Belastingwet BES

Geraadpleegd op 11-10-2024.
Geldend van 01-01-2023 t/m 30-12-2023

Wet van 16 december 2010 houdende vaststelling van de Wet Belastingwet BES (Belastingwet BES)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is maatregelen te treffen zodat voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt voorzien in een fiscaal stelsel op het moment dat in het kader van de staatkundige vernieuwing van het Koninkrijk der Nederlanden deze eilanden als openbaar lichaam onderdeel gaan uitmaken van het land Nederland;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Inleidende bepalingen

Artikel 1.1

De bepalingen van deze belastingwet gelden op de BES eilanden bij de heffing van de BES belastingen alsmede de invordering van de BES belastingen.

Artikel 1.2

Krachtens deze belastingwet worden de volgende belastingen geheven en ingevorderd:

  • a. vastgoedbelasting;

  • b. opbrengstbelasting;

  • c. algemene bestedingsbelasting;

  • d. overdrachtsbelasting, en

  • e. kansspelbelasting.

Artikel 1.3

Deze belastingwet verstaat onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Financiën;

  • b. belastingwet: deze wet alsmede alle op deze wet berustende bepalingen;

  • c. lichamen: verenigingen en andere rechtspersonen, maat- en vennootschappen en doelvermogens;

  • d. BES belastingen: de in artikel 1.2 genoemde belastingen alsmede de loonbelasting geheven op basis van de Wet loonbelasting BES en van inkomstenbelasting geheven op basis van de Wet inkomstenbelasting BES, waaronder worden begrepen de bestuurlijke boeten die ingevolge deze wet kunnen worden opgelegd of vastgesteld, interest, alsmede de kosten van vervolging;

  • e. Koninkrijk: Koninkrijk der Nederlanden;

  • f. Rijk: het land Nederland, zijnde Nederland en de BES eilanden;

  • g. Nederland: het in Europa gelegen deel van het Rijk;

  • h. BES eilanden: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met daar onder begrepen, met in achtneming van de Rijkswet tot vaststelling van een zeegrens tussen Curaçao en Bonaire, en tussen Sint Maarten en Saba, het buiten de territoriale zee van de BES eilanden gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan, voor zover het Koninkrijk daar op grond van het internationale recht ten behoeve van de exploratie en de exploitatie van natuurlijke rijkdommen soevereine rechten mag uitoefenen, alsmede de in, op of boven dat gebied aanwezige installaties en andere inrichtingen ten behoeve van de exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen in dat gebied;

  • i. binnenland: de BES eilanden;

  • j. openbaar lichaam: Bonaire, Sint Eustatius of Saba, waarbij het openbaar lichaam Bonaire de eilanden Bonaire en Klein Bonaire omvat;

  • k. directeur, inspecteur of ontvanger: de bij ministeriële regeling als zodanig aangewezen functionaris van de rijksbelastingdienst;

  • l. belastingdeurwaarder: de bij ministeriële regeling als zodanig aangewezen ambtenaar met dien verstande dat de betrekking van belastingdeurwaarder van de BES belastingen verenigbaar is met die van deurwaarder bij een rechterlijk college of gerecht in eerste aanleg;

  • m. belastingaanslag: de voorlopige aanslag, de aanslag, de navorderingsaanslag, en de naheffingsaanslag;

  • n. belastingplichtige: de natuurlijke persoon of rechtspersoon van wie op grond van deze wet een belasting wordt geheven;

  • o. belastingschuldige: degene te wiens naam de belastingaanslag is gesteld;

  • p. het Hof: het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

  • q. het Gerecht in eerste aanleg: het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

  • r. bevoegde autoriteit: de door een staat tot het uitwisselen van inlichtingen aangewezen persoon of instantie;

  • s. USD: dollar van de Verenigde Staten van Amerika.

Artikel 1.4

Waar in deze belastingwet wordt gesproken van:

  • a. de bestuurder van een lichaam, wordt daaronder begrepen de beherende vennoot van een maat- of vennootschap en de binnenlandse vertegenwoordiger van een niet op de BES eilanden gevestigd lichaam, alsmede in geval van ontbinding degene die met de vereffening is belast;

  • b. vereniging, wordt daaronder begrepen het samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid die maatschappelijk met een vereniging gelijk kan worden gesteld;

  • c. Mogendheid, wordt daaronder begrepen een daarmee gelijk te stellen bestuurlijke eenheid;

  • d. staat, wordt daaronder begrepen Mogendheid;

  • e. verdrag, wordt daaronder begrepen regelen ter voorkoming van dubbele belasting die zijn overeengekomen met een in onderdeel d bedoelde bestuurlijke eenheid;

  • f. regeling ter voorkoming van dubbele belasting, wordt daaronder begrepen regelen ter voorkoming van dubbele belasting die zijn overeengekomen met een in onderdeel d bedoelde bestuurlijke eenheid.

Artikel 1.5

  • 1 Waar iemand woont en waar een lichaam is gevestigd, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid worden schepen en luchtvaartuigen welke op de BES eilanden hun thuishaven hebben, ten aanzien van de bemanning als deel van de BES eilanden beschouwd.

Hoofdstuk IV. Vastgoedbelasting

Titel 1. Algemene bepalingen

Artikel 4.1

Onder de naam vastgoedbelasting wordt een belasting geheven ter zake van voordelen uit een op de BES eilanden gelegen onroerende zaak.

Titel 2. Belastingplichtige

Artikel 4.2

  • 1 De belasting wordt geheven van degene die bij het begin van het kalenderjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een onroerende zaak.

  • 2 Als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt, degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat op dat tijdstip een ander genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3 Indien bij het begin van het kalenderjaar meer dan een belastingplichtige het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een onroerende zaak, wordt de belasting geheven van alle belastingplichtigen gezamenlijk.

  • 4 Indien belastingplichtigen bij het begin van het kalenderjaar het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een onroerende zaak hebben en dit genot elk van deze belastingplichtigen afzonderlijk het recht geeft om de onroerende zaak gedurende een deel van het kalenderjaar te gebruiken (time-share), wordt de belasting geheven van al deze belastingplichtigen gezamenlijk.

Titel 3. Voorwerp van belasting

Artikel 4.3

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt als één onroerende zaak aangemerkt:

  • a. een gebouwd eigendom;

  • b. een ongebouwd eigendom;

  • c. een gedeelte van een in onderdeel a of in onderdeel b bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

  • d. een samenstel van twee of meer van de in onderdeel a of onderdeel b bedoelde eigendommen of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren.

Artikel 4.4

De belasting wordt niet geheven ter zake van voordelen uit:

  • a. onroerende zaken die als eigen woning worden aangemerkt als bedoeld in artikel 4 van de Wet inkomstenbelasting BES en die de belastingplichtige als hoofdverblijf ter beschikking staan;

  • b. onroerende zaken die tot het vermogen van een onderneming behoren waarmee een belastingplichtige voor de inkomstenbelasting opbrengst als bedoeld in artikel 6 van de Wet inkomstenbelasting BES verkrijgt;

  • c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

  • d. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

  • e. werken die zijn bestemd voor de levering van water, de inzameling en zuivering van riool- en ander afvalwater of de levering van elektriciteit en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

  • f. ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, voor zover die niet de ondergrond vormt van gebouwde eigendommen;

  • g. natuurterreinen, waaronder mede wordt verstaan duinen, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;

  • h. onroerende zaken, waarvan het Rijk of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht hebben, behoudens voor zover die zaak wordt gebruikt in het kader van een onderneming of een andere economische activiteit;

  • i. onroerende zaken, niet zijnde zelfstandige woningen, voor zover het genot daarvan krachtens eigendom, bezit of beperkt recht berust bij, bij ministeriële regeling aan te wijzen, charitatieve of culturele instellingen, doelen voor de behartiging van het algemeen nut of een sociaal belang of organisaties van werkgevers of werknemers en de betreffende onroerende zaak uitsluitend of nagenoeg uitsluitend door de belastingplichtige zelf wordt gebruikt; een aanwijzing is alleen mogelijk indien de belastingplichtige geen winst beoogt en er geen verstoring van concurrentieverhoudingen optreedt ten opzichte van belastingplichtigen die wel winst beogen;

  • j. onroerende zaken, voor zover een lichaam dat op grond van artikel 5.2, in Nederland wordt geacht te zijn gevestigd het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft;

  • k. onroerende zaken, waarvan de waarde uitsluitend of nagenoeg uitsluitend wordt bepaald door de waarde van de daarvan deel uitmakende braakliggende grond, voor zover degene of degenen die het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft of hebben een natuurlijke persoon is of zijn en inwoner is of zijn van de BES eilanden, met dien verstande dat grond waarop een woning wordt gebouwd ook als braakliggende grond wordt aangemerkt, mits de te bouwen woning binnen 24 maanden na aanvang van de bouwactiviteiten voor degene of degenen die het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft of hebben, als een eigen woning als bedoeld in artikel 4 van de Wet inkomstenbelasting BES wordt aangemerkt.

Titel 4. Heffingsmaatstaf en waardevaststelling

Artikel 4.5

  • 1 De heffingsmaatstaf is de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.

  • 2 In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een onroerende zaak bepaald op de vervangingswaarde indien dit leidt tot een hogere waarde dan die ingevolge het eerste lid. Bij de berekening van de vervangingswaarde wordt rekening gehouden met:

    • a. de aard en de bestemming van de zaak;

    • b. de sedert de stichting van de zaak opgetreden technische en functionele veroudering, waarbij de invloed van latere wijzigingen in aanmerking wordt genomen.

Artikel 4.6

  • 1 De inspecteur stelt de waarde van de onroerende zaken ter zake waarvan de vastgoedbelasting wordt geheven vast bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 2 De waarde wordt bepaald naar de waarde die de onroerende zaak op de waardepeildatum heeft naar de staat waarin de zaak op die datum verkeert.

  • 3 De waardepeildatum ligt aan het begin van het tijdvak waarvoor de waarde wordt vastgesteld.

  • 4 De waarde geldt voor een tijdvak van vijf achtereenvolgende kalenderjaren.

  • 5 Indien er met betrekking tot een onroerende zaak meer dan één genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, kan de beschikking, bedoeld in het eerste lid, worden toegezonden aan één van hen.

Artikel 4.7

  • 1 In afwijking in zoverre van hoofdstuk VIII, stelt de inspecteur de aanslag vast, zonder dat daaraan een aangifte is voorafgegaan.

  • 2 Bezwaar tegen de aanslag kan niet gegrond zijn op de stelling dat de waarde onjuist is vastgesteld.

  • 3 De belasting wordt geheven over een tijdvak van één kalenderjaar.

  • 4 Indien er met betrekking tot een onroerende zaak meer dan één genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, kan de inspecteur de aanslag opleggen aan één van hen.

  • 5 Indien er met betrekking tot een onroerende zaak meer dan één genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, vordert de ontvanger de belastingaanslag in bij degene op wiens naam de aanslag is gesteld, zonder rekening te houden met de rechten van de overige belastingplichtigen.

Artikel 4.8

  • 1 Indien de onroerende zaak in het jaar voorafgaand aan het tijdvak van heffing of in de loop van het tijdvak van heffing wijzigt als gevolg van bouw, verbouwing, verbetering, afbraak of vernietiging wordt in afwijking van artikel 4.6, derde en vierde lid, de waarde bepaald naar de staat van die zaak bij het begin van het kalenderjaar volgend op dat waarin de genoemde wijziging zich heeft voorgedaan.

  • 2 Indien de waarde van een onroerende zaak door toepassing van het eerste lid hoger wordt vastgesteld, wordt deze waardestijging, voor zover deze voortvloeit uit bouw, verbouw, verbetering, uitbreiding of renovatie van de desbetreffende onroerende zaak, eerst in aanmerking genomen bij het begin van het elfde kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin deze waardestijging zich heeft voorgedaan. De eerste volzin is niet van toepassing met betrekking tot onroerende zaken waarvan het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht berust bij een rechtspersoon die op grond van artikel 5.4 van de Douane- en Accijnswet BES is toegelaten tot een handels- en dienstenentrepot. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van de eerste volzin.

Titel 5. Tarief

Artikel 4.9

  • 1 De belasting bedraagt 17,5% van de voordelen uit een onroerende zaak.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, bedraagt de belasting 10% van de voordelen uit een onroerende zaak indien de onroerende zaak een hotel betreft voor zover het genot daarvan krachtens eigendom, bezit of beperkt recht berust bij een niet-natuurlijke persoon.

  • 3 Voor de toepassing van het tweede lid wordt onder een hotel verstaan een onroerende zaak die of een complex van onroerende zaken dat bedrijfsmatig door een niet-natuurlijke persoon wordt geëxploiteerd, geheel of nagenoeg geheel gericht is op kortdurend verblijf van toeristen en beschikt over volwaardige gemeenschappelijke hotelvoorzieningen. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorwaarden worden gesteld waaraan een onroerende zaak moet voldoen om voor de toepassing van het tweede lid als hotel te worden aangemerkt.

