De bepaling van artikel 1 is niet toepasselijk:
-
1°. op ambtenaren en beambten, die bij ministeriële regeling een wapen bij zich mogen
hebben;
-
2°. op hen, die een wapen bij zich hebben, dat behoort bij hun ambtskleding;
-
3°. op hen, die deel uitmaken van de gewapende macht, van de politie, voor zover het wapen,
dat zij bij zich hebben, tot hun uitrusting behoort;
-
4°. op hen, die deel uitmaken van rechtspersoonlijkheid bezittende verenigingen tot oefening
in de wapenhandel – met uitzondering van schietverenigingen met volledige rechtsbevoegdheid
– doch slechts gedurende de tijd voor die oefeningen bestemd, daaronder begrepen de
tijd om zich naar en van de oefenplaatsen te begeven;
-
5°. op hen, die deel uitmaken van schietverenigingen met volledige rechtsbevoegdheid,
die in het bezit zijn van de in artikel 2a bedoelde vergunning, doch slechts gedurende de tijd voor oefeningen bestemd, daaronder
begrepen de tijd om zich naar en van de oefenplaatsen te begeven;
-
6°. op hen, die een vuurwapen vervoeren overeenkomstig de Vuurwapenregeling BES;
-
7°. op hen, die andere dan vuurwapenen vervoeren zodanig ingepakt, dat zij niet voor dadelijk
gebruik kunnen worden aangewend;
-
8°. op hen, die voorzien zijn van een daartoe strekkende en overeenkomstig de volgende
bepalingen geldige machtiging;
-
9°. ten aanzien van de in artikel 1, tweede lid bedoelde voorwerpen, op ogenblikken dat zij als werktuig gebruikt worden of kennelijk
tot de uitrusting ten dienste van de uitoefening van een beroep of bedrijf behoren;
-
10°. op hen, die krachtens een tot bepaalde plaatsen beperkte machtiging van het bevoegde
gezag een vuurwapen en munitie voorhanden mogen hebben gedurende de tijd, dat zij
zich bewegen tussen de plaatsen, waarvoor de machtiging geldt, mits het vuurwapen
gedurende het vervoer zodanig is ingepakt, dat het niet voor dadelijk gebruik kan
worden aangewend.
-
1 Schietverenigingen met volledige rechtsbevoegdheid dienen, alvorens als zodanig te
kunnen optreden, in het bezit te zijn van een daartoe bestemde vergunning, welke door
Onze Minister van Justitie kan worden verleend onder door hem te stellen voorwaarden.
-
3 Onze Minister van Justitie kan de vergunning schorsen of intrekken, indien de aan
de vergunning verbonden voorwaarden niet worden nagekomen dan wel indien de openbare
orde of de veiligheid van Bonaire, Sint Eustatius of Saba of een deel daarvan in gevaar
zou worden gebracht door gebruikmaking van de vergunning.
De in artikel 2 bedoelde machtiging wordt verleend door de betrokken gezaghebber:
-
1°. slechts voor de loop van het kalenderjaar, waarin zij wordt afgegeven;
-
2°. slechts voor het openbaar lichaam, waar zij wordt afgegeven, met de onderhorigheden
daarvan;
-
3°. slechts ten name van één persoon, wordende deze persoon daarin zo nauwkeurig mogelijk
aangewezen door vermelding van voornamen, geslachtsnaam, geboorteplaats, leeftijd,
ambt of beroep, woon- of verblijfplaats.
De machtiging vermeldt het soort van wapen, tot het bij zich hebben waarvan zij verleend
wordt en is overigens ingericht naar een bij ministeriële regeling vast te stellen
model.
De gezaghebber is te allen tijde bevoegd elke verleende machtiging bij een met redenen
omklede beschikking te schorsen of in te trekken. Hij kan in dringende gevallen deze
beschikking bij voorraad uitvoerbaar verklaren.
De gezaghebber is verplicht een register te houden en daarin aantekening te doen zowel
van elke verleende machtiging, met vermelding van de dag der uitreiking en van hetgeen
de machtiging volgens deze wet moet inhouden, als van elke intrekking van zodanige
machtiging, met vermelding van de dag, waarop zulks is geschied.
Hij, die krachtens verleende machtiging, op de openbare weg of op enige voor het publiek
toegankelijke plaats een wapen bij zich heeft, is verplicht deze machtiging bij zich
te hebben en die op de eerste vordering van de in artikel 13, eerste lid, bedoelde ambtenaren, terstond ter inzage af te geven.
-
2 De regels, bedoeld in het eerste lid, zijn niet van toepassing op vuurwapens, bedoeld
in de Vuurwapenwet BES.
-
3 Indien echter, naar hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden, enig voorwerp met
betrekking tot hetwelk het feit wordt begaan, is een bom, een handgranaat of een dergelijk
voor ontploffing of voor het verspreiden van verstikkende of vergiftigde gassen bestemd
wapen, wordt gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de tweede
categorie.
-
2 De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn bevoegd alle plaatsen, met uitzondering
van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, waar, naar zij redelijkerwijs
kunnen vermoeden, in verband met de uitoefening van een bedrijf, wapenen aanwezig
zijn, te betreden, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak met
betrekking tot deze wet nodig is. Wordt hun de toegang geweigerd, dan verschaffen
zij zich die desnoods met behulp van de sterke arm.
