft geen opschortende
werking ten aanzien van de termijn, bedoeld in artikel 2.12, derde lid, van de wet.
-
5 Indien binnen de termijn, bedoeld in artikel 2.12, derde lid, van de wet, aan de goederen geen toegelaten douanebestemming is gegeven, worden de goederen
geacht te zijn ingevoerd waardoor een douaneschuld is ontstaan. De douaneschuld wordt
verhaald op de door de beheerder gestelde zekerheid.
De tijdelijke opslag van postpakketten vindt plaats op een sorteerplaats of in een
bergplaats van de Post.
Afdeling 2.7. Aangiften en documenten
-
1 Op een overeenkomstig artikel 2.28, eerste lid, ingevuld formulier enig document plaatst de inspecteur zijn handtekening, een dienststempel,
de datum en het registratienummer, en geeft hij toestemming voor het volgen van de
aangegeven douanebestemming binnen een bepaalde geldigheidsduur.
-
2 In afwijking van het eerste lid kan de aangever, na verkregen toestemming van de inspecteur,
gebruik maken van een formulier dat door hem zelf op geautomatiseerde wijze is vervaardigd.
Een dergelijk formulier is gelijk aan het model van het formulier enig document.
Als document, afgegeven op een op elektronische wijze gedane aangifte, geldt de uit
het ASYCUDA-systeem geprinte kopie van de aangifte met eventueel bijbehorende formulier
D.V. 1 voor de aangifte van gegevens inzake de douanewaarde en andere bescheiden.
De aangever ontvangt bij de voldoening van de douaneschuld een kwitantie die in ieder
geval de volgende gegevens bevat:
-
a. de naam van de schuldenaar;
-
b. een omschrijving van de goederen;
-
c. de douanewaarde, de hoeveelheid van de goederen of naar gelang het geval een andere
maatstaf van heffing;
-
d. de belastingsoort en de hoogte van het belastingbedrag; en
-
e. de datum van invoer van de desbetreffende goederen.
Afdeling 2.8. Onderzoek van goederen en monsterneming
-
7 Elk monster, dat niet direct zal worden onderzocht, wordt voorzien van een identificatiemiddel
dat op zodanige wijze wordt aangebracht dat de verpakking niet kan worden geopend
zonder verwijdering of schending daarvan.
-
1 Indien slechts een gedeelte van de goederen waarop een aangifte betrekking heeft,
wordt, onderzocht, gelden de resultaten van het onderzoek voor alle goederen van deze
aangifte.
-
1 De speling, bedoeld in artikel 2.40, zesde lid, van de wet, is, in geval van bulkgoederen en indien het een verschil betreft tussen de aangegeven
waarde of de aangegeven hoeveelheid en de waarde of de hoeveelheid van hetgeen aanwezig
is: een percent van onderscheidenlijk de waarde of de hoeveelheid van hetgeen aanwezig
is.
Afdeling 2.9. Identificatiemaatregelen
-
1 Bergingsmiddelen en laadruimten waarin goederen zullen worden doorgevoerd, waarvoor
naar het oordeel van de inspecteur identificatiemaatregelen als bedoeld in artikel 2.55 van de wet, noodzakelijk zijn, zijn zodanig ingericht of toegerust dat:
-
a. een verzegeling daaraan gemakkelijk kan worden aangebracht;
-
b. goederen daaruit niet kunnen worden verwijderd of daarin niet kunnen worden geplaatst
zonder sporen van braak achter te laten of zonder de verzegeling te beschadigen of
te verwijderen;
-
c. zij geen verborgen ruimten bevatten waarin goederen aan het douanetoezicht kunnen
worden onttrokken; en
-
d. alle ruimten waarin goederen kunnen worden geborgen, toegankelijk zijn voor de inspecteur.
-
3 De inspecteur kan de middelen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen d en e, ook
toepassen indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de identiteit van goederen,
die onder verzegeling worden doorgevoerd.
Een hypotheek kan als zekerheidstelling worden aanvaard, indien:
-
a. het onroerend goed verzekerd is tegen brand en de Staat der Nederlanden in de verzekeringspolis
is aangewezen als begunstigde van de uitkering;
-
b. de hypotheekgever een zogenoemde hypothecair-belangverzekering heeft afgesloten;
-
c. in de hypotheekakte een huurbeding als bedoeld in artikel 264, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES is opgenomen;
-
d. in de hypotheekakte het beding is opgenomen dat geen veranderingen aan het aan hypotheek
onderworpen onroerend goed mag worden aangebracht, tenzij de inspecteur hiervoor vooraf
toestemming heeft gegeven; en
-
e. in de hypotheekakte de bedingen, bedoeld in artikel 267 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES zijn opgenomen.
-
1 Aan reizigers, die in het kader van de tijdelijke invoer van persoonlijke goederen
als bedoeld in artikel 3.130 van de wet zekerheid hebben gesteld, wordt op hun verzoek en voor hun vertrek naar het buitenland
teruggaaf verleend van het bedrag van de gestelde zekerheid, mits aan alle douaneformaliteiten
voor de desbetreffende goederen is voldaan.