Artikel 4.10

  • 1 De voordelen uit een onroerende zaak worden gesteld op 4% van de waarde van de onroerende zaak, met dien verstande dat ingeval de onroerende zaak een zelfstandige woning betreft, niet zijnde een woning als bedoeld in artikel 4.4, onderdeel a, de voordelen worden gesteld op 4% van de waarde, voor zover deze waarde meer bedraagt dan USD 70.000. Voor de toepassing van de eerste volzin is, mits alle eigenaren natuurlijke personen zijn, artikel 4.2, derde lid, van overeenkomstige toepassing en kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld om te bepalen of sprake is van een zelfstandige woning.

  • 2 In afwijking van het eerste lid worden de voordelen uit een onroerende zaak bij een belastingplichtige als bedoeld in artikel 4.2, vierde lid, bepaald op basis van het eerste lid, en vervolgens vermenigvuldigd met een gebruiksfactor. De gebruiksfactor is het aantal dagen in het kalenderjaar dat de belastingplichtige een onroerende zaak waarvan hij het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft mag gebruiken, gedeeld door het aantal dagen in het kalenderjaar. Indien de hiervoor bedoelde belastingplichtigen de onroerende zaak in totaal minder dan het aantal dagen in het kalenderjaar mogen gebruiken wordt het op grond van de eerste twee volzinnen bepaalde voordeel vermenigvuldigd met een leegstandsfactor. Deze leegstandsfactor bedraagt het aantal dagen in het kalenderjaar gedeeld door het totaal aantal dagen dat deze belastingplichtigen de onroerende zaak mogen gebruiken.

Titel 6. Overig

Artikel 4.11

  • 1 De belastingplichtige, bedoeld in artikel 4.2, eerste, derde en vierde lid, kan op de BES eilanden een fiscaal vertegenwoordiger aanstellen. De fiscaal vertegenwoordiger woont of is gevestigd op de BES eilanden. De fiscaal vertegenwoordiger treedt in de plaats van de belastingplichtige met betrekking tot de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit deze wet.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald in welke gevallen een belastingplichtige verplicht is een fiscaal vertegenwoordiger aan te stellen. Door de inspecteur kan in elk geval als fiscaal vertegenwoordiger worden aangemerkt degene die namens de belastingplichtige als bedoeld in artikel 4.2, eerste, derde en vierde lid, het beheer voert over een onroerende zaak waarvan die belastingplichtige het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 3 De fiscaal vertegenwoordiger is bevoegd de door hem betaalde belasting als zodanig te verhalen op degenen die op grond van artikel 4.2, eerste, derde en vierde lid, belastingplichtig zijn, tot ten hoogste het bedrag aan belasting dat diegene verschuldigd is.

Hoofdstuk V. Opbrengstbelasting

Titel 1. Belastingplicht

Artikel 5.1

  • 1 Onder de naam opbrengstbelasting wordt een belasting geheven van degenen die:

    • a. rechtstreeks of door middel van certificaten gerechtigd zijn tot de opbrengst van aandelen in en winstbewijzen van op de BES eilanden gevestigde naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, open commanditaire vennootschappen en andere vennootschappen waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld;

    • b. rechtstreeks of door middel van certificaten gerechtigd zijn tot de opbrengst van lidmaatschapsbewijzen in en winstbewijzen van op de BES eilanden gevestigde coöperaties en verenigingen op coöperatieve grondslag, onderlinge waarborgmaatschappijen en verenigingen welke op onderlinge grondslag als verzekeraar of als kredietinstelling optreden alsmede andere, hiervoor niet genoemde verenigingen indien zij een onderneming drijven;

    • c. gerechtigd zijn tot een of meer uitdelingen van een op de BES eilanden gevestigde stichting of een doelvermogen;

    • d. gerechtigd zijn tot de opbrengst van bewijzen van deelgerechtigdheid in een op de BES eilanden gevestigd open fonds voor gemene rekening.

  • 2 Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt, in afwijking van artikel 1.3, onderdeel c, verstaan onder lichamen de in het eerste lid onder a, b, c en d genoemde rechtsvormen.

Artikel 5.2

  • 1 In afwijking in zoverre van artikel 1.5 wordt een lichaam dat op de BES eilanden is gevestigd, voor de toepassing van dit hoofdstuk geacht in Nederland te zijn gevestigd. De eerste volzin is niet van toepassing met betrekking tot op de BES eilanden gevestigde stichtingen en doelvermogens.

  • 2 Niettegenstaande het eerste lid wordt een lichaam geacht op de BES eilanden te zijn gevestigd indien de inspecteur op verzoek van het lichaam bij voor bezwaar vatbare beschikking heeft vastgesteld dat aannemelijk is dat:

    • a. het lichaam op jaarbasis een omzet heeft van ten hoogste USD 80 000, de bezittingen van het lichaam doorgaans ten hoogste USD 200 000 bedragen en het lichaam zich niet bezighoudt met financiële dienstverlening, royaltybetalingen, verzekerings- en herverzekeringsactiviteiten, daaronder mede begrepen diensten ter zake van het optreden als directie van vennootschappen waarvan de statutaire zetel of feitelijke leiding op de BES eilanden gevestigd is en andere dienstverlening ter zake van het trustbedrijf;

    • b. de bezittingen van het lichaam doorgaans voor ten hoogste 50 percent bestaan uit beleggingen, deelnemingen, liquiditeiten, activa waarvan het gebruik of gebruiksrecht ter beschikking wordt gesteld aan personen die buiten de BES eilanden wonen of zijn gevestigd en overige bezittingen die worden aangewend voor het direct of indirect financieren van personen die buiten de BES eilanden wonen of zijn gevestigd; of

    • c. het lichaam:

      • 1°. voltijds blijvend werk verschaft aan doorgaans ten minste drie op de BES eilanden wonende natuurlijke personen die zich zelfstandig bezighouden met werkzaamheden betrekking hebbend op de bezittingen genoemd in het tweede lid, onderdeel b, en hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden in overeenstemming zijn met de aard en functie van die werkzaamheden; en

      • 2°. voor ten minste een periode van 24 maanden een op de BES eilanden gelegen onroerende zaak of een deel van een onroerende zaak ter waarde van ten minste USD 50 000 ter beschikking heeft voor de uitvoering van de bedrijfsactiviteiten van het lichaam en, ingeval dit lichaam zich bezighoudt met financiële dienstverlening, royaltybetalingen, verzekerings- en herverzekeringsactiviteiten, daaronder mede begrepen diensten ter zake van het optreden als directie van vennootschappen waarvan de statutaire zetel of feitelijke leiding op de BES eilanden gevestigd is en andere dienstverlening ter zake van het trustbedrijf, zich daarin een eigen kantoor bevindt dat is voorzien van in de financiële sector gebruikelijke faciliteiten.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op een lichaam:

    • a. dat is toegelaten tot een handels- en dienstenentrepot als bedoeld in hoofdstuk V van de Douane- en Accijnswet BES; of

    • b. waarvan de inspecteur op verzoek van dat lichaam bij voor bezwaar vatbare beschikking heeft vastgesteld dat dat lichaam voor ten minste 95 percent deelneemt in een lichaam dat is toegelaten tot een handels- en dienstenentrepot als bedoeld in hoofdstuk V van de Douane- en Accijnswet BES of dat een beschikking heeft ontvangen als bedoeld in het tweede lid.

  • 4 De in het tweede en derde lid bedoelde beschikking vervalt direct na het moment waarop het lichaam:

    • a. naar de omstandigheden beoordeeld niet meer op de BES eilanden is gevestigd;

    • b. wordt toegelaten tot een handels- en dienstenentrepot als bedoeld in hoofdstuk V van de Douane- en Accijnswet BES, of

    • c. niet meer voldoet aan de in het tweede of derde lid bedoelde vereisten.

  • 6 Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel b, worden activa waarvan het gebruik of gebruiksrecht ter beschikking wordt gesteld aan natuurlijke personen die op de BES eilanden verblijven maar niet op de BES eilanden wonen niet beschouwd als activa waarvan het gebruik of gebruiksrecht ter beschikking wordt gesteld aan natuurlijke personen die buiten de BES eilanden wonen.

  • 7 Als aan de voorwaarden wordt voldaan, wordt het verzoek, bedoeld in de aanhef van het tweede lid of het derde lid, onderdeel b, ingewilligd met ingang van de aanvang van het in het verzoek aangegeven kalenderjaar, doch niet eerder dan zes maanden voor het tijdstip waarop het verzoek door de inspecteur is ontvangen.

Titel 2. Voorwerp van de belasting

Artikel 5.4

  • 1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder opbrengst:

    • a. onmiddellijke of middellijke uitdelingen van winst onder welke naam of in welke vorm ook gedaan, daar onder begrepen hetgeen bij inkoop van aandelen, lidmaatschapsbewijzen of bewijzen van deelgerechtigdheid of bij liquidatie wordt ontvangen boven de nominale waarde;

    • b. de nominale waarde van aandelen, lidmaatschapsbewijzen of bewijzen van deelgerechtigdheid uitgereikt aan aandeelhouders, leden of deelnemers, voor zover niet blijkt dat storting heeft plaats gevonden of zal plaatsvinden; bijschrijving op aandelen, op lidmaatschapsbewijzen of bewijzen van deelgerechtigdheid wordt met uitreiking gelijkgesteld;

    • c. gehele of gedeeltelijke teruggaaf van hetgeen op aandelen, lidmaatschapsbewijzen of bewijzen van deelgerechtigdheid is gestort, tenzij de nominale waarde van de desbetreffende geplaatste aandelen, lidmaatschapsbewijzen of bewijzen van deelgerechtigdheid bij statutenwijziging met een gelijk bedrag is verminderd;

    • d. hetgeen wordt uitgedeeld op winstbewijzen, daaronder begrepen hetgeen wordt genoten ter gelegenheid van afkoop of inkoop daarvan;

    • e. hetgeen wordt uitgedeeld door een stichting of een doelvermogen.

  • 2 Niet in geld genoten opbrengst wordt in aanmerking genomen naar de waarde welke daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend op het tijdstip van ter beschikking stellen.

Titel 3. Tarief

Artikel 5.5

  • 1 De belasting bedraagt 5 percent van de opbrengst.

  • 2 Neemt het lichaam dat de opbrengst verschuldigd is de belasting voor zijn rekening, dan wordt voor het berekenen van de belasting de opbrengst vermenigvuldigd met 100/95.

Titel 4. Wijze van heffing

Artikel 5.6

  • 1 De belasting wordt geheven door inhouding op de opbrengst.

  • 3 De inhoudingsplichtige is verplicht de belasting in te houden op het tijdstip waarop de opbrengst ter beschikking is gesteld.

  • 4 De inhoudingsplichtige is verplicht de ingehouden belasting op aangifte af te dragen. In afwijking van artikel 8.11, tweede lid, wordt geen aangifte gedaan indien in het kwartaal geen opbrengst ter beschikking is gesteld.

  • 5 Overtreft de belasting de opbrengst in geld, dan wordt het ontbrekende geacht te zijn ingehouden op het in het derde lid omschreven tijdstip, met dien verstande dat de inhoudingsplichtige bevoegd is dat ontbrekende te verhalen op degene die tot de opbrengst gerechtigd is. De inhoudingsplichtige kan de afgifte van de niet in geld genoten opbrengst opschorten tot voldoening van deze vordering plaats vindt.

Artikel 5.7

Inhouding van de belasting blijft achterwege met betrekking tot:

  • a. de opbrengst van aandelen, lidmaatschapsbewijzen, winstbewijzen en bewijzen van deelgerechtigdheid die voor een op de BES eilanden gevestigd lichaam, bedoeld in artikel 5.2, tweede of derde lid, een deelneming vormt die behoort tot het vermogen van de door het lichaam op de BES eilanden gedreven onderneming;

  • b. uitdelingen toegekend door een stichting of een doelvermogen aan, of ten behoeve van, binnen het Rijk gevestigde of georganiseerde kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke instellingen of doelen bij welke de behartiging van het algemeen nut of een sociaal belang op de voorgrond staat, alsmede uitdelingen aan of ten behoeve van door Onze Minister als zodanig aangemerkte buiten het Rijk gevestigde of georganiseerde instellingen en doelen;

  • c. uitdelingen gedaan door een stichting of doelvermogen, voor zover deze uitdelingen zijn aan te merken als uitkeringen in het kader van een pensioenregeling als bedoeld in artikel 6A van de Wet loonbelasting BES.

Titel 5. Bijzondere bepalingen

Artikel 5.8

Indien een inhoudingsplichtige niet langer voldoet aan de voorwaarden van artikel 5.2, tweede of derde lid, of op basis van artikel 1.5 niet langer op de BES eilanden is gevestigd of voor de toepassing van een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting dan wel de Belastingregeling voor het Koninkrijk niet meer wordt aangemerkt als inwoner van de BES eilanden, dan wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk de inhoudingsplichtige op het direct daar aan voorafgaande tijdstip geacht zijn vermogen te hebben uitgedeeld aan de deelgerechtigden tot dat vermogen naar de mate van hun gerechtigdheid.

Artikel 5.9

  • 1 De inhoudingsplichtige, degene bij wie de opbrengst is betaalbaar gesteld, het administratiekantoor dat de opbrengst doorbetaalt aan certificaathouders, of degene tot wiens beroep het kopen of innen van dividendbewijzen gewoonlijk behoort, is, zodra de opbrengst is uitbetaald, tegoedgeschreven, verrekend of uitgereikt, gehouden ten behoeve van de rechthebbende een gedagtekende nota uit te reiken waaruit blijkt de:

    • a. naam en het adres van degene die de nota uitreikt;

    • b. naam en het adres van de rechthebbende;

    • c. dag waarop de opbrengst ter beschikking is gesteld;

    • d. omschrijving en het bedrag van de opbrengst; en

    • e. ingehouden belasting over de totale in de nota begrepen opbrengst.

