-
1. Vergrijpboeten kunnen alleen worden opgelegd indien sprake is van grove schuld of
opzet.
-
2. Grove schuld is een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid en
omvat mede grove onachtzaamheid. Daarbij kan gedacht worden aan laakbare slordigheid
of ernstige nalatigheid. Bij grove schuld had belanghebbende redelijkerwijs moeten
of kunnen begrijpen dat zijn gedrag tot gevolg kon hebben dat te weinig belasting
zou worden geheven of betaald. In geval van grove schuld legt de inspecteur een vergrijpboete
op van 25 procent. Zie ook § 27, zesde lid en § 28, zesde en zevende lid.
-
3. Opzet is het willens en wetens handelen of nalaten, leidend tot het niet of niet binnen
de daarvoor gestelde termijn heffen of betalen van belasting. Onder opzet wordt mede
verstaan voorwaardelijk opzet. Onder voorwaardelijk opzet wordt verstaan het willens
en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat een handelen of nalaten tot gevolg
heeft dat te weinig belasting geheven is of kan worden dan wel niet of niet binnen
de termijn betaald is. In geval van opzet legt de inspecteur een vergrijpboete op
van 50 procent. Zie ook § 26, tiende lid en § 27, zesde lid.
-
4. De inspecteur dient de aanwezigheid van opzet of grove schuld te stellen en te bewijzen.
De inspecteur kan zich voor het bewijs van opzet of grove schuld baseren op door hem
gestelde, en door belanghebbende niet of niet voldoende ontzenuwde vermoedens die
gebaseerd zijn op feiten.
-
5. De bij de heffing bestaande mogelijkheid om de belastingaanslag onder bepaalde voorwaarden
vast te stellen met omkering van de bewijslast geldt niet voor het vaststellen van
opzet of grove schuld.
-
6. Bij oplegging van vergrijpboeten vindt afstemming plaats met boete- en fraudecoördinatoren
en/of boetespecialisten. Ook bij oplegging van vergrijpboeten door een boetespecialist
dient collegiale afstemming met een boete- en fraudecoördinator of boetespecialist
plaats te vinden.
-
7. Bij minder dan grove schuld wordt geen vergrijpboete opgelegd.
-
8. Voor het bepalen van de grondslag van de vergrijpboete wordt, voor zover sprake is
van opzet of grove schuld, aangesloten bij de feitelijk geheven belasting. Dit geldt
ook indien de omvang van de feitelijk geheven belasting is vastgesteld met toepassing
van de omkering van de bewijslast.
-
9. Indien bij het opleggen van een vergrijpboete slechts een gedeelte van de verschuldigde
belasting door opzet of grove schuld van belanghebbende te weinig is of zou zijn geheven
dan wel betaald, berekent de inspecteur de boete over dat – naar evenredigheid bepaalde
– gedeelte.
-
10. Het negende lid vindt overeenkomstige toepassing indien meer dan één boetepercentage
moet worden toegepast.
-
11. Bij het opleggen van de vergrijpboete houdt de inspecteur rekening met eventuele bijzondere
omstandigheden (zie § 6 tot en met § 8).
-
12. Indien sprake is van vrijwillige verbetering (zie § 5) met betrekking tot een aangiftebelasting legt de inspecteur geen vergrijpboete op.
-
13. Indien sprake is van inkeer (zie § 5) na twee jaar met betrekking tot een aanslagbelasting kan de inspecteur een vergrijpboete
opleggen. Inkeer is een strafverminderende omstandigheid (zie artikel 67n van de AWR en § 7).