Afdeling 2.11. Doorgaand vervoer, doorvoer en overbrenging van goederen
Een aangifte voor doorgaand vervoer van goederen, bedoeld in artikel 2.15, eerste lid, onderdeel c, van de wet, wordt gedaan indien de plaats waar de desbetreffende goederen zullen uitgaan een
andere plaats is dan die waar de goederen zijn aangebracht.
Een aangifte ten doorvoer, bedoeld in artikel 2.15, eerste lid, onderdeel f, van de wet, wordt gedaan voor:
-
a. goederen in tijdelijke opslag;
-
b. goederen in een douane-entrepot; of
-
c. goederen in een handels- en dienstenentrepot;
die bestemd zijn om te worden overgebracht naar het buitenland.
-
2 De inspecteur kan, met toepassing van artikel 2.12 van het besluit, als aangifte ten doorvoer ook een handels- of administratief bescheid aanvaarden.
Op dit bescheid wordt een bewijs van aanvaarding aangetekend.
-
3 Voor goederen, die ten doorvoer worden aangegeven, wordt in de aangifte verwezen naar
een eventueel voorafgaand douanedocument en wordt een afschrift daarvan bijgevoegd
ten behoeve van de afschrijving.
-
4 Nadat de aangifte is aanvaard en gecontroleerd door de inspecteur, wordt in voorkomende
gevallen een document ten geleide van de goederen afgegeven. De goederen waarvoor
een document is afgegeven, worden afgeschreven van een eventueel voorafgaand document.
-
5 In geval de doorvoer vanuit een douane-entrepot of handels- en dienstenentrepot plaatsvindt
waarin een goederenrekening wordt bijgehouden, wordt de desbetreffende rekening gecrediteerd,
van welk feit aantekening wordt gesteld op het document.
-
6 Goederen waarvoor een aangifte ten doorvoer is ingediend, worden bij het bevoegde
douanekantoor of op een andere door de inspecteur aangewezen plaats aangebracht ter
controle en ter vaststelling van hun identiteit. De inspecteur treft de nodige maatregelen
ter waarborging van de identiteit van de goederen. Op het document wordt aantekening
gesteld van de getroffen identificatiemaatregelen en van het resultaat van de controle.
-
8 In gerechtvaardigde gevallen, ter beoordeling van de inspecteur, kan de termijn, bedoeld
in het zesde lid, op verzoek van de aangever worden verlengd.
-
9 Schepen en luchtvaartuigen, die op het punt staan te vertrekken naar het buitenland,
kunnen worden bevoorraad met provisie, scheepsbehoeften, brandstoffen en smeermiddelen
als ware sprake van doorvoer in het geval dat de betreffende goederen worden betrokken
uit een douane-entrepot of uit een handels- en dienstenentrepot.
-
2 Indien de inspecteur vaststelt dat de eventueel aangebrachte verzegeling niet is geschonden
of verwijderd, de overgebrachte goederen niet zijn gebruikt en de identiteit van de
goederen overeenstemt met die van de goederen die bij het douanekantoor werden aangegeven,
tekent hij het betreffende exemplaar van het doorvoerdocument af nadat de goederen
het grondgebied van één van de BES eilanden hebben verlaten. Dit exemplaar wordt ingezonden
aan het douanekantoor ten behoeve van de zuivering.
-
1 Binnengebrachte goederen, die rechtstreeks zonder overlading uit het vervoermiddel
waarmee zij zijn aangevoerd of na overlading in een uitgaand vervoermiddel, bestemd
zijn om naar het buitenland te worden gebracht, kunnen worden doorgevoerd zonder dat
daarvoor een nadere aangifte wordt gedaan, volgend op de akte tot inklaring.
-
2 Indien in het binnengekomen vervoermiddel naast de goederen, die rechtstreeks zullen
worden doorgevoerd zonder overlading, ook andere goederen geladen zijn, worden voor
de onderscheidene goederen afzonderlijke akten tot inklaring ingediend. De ambtenaren
vermelden op de akte tot inklaring van de goederen in rechtstreekse doorvoer zonder
overlading de termijn waarbinnen de goederen uitgaan.
-
3 Indien de inslag plaats vindt in een douane-entrepot of in een handels en dienstenentrepot,
waarin van de goederen een goederenrekening wordt bijgehouden, wordt die goederenrekening
gedebiteerd, waarvan aantekening wordt gesteld op het document.
Afdeling 2.12. Actieve en passieve veredeling
-
1 Goederen, die worden ingevoerd om een veredelingshandeling als bedoeld in artikel 3.96, eerste lid, van de wet te ondergaan, kunnen worden ingevoerd door hetzij de persoon, die de veredelingshandeling
zal verrichten, hetzij de persoon, die op het betrokken BES eiland is gevestigd en
voor wiens rekening de veredelingshandeling zal worden verricht.