  • 2 Degene die ingevolge het eerste lid gehouden is nota’s uit te reiken, is verplicht:

    • a. de nota’s doorlopend te nummeren al dan niet in series; en

    • b. dubbelen van de nota’s te vervaardigen en gedurende vijf jaren op serie en nummer te bewaren.

  • 3 Van de in het eerste en tweede lid genoemde verplichtingen kan Onze Minister gehele of gedeeltelijke ontheffing verlenen. Aan deze ontheffing kunnen door Onze Minister voorwaarden worden verbonden.

Artikel 5.10

  • 1 Onverlet de verplichtingen van artikel 5.9 is elk op de BES eilanden gevestigd lichaam gehouden jaarlijks binnen negen maanden na afloop van het boekjaar een door de bestuurder van het lichaam gewaarmerkt afschrift van de jaarrekening, bestaande uit een balans, winst- en verliesrekening en toelichting op deze stukken bij de inspecteur in te dienen. De eerste zin is eveneens van toepassing op lichamen die op grond van artikel 5.2 geacht worden in Nederland te zijn gevestigd.

  • 2 De jaarrekening dient te zijn opgesteld volgens de bepalingen van artikel 15, Boek 2, van het Burgerlijk Wetboek BES, dan wel volgens soortgelijke buitenlandse regelingen. Onze Minister kan nadere regels geven voor de opstelling van de jaarrekening.

  • 3 De inspecteur reikt tegen ontvangst van de jaarrekening een ontvangstbewijs uit.

  • 4 De inspecteur kan onder door hem te stellen voorwaarden uitstel voor het indienen van de jaarrekening verlenen.

Hoofdstuk VI. Algemene bestedingsbelasting

Titel 1. Algemene bepalingen

Artikel 6.1

In dit hoofdstuk en in de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. goederen: alle lichamelijke zaken, alsmede water, elektriciteit, gas, warmte, koude en soortgelijke zaken;

  • b. producent: een ondernemer die in een openbaar lichaam goederen voortbrengt met behulp van grond- of hulpstoffen of van halffabricaten, voor zover hij de levering van de door hem voortgebrachte goederen niet verricht vanuit een inrichting die grotendeels is ingericht, bestemd en wordt gebruikt voor de verkoop van die goederen aan anderen dan ondernemers;

  • c. handels- en dienstenentrepot: handels- en dienstenentrepot als bedoeld in de Douane- en Accijnswet BES;

  • d. douanewetgeving: de hoofdstukken I, II en III van de Douane- en Accijnswet BES;

  • e. douaneregime: een in de douanewetgeving voorzien regime voor onder douanetoezicht geplaatste goederen;

  • f. personenauto: een motorrijtuig, met uitzondering van bij ministeriële regeling aan te wijzen motorrijtuigen, dat een personenauto is in de zin van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, alsmede elk ander mede voor het vervoer van vier of meer personen ingericht motorrijtuig op drie of meer wielen;

  • g. CO2-uitstoot van een personenauto: de CO2-uitstoot gemeten overeenkomstig bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de type goedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PbEU 2008, L 199). Indien de meting mede met LPG of aardgas als brandstof is uitgevoerd, wordt de CO2-uitstoot van de auto met LPG of aardgas als brandstofsoort gehanteerd;

  • h. BES ondernemer: een ondernemer die op de BES eilanden woont of is gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting heeft van waaruit een dienst wordt verricht, of die, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats op de BES eilanden heeft;

  • i. elektriciteitsbedrijf: een producent in de zin van artikel 1.1 van de Wet elektriciteit en drinkwater BES.

Artikel 6.2

Onder de naam algemene bestedingsbelasting wordt in een openbaar lichaam een belasting geheven ter zake van:

  • a. de leveringen van door producenten voortgebrachte goederen welke in dat openbaar lichaam door producenten in het kader van hun onderneming onder bezwarende titel worden verricht;

  • b. de leveringen van diensten, welke in dat openbaar lichaam door ondernemers in het kader van hun onderneming onder bezwarende titel worden verricht;

  • c. de invoer van goederen.

Artikel 6.3

Onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden kan op de belasting, verschuldigd ter zake van leveringen van goederen, door de producent in een tijdvak van aangifte in aftrek worden gebracht:

  • a. de belasting die in het tijdvak van aangifte is betaald ter zake van door andere producenten aan hem verrichte leveringen van goederen, mits de belasting in rekening is gebracht op een op de voorgeschreven wijze opgemaakte factuur;

  • b. de door hem ter zake van invoer van goederen in het tijdvak van aangifte betaalde belasting;

één en ander voor zover de goederen worden gebruikt als grond- of hulpstof of als halffabricaat voor de door de producent ten behoeve van zijn te belasten leveringen voortgebrachte goederen.

Titel 2. Heffing ter zake van leveringen en diensten

Afdeling 1. Belastbaar feit

Artikel 6.4

  • 1 Leveringen van goederen zijn:

    • a. de overdracht van goederen ingevolge een overeenkomst;

    • b. de afgifte van goederen ingevolge een overeenkomst van huurkoop of financiële leasing;

    • c. de rechtsovergang van goederen die het onderwerp uitmaken van een overeenkomst tot het aanbrengen van die goederen aan een ander goed;

    • d. het beschikken over goederen voor andere dan bedrijfsdoeleinden, ten gevolge waarvan de goederen het bedrijfsvermogen van de producent verlaten;

    • e. de rechtsovergang van goederen ingevolge een vordering door of namens de overheid;

    • f. het beschikken voor bedrijfsdoeleinden over in het eigen bedrijf vervaardigde goederen in gevallen waarin, indien de goederen van een ondernemer zouden zijn betrokken, algemene bestedingsbelasting in rekening zou zijn gebracht;

    • g. de oplevering van een als onroerende zaak aan te merken nieuw gebouw of nieuw werk, een nieuw gedeelte van een gebouw of werk daaronder begrepen, door degene die dat gebouw of werk heeft vervaardigd.

  • 2 Goederen welke worden geleverd en diensten welke worden verleend door tussenkomst van een commissionair of dergelijke ondernemer die overeenkomsten sluit op eigen naam maar op order en voor rekening van een ander, worden geacht aan en vervolgens door die ondernemer te zijn geleverd of verleend.

Artikel 6.5

Diensten zijn alle prestaties, niet zijnde leveringen van goederen in de zin van artikel 6.4, die tegen vergoeding worden verricht.

Artikel 6.5a

  • 1 Bij overgang van het geheel of een gedeelte van een algemeenheid van goederen, al dan niet tegen vergoeding of in de vorm van een inbreng in een vennootschap, wordt geacht dat geen leveringen of diensten plaatsvinden en treedt, tenzij bij ministeriële regeling anders is bepaald, degene op wie de goederen overgaan in de plaats van de overdrager.

  • 2 Indien van een overgang als bedoeld in het tweede lid deel uitmaakt de levering van goederen die de overdrager als producent heeft voortgebracht, worden deze goederen voor de overdrager geacht te zijn belast als bedoeld in artikel 6.3, aanhef en slot.

  • 3 Degene op wie de goederen overgaan als bedoeld in het eerste lid, wordt voor de volgende levering van goederen, die door de overdrager als producent zijn voortgebracht, aangemerkt als producent van die goederen en voor zover van toepassing als vervaardiger van die goederen in de zin van artikel 6.4, eerste lid.

Artikel 6.6

De plaats waar een levering wordt verricht, is:

  • a. indien het goed in verband met de levering, anders dan in de zin van artikel 6.4, eerste lid, onderdeel c, wordt verzonden of vervoerd, de plaats waar de verzending of het vervoer aanvangt;

  • b. in andere gevallen de plaats waar het goed zich bevindt op het tijdstip van de levering.

Artikel 6.7

  • 1 Voor zover diensten worden verricht door een BES ondernemer aan een afnemer die in een openbaar lichaam is gevestigd of daar zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft dan wel in dat openbaar lichaam de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, is de plaats van die diensten gelegen in het openbaar lichaam van de dienstverrichter.

  • 2 In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de BES ondernemer voor de toepassing van de regels voor de plaats van dienst voor de hierna genoemde diensten niet aangemerkt als BES ondernemer:

    • a. andere diensten dan bedoeld in het eerste lid;

    • b. diensten aan een buiten de BES eilanden gelegen vaste inrichting van een ondernemer;

    • c. diensten die de BES ondernemer verricht vanuit een buiten de BES eilanden gelegen vaste inrichting van zijn onderneming.

  • 3 Voor zover op grond van de bepalingen van de artikelen 6.7a tot en met 6.7j niet een andere plaats van dienst wordt aangewezen, is ten aanzien van diensten verricht door een ondernemer, een andere dan een BES ondernemer, de plaats van dienst:

    • a. verricht voor een als zodanig handelende ondernemer, de plaats waar die ondernemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd. Worden deze diensten evenwel verricht voor een vaste inrichting van de ondernemer op een andere plaats dan die waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, dan geldt als plaats van dienst de plaats waar deze vaste inrichting zich bevindt. Bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, geldt als plaats van de dienst de woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats van de ondernemer die deze diensten afneemt;

    • b. verricht voor een andere dan ondernemer, de plaats waar de dienstverrichter de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd. Worden deze diensten evenwel verricht vanuit een vaste inrichting van de dienstverrichter, op een andere plaats dan die waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, dan geldt als plaats van dienst de plaats waar deze vaste inrichting zich bevindt. Bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, geldt als plaats van de diensten de woonplaats of de gebruikelijke verblijfplaats van de dienstverrichter.

Artikel 6.7a

De plaats van een dienst die voor andere dan ondernemers wordt verricht door een tussenpersoon die in naam en voor rekening van derden handelt, is de plaats waar de onderliggende handeling overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk wordt verricht.

Artikel 6.7b

De plaats van een door een ondernemer, een andere dan een BES ondernemer, verrichte dienst die betrekking heeft op een onroerende zaak, met inbegrip van diensten van experts en makelaars in onroerende zaken, het verstrekken van accommodatie in het hotelbedrijf of in sectoren met een soortgelijke functie, zoals vakantiekampen of locaties die zijn ontwikkeld voor gebruik als kampeerterreinen, het verlenen van gebruiksrechten op een onroerende zaak, alsmede van diensten die erop gericht zijn de uitvoering van bouwwerken voor te bereiden of te coördineren, zoals de diensten verricht door architecten en door bureaus die toezicht houden op de uitvoering van het werk, is de plaats waar de onroerende zaak is gelegen.

Artikel 6.7c

De plaats van vervoerdiensten verricht door een ondernemer, een andere dan een BES ondernemer, is de plaats waar het vervoer plaatsvindt, zulks naar verhouding van de afgelegde afstanden.

Artikel 6.7d

De plaats van een door een ondernemer, een andere dan een BES ondernemer, voor een ondernemer verrichte dienst bestaande in het verlenen van toegang tot culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- of soortgelijke evenementen, zoals beurzen en tentoonstellingen, en met de toegangverlening samenhangende diensten, is de plaats waar deze evenementen daadwerkelijk plaatsvinden.

Artikel 6.7e

  • 1 De plaats van door een ondernemer, een andere dan een BES ondernemer, voor een andere dan ondernemer verrichte diensten en van daarmee samenhangende diensten, in verband met culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- of soortgelijke activiteiten, zoals beurzen en tentoonstellingen, inclusief de dienstverrichtingen van de organisatoren van dergelijke activiteiten, is de plaats waar die activiteiten daadwerkelijk plaatsvinden.

  • 2 De plaats van de volgende door een ondernemer, een andere dan een BES ondernemer, verrichte diensten die voor andere dan ondernemers worden verricht, is de plaats waar die diensten daadwerkelijk worden verricht:

    • a. activiteiten die met vervoer samenhangen, zoals laden, lossen, intern vervoer en soortgelijke activiteiten;

    • b. deskundigenonderzoeken en werkzaamheden met betrekking tot roerende lichamelijke zaken.

Artikel 6.7f

De plaats van door een ondernemer, een andere dan een BES ondernemer, verrichte restaurant- en cateringdiensten is de plaats waar die diensten materieel worden verricht.

Artikel 6.7g

  • 1 De plaats van dienst van kortdurende en andere dan kortdurende verhuur van een vervoermiddel, verricht door een ondernemer, een andere dan een BES ondernemer, is de plaats waar dat vervoermiddel daadwerkelijk ter beschikking van de afnemer wordt gesteld.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is de plaats van dienst van andere dan kortdurende verhuur van een vervoermiddel bij verhuur aan:

    • a. een andere dan een ondernemer die gevestigd is of woont in de Unie, genoemd in artikel 2a, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de omzetbelasting 1968, de plaats waar die afnemer gevestigd is of woont;

    • b. een ondernemer die de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft in de Unie, genoemd in onderdeel a, of in die Unie over een vaste inrichting beschikt die de dienst afneemt, of, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats in die Unie heeft, de plaats waar die afnemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.