-
3 De in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde ambtenaren hebben te allen tijde toegang
tot alle plaatsen, waar, naar zij redelijkerwijze kunnen vermoeden, wapenen aanwezig
zijn, en kunnen op die plaatsen ter inbeslagneming huiszoeking doen. Is de plaats
een woning, tevens een woning of alleen door een woning toegankelijk, dan treden zij
deze zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner niet binnen dan op algemene
of bijzondere schriftelijke last van de officier van justitie, of op een bijzondere
schriftelijke last van een hulpofficier van justitie. Van het binnentreden wordt door
hen proces-verbaal opgemaakt, dat binnen twee maal vierentwintig uur aan degene, wiens
woning is binnengetreden, in afschrift worden toegezonden.
De in artikel 13, eerste lid, bedoelde ambtenaren zijn bevoegd ladingen, waarvan zij redelijkerwijs kunnen vermoeden
dat wapenen daarvan deel uitmaken, aan onderzoekingen te onderwerpen, voor zover dit
redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak met betrekking tot deze wet nodig is.
Daartoe kunnen zij vorderen dat de verpakking van goederen wordt geopend en dat ook
overigens de medewerking wordt verleend die voor die onderzoekingen is vereist.
-
3 Zij zijn bevoegd van de boeken en andere zakelijke gegevens en bescheiden kopieën
te maken. Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden, zijn zij bevoegd
de boeken en andere zakelijke gegevens en bescheiden voor dat doel voor korte tijd
mee te nemen tegen een door hen af te geven schriftelijk bewijs.
-
4 De personen van wie inlichtingen of inzage van boeken en ander zakelijke gegevens
en bescheiden worden verlangd zijn, onverminderd het bepaalde in artikel 5, eerste lid, verplicht, die onverwijld te verstrekken.
-
5 Zij die uit hoofde van hun stand, beroep of ambt tot geheimhouding verplicht zijn,
kunnen zich verschonen van het verschaffen van inlichtingen, doch uitsluitend voor
zover het betreft hetgeen hun in hun hoedanigheid is toevertrouwd. Zij kunnen voorts
het verlenen van medewerking weigeren, voor zover hun plicht tot geheimhouding zich
daartoe uitstrekt.
-
1 De in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, bedoelde ambtenaren zijn bevoegd te vorderen dat de verpakking van goederen, met
inbegrip van reisbagage, wordt geopend, indien daartoe redelijkerwijs aanleiding bestaat
op grond van een gepleegd strafbaar feit waarbij wapenen zijn gebruikt of op grond
van aanwijzingen dat een dergelijk strafbaar feit zal worden gepleegd.
-
2 De in het eerste lid bedoelde bevoegdheid kan slechts worden uitgeoefend tegen bepaalde
personen, indien daartoe jegens hen aanleiding bestaat. De officier van justitie kan
bij schriftelijk bevel gelasten dat deze bevoegdheid tegenover een ieder kan worden
uitgeoefend. Het bevel is met redenen omkleed.
-
3 Indien geen medewerking wordt verleend, kunnen de in het eerste lid bedoelde ambtenaren
en personen, op kosten en risico van de houder van de goederen, in het nodige voorzien.
-
1 De in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, bedoelde ambtenaren zijn bevoegd vervoermiddelen te onderzoeken, indien daartoe
redelijkerwijs aanleiding bestaat op grond van een gepleegd strafbaar feit waarbij
wapenen zijn gebruikt of op grond van aanwijzingen dat een dergelijk strafbaar feit
zal worden gepleegd.
-
2 De in het eerste lid bedoelde bevoegdheid kan slechts worden uitgeoefend ten aanzien
van bepaalde vervoersmiddelen, indien daartoe jegens deze aanleiding bestaat. De officier
van justitie kan bij schriftelijk bevel gelasten dat deze bevoegdheid tegenover elk
vervoermiddel kan worden uitgeoefend. Het bevel is met redenen omkleed.
-
3 De in het eerste lid bedoelde ambtenaren kunnen van de bestuurders van voertuigen
en van de schippers van vaartuigen daartoe vorderen dat deze de vervoermiddelen tot
stilstand brengen, deze vervoermiddelen naar een door hen aangewezen plaats overbrengen
en overeenkomstig hun aanwijzingen terzake medewerking verlenen.
-
1 De in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, bedoelde ambtenaren zijn bevoegd van personen die zich op de openbare weg of op
enige voor het publiek toegankelijke plaats bevinden te vorderen dat deze hun medewerking
verlenen aan een onderzoek aan de kleding, indien daartoe redelijkerwijs aanleiding
bestaat op grond van een gepleegd strafbaar feit waarbij wapenen zijn gebruikt of
op grond van aanwijzingen dat een dergelijk strafbaar feit zal worden gepleegd.
-
2 De in het eerste lid bedoelde bevoegdheid kan slechts worden uitgeoefend tegen bepaalde
personen, indien daartoe jegens hen aanleiding bestaat. De officier van justitie kan
bij schriftelijk bevel gelasten dat deze bevoegdheid tegenover een ieder kan worden
uitgeoefend. Het bevel is met redenen omkleed.
-
1 De in artikel 13, eerste lid, bedoelde ambtenaren zijn bevoegd een persoon, verdacht van overtreding van het in
artikel 1 gestelde verbod, door het voorhanden hebben van een wapen, indien tegen hem ernstige
bezwaren bestaan, aan zijn lichaam en kleding te onderzoeken.
-
2 De in artikel 13, eerste lid, bedoelde ambtenaren alsmede andere daartoe door af vanwege het bevoegde gezag aangewezen
personen zijn bevoegd een persoon die zich bevindt op een voor aankomst en vertrek
van reizigers bestemd gedeelte van een luchtvaartterrein te allen tijde aan zijn kleding
en reisbagage te onderzoeken.
[wijzigt de Zegelverordening 1908]
[wijzigt de Vuurwapenverordening 1930]
Deze wet wordt aangehaald als: Wapenwet BES.