-
4 De ambtenaren onderwerpen de aangegeven goederen bij de controle van de aangifte aan
een grondige opneming, teneinde vast te stellen of overeenstemming bestaat tussen
de omschrijving van de goederen in de vergunning en hetgeen over de aard en hoedanigheden
van de goederen bij opneming wordt bevonden.
-
5 Indien de ambtenaren een verschil constateren, kunnen zij, afhankelijk van de aard
van het verschil, de vrijstelling weigeren of de aangifte doen wijzigen. In het laatste
geval geven zij slechts toestemming tot wegvoering van de goederen, nadat zij hebben
vastgesteld dat de eventueel gestelde zekerheid toereikend is voor de voldoening van
de douaneschuld.
-
6 De ambtenaren, belast met de controle van de aangifte, stellen aantekening van hun
bevindingen op de aangifte en zenden deze ten behoeve van de controle op de nakoming
van de voorwaarden van de vergunning naar de ambtenaren belast met de administratieve
controle.
-
7 De ambtenaren, belast met de administratieve controle, stellen periodiek bij de vergunninghouder,
bedoeld in artikel 3.98, eerste lid, van de wet, een onderzoek in naar de wijze waarop de voorwaarden van de vergunning worden nagekomen.
Zij gaan daarbij in het bijzonder na of aan de ingevoerde goederen de voorgeschreven
bestemming is gegeven en of aan de voorwaarde van uitvoer is voldaan.
-
5 Indien de omstandigheden dat rechtvaardigen, kan de inspecteur op verzoek van de vergunninghouder
toestaan dat de goederen worden uitgevoerd zonder de veredelingshandeling te hebben
ondergaan, zonder dat dit feit tot het ontstaan van een douaneschuld leidt.
-
1 Voor de uitvoer van goederen als bedoeld in artikel 3.80, eerste lid, van de wet wordt aangifte tot tijdelijke uitvoer gedaan, onder bijvoeging van een exemplaar
van de vergunning, die op grond van de vrijstellingsregeling is vereist. In de aangifte
wordt melding gemaakt van de datum en het nummer van de vergunning.
-
4 De ambtenaren, belast met het toezicht op het uitgaan van de goederen, zenden het
uitvoerdocument ten behoeve van de controle op de nakoming van de voorwaarden van
de vergunning naar de ambtenaren belast met de administratieve controle.
-
1 Onverminderd hetgeen in de vergunning is bepaald met betrekking tot het volgen van
een andere bestemming, worden de in artikel 3.81, eerste lid, van de wet bedoelde veredelingsproducten binnen de in de vergunning bepaalde termijn wederingevoerd.
In de vergunning kan ook toestemming worden verleend voor invoer in deelzendingen,
indien de waarborgen aanwezig zijn om misbruik te voorkomen.
-
3 De ambtenaren, belast met de controle van de aangifte, gaan aan de hand van de bij
uitvoer getroffen identiteitsmaatregelen, in het bijzonder na of de weder in te voeren
veredelingsproducten, met inachtneming van de daarop toegelaten bewerkingen, identiek
zijn aan de uitgevoerde goederen.
Afdeling 2.13. Tijdelijke invoer met vrijstelling van invoerrecht
Van de uit te voeren goederen, bedoeld in artikel 2.52, wordt aangifte ten uitvoer gedaan, onder bijvoeging van een exemplaar van de vergunning.
-
1 Indien voor de tijdelijke invoer met vrijstelling geen vergunning is vereist, wordt
voor de toepassing van de vrijstelling een aangifte gedaan, onder vermelding van de
regeling waarvan de toepassing wordt verzocht.
-
5 Indien de vrijstellingsregeling er in voorziet dat mondeling aangifte kan worden gedaan,
vindt het vorenstaande overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de aangever
geen melding behoeft te maken van de vindplaats van de regeling waarvan hij de toepassing
verzoekt. De inspecteur wijst de aangever er op onder welke voorwaarden de vrijstelling
wordt verleend, in het bijzonder met betrekking tot de voorgeschreven bestemming en
de termijn van uitvoer.
-
2 De ambtenaren voorzien het invoerblad en de invoerstrook van een registratienummer.
Nadat zij het invoerblad ondertekend, gedagtekend en gestempeld hebben, wordt het
invoerblad langs de perforatierand afgescheurd en achtergehouden door de ambtenaren.
De invoerstrook blijft achter in het carnet ATA. Ook het doorvoerblad wordt voorzien
van het registratienummer. De ambtenaren kunnen de goederen controleren aan de hand
van de gegevens op het invoerblad.
-
3 Bij uitvoer wordt het uitvoerblad gedagtekend, gestempeld en ondertekend door de ambtenaren
en langs de perforatierand afgescheurd. De uitvoerstrook blijft achter in het carnet
ATA. De ambtenaren kunnen de goederen, die worden uitgevoerd, controleren aan de hand
van de gegevens op het uitvoerblad.