  • 3 In afwijking van het eerste en tweede lid is de plaats van dienst van andere dan kortdurende verhuur van een pleziervaartuig aan een afnemer, een andere dan een in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde ondernemer, de plaats waar het pleziervaartuig effectief ter beschikking van de afnemer wordt gesteld, indien deze dienst daadwerkelijk door de dienstverrichter wordt verricht vanuit de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting aldaar.

  • 4 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder «kortdurende verhuur» verstaan: het ononderbroken bezit of gebruik van het vervoermiddel gedurende een periode van ten hoogste dertig dagen, en voor schepen ten hoogste negentig dagen.

Artikel 6.7h

  • 2 Het feit dat de dienstverrichter en de afnemer langs elektronische weg berichten uitwisselen, betekent op zich niet dat de verrichte dienst een elektronische dienst is.

Artikel 6.7i

  • 1 De plaats van de volgende diensten, verricht voor een andere dan ondernemer die buiten de BES eilanden gevestigd is of aldaar zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, is de plaats waar deze persoon gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft:

    • a. de overdracht en het verlenen van auteursrechten, octrooien, licentierechten, handelsmerken en soortgelijke rechten;

    • b. diensten op het gebied van de reclame;

    • c. diensten verricht door raadgevende personen, ingenieurs, adviesbureaus, advocaten, accountants en andere soortgelijke diensten, alsmede gegevensverwerking en informatieverschaffing;

    • d. de verplichting om een beroepsactiviteit of een in dit artikel vermeld recht geheel of gedeeltelijk niet uit te oefenen;

    • e. bank-, financiële en verzekeringsverrichtingen met inbegrip van herverzekeringsverrichtingen en met uitzondering van de verhuur van safeloketten;

    • f. het beschikbaar stellen van personeel;

    • g. de verhuur van roerende lichamelijke zaken, met uitzondering van alle vervoermiddelen;

    • h. het bieden van toegang tot aardgas- en elektriciteitsdistributiesystemen alsmede het verrichten van transport- en transmissiediensten via deze systemen en het verrichten van andere daarmee rechtstreeks verbonden diensten.

  • 2 In afwijking van het eerste lid worden de diensten, genoemd in dat lid, die worden verricht voor een andere dan ondernemer, verricht in een openbaar lichaam, wanneer het werkelijk gebruik en de werkelijke exploitatie in dat openbaar lichaam plaatsvinden.

Artikel 6.7j

Diensten als bedoeld in artikel 6.7i, eerste lid, onderdelen a tot en met g, die worden verricht voor in een openbaar lichaam gevestigde lichamen in de zin van deze wet, andere dan ondernemers, die worden verricht door ondernemers die buiten de BES eilanden wonen of zijn gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting hebben van waaruit de dienst wordt verricht, of die, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats buiten de BES eilanden hebben, en waarvan de plaats van die diensten buiten de BES eilanden is gelegen, worden aangemerkt als worden zij in het openbaar lichaam van de afnemer verricht, wanneer het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie in dat openbaar lichaam plaatsvinden.

Artikel 6.7k

Voor de toepassing van de regels voor de plaats van dienst in dit hoofdstuk en de daarop gebaseerde bepalingen wordt een ondernemer die ook werkzaamheden verricht die overeenkomstig artikel 7, zevende lid, onderdeel a, van de Wet op de omzetbelasting 1968 niet als belastbare goederenleveringen of diensten worden beschouwd, met betrekking tot alle voor hem verrichte diensten als ondernemer aangemerkt.

Artikel 6.7l

Bij ministeriële regeling kan, om dubbele heffing of niet-heffing te voorkomen en onder daarbij te stellen regels, voor de diensten, bedoeld in de artikelen 6.7 tot en met 6.7j, een andere plaats van dienst worden aangewezen.

Artikel 6.8

  • 1 Ondernemer is een ieder die een bedrijf of beroep zelfstandig uitoefent, alsmede een ieder die een vermogensbestanddeel exploiteert om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen.

  • 2 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat publiekrechtelijke lichamen die, anders dan als ondernemer, prestaties verrichten welke uit hun aard ook door ondernemers kunnen worden verricht, met betrekking tot die prestaties als ondernemer worden aangemerkt.

Afdeling 2. Maatstaf en tarief van heffing

Artikel 6.9

  • 1 De belasting wordt berekend over de vergoeding.

  • 2 De vergoeding is het totale bedrag – of voor zover de tegenprestatie niet in een geldsom bestaat, de totale waarde van de tegenprestatie welke – ter zake van de levering of de dienst in rekening wordt gebracht, de algemene bestedingsbelasting niet daaronder begrepen. Indien ter zake van de levering of de dienst meer wordt voldaan dan hetgeen in rekening is gebracht, komt in plaats daarvan in aanmerking hetgeen is voldaan. Als de vergoeding minder bedraagt dan de waarde in het economisch verkeer van de verrichte prestatie, wordt de vergoeding gesteld op die waarde.

  • 3 Door de ondernemer verschuldigde belastingen en andere heffingen, die aan de afnemer afzonderlijk in rekening worden gebracht, behoren niet tot de vergoeding.

  • 4 De vergoeding voor het bepalen van de verschuldigde belasting wordt in geval van een levering als bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, onderdelen d en f, gesteld op het bedrag, de algemene bestedingsbelasting niet daaronder begrepen, dat voor de goederen zou worden ontvangen, indien deze op het tijdstip van de levering zouden worden aangeschaft of voortgebracht in de toestand waarin zij zich op dat tijdstip bevinden.

  • 5 Indien gegevens voor het bepalen van de vergoeding zijn uitgedrukt in een andere munteenheid dan die van de BES eilanden, wordt de wisselkoers vastgesteld overeenkomstig de laatst genoteerde verkoopkoers op het tijdstip waarop de belasting verschuldigd wordt.

Artikel 6.10

  • 1 De belasting bedraagt 8 percent.

  • 2 In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting:

    • a. 6 percent ter zake van het verrichten van diensten, en in uitzondering daarop, 7 percent ter zake van verzekeringen;

    • b. 25 percent voor personenauto’s met een CO2-uitstoot;

    • c. nihil voor personenauto’s zonder een CO2-uitstoot;

    • d. nihil voor leveringen van hierna genoemde goederen, mits is voldaan aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden:

      • 1°. van buiten een openbaar lichaam komende goederen die niet zijn ingevoerd;

      • 2°. goederen welke door een producent worden:

        • uitgevoerd uit een openbaar lichaam, daaronder mede begrepen uitvoer uit een in een openbaar lichaam ingesteld handels- en dienstenentrepot;

        • gebracht onder een douaneregime;

        • ingeslagen in een openbaar lichaam ingesteld handels- en dienstenentrepot, voor zover die goederen bestemd zijn voor uitvoer;

        • worden geleverd aan een in een handels- en dienstenentrepot gevestigde ondernemer, voor zover die goederen bestemd zijn voor uitvoer;

    • e. nihil voor de (op)levering en installatie van niet-geïntegreerde zonnepanelen en geïntegreerde zonnepanelen welke als dakbedekking dienen, mits zij bij een elektriciteitsbedrijf (op)geleverd en geïnstalleerd worden; hetzelfde geldt voor bij ministeriële regeling aangewezen producten die bestemd zijn om daarop aangesloten te worden, ook indien zij apart geleverd en geïnstalleerd worden;

    • f. nihil voor de (op)levering en installatie van windturbines, mits zij bij een elektriciteitsbedrijf (op)geleverd en geïnstalleerd worden; hetzelfde geldt voor speciaal voor windturbines ontworpen of aangepaste onderdelen, ook indien zij apart geleverd en geïnstalleerd worden.

  • 3 Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt bij de (op)levering van een (nieuw) gebouw, de levering en installatie van geïntegreerde zonnepanelen en -collectoren welke als dakbedekking dienen, inclusief bij ministeriële regeling aangewezen producten die daarop aangesloten zijn, geacht afsplitsbaar te zijn van het (nieuwe) gebouw.

Artikel 6.10a

  • 1 In afwijking van artikel 6.10, eerste en tweede lid, onderdelen a en b, bedraagt in de openbare lichamen Sint Eustatius en Saba:

    • a. de in dat eerste lid bedoelde belasting: 6 percent;

    • b. de in dat tweede lid, onderdeel a, bedoelde belasting: 4 percent en in uitzondering daarop, 5 percent ter zake van verzekeringen;

    • c. de in dat tweede lid, onderdeel b, bedoelde belasting 18, 22 of 30 percent, berekend aan de hand van de volgende tabel:

      Bij een vergoeding voor de auto van meer dan

      maar niet meer dan

      bedraagt de belasting in kolom III vermelde bedrag dat wordt vermeerderd met het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare bedrag dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

      I

      II

      III

      IV

       

      USD 20 000

       

      18 percent

      USD 20 000

      USD 30 000

      USD 3 600

      22 percent

      USD 30 000

       

      USD 5 800

      30 percent

  • 2 In afwijking in zoverre van het eerste lid, onderdeel c, geldt voor het in dat onderdeel opgenomen percentage van 18 voor niet gebruikte personenauto’s een percentage van 10 en gelden voor de in de derde kolom opgenomen bedragen van USD 3 600 en USD 5 800 bedragen van USD 2 000 en USD 4 200.

Afdeling 3. Vrijstellingen

Artikel 6.11

  • 1 Onder bij ministeriële regeling vast te stellen voorwaarden en beperkingen zijn van de belasting vrijgesteld:

    • a. de levering van eerste levensbehoeften, voor zover behorend tot bij ministeriële regeling aan te wijzen hoofdstukken of posten van het geharmoniseerde systeem, genoemd in artikel 3.1 tweede lid, onderdeel a, van de Douane- en Accijnswet BES;

    • b. de diensten bestaande uit het verzorgen van het openbaar personenvervoer over de weg, schoolbusdiensten daaronder mede begrepen;

    • c. de diensten die door ziekenhuizen, laboratoria voor medisch onderzoek, artsen, tandartsen, tandtechnici, verpleeg- en verloskundigen, fysio- en oefentherapeuten, chiropractors, logopedisten, diëtisten, podotherapeuten en psychologen als zodanig worden verricht;

    • d. de levering van geneesmiddelen voor menselijk gebruik op recept van een arts in de zin van het Besluit geneeskunde BES;

    • e. de levering van medische kunst- en hulpmiddelen, waarbij onder medische kunst- en hulpmiddelen worden verstaan orthopedische artikelen en toestellen – daaronder begrepen medisch-chirurgische gordels en banden alsmede krukken – kunstgebitten, kunsttanden, kunstogen, kunstledematen en dergelijke artikelen, hoorapparaten voor hardhorigen, breukspalken en andere artikelen en apparaten voor de behandeling van breuken in het beendergestel;

    • f. de verzorging van niet-commercieel onderwijs;

    • g. de verzorging van postzendingen die de houder van de concessie ingevolge het bepaalde bij en krachtens artikel 2, tweede lid, van de Wet post BES, verplicht is te vervoeren;

    • h. de levering van water, elektriciteit en gas door waterleidings-, elektriciteits- en gasbedrijven alsmede de levering van brandstoffen voor de opwekking van energie aan die bedrijven;

    • i. de (op)levering en installatie van niet-geïntegreerde zonnepanelen en -collectoren en geïntegreerde zonnepanelen en -collectoren welke als dakbedekking dienen, mits zij bij een ander dan een elektriciteitsbedrijf (op)geleverd en geïnstalleerd worden; hetzelfde geldt voor bij ministeriële regeling aangewezen producten die bestemd zijn om daarop aangesloten te worden, ook indien zij apart geleverd en geïnstalleerd worden;

    • j. de (op)levering en installatie van windturbines, mits zij bij een ander dan een elektriciteitsbedrijf (op)geleverd en geïnstalleerd worden; hetzelfde geldt voor speciaal voor windturbines ontworpen of aangepaste onderdelen, ook indien zij apart geleverd en geïnstalleerd worden;

    • k. de levering van een onroerende zaak, een andere dan een nieuw vervaardigd gebouw of werk als bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, onderdeel g, en het bij dat gebouw of werk behorende terrein, indien ter zake van die levering overdrachtsbelasting verschuldigd is;

    • l. de levensverzekeringen, ziektekostenverzekeringen en herverzekeringen door verzekeringsmaatschappijen, alsmede de diensten door tussenpersonen bij verzekeringen, waarbij onder levensverzekering wordt verstaan een verzekering die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend ten doel heeft een of meerdere termijnen van uitkering te verzorgen, en welke afhankelijk is van het leven van de verzekerde, daaronder mede begrepen uitvaartverzekeringen, ongeacht de wijze van uitkering;

    • m. de verhuur in een openbaar lichaam van hotelkamers en appartementen, indien in dat openbaar lichaam ter zake van die diensten een toeristenbelasting als bedoeld in artikel 53 van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, verschuldigd is op grond van een eilandsverordening;

    • n. de kansspelen in de zin van artikel 7a.2;

    • o. het ter beschikking stellen en uitlenen van gelden, en de diensten, bemiddeling daaronder begrepen, doch met uitzondering van bewaring en beheer, betreffende waardepapieren, bank- en muntbiljetten en munten die in enige staat de hoedanigheid van wettig betaalmiddel bezitten, met uitzondering van bankbiljetten en munten, welke gewoonlijk niet als wettig betaalmiddel worden gebruikt of welke een verzamelwaarde hebben, waarbij onder waardepapieren niet wordt verstaan documenten die goederen vertegenwoordigen, rechten op onroerende zaken, de zakelijke rechten die aan de rechthebbende de bevoegdheid verschaffen om een onroerende zaak te gebruiken en de deelbewijzen en aandelen waarvan het bezit rechtens of in feite recht geven op eigendom of het genot van een onroerende zaak of een deel daarvan;

    • p. de leveringen van goederen en het verlenen van diensten aan beroepsconsuls en andere beroepsvertegenwoordigers van vreemde mogendheden, de hun toegevoegde ambtenaren en de bij hen inwonende en in dienst zijnde personen, allen mits zij vreemdeling zijn en overigens op het grondgebied van een openbaar lichaam geen ondernemer zijn en onder voorwaarde van wederkerigheid;

    • q. de vervoersdiensten door middel van luchtvaartuigen of zeeschepen;

    • r. de diensten die in een zee- of luchthavengebied in een openbaar lichaam worden verricht met betrekking tot aldaar nog niet ingevoerde binnenkomende goederen en uitgaande goederen, en de diensten ten behoeve van zeeschepen en luchtvaartuigen die als openbaar vervoermiddel worden gebruikt voor personen- of goederenvervoer, oorlogsluchtvaartuigen daaronder begrepen, waarbij onder zeeschepen worden verstaan alle vaartuigen, gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als middel van vervoer te water met uitzondering van pleziervaartuigen;

    • s. de leveringen van brandstoffen, smeermiddelen en andere vloeistoffen, bestemd voor de voortstuwing, smering en ander technisch gebruik aan boord van zeeschepen en luchtvaartuigen als bedoeld in onderdeel p, alsmede de leveringen van goederen welke zijn bestemd voor de bevoorrading van uitgaande:

      • 1°. zeeschepen waarmee enigerlei economische activiteit wordt verricht, met uitzondering van schepen voor de kustvisserij;

      • 2°. reddingsboten, schepen voor hulpverlening op zee of schepen voor de kustvisserij, met uitzondering van voor laatstgenoemde schepen bestemde scheepsproviand;

      • 3°. oorlogschepen met als bestemming een haven of ankerplaats buiten een openbaar lichaam;

      • 4°. luchtvaartuigen;

    • t. de diensten, als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid van de Douane en Accijnswet BES die door een in een handels- en dienstenentrepot gevestigde ondernemer als zodanig worden verricht;

    • u. leveringen van goederen aan een in een handels- en dienstenentrepot gevestigde ondernemer, voor zover die goederen worden gebruikt ten behoeve van de in dat entrepot aanwezige goederen en bedrijfsmiddelen van die ondernemer;

    • v. de diensten die worden verricht aan een in een handels- en dienstenentrepot gevestigde ondernemer, uitsluitend voor zover die diensten verricht worden ten behoeve van de in een handels- en dienstenentrepot wettelijk toegelaten activiteiten of ten behoeve van zijn in dat entrepot aanwezige goederen en bedrijfsmiddelen;

    • w. het verzorgen en verplegen van in een inrichting opgenomen personen, alsmede het verstrekken van spijzen en dranken, geneesmiddelen en verbandmiddelen aan die personen, alsmede diensten door verzorgings- en bejaardentehuizen voor zover deze diensten zien op de huisvesting en verzorging van de bewoners;

    • x. de verhuur aan in een openbaar lichaam woonachtige particulieren van onroerende zaken, welke zijn ingericht, bestemd en worden gebruikt voor permanente bewoning;

    • y. leveringen van goederen en het verrichten van diensten voor projecten voor zover die in het kader van onderlinge hulp voor rekening van Aruba, Curaçao of Sint Maarten komen, dan wel in het kader van ontwikkelingshulp voor rekening van internationale organisaties komen.

  • 2 Om dubbele heffing van de belasting of om concurrentieverstoring te voorkomen kunnen bij ministeriële regeling, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, andere dan de in het eerste lid genoemde leveringen van goederen en diensten van de belasting worden vrijgesteld.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel h, wordt met elektriciteitsbedrijven gelijkgesteld eenieder die hernieuwbare elektriciteit produceert met behulp van een installatie, die hoofdzakelijk produceert voor eigen gebruik en de geproduceerde elektriciteit die niet wordt verbruikt levert aan het elektriciteitsnet.

Afdeling 4. Wijze van heffing

Artikel 6.12

  • 1 De belasting wordt geheven van de ondernemer die de levering of de dienst verricht.

  • 2 Indien de producent die de levering verricht of de ondernemer, een andere dan een BES ondernemer, die de dienst verricht niet in het openbaar lichaam van zijn afnemer woont of is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft van waaruit de levering of de dienst wordt verricht, en degene aan wie de levering wordt verricht of de dienst wordt verleend, een ondernemer is die in dat openbaar lichaam woont of is gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting heeft, of een in een openbaar lichaam gevestigd lichaam, wordt de belasting geheven van degene aan wie de levering wordt verricht of de dienst wordt verleend.

  • 3 Voor de toepassing van dit artikel wordt een ondernemer die een vaste inrichting heeft in een openbaar lichaam, geacht een niet in dat openbaar lichaam gevestigde ondernemer te zijn wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a. hij verricht in het openbaar lichaam een belastbare goederenlevering of een dienst;

    • b. bij het verrichten van die goederenlevering of die dienst is de vaste inrichting in het openbaar lichaam niet betrokken.

  • 4 In bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen wordt onder bij deze regeling te stellen bepalingen de belasting, ten einde voor de inning daarvan meer waarborgen te scheppen, geheven van degene aan wie de levering wordt verricht of de dienst wordt verleend.

Artikel 6.13

In afwijking in zoverre van artikel 6.12, eerste lid, is de belasting ter zake van verzekeringen die worden afgesloten bij een niet in het openbaar lichaam van de afnemer gevestigde verzekeringsmaatschappij, verschuldigd door de tussenpersoon bij die verzekering.

Artikel 6.14

  • 1 De belasting wordt verschuldigd:

    • a. in gevallen waarin een factuur moet worden uitgereikt, op het tijdstip van de uitreiking of, indien deze niet tijdig plaatsvindt, het tijdstip waarop zij uiterlijk had moeten geschieden;

    • b. in andere gevallen op het tijdstip waarop de levering of de dienst wordt verricht.

  • 2 In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de belasting of het desbetreffende gedeelte daarvan uiterlijk verschuldigd op het tijdstip waarop de vergoeding geheel of gedeeltelijk wordt ontvangen.

  • 3 Iedere producent die leveringen van goederen verricht als bedoeld in artikel 6.2, onderdeel a, aan een andere ondernemer is verplicht op verzoek van zijn afnemer een doorlopend genummerde en gedagtekende factuur aan de afnemer uit te reiken. Op de factuur moeten op duidelijke en overzichtelijke wijze vermeld staan:

    • a. de dag waarop de levering wordt verricht;

    • b. de naam en het adres van de producent en van zijn afnemer;

    • c. het door de Belastingdienst toegekende registratienummer van degene die de levering verricht;

    • d. een omschrijving van de geleverde goederen;

    • e. de hoeveelheid van de geleverde goederen;

    • f. de vergoeding; en

    • g. het bedrag van de belasting.

  • 4 De producent moet de in het derde lid bedoelde factuur uitreiken binnen vijftien dagen na de maand waarin de levering is verricht. De producent is verplicht een kopie van de uitgereikte factuur op te maken.

  • 5 Indien een producent met een andere ondernemer is overeengekomen dat de vergoeding voor de door hem te verrichten prestatie vooraf of in gedeelten zal worden voldaan, is hij op verzoek van zijn afnemer verplicht, in afwijking in zoverre van het vierde lid, ter zake van die betaling of deelbetalingen vóór het tijdstip van de opeisbaarheid daarvan telkens een overeenkomstig het derde lid opgemaakte factuur uit te reiken.

  • 6 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, worden de diensten waarvan de belasting op grond van artikel 6.12, tweede lid, verschuldigd is door de afnemer van deze diensten en die doorlopend worden verricht gedurende een periode langer dan één jaar geacht bij de afloop van elk kalenderjaar te zijn voltooid zolang de dienstverrichting doorloopt en die geen aanleiding geven tot afrekeningen of betalingen in die periode.

  • 7 Ieder die enig document uitreikt waarop een bedrag aan algemene bestedingsbelasting wordt vermeld welke hij, anders dan op grond van dit artikel niet verschuldigd is geworden, wordt die belasting verschuldigd op het tijdstip dat hij het document heeft uitgereikt. Hij is verplicht deze belasting op de voet van artikel 6.15 te voldoen.

  • 8 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van dit artikel.

Artikel 6.15

  • 1 De in een tijdvak verschuldigde belasting moet op aangifte worden voldaan.

  • 2 Indien de op grond van artikel 6.3 voor aftrek in aanmerking komende belasting meer bedraagt dan de in het tijdvak verschuldigd geworden belasting, wordt, onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden en beperkingen, het verschil aan de producent op zijn verzoek terugbetaald.

  • 3 Een verzoek om teruggaaf van belasting geschiedt bij de aangifte over het tijdvak waarin het recht op teruggaaf is ontstaan. In gevallen waarin geen aangifte op de voet van het eerste lid moet worden ingediend, geschiedt een verzoek om teruggaaf door het doen van aangifte.

  • 4 De inspecteur beslist op het verzoek om teruggaaf bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 5 De inspecteur kan onder door hem te stellen voorwaarden een vereenvoudigde wijze van het doen van aangifte toestaan.

Artikel 6.16

De inspecteur is bevoegd op schriftelijk verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking teruggaaf te verlenen van de belasting ter zake van leveringen en diensten, voor zover de ondernemer aannemelijk maakt dat:

  • a. de vergoeding geheel of gedeeltelijk niet is en niet zal worden ontvangen;

  • b. de vergoeding wordt terugbetaald omdat een vermindering van de vergoeding achteraf is verleend of omdat de goederen in ongebruikte staat zijn teruggenomen.

Titel 3. Heffing ter zake van invoer

Afdeling 1. Belastbaar feit

Artikel 6.17

  • 1 Invoer van goederen is het brengen van goederen in het vrije verkeer in een openbaar lichaam, daaronder mede te verstaan:

    • a. het van buiten het openbaar lichaam brengen van goederen in dat openbaar lichaam;

    • b. het in dat openbaar lichaam beëindigen van, dan wel het in dat openbaar lichaam onttrekken van goederen aan een douaneregime;

    • c. het vanuit een in dat openbaar lichaam ingesteld handels- en dienstenentrepot ten aanzien van goederen beëindigen van, dan wel het in dat entrepot onttrekken van goederen aan, het voor dat handels- en dienstenentrepot geldende regime;

    • d. de bevoorrading in dat openbaar lichaam van vervoermiddelen met goederen die niet in het vrije verkeer zijn.

  • 2 Als invoer wordt niet aangemerkt:

    • a. het in een openbaar lichaam brengen van goederen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, waarop een douaneregime van toepassing is;

    • b. het in een openbaar lichaam beëindigen van een douaneregime voor zover dit regime wordt opgevolgd door een ander douaneregime;

    • c. het van buiten een openbaar lichaam brengen van goederen in een in dat openbaar lichaam ingesteld handels- en dienstenentrepot;

    • d. de uitslag uit een handels- en dienstenentrepot van goederen die onder een douaneregime worden gebracht of worden ingeslagen in een ander handels- en dienstenentrepot.

Afdeling 2. Maatstaf en tarief van heffing

Artikel 6.18

  • 1 De belasting wordt berekend over de douanewaarde.

  • 2 In de douanewaarde zijn begrepen:

    • a. de rechten bij invoer, belastingen en heffingen, met uitzondering van de ter zake van de invoer in een openbaar lichaam verschuldigde algemene bestedingsbelasting;

    • b. de bijkomende kosten, zoals kosten van commissie, verpakking, vervoer en verzekering tot de plaats van bestemming.

  • 3 Onder vervoer als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt niet begrepen het vervoer van de plaats van brengen van goederen in een openbaar lichaam tot de plaats van bestemming.

Artikel 6.19

  • 1 De belasting bedraagt 8 percent.

  • 2 In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting:

    • a. 25 percent voor personenauto’s met een CO2-uitstoot;

    • b. nihil voor personenauto’s zonder een CO2-uitstoot.

Artikel 6.19a

  • 1 In afwijking van artikel 6.19, eerste lid en tweede lid, onderdeel a, bedraagt in de openbare lichamen Sint Eustatius en Saba:

    • a. de in dat eerste lid bedoelde belasting: 6 percent;

    • b. de in dat tweede lid, onderdeel a, bedoelde belasting 18, 22 of 30 percent, berekend aan de hand van de volgende tabel:

      Bij een douanewaarde voor de auto van meer dan

      maar niet meer dan

      bedraagt de belasting in kolom III vermelde bedrag dat wordt vermeerderd met het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare bedrag dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

      I

      II

      III

      IV

       

      USD 20 000

       

      18 percent

      USD 20 000

      USD 30 000

      USD 3 600

      22 percent

      USD 30 000

       

      USD 5 800

      30 percent

  • 2 In afwijking in zoverre van het eerste lid, onderdeel b, geldt voor het in dat onderdeel opgenomen percentage van 18 voor niet gebruikte personenauto’s een percentage van 10 en gelden voor de in de derde kolom opgenomen bedragen van USD 3 600 en USD 5 800 bedragen van USD 2 000 en USD 4 200.