Afdeling 2.14. Uitvoer van goederen en uitgaande opslag
-
2 De ambtenaren, belast met de controle, treffen zonodig identificatiemaatregelen met
het oog op de wederinvoer van de goederen. Een exemplaar van het op de aangifte afgegeven
document wordt aan de aangever in handen gesteld, teneinde dit bij de aangifte tot
wederinvoer te kunnen overleggen als bewijs van herkomst uit het vrije verkeer.
-
7 Indien de inspecteur een verschil vaststelt, kan hij, afhankelijk van de aard van
het verschil, de vrijstelling weigeren of de aangifte doen wijzigen.
-
1 Aangifte ten uitvoer als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, onderdeel c, van de wet wordt gedaan voor:
-
a. goederen, die met vrijstelling van invoerrechten tijdelijk zijn ingevoerd op voorwaarde
van wederuitvoer binnen een vastgestelde termijn;
-
b. goederen waarbij de uitvoer van die goederen voorwaarde is voor teruggaaf van het
bij invoer vastgesteld bedrag aan belastingen; of
-
c. goederen waarvoor bij uitvoer een vergunning wordt overgelegd.
-
3 Ter verkrijging van teruggaaf van de eventueel ter zake van de invoer gestelde zekerheid,
wordt het voor uitvoer afgetekend exemplaar van het document, vergezeld van een verzoek
om teruggaaf, ingezonden naar de ambtenaren, die belast zijn met het verlenen van
toestemming tot terugbetaling van de gestelde zekerheid.
-
3 Voordat goederen worden ingeladen, wordt de aangifte ten uitvoer, met vermelding in
ieder geval van:
-
a. de naam van het schip;
-
b. de hoeveelheid en de soort van de goederen volgens de algemene handelsbenaming; en
-
c. de waarde van de goederen;
bij het bevoegde douanekantoor ingediend.
-
5 Het op de aangifte ten uitvoer afgegeven document wordt, ter dekking van de uitgaande
opslag, ingediend bij de ambtenaren, belast met het toezicht op de inslag.
-
1 Goederen, die per brief of als postpakket naar het buitenland worden verzonden, behoeven
niet te worden getoond aan de ambtenaren, behalve in geval van goederen die voor douanecontrole
zijn geselecteerd.
-
2 Voor de goederen, bedoeld in het eerste lid, wordt door functionarissen van de Post
een douaneverklaring (CN 23) opgemaakt die de aangifte ten uitvoer vervangt, behalve
als het gaat om goederen:
Afdeling 2.15. Het uitgaan van goederen
-
2 De uitklaring kan voor over zee uitgaande goederen geschieden door middel van een
verklaring tot uitklaring als bedoeld in artikel 2.18, tweede lid, van de wet, met inbegrip van de daarbij behorende vrachtlijsten of goederenmanifesten met de
bijbehorende vrachtbrieven.
-
5 Op een verklaring tot uitklaring wordt, indien deze aan de daaraan gestelde eisen
voldoet, door de ambtenaren een akte tot uitklaring, als bedoeld in artikel 2.18, tweede lid, van de wet afgegeven.
-
1 Behoudens het recht van visitatie zijn van de verplichting tot uitklaring uitgezonderd
de schepen en luchtvaartuigen, die krachtens artikel 2.10, vierde lid, van de wet van inklaring zijn vrijgesteld.
-
3 Indien een schip of luchtvaartuig niet aan uitklaring is onderworpen, wordt aan de
gezagvoerder, op diens verzoek, door de inspecteur een verklaring verstrekt, gelijkluidend
aan een duplicaat-vertrekpas.
Afdeling 2.16. Diplomatiek goederenverkeer
-
3 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, is, voor zover het motorrijtuigen betreft,
beperkt tot ten hoogste twee personenvoertuigen per consulaire ambtenaar.
Afdeling 2.17. Bijzondere regelingen
-
1 De inspecteur kan op verzoek van degene die voornemens is goederen binnen te brengen,
toestaan:
voordat de goederen worden binnengebracht.
-
3 Indien niet aan de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, wordt voldaan, wordt de
verklaring tot inklaring of de aangifte ten invoer geacht niet te zijn ingediend.
Afdeling 2.18. Geautoriseerde marktdeelnemer
-
2 Indien de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, niet alle benodigde gegevens bevat,
verstrekt de marktdeelnemer op verzoek van de inspecteur de relevante gegevens binnen
een door deze vastgestelde termijn.
-
1 De staat van dienst op het gebied van de naleving van douaneformaliteiten, bedoeld
in artikel 2.26, eerste lid, onderdeel a, van het besluit, wordt passend geacht indien in de laatste vijf jaren, te rekenen vanaf het moment
waarop de inspecteur de aanvraag heeft ontvangen, geen ernstige of herhaalde overtredingen
van de douanewetgeving zijn begaan door:
-
a. de aanvrager;
-
b. personen, die verantwoordelijk zijn voor het bedrijf dat de aanvraag heeft ingediend
of die zeggenschap hebben over de leiding van het bedrijf; en
-
c. de voor douanezaken verantwoordelijke persoon in het bedrijf dat de aanvraag heeft
ingediend.