Afdeling 3. Vrijstellingen

Artikel 6.20

  • 1 Bij ministeriële regeling wordt, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, vrijstelling van belasting verleend:

    • a. op verzoek van een producent om daarvoor voor de invoer van in het kader van zijn onderneming te gebruiken grond- of hulpstoffen en halffabricaten te worden aangewezen;

    • b. voor de invoer van goederen waarvoor aanspraak op vrijstelling van invoerrechten bestaat;

    • c. voor de invoer van eerste levensbehoeften, geneesmiddelen en medische kunst- en hulpmiddelen als bedoeld in artikel 6.11, eerste lid, onderdelen a, d en e, alsmede van andere goederen waarvan de levering in het openbare lichaam is vrijgesteld.

  • 2 De inspecteur beslist bij voor bezwaar vatbare beschikking op een schriftelijk verzoek van een producent voor de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde aanwijzing.

Afdeling 4. Wijze van heffing

Artikel 6.21

  • 1 Ter zake van het heffen en invorderen van de belasting bij invoer zijn de bepalingen van de douanewetgeving van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Bij ministeriële regeling kan, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, teruggaaf van bij invoer verschuldigde belasting worden verleend in de gevallen waarin op grond van de douanewetgeving aanspraak op teruggaaf van rechten bij invoer bestaat of, in andere gevallen, om redenen van billijkheid.

  • 3 Belasting waarvan op grond van het tweede lid teruggaaf wordt verleend komt niet voor aftrek op de voet van artikel 6.3, onderdeel b, in aanmerking. Heeft de aftrek reeds plaatsgevonden dan wordt de producent die de aftrek heeft genoten het in aftrek gebrachte bedrag alsnog, op aangifte als bedoeld in artikel 6.15, eerste lid, verschuldigd.

Titel 4. Bijzondere regelingen

Artikel 6.22

  • 1 Op schriftelijk verzoek van de ondernemer kan aan hem door de inspecteur:

    • a. ontheffing van het voldoen van belasting worden verleend indien de ondernemer een natuurlijke persoon is, in het openbaar lichaam woont of is gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting heeft, en de ondernemer aannemelijk kan maken dat hij per kalenderjaar een omzet exclusief algemene bestedingsbelasting zal behalen van USD 20 000 of minder;

    • b. teruggaaf worden verleend van de belasting die door hem reeds op aangifte is voldaan in het kalenderjaar met ingang waarvan hij van de belasting is ontheven.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, kan ook de aldaar bedoelde ontheffing worden verleend aan de ondernemer, een andere dan een natuurlijk persoon, die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend sociale of culturele prestaties verricht. Om in aanmerking te kunnen komen voor ontheffing dient de ondernemer voorafgaand aan het verrichten van de sociale of culturele prestaties, een schriftelijk verzoek aan de inspecteur te richten.

  • 3 Indien een ondernemer meer dan één bedrijf of beroep heeft of uitoefent, worden deze bedrijven of beroepen voor de toepassing van dit artikel gezamenlijk in aanmerking genomen.

  • 4 De ondernemer aan wie een ontheffing is verleend, is verplicht periodiek aan de inspecteur een opgave te doen van zijn omzet. Voor het vaststellen van deze periode zijn de bepalingen van artikel 6.15 en 8.11 van overeenkomstige toepassing. Indien de ondernemer verzuimt een opgave te doen, kan de inspecteur de ontheffing intrekken.

  • 5 Indien de ondernemer die is ontheven van het voldoen van de belasting in een kalenderjaar een bedrijfsomzet exclusief algemene bestedingsbelasting heeft behaald van meer dan USD 20 000 wordt hij alsnog over zijn prestaties in dat jaar belasting verschuldigd. In dat geval vervalt de ontheffing van die ondernemer. De ondernemer is verplicht de verschuldigde belasting op de eerste aangifte van het volgende kalenderjaar te voldoen.

  • 6 De ontheffingen als bedoeld in het eerste en tweede lid worden verleend bij voor bezwaar vatbare beschikking en gelden met ingang van het kalenderjaar waarin de inspecteur de ontheffing heeft verleend. Op de ondernemer aan wie een ontheffing als bedoeld in het eerste en tweede lid is verleend, blijven de bepalingen van dit hoofdstuk onverkort van toepassing.

  • 7 Indien na afloop van een kalenderjaar blijkt dat de ondernemer, zijnde een natuurlijke persoon, die in het openbaar lichaam woont of is gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting heeft, over dat kalenderjaar een omzet exclusief algemene bestedingsbelasting heeft behaald van USD 20 000 of minder en hem voor dat jaar geen ontheffing was verleend, krijgt op schriftelijk verzoek teruggaaf van de door hem over dat jaar op aangifte voldane belasting.

  • 8 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter zake van de toepassing van dit artikel en kunnen ondernemers worden aangewezen waarop in afwijking van het bepaalde in de tweede volzin van het zesde lid de bepalingen van dit hoofdstuk niet of gedeeltelijk niet van toepassing zijn.

Titel 5. Bijzondere bepalingen

Artikel 6.23

De ondernemer die in een openbaar lichaam woont of is gevestigd, wordt geacht zijn leveringen en diensten in dat openbaar lichaam te verrichten, voor zover hij niet aan de hand van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers het tegendeel aantoont. Deze bepaling is eveneens van toepassing op de ondernemer die in een openbaar lichaam een vaste inrichting heeft, voor zover de leveringen en diensten vanuit die inrichting worden verricht.

Artikel 6.24

Het is verboden in de gevallen waarin ingevolge dit hoofdstuk algemene bestedingsbelasting verschuldigd is, goederen en diensten aan te bieden tegen prijzen waarin de algemene bestedingsbelasting niet is begrepen.

Artikel 6.25

  • 1 Met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen regels, is een ondernemer verplicht:

    • a. aantekening te houden van de door hem en aan hem verrichte leveringen van goederen en verleende diensten, van de invoer van goederen in en de uitvoer van goederen uit het openbaar lichaam waarin hij woont of is gevestigd, alsmede van andere gegevens die van belang zijn met betrekking tot de heffing van de belasting;

    • b. dagelijks aantekening te houden van de uitgaven en ontvangsten ter zake van de aan hem en door hem verrichte leveringen van goederen en verleende diensten;

    • c. zijn boekhouding met betrekking tot zijn omzet op zodanige duidelijke en overzichtelijke wijze te voeren en met vermelding van zodanige bijzonderheden dat aan de hand daarvan kan worden vastgesteld of de belastingheffing op de juiste wijze plaatsvindt en de over een bepaald belastingtijdvak door hem verschuldigde belasting kan worden vastgesteld;

    • d. in zijn administratie kopieën te bewaren van de door hemzelf dan wel, in zijn naam en voor zijn rekening, door zijn afnemer of een derde uitgereikte facturen, en alle door hemzelf ontvangen facturen.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, nadere regels worden gesteld in hoeverre ondernemers die geen prestaties verrichten als bedoeld in artikel 6.2, alsmede ondernemers die uitsluitend vrijgestelde prestaties verrichten, of ondernemers die zowel vrijgestelde als belaste prestaties verrichten, zijn ontheven van verplichtingen ingevolge dit hoofdstuk.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, nadere regels worden gesteld in welke gevallen lichamen als bedoeld in de artikelen 6.8 en 6.12, alsmede ondernemers aan wie de levering of de dienst wordt verricht als bedoeld in artikel 6.12, tweede lid, gehouden zijn te voldoen aan de in het eerste lid genoemde verplichtingen.

Artikel 6.26

Bij ministeriële regeling kunnen:

  • a. nadere regels worden gesteld welke tot vergemakkelijking van de heffing kunnen leiden;

  • b. andere in het kader van het hoofdstuk passende nadere regels worden gesteld inzake de toepassing van dit hoofdstuk en ter aanvulling van de in dit hoofdstuk geregelde onderwerpen.

Titel 6. Slotbepalingen

Artikel 6.27

  • 1 Hij die ingevolge een vóór de inwerkingtreding van een wijziging in de wetgeving inzake algemene bestedingsbelasting gesloten overeenkomst verplicht is goederen te leveren of een dienst te verlenen, is bevoegd hetgeen met betrekking tot die goederen of die dienst wegens algemene bestedingsbelasting meer is gevorderd dan vóór de inwerkingtreding van die wijziging had kunnen geschieden, terug te vorderen van degene aan wie hij de goederen moet leveren of de dienst moet verlenen. Hiermee strijdige bedingen zijn nietig.

  • 2

Hij aan wie ingevolge een vóór de inwerkingtreding van een wijziging in de wetgeving inzake algemene bestedingsbelasting gesloten overeenkomst goederen worden geleverd of een dienst wordt verleend, is bevoegd van hem die verplicht is de goederen te leveren of de dienst te verlenen, terug te vorderen hetgeen met betrekking tot die goederen of dienst wegens algemene bestedingsbelasting minder is gevorderd dan vóór de inwerkingtreding van die wijziging had kunnen geschieden. Hiermee strijdige bedingen zijn nietig.

Artikel 6.28

Ingeval van wijziging van de in dit hoofdstuk genoemde tarieven van heffing wordt:

  • a. de algemene bestedingbelasting die na de dag voorafgaande aan de dag waarop een nieuw percentage van toepassing is, verschuldigd wordt ter zake van leveringen en diensten die worden verricht vóór of op eerstgenoemde dag, berekend naar het tarief dat geldt op het tijdstip waarop de levering of de dienst wordt verricht;

  • b. indien algemene bestedingsbelasting vóór de dag waarop een nieuw percentage van toepassing wordt verschuldigd is ter zake van leveringen en diensten die worden verricht op of na die dag, hetgeen meer verschuldigd zou zijn geweest indien de belasting zou zijn berekend naar het percentage dat geldt op het tijdstip waarop de levering of de dienst wordt verricht, alsnog verschuldigd op die dag.

Hoofdstuk VII. Overdrachtsbelasting

Titel 1. Algemene bepalingen

Artikel 7.1

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. overdracht: de verkrijging door natuurlijke personen en rechtspersonen van onroerende zaken of schepen als ook de vestiging, afstand en opzegging van vruchtgebruik, van gebruik en van bewoning, erfdienstbaarheden, erfpacht, opstal, grondrenten, hetzij in geld hetzij in natura verschuldigd, alsmede de rechtsvorderingen dienende om onroerende zaken of de rechten waaraan deze zijn onderworpen terug te eisen of te doen overdragen;

  • b. onroerende zaken: onroerende zaken welke op de BES eilanden gelegen zijn en de rechten waaraan deze zijn onderworpen;

  • c. schepen: op de BES eilanden geregistreerde schepen, metende ten minste 20 kubieke meters bruto inhoud.

Artikel 7.2

Onverminderd de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Koophandel omtrent overdracht van onroerende zaken en schepen, moeten oprichtingen van een naamloze vennootschap, besloten vennootschap, coöperatie of vereniging waarbij onroerende zaken of schepen worden ingebracht, op straffe van nietigheid geschieden bij op de BES eilanden verleden authentieke akte.

Titel 2. Aard van belasting

Artikel 7.3

  • 1 Onder de naam overdrachtsbelasting wordt een belasting geheven ter zake van de overdracht van onroerende zaken en van schepen.

  • 2 Met overdracht, bedoeld in het eerste lid, wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk gelijkgesteld de inbreng van onroerende zaken of geregistreerde schepen door de commanditaire vennoot in een open commanditaire vennootschappen op aandelen.

Artikel 7.4

  • 1 Onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden en beperkingen is van de belasting vrijgesteld de overdracht:

    • a. aan de staat of een openbaar lichaam, alsmede aan een naamloze vennootschap of besloten vennootschap waarvan alle aandelen al dan niet middellijk toebehoren aan de staat of een openbaar lichaam, mits het lichaam dat de onroerende zaak of het schip, direct dan wel indirect, verkrijgt, schriftelijk verklaart de onroerende zaak, onderscheidenlijk het schip, niet op een zodanige wijze te gaan gebruiken dat daarmee in concurrentie wordt getreden met belastingplichtigen die winst beogen, met dien verstande dat indien de onroerende zaak, onderscheidenlijk het schip, binnen vijf jaar na verkrijging alsnog op een zodanige wijze gebruikt gaat worden dat daarmee wel in concurrentie wordt getreden met belastingplichtigen die winst beogen, de belasting alsnog is verschuldigd zodra sprake is van het in concurrentie treden met belastingplichtigen die winst beogen;

    • b. krachtens boedelmenging;

    • c. krachtens verdeling van een huwelijksgemeenschap of nalatenschap, waarin de verkrijger was gerechtigd als rechtverkrijgende;

    • d. bij inbreng van een onderneming in maat- of vennootschappen;

    • e. krachtens of op grond van verdelingen tussen deelgenoten indien de titel van de gemeenschap is vermeld en de gemeenschap behoorlijk is aangetoond;

    • f. krachtens of op grond van een verdeling tussen deelgenoten als bedoeld in artikel 7.11 voor zover de overeenkomst betrekking heeft op het geval van overlijden en geen vergoeding is bedongen;

    • g. van een nieuw vervaardigd gebouw of werk als bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, onderdeel g, en het bij dat gebouw of werk behorende terrein.

  • 2 Het eerste lid, onderdeel e, is niet van toepassing op verdelingen tussen deelgenoten als bedoeld in artikel 7.6 tot en met 7.11 waarvan de titel van de gemeenschap is vermeld en de gemeenschap behoorlijk is aangetoond.

Titel 3. Verdeling van een gemeenschap

Artikel 7.5

Voor zover de titel van de gemeenschap niet is vermeld of de gemeenschap niet behoorlijk is aangetoond, is op akten van verdeling de belasting verschuldigd over de toegedeelde waarde van de onroerende zaken of schepen.

Artikel 7.6

  • 1 Op akten van verdeling van onroerende zaken of schepen voor zover deze zijn ingebracht in een maatschap of een naamloze vennootschap, besloten vennootschap, coöperatie of vereniging, is de belasting verschuldigd over de waarde ten tijde van de verdeling van de onroerende zaak of schip voor zover deze waarde niet is toe te rekenen aan de inbrenger of diens erfgenamen.

  • 2 Indien een deelgenoot op de in artikel 7.11 bedoelde wijze of door aankoop na de oprichting van de in het eerste lid bedoelde maatschap of naamloze vennootschap, besloten vennootschap, coöperatie of vereniging een aandeel verkrijgt in de door anderen ingebrachte onroerende zaken of schepen wordt dit aandeel voor de berekening van de op de verdeling verschuldigde belasting geacht door die deelgenoot of zijn erfgenamen of rechtverkrijgenden te zijn ingebracht, mits blijkt, dat voor de verkrijging van dat aandeel de belasting is betaald.

  • 3 Dit artikel is niet van toepassing op de verdeling van onroerende zaken of schepen voor zover deze verdeling plaatsvindt in het kader van de ontbinding van een naamloze vennootschap, besloten vennootschap of een open commanditaire vennootschap en ter zake van de inbreng van de onroerende zaak of het schip overdrachtsbelasting is betaald.

Artikel 7.7

  • 1 Indien de onverdeeldheid van onroerende zaken of schepen uitsluitend uit een overdracht is ontstaan, is op de akte van verdeling van die onverdeeldheid de belasting verschuldigd over de in het tweede lid opgenomen waarde.

  • 2 De waarde van de overdracht is het aan hen, die zelf of wier erflaters of rechtsvoorgangers uitsluitend bij overdracht een aandeel verkregen hadden, toegedeelde onder aftrek van de waarde van het aandeel krachtens de titel van gemeenschap in elk hun toegedeeld goed, voor de verkrijging waarvan de belasting is betaald.

  • 3 Het eerste lid is niet toepassing indien de onverdeeldheid is ontstaan door:

    • a. inbreng in een maatschap, naamloze vennootschap of besloten vennootschap;

    • b. overdracht van het geheel door de enige rechthebbende of alle deelgenoten tezamen aan gezamenlijke verkrijgers;

    • c. ontbinding van een coöperatie of vereniging, mits wegens de inbreng de belasting is betaald.

Artikel 7.8

Indien bij een verdeling als bedoeld bij artikelen 7.6 en 7.7 aan verschillende deelgenoten tezamen goederen zijn toegedeeld en later tot verdeling van die goederen wordt overgegaan, is op de latere akte of akten wegens deze verdeling belasting verschuldigd, die, indien de daarbij gedane toedelingen reeds bij de eerste akte hadden plaats gehad, meer verschuldigd zou zijn geweest dan hierop is geheven.

Artikel 7.9

  • 1 Op akten van verkoop van aandelen in onroerende zaken of schepen, voor zover deze zijn ingebracht in een maatschap of die aandelen zijn ontstaan door ontbinding van een naamloze vennootschap, besloten vennootschap, coöperatie of vereniging, is, indien die overdracht geschiedt aan een deelgenoot krachtens dezelfde titel of aan zijn erven of rechtverkrijgenden, de belasting eveneens verschuldigd van de waarde van de kopers aandeel krachtens die titel.

  • 2 Het eerste lid van dit artikel is niet van toepassing indien:

    • a. de goederen onderdeel uitmaken van een onverdeeldheid vanwege een in artikel 7.3 bedoelde inbreng in een open commanditaire vennootschap, indien wegens de inbreng de belasting is betaald;

    • b. de koper zelf de onroerende zaak of het schip heeft ingebracht.

Artikel 7.10

  • 1 Akten, die ten aanzien van gezamenlijk bezeten onroerende zaken of schepen de verklaring bevatten, dat daarvan de verdeling heeft plaats gehad, zonder opgaaf van al de verdeelde goederen, van haar waarde en van de wijze van verdeling, worden voor de toepassing van dit hoofdstuk als akten van verdeling aangemerkt. De belasting is verschuldigd over de waarde van de onroerende zaken en schepen tenzij partijen de ontbrekende opgaven doen en aantonen dat geen of minder belasting verschuldigd is.

  • 2 De te veel geheven belasting wordt teruggegeven, indien de vereiste schriftelijke opgaven en gemelde aantoning alsnog geschieden binnen het jaar volgend op het jaar waarin de verdeling heeft plaatsgevonden.

Artikel 7.11

  • 1 Indien, met uitzondering van het geval van huwelijksgemeenschap, een aandeel in onroerende zaken of schepen ingevolge een overeenkomst tussen de deelgenoten bij uittreding uit de bestaande gemeenschap aan de overige deelgenoten verblijft tegen of zonder vergoeding aan de uitgetredene, is bij elk zodanig uittreden de belasting verschuldigd alsof het aandeel van de uitgetredene bij de uittreding aan de verkrijgers ware overgedragen.

  • 2 Het vorige lid is van overeenkomstige toepassing indien bedoelde overeenkomst betrekking heeft op het geval van overlijden, doch slechts voor zover de belasting schuldig is over de waarde die aan de erfgenamen of rechtverkrijgenden van de overledene wordt vergoed.

Titel 4. Bedrag en grondslagen

Artikel 7.12

De belasting bedraagt 5 percent van de waarde van de onroerende zaak of het schip. De waarde is ten minste gelijk aan die van de tegenprestatie.

Artikel 7.14

In geval van overdracht binnen zes maanden na een vorige overdracht van dezelfde onroerende zaak of hetzelfde schip door een ander wordt de waarde verminderd met het bedrag waarover ter zake van de vorige overdracht overdrachtsbelasting of algemene bestedingsbelasting was verschuldigd, voor zover de algemene bestedingsbelasting niet ingevolge artikel 6.3, aanhef en onderdeel a, in aftrek is of kan worden gebracht.

Titel 5. Belastingschuld, voldoening, teruggave en verjaring

Artikel 7.17

  • 1 Indien een overdracht of andere rechtshandeling, als bedoeld in dit hoofdstuk, onder een opschortende voorwaarde heeft plaatsgevonden, kan naar keuze van de verkrijger in plaats van voldoening als bedoeld in het artikel 7.16 en artikel 8.11, zekerheid voor de belasting worden gesteld ten genoege van de inspecteur.

  • 2 Indien de verkrijger kan bewijzen dat de in het vorige lid bedoelde opschortende voorwaarde niet is vervuld, wordt op zijn verzoek:

    • a. de zekerheid vrijgegeven en kan de voldoening als bedoeld in artikel 7.16 definitief achterwege blijven, of

    • b. indien geen zekerheid is gesteld, de belasting die ter zake is voldaan, teruggegeven.

Artikel 7.18

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld welke ertoe strekken, dat de belasting ter zake van een verkrijging waarvan een notariële akte is opgemaakt, wordt voldaan ter gelegenheid van de aanbieding van die akte ter registratie.

Artikel 7.19

  • 1 De verkrijger heeft een recht op teruggaaf van te zijner laste verschuldigde belasting indien:

    • a. een overeenkomst of rechtshandeling, waarvan de belasting is betaald, is vernietigd bij een rechterlijke uitspraak, die in kracht van gewijsde is gegaan;

    • b. een vonnis van onteigening wordt bewezen te zijn vervallen overeenkomstig artikel 62 van de Onteigeningsverordening;

    • c. gebleken is dat te veel of ten onrechte overdrachtsbelasting is betaald.

  • 2 Voor de in dit hoofdstuk bedoelde teruggaven moet belanghebbende, bedoeld in het eerste lid, onder overlegging van een gewaarmerkt afschrift van de in dit artikel bedoelde uitspraak of vonnis of van andere bescheiden, een schriftelijk daartoe strekkend verzoek worden ingediend bij de inspecteur, die bij voor bezwaar vatbare beschikking op het verzoek tot teruggave beslist.

Artikel 7.20

  • 1 Het Rijk heeft voor de belasting en de boete een voorrecht gedurende twee jaren na de dagtekening van de akte of bij ontstentenis van een akte gedurende twee jaren volgend op het jaar waarin de overdracht heeft plaatsgevonden.

Artikel 7.21

Het recht tot dwanginvordering van de belasting verschuldigd op een niet geregistreerde akte verjaart na twintig jaren na de dagtekening van deze akte. Als die dagtekening geldt de dagtekening van de akte, tenzij het tegendeel blijkt. Het recht tot dwanginvordering van de belasting van een niet geregistreerd vonnis verjaart na drie jaren na de dagtekening van het vonnis.

Titel 6. Bijzondere bepalingen

Artikel 7.22

De notarissen zijn niet verplicht hun diensten te verlenen voor het verlijden van akten, aan overdrachtsbelasting onderworpen, wanneer niet een voldoende som ter voldoening van de belasting in hun handen ter verrekening is gestort of voor de betaling van de belasting voldoende zekerheid is gesteld. Wat betreft de aan de belasting onderworpen overdrachten waarvoor vonnissen zijn gegeven, zijn de belanghebbenden verplicht tot gelijke storting als gemeld in handen van de griffier, uiterlijk op de voorlaatste werkdag van de termijn van registratie.

Artikel 7.23

  • 1 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter zake van de registratie van akten, alsmede ter zake van daarmee samenhangende verplichtingen, verboden en aansprakelijkheids- en strafbepalingen.

  • 2 Op de aansprakelijkstelling, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 8.61 en 8.62 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7.24

Bij ministeriële regeling kunnen:

  • a. regels worden gesteld welke tot vergemakkelijking van de heffing kunnen leiden;

  • b. andere in het kader van het hoofdstuk passende regels worden gesteld inzake de toepassing van dit hoofdstuk en ter aanvulling van de in dit hoofdstuk geregelde onderwerpen.

Hoofdstuk VIIa. Kansspelbelasting

Titel 1. Belastingplicht

Artikel 7a.1

Onder de naam «kansspelbelasting» wordt een directe belasting geheven van:

  • a. degene die gelegenheid geeft tot deelname aan binnenlandse kansspelen en aan wie daarvoor een vergunning is verleend als bedoeld in de Wet hazardspelen BES I of de Wet hazardspelen BES II;

  • b. degene die gelegenheid geeft tot deelname aan een binnenlands kansspel en aan wie daarvoor een vergunning is verleend als bedoeld in de Loterijwet BES;

  • c. de gerechtigden tot de prijzen van binnenlandse kansspelen, niet zijnde kansspelen waarvoor degene, bedoeld in onderdeel a of b, gelegenheid biedt;

  • d. de op de BES eilanden wonende of gevestigde gerechtigden tot de prijzen van buitenlandse kansspelen.

Artikel 7a.2

  • 1 Onder kansspelen worden verstaan gelegenheden, gegeven tot mededinging naar:

    • a. prijzen en premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen, met uitzondering van levensverzekeringen en premieleningen;

    • b. prijzen en premies, uitgeloofd ten behoeve van de deelnemers aan een prijsvraag van welke aard ook, tenzij een wetenschappelijke of kunstzinnige prestatie wordt gevorderd, dan wel een prestatie waarmee het algemeen maatschappelijk belang wordt gediend.

  • 2 Kansspelen worden als binnenlands beschouwd, indien zij worden gehouden door natuurlijke personen of door lichamen in de zin van artikel 1.3, onderdeel c, van deze wet, van wie een of meer op de BES eilanden wonen of zijn gevestigd.

  • 3 Kansspelen worden als buitenlands beschouwd, indien zij niet vallen onder het tweede lid.

Titel 2. Voorwerp van de belasting

Artikel 7a.3

  • 1 De belasting wordt geheven:

    • a. in de gevallen waarin artikel 7a.1, onderdeel a, van toepassing is, naar het verschil tussen de in een tijdvak ontvangen inzetten en de ter beschikking gestelde prijzen, dan wel, zo een ander dan de belastingplichtige de prijzen ter beschikking stelt, naar hetgeen in een tijdvak ontvangen wordt voor het geven van gelegenheid tot deelneming aan kansspelen;

    • b. in de gevallen waarin artikel 7a.1, onderdeel b, c of d, van toepassing is, naar de prijzen.

  • 2 Onder prijzen worden verstaan alle goederen waaraan in het economische verkeer waarde kan worden toegekend, welke aan de deelnemers van de kansspelen uit hoofde van hun deelneming toevallen.

  • 3 Voor zover de prijzen niet in geld bestaan, worden zij in aanmerking genomen naar de waarde welke daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend.