Teneinde de inspecteur in staat te stellen te onderzoeken of de aanvrager beschikt
over een deugdelijke administratie en administratieve organisatie als bedoeld in artikel 2.26, eerste lid, onderdeel b, van het besluit:
-
a. voert de aanvrager een administratie die in overeenstemming is met de als algemeen
aanvaard beschouwde boekhoudkundige principes en die de administratieve douanecontrole
vergemakkelijkt;
-
b. verleent de aanvrager de inspecteur fysieke of elektronische toegang tot zijn administratie;
-
c. beschikt de aanvrager over een administratieve organisatie die in overeenstemming
is met de soort en de omvang van de bedrijfsactiviteiten en geschikt is voor het beheer
van de goederenstroom;
-
d. beschikt de aanvrager over een systeem van interne controles waarmee onrechtmatige
of frauduleuze transacties kunnen worden opgespoord;
-
e. past de aanvrager, indien van toepassing, toereikende procedures toe voor het beheer
van vergunningen die verband houden met handelspolitieke maatregelen;
-
f. past de aanvrager toereikende procedures toe voor het bewaren van bedrijfsbescheiden
en bedrijfsinformatie en ter bescherming tegen informatieverlies;
-
g. ziet de aanvrager erop toe dat werknemers zich bewust zijn van de noodzaak de inspecteur
in te lichten indien zich problemen voordoen met de naleving van de douanewetgeving
en wijst personen aan die in dat geval contact met de inspecteur opnemen; en
-
h. heeft de aanvrager passende maatregelen genomen om te voorkomen dat onbevoegden zijn
computersysteem binnendringen en om zijn documentatie te beschermen.
-
1 De veiligheidsnormen van de aanvrager, bedoeld in artikel 2.26, eerste lid, onderdeel e, van het besluit, worden passend geacht indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
-
a. de gebouwen, die voor de door de vergunning te dekken activiteiten worden gebruikt,
zijn gemaakt van materialen, die verhinderen dat onbevoegden zich hiertoe onrechtmatig
toegang kunnen verschaffen;
-
b. passende toegangscontrolemaatregelen zijn genomen om onrechtmatige toegang tot verzendingsruimten,
los- en laadkades en los- en laaddekken te voorkomen;
-
c. maatregelen zijn genomen om het toevoegen, omwisselen of wegnemen van materialen of
andere manipulaties van de goederen bij het laden, lossen, de op- en overslag te voorkomen;
-
d. indien van toepassing, procedures gelden voor de behandeling van in- en/of uitvoervergunningen
die verband houden met verboden en beperkingen en om goederen van elkaar te onderscheiden;
-
e. de aanvrager maatregelen heeft genomen om zijn handelspartners duidelijk te kunnen
identificeren met het oog op de veiligheid van de internationale toeleveringsketen;
-
f. de aanvrager onderwerpt sollicitanten voor veiligheidsgevoelige functies aan veiligheidsonderzoeken,
voor zover de wetgeving dit toelaat, en verricht regelmatig achtergrondcontroles;
en
-
g. de aanvrager ziet erop toe dat de betrokken werknemers actief aan programma’s inzake
veiligheidsbewustzijn meewerken.
Afdeling 2.19. Identificatiemaatregelen van buitenlandse douaneautoriteiten
De inspecteur kan een identificatiemiddel dat door een buitenlandse douaneautoriteit
is aangebracht, aanmerken als een door hemzelf aangebracht identificatiemiddel, tenzij:
Afdeling 2.20. Aanwijzing ambtenaar lijfsvisitatie
Afdeling 2.21. Verkoop in bewaring genomen goederen
-
4 Aan het voornemen tot de verkoop van goederen, die aan spoedige, aanmerkelijke waardevermindering
onderhevig zijn of waarvan de bewaring of het onderhoud gevaar oplevert of hoge kosten
meebrengt, wordt, in afwijking van het tweede lid, bekendheid gegeven op de tweede,
onderscheidenlijk eerste dag, voorafgaande aan de verkoop. Voor dergelijke goederen
wordt geen kijkdag gehouden, maar zal de bekendmaking een specifieke omschrijving
van de goederen omvatten.
Afdeling 2.22. Model aanslagbiljet
Het aanslagbiljet, bedoeld in artikel 2.78, vierde lid, van de wet, bevat in ieder geval de volgende gegevens:
-
a. de naam, het adres en de woonplaats van de schuldenaar;
-
b. het kenmerk en de datum van de beschikking;
-
c. het bedrag aan rechten, rente, kosten of bestuurlijke boete; en
-
d. een bezwaarclausule.
Afdeling 2.23. Forfaitaire zekerheid
De inspecteur kan uit doelmatigheidsoverwegingen een forfaitaire zekerheid als bedoeld
in artikel 2.89, derde lid, van de wet laten stellen voor de tijdelijke invoer van goederen met vrijstelling van invoerrechten.
Afdeling 2.24. Inbeslagneming van goederen
-
1 De inspecteur geeft aan de inbeslagneming van goederen van onbekende personen, bedoeld
in artikel 2.155, eerste lid, van de wet, bekendheid door het plaatsen van een bekendmaking in ten minste twee plaatselijk
verschijnende dagbladen.
Afdeling 2.25. Bestuurlijke boeten
Degene die kennisgevingen, bedoeld in één van de artikelen 2.8, tweede en derde lid, 2.15, eerste lid, 2.16, tweede lid, 2.20, zesde lid, en 2.61, eerste lid, niet doet, pleegt een verzuim ter zake waarvan de inspecteur degene aan wie het
verzuim te wijten is een bestuurlijke boete kan opleggen van ten hoogste USD 140.
Degene die artikel 2.14, vierde lid, overtreedt, pleegt een verzuim ter zake waarvan de inspecteur degene aan wie het
verzuim te wijten is een bestuurlijke boete kan opleggen van ten hoogste USD 140.
Degene die handelingen verricht zonder de daarvoor vereiste toestemming van de inspecteur,
bedoeld in één van de artikelen 2.9, zesde lid, 2.12, derde lid, 2.15, tweede lid, 2.20, derde lid, 2.22, tweede lid, 2.23, eerste lid, 2.24, eerste lid, 2.26, tweede lid, en 2.62, vijfde lid, pleegt een verzuim ter zake waarvan de inspecteur degene aan wie het verzuim te
wijten is een bestuurlijke boete kan opleggen van ten hoogste USD 140.
Degene die artikel 2.61, zevende lid, overtreedt, pleegt een verzuim ter zake waarvan de inspecteur degene aan wie het
verzuim te wijten is een bestuurlijke boete kan opleggen van ten hoogste USD 140.
Degene die artikel 2.61, achtste lid, overtreedt, pleegt een verzuim ter zake waarvan de inspecteur degene aan wie het
verzuim te wijten is een bestuurlijke boete kan opleggen van ten hoogste USD 140.
Afdeling 2.26. Beperkingen voor de uit- en doorvoer van strategische goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a. de minister:
-
de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;
- b. besluit:
-
het Uitvoeringsbesluit Douane- en Accijnswet BES;
- c. beschikkingsbevoegde:
-
een exporteur als bedoeld in artikel 2, derde lid, van Verordening 428/2009 met dien
verstande dat voor een bestemming buiten het douanegebied van de Unie een bestemming
buiten de BES eilanden wordt gelezen;
- d. Verordening 428/2009:
-
Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad van 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire
regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer
van producten voor tweeërlei gebruik (PbEU 2009, L 134);
- e. N.A.V.O.-strijdkrachten:
-
de krijgsmacht van een vreemde mogendheid, die partij is bij het Noord-Atlantisch
Verdrag (Stb. J 355).
Als militaire goederen worden aangewezen de goederen, opgenomen in de lijst van goederen
waarop het Gemeenschappelijk standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008
tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer
van militaire goederen en technologie (PbEU 2008, L 335) van toepassing is.
Artikel 2.6 van het besluit is niet van toepassing op de uitvoer en de doorvoer van:
-
a. militaire goederen, bestemd voor gebruik door de Nederlandse krijgsmacht;
-
b. militaire goederen, eigendom van en bestemd voor gebruik door NAVO-strijdkrachten;
-
c. militaire voertuigen, die worden gebruikt door vreemde strijdkrachten bij gelegenheden
als staats- of beleefdheidsbezoeken, vlootschouwen of luchtvaartmanifestaties.
-
1 De melding inzake de uitvoer of de doorvoer, bedoeld in artikel 2.7 van het besluit, van militaire goederen, waarvoor geen vergunning is vereist op grond van het bij
of krachtens het besluit bepaalde, vindt plaats bij de inspecteur.
-
2 De melding wordt schriftelijk gedaan door de beschikkingsbevoegde, door degene die
voor hem de douaneformaliteiten bij de uitvoer of de doorvoer verricht, of, indien
geen douaneformaliteiten worden verricht, door de persoon die de goederen vervoert.
Geen melding is vereist van:
-
a. de doorvoer van goederen die zonder aanlanding worden vervoerd door de territoriale
wateren, of door het luchtruim van de BES eilanden; en
-
b. de militaire goederen, bedoeld in artikel 2.82.
-
2 Vergunningen worden aangevraagd door de beschikkingsbevoegde, door degene die voor
hem de douaneformaliteiten bij de uitvoer of de doorvoer verricht, of, indien geen
douaneformaliteiten worden verricht, door de persoon die de goederen vervoert.
Hoofdstuk 3. Vrijstellingen bij invoer
Afdeling 3.1. Definitieve invoer
-
2 De instellingen en organisaties, bedoeld in de artikelen 3.49, tweede lid, 3.115, tweede lid, aanhef en onderdeel b, en 3.117, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de wet, zijn opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 4b.