Titel 3. Vrijstellingen

Artikel 7a.4

  • 1 Indien artikel 7a.1, onderdeel b, c of d, van toepassing is, is van de belasting vrijgesteld:

    • a. de prijs welke niet meer bedraagt dan USD 600;

    • b. de prijs welke niet uitgaat boven de prestatie welke staat tegenover de deelneming uit hoofde waarvan aanspraak op de prijs bestaat.

  • 2 Alle prijzen uit loterijen en prijsvragen welke verschuldigd zijn door dezelfde schuldenaar en vallen op loten of onderdelen van loten op grond van dezelfde toevallige gebeurtenis, worden voor de toepassing van het eerste lid tezamen als één prijs beschouwd.

Titel 4. Tarief

Artikel 7a.5

  • 1 De belasting bedraagt 10 percent.

  • 2 Neemt, in het geval waarin artikel 7a.1, onderdeel c, van toepassing is, degene die de prijs verschuldigd is, de belasting voor zijn rekening, dan wordt voor het berekenen van de belasting de prijs met 100/90 vermenigvuldigd.

Titel 5. Wijze van heffing

Artikel 7a.6

  • 1 In de gevallen waarin artikel 7a.1, onderdeel a, van toepassing is, moet de in een tijdvak verschuldigd geworden belasting op aangifte worden voldaan.

  • 3 Indien het in artikel 7a.3, eerste lid, onderdeel a, bedoelde verschil over een tijdvak negatief is, wordt het verrekend met het positieve verschil over een volgend tijdvak. De verrekening geschiedt in de volgorde waarin zich negatieve en positieve verschillen voordoen.

Artikel 7a.7

De belastingplichtige is gehouden volgens door Onze Minister te stellen regelen een register te houden en daarin de gegevens te boeken welke voor de heffing van de belasting van belang zijn.

Artikel 7a.8

  • 1 In de gevallen waarin artikel 7a.1, onderdeel b, van toepassing is, wordt de belasting geheven door inhouding op de prijs.

  • 3 De inhoudingsplichtige is verplicht de belasting in te houden op het tijdstip waarop de prijs ter beschikking is gesteld.

  • 4 De inhoudingsplichtige is verplicht de ingehouden belasting op aangifte af te dragen. Overtreft de belasting de prijs voor zover deze in geld bestaat, dan wordt het ontbrekende geacht te zijn ingehouden op het in het derde lid omschreven tijdstip, met dien verstande dat de inhoudingsplichtige bevoegd is dat ontbrekende te verhalen op de gerechtigde tot de prijs. De inhoudingsplichtige kan de afgifte van de prijs voor zover deze niet in geld bestaat opschorten tot voldoening van deze vordering plaatsvindt.

Artikel 7a.9

  • 1 De inhoudingsplichtige is gehouden volgens door Onze Minister te stellen regelen een register te houden en daarin de gegevens te boeken welke voor de heffing van de belasting van belang zijn.

  • 2 Degene bij wie de prijs is betaalbaar gesteld, is gehouden op verzoek van de gerechtigde tot de prijs aan hem volgens door Onze Minister te stellen regelen, zodra de prijs is uitbetaald, tegoedgeschreven, verrekend of afgegeven, een gedagtekende nota uit te reiken, waaruit van de inhouding blijkt.

Artikel 7a.10

  • 2 De belasting wordt verschuldigd op het tijdstip waarop de prijs:

    • a. ontvangen of verrekend wordt, ter beschikking van de belastingplichtige wordt gesteld of rentedragend wordt, dan wel

    • b. vorderbaar en tevens inbaar wordt.

Hoofdstuk VIII. Formeel belastingrecht en invordering van bes belastingen

Titel 1. Algemene bepalingen

Artikel 8.1

  • 1 De bevoegdheid van een directeur, inspecteur of ontvanger is niet bepaald naar de geografische indeling van het Rijk.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de hoofdlijnen van de inrichting van de rijksbelastingdienst en omtrent de functionaris, bedoeld in het eerste lid, onder wie de belastingplichtige en de belastingschuldige ressorteren.

Artikel 8.2

  • 1 De vaststelling van een belastingaanslag geschiedt door het ter zake daarvan opmaken van een aanslagbiljet door de inspecteur. De dagtekening van het aanslagbiljet geldt als dagtekening van de vaststelling van de belastingaanslag. De inspecteur stelt het aanslagbiljet ter invordering van de daaruit blijkende belastingaanslag aan de ontvanger ter hand.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het door de inspecteur nemen van een beschikking of het doen van uitspraak strekkende tot – al dan niet nadere – vaststelling van een ingevolge de belastingwet verschuldigd of terug te geven bedrag.

  • 3 De inspecteur vermeldt op het aanslagbiljet of in de kennisgeving van de beschikking of uitspraak in ieder geval de termijn of de termijnen waarbinnen het verschuldigde of terug te geven bedrag moet worden betaald.

Titel 2. Heffing van BES belastingen

Afdeling 1. De aangifte

Artikel 8.3. Aangiftebiljet, uitreiking, modellen

  • 1 De inspecteur kan aan een ieder die naar zijn mening vermoedelijk belastingplichtig of inhoudingsplichtig is een aangiftebiljet uitreiken. Worden door de belastingwet aangelegenheden van een derde aangemerkt als aangelegenheden van degene die vermoedelijk belastingplichtig of inhoudingsplichtig is, dan kan de inspecteur ook aan die derde een aangiftebiljet uitreiken. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop het uitnodigen tot het doen van aangifte geschiedt.

  • 2 Aan een ieder die daartoe een verzoek doet, wordt in elk geval een aangiftebiljet uitgereikt.

  • 3 In het aangiftebiljet wordt opgave verlangd van gegevens en kan overlegging of toezending worden gevraagd van gegevensdragers, waarvan de kennisneming voor de heffing van de belasting van belang kan zijn.

  • 4 Een ieder aan wie een aangiftebiljet is uitgereikt, is gehouden aangifte te doen door dat biljet duidelijk, stellig en zonder voorbehoud ingevuld en ondertekend, met de daarin gevraagde bescheiden, in te leveren. Degene die de aangifte doet waarmerkt de over te leggen bescheiden.

  • 5 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat en onder welke voorwaarden het toegelaten wordt om langs elektronische weg aangifte te doen.

  • 6 De directeur kan toestemming geven tot het indienen van een niet door de inspecteur uitgereikt aangiftebiljet. Hij kan daarbij voorwaarden stellen.

Artikel 8.4. Aangifteplicht, heffing bij wege van aanslag

  • 1 Met betrekking tot belastingen welke bij wege van aanslag worden geheven, moet het aangiftebiljet binnen een door de inspecteur gestelde termijn van ten minste twee maanden na uitreiking van het biljet bij de inspecteur worden ingeleverd.

  • 2 De inspecteur maant, na verloop van de in het eerste lid bedoelde termijn, de belastingplichtige aan binnen een door hem te stellen termijn van ten minste vijf werkdagen aangifte te doen, tenzij uitstel voor het doen van aangifte overeenkomstig artikel 8.6 is verleend.

  • 3 Bij de inlevering van het aangiftebiljet wordt op verzoek een ontvangstbewijs afgegeven.

  • 4 De belastingplichtige aan wie niet binnen zes maanden na het ontstaan van de belastingschuld een aangiftebiljet is uitgereikt, is gehouden binnen vijftien dagen na afloop van deze termijn de inspecteur te verzoeken een aangiftebiljet uit te reiken.

  • 5 Het vierde lid is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat over dat tijdvak, na verrekening van voorheffingen, geen belasting verschuldigd is of geen aanslag zal worden opgelegd.

Artikel 8.5. Aangifteplicht, heffing door voldoening of afdracht

  • 1 Met betrekking tot belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen, moet de aangifte worden gedaan bij de inspecteur.

  • 2 Heeft de aangifte betrekking op een tijdvak, dan wordt zij gedaan binnen een termijn van vijftien dagen na het einde van dat tijdvak. Heeft de aangifte betrekking op een tijdstip, dan wordt zij gedaan binnen een termijn van vijftien dagen na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan.

  • 3 De belastingplichtige dan wel inhoudingsplichtige aan wie niet reeds een aangiftebiljet is uitgereikt, is gehouden vóór het tijdstip waarop de belasting moet worden betaald de inspecteur te verzoeken een aangiftebiljet uit te reiken.

  • 4 De directeur kan bepalen onder welke voorwaarden het aangiftebiljet bij de ontvanger kan worden ingediend.

Artikel 8.6. Uitstel indiening

  • 1 De inspecteur kan onder door hem te stellen voorwaarden uitstel verlenen voor het indienen van het aangiftebiljet. Uitstel wordt niet langer verleend dan tot achttien maanden na de datum waarop de belastingschuld is ontstaan.

  • 2 In afwijking van hetgeen in deze wet is bepaald, is de belastingplichtige die voornemens is de BES eilanden metterwoon te verlaten dan wel voornemens is zijn plaats van vestiging over te brengen naar een niet op de BES eilanden gelegen plaats, verplicht terstond aangifte te doen voor de inkomstenbelasting, bedoeld in de Wet inkomstenbelasting BES, de opbrengstbelasting en de algemene bestedingsbelasting tot het einde van de belastingplicht.

Afdeling 2. Heffing bij wege van aanslag

Artikel 8.7. Afwijken van aangifte, aanslagtermijn

  • 1 De aanslag wordt vastgesteld door de inspecteur.

  • 2 De inspecteur kan bij het vaststellen van de aanslag van de aangifte gemotiveerd afwijken, alsmede bij het ontbreken van de aangifte de aanslag ambtshalve vaststellen.

  • 3 De bevoegdheid tot het vaststellen van de aanslag vervalt door verloop van drie jaar na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Indien voor het doen van aangifte uitstel is verleend, wordt deze termijn met de duur van dit uitstel verlengd.

  • 4 Een belastingschuld waarvan de grootte eerst kan worden vastgesteld na afloop van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, wordt geacht te zijn ontstaan op het tijdstip waarop dat tijdvak of de belastingplicht eindigt.

Artikel 8.8. Voorlopige aanslag

  • 1 De inspecteur kan, ingeval de grootte van de belastingschuld eerst kan worden vastgesteld na afloop van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, na aanvang van het belastingtijdvak aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag opleggen tot het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld.

  • 2 De voorlopige aanslag blijft beperkt tot het bedrag waarmee de aanslag vermoedelijk de voorheffingen te boven zal gaan.

  • 3 Een voorlopige aanslag kan worden gevolgd door één of meer voorlopige aanslagen.

  • 4 De voorlopige aanslag en de voorheffingen worden verrekend met de aanslag.

  • 5 Een voorlopige aanslag kan de inspecteur ook opleggen aan niet op de BES eilanden wonende of gevestigde belastingplichtigen, die slechts tijdelijk op de BES eilanden een bedrijf of beroep uitoefenen.

  • 6 Een voorlopige aanslag kan direct na het ontstaan van de belastingschuld of, bij tijdvak- belastingen, direct na aanvang van het tijdvak, altijd worden opgelegd tot het bedrag dat de inspecteur juist voorkomt indien:

    • a. de belastingplichtige in staat van faillissement is verklaard of, indien sprake is van een lichaam, in geval van ontbinding, beëindiging of vereffening ervan;

    • b. de belastingplichtige de BES eilanden metterwoon wil verlaten dan wel zijn plaats van vestiging wil overbrengen naar een plaats niet op de BES eilanden;

    • c. het bedrijf van de belastingplichtige wordt gestaakt of aanmerkelijk wordt ingekrompen, of de belastingplichtige op de BES eilanden gelegen onroerende goederen of daarop gevestigde rechten vervreemdt.

  • 7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van het eerste lid nadere regels worden vastgesteld.

Artikel 8.9. Besluit geen aanslag

De inspecteur neemt het besluit om aan hem die aangifte heeft gedaan, geen aanslag op te leggen, bij voor bezwaar vatbare beschikking.

Artikel 8.10. Navordering

  • 1 Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat een aanslag ten onrechte achterwege is gelaten of tot een te laag bedrag is vastgesteld, dan wel dat een in de belastingwet voorziene vermindering, ontheffing of teruggaaf ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend, kan de inspecteur de te weinig geheven belasting navorderen. Een feit, dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor navordering opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is.

  • 2 Navordering kan mede plaatsvinden in alle gevallen waarin te weinig belasting is geheven, doordat:

    • a. een voorlopige aanslag, een voorheffing, of een voorlopige teruggaaf ten onrechte of tot een onjuist bedrag is verrekend;

    • b. een bij de belastingplichtige in aanmerking te nemen bestanddeel van het voorwerp van enige belasting ten onrechte in aanmerking is genomen bij hem of bij zijn echtgenoot;

    • c. de belastingvrije som, bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting BES ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

  • 3 De bevoegdheid tot het opleggen van een navorderingsaanslag als bedoeld in het eerste en tweede lid vervalt door verloop van vijf jaar na het ontstaan van de belastingschuld.

  • 4 Indien te weinig belasting is geheven over het bestanddeel van het voorwerp van enige belasting dat in het buitenland wordt gehouden of is opgekomen, vervalt, in afwijking van het derde lid, de bevoegdheid tot navorderen door verloop van twaalf jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan.

Afdeling 3. Heffing bij wege van voldoening en afdracht op aangifte