Vrijstelling van de heffing van invoerrechten voor goederen als bedoeld in artikel 3.72, eerste lid, aanhef en onderdeel j, van de wet, wordt verleend indien:
-
a. ten genoegen van de inspecteur wordt aangetoond dat de financiering van de goederen
voor rekening van Aruba, Curaçao, Sint Maarten of een internationale organisatie komt;
en
-
b. uit de aard en de hoeveelheid van de goederen geen commerciële bijbedoelingen blijken.
Afdeling 3.2. Tijdelijke invoer
Afdeling 3.3. Accijnzen en algemene bestedingsbelasting
-
2 Voor de toepassing van het eerste lid, aanhef, onderdeel d, dient de exploitant overeenkomstig
artikel 6.22, eerste lid, van de Belastingwet BES een schriftelijk verzoek in bij de inspecteur waarna dat artikel op hem van overeenkomstige
toepassing is.
Degene die bier in geconcentreerde of in vaste vorm uitslaat of invoert, is op verzoek
van de inspecteur gehouden alle gegevens te verstrekken die het mogelijk maken op
eenvoudige wijze het volume van het bier te herleiden tot het in artikel 4.10, tweede lid, van de wet bedoelde volume van voor gebruik gereed bier.
-
2 De inspecteur kan, onder door hem te stellen voorwaarden, in afwijking van het eerste
lid, een vergunning voor een accijnsgoederenplaats verlenen indien de gemiddelde voorraad
lager is dan de daar bedoelde hoeveelheden.
In afwijking van artikel 4.23, tweede lid, van de wet kunnen als accijnsgoederenplaats in aanmerking komen:
-
a. plaatsen van waaruit groothandelaren in wijn rechtstreeks aan particulieren verkopen;
-
b. plaatsen, gelegen op een luchthaven of op een haventerrein, van waaruit goederen worden
meegevoerd in de persoonlijke bagage van een reiziger die zich door de lucht of over
zee begeeft naar het buitenland.
In een verzoek om een vergunning voor een accijnsgoederenplaats worden met betrekking
tot hetgeen in artikel 4.25 van de wet is bepaald, in elk geval vermeld:
-
a. een omschrijving van de aard van het bedrijf waaruit onder meer blijkt of de vergunning
ook wordt gevraagd voor de vervaardiging van de desbetreffende accijnsgoederen of
uitsluitend voor het voorhanden hebben van de desbetreffende accijnsgoederen;
-
b. het adres van de plaats waar de accijnsgoederenplaats wordt gevestigd;
-
c. een omschrijving van de administratie en de administratieve organisatie, en het adres
waar de administratie wordt gehouden;
-
d. met betrekking tot accijnsgoederenplaatsen waar overige alcoholhoudende producten
worden vervaardigd, het aantal en de inhoud van de apparaten waarin de vervaardiging
plaatsvindt; en
-
e. met betrekking tot accijnsgoederenplaatsen waar bier wordt vervaardigd, het aantal
en de inhoud van de bierketels waarin het wort wordt gekookt.
-
1 Een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats die ook vergunninghouder is van
één of meer andere accijnsgoederenplaatsen kan op verzoek in afwijking van artikel 4.36, tweede lid, van de wet, één aangifte voor die plaatsen tezamen doen indien:
-
a. de administratie van de desbetreffende accijnsgoederenplaatsen op één centrale plaats
wordt gevoerd; en
-
b. de centrale administratie en de administratieve organisatie van de desbetreffende
accijnsgoederenplaatsen zodanig is dat het toezicht op de heffing is gewaarborgd en
uit de administratie op duidelijke wijze blijkt op welke accijnsgoederenplaats de
onderscheiden posten van die aangifte betrekking hebben.
-
3 Indien zekerheid wordt gesteld ter verkrijging van uitstel van betaling als bedoeld
in artikel 4.54, tweede lid, van de wet, van het bedrag aan accijns dat aangevraagde accijnszegels vertegenwoordigen, is
het accijnsbelang gelijk aan het bedrag waarvoor gemiddeld uitstel van betaling wordt
verleend.
Afdeling 4.3A. Vrijstelling
De verklaring, bedoeld in artikel 3.6 van het besluit, bevat ten minste de volgende gegevens:
-
a. een uniek doorlopend nummer;
-
b. in geval van uitslag van benzine uit een accijnsgoederenplaats, de naam, het adres
en het vergunningnummer van de vergunninghouder van die accijnsgoederenplaats;
-
c. in geval van invoer, de naam en het adres van degene die de benzine levert;
-
d. de naam en het adres van de exploitant van het schip of het luchtvaartuig;
-
e. de naam en het registratienummer van het schip of het luchtvaartuig;
-
f. de plaats en de datum van levering;
-
g. de hoeveelheid benzine die is geleverd;
-
h. de naam en de handtekening van de eigenaar of de exploitant van het schip of het luchtvaartuig
of van diens vertegenwoordiger aan boord van het schip of het luchtvaartuig;
-
i. in geval van aflevering uit een schip, de naam en het registratienummer van het schip
vanwaaruit is afgeleverd.
Afdeling 4.4. Accijnszegels
-
3 De verpakking van tabaksproducten omvat de inhoud geheel. De verpakking kan zonder
beschadiging niet anders worden geopend dan op ten hoogste twee daarvoor bestemde
en duidelijk herkenbare plaatsen. Het materiaal van de verpakking op de plaats waar
het accijnszegel wordt bevestigd, is zodanig dat een duurzame bevestiging wordt verkregen.
-
1 Op verzoek van degene die de accijnszegels heeft aangevraagd, worden accijnszegels
die zijn beschadigd of al zijn aangebracht op de verpakkingen die de accijnsgoederenplaats
nog niet hebben verlaten, onder ambtelijk toezicht vernietigd.
-
2 Het eerste lid is ook van toepassing op tabaksproducten die zijn uitgeslagen uit de
accijnsgoederenplaats of zijn ingevoerd, indien de tabaksproducten door degene die
de accijnszegels heeft aangevraagd, zijn teruggenomen.
-
4 Degene die de accijnszegels heeft aangevraagd, doet van het verloren gaan van de accijnszegels
onverwijld mededeling aan de inspecteur onder opgaaf van het tijdstip, de plaats en
de oorzaak van het verloren gaan.
Tegen overlegging van de in artikel 4.13, vijfde lid, bedoelde beschikking aan de inspecteur door wiens bemiddeling de accijnszegels zijn
aangevraagd, wordt, indien degene die de accijnszegels heeft aangevraagd op de voet
van artikel 4.54 van de wet uitstel van betaling geniet, het in de beschikking vermelde bedrag aan accijns, voor
zover mogelijk, verrekend met de openstaande bedragen, te beginnen met de jongste
post; in andere gevallen geschiedt de teruggaaf door uitbetaling door de ontvanger.
Afdeling 4.5. Controlebepalingen
-
1 Als een in artikel 3.8, tweede lid, van het besluit bedoeld bescheid kan dienen een factuur of een vervoersbescheid. Indien het bescheid
betrekking heeft op het vervoer van wijn kan, in plaats van de factuur of het vervoersbescheid,
als bescheid ook dienen een etiket dat op de andere verpakking dan de rechtstreekse
verpakking van de wijn is aangebracht.
Hoofdstuk 5. Handels- en dienstenentrepots
Hoofdstuk 6. Slotbepalingen
De bijlagen zijn genummerd van 1 tot en met 15, met dien verstande dat bijlage 4 bestaat
uit bijlage 4a en bijlage 4b.
Model van het formulier D.V. 1 voor de aangifte van gegevens inzake de douanewaarde,
bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, van de regeling
Model van het formulier voor de aanvullende lijst D.V. 1 – BIS, bedoeld in artikel
2.4, tweede lid, van de regeling
Model van het formulier enig document: basisset (kantoorexemplaar) en bislijst, bedoeld
in artikel 2.5 van de regeling
Goederen van opvoedkundige, wetenschappelijke of culturele aard, bedoeld in artikel
3.1, eerste lid, van de regeling
-
1. Cinematografische films, positief, van opvoedkundige, wetenschappelijke of culturele
aard.
-
2. Fotografische platen en films, belicht en ontwikkeld, andere dan cinematografische
film, van opvoedkundige, wetenschappelijke of culturele aard.
-
3. Cinematografische films, belicht en ontwikkeld, waarop al dan niet geluid is vastgelegd
of waarop uitsluitend geluid is vastgelegd, andere dan voor offsetreproductie, microfilm
en grafische doeleinden:
-
– filmjournaals (al dan niet met geluid), die gebeurtenissen vertonen die op het moment
van invoer actueel zijn en waarvan ten hoogste twee kopieën per onderwerp voor reproductiedoeleinden
worden ingevoerd;
-
– archieffilms (al dan niet met geluid) bestemd om aan nieuwsfilms te worden toegevoegd;
-
– ontspanningsfilms, die vooral voor kinderen en jongeren geschikt zijn elders genoemd
noch elders onder begrepen, van opvoedkundige, wetenschappelijke of culturele aard.
-
4. Drukwerk, prenten, gravures en foto’s daaronder begrepen, anders dan kalenders, prentbriefkaarten
en briefkaarten, gedrukte kaarten met persoonlijke wensen of mededelingen, decalcomanieën,
postzegels, fiscale zegels, gedrukte cartografische werken (waaronder atlassen en
landkaarten), geschreven of gedrukte muziek, couranten, tijdschriften, boeken, brochures
en dergelijk drukwerk, anders dan reclamedrukwerk, handelscatalogi en dergelijke,
anders dan niet gevouwen bladen zonder tekst, opschrift, onderschrift of kantschrift,
enkel voorzien van illustraties of afbeeldingen: microkaarten of andere dragers, die
gebruikt worden door voorlichtings- en documentatiediensten, die gebruik maken van
een computer, van opvoedkundige, wetenschappelijke of culturele aard.
-
5. Grammofoonplaten, banden en andere dragers voor het opnemen van geluid of voor dergelijke
doeleinden, waarop is opgenomen, galvanische vormen en matrijzen