a. minderjarige kinderen van een in de openbare lichamen geboren en aldaar woonachtige moeder, die tot haar huwelijk de Nederlandse nationaliteit had;
b. de onder a genoemde kinderen, die bij het bereiken van hun meerderjarigheid in de openbare lichamen hun woonplaats hebben;
c. minderjarige kinderen, in de openbare lichamen geboren, die de Nederlandse nationaliteit niet hebben en waarvan een der ouders in de openbare lichamen woonachtig is en langer dan tien achtereenvolgende jaren, krachtens vergunning is toegelaten;
d. de onder c genoemde kinderen, die bij het bereiken van hun meerderjarigheid in de openbare lichamen hun woonplaats hebben;
e. vrouwen geboren in de openbare lichamen, die tot hun huwelijk de Nederlandse nationaliteit hadden;
f. vreemdelingen die gehuwd zijn met een Nederlander, mits niet van tafel en bed gescheiden;
g. mannen, die gehuwd zijn met een in de openbare lichamen geboren vrouw, die de Nederlandse nationaliteit tot haar huwelijk had, mits niet van tafel en bed gescheiden;
h. de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot van de man die van rechtswege is toegelaten;
i. vreemdelingen die van rechtswege toelating tot verblijf hebben in de openbare lichamen;
j. de vreemdeling die een aanvraag heeft gedaan tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd om redenen verband houdend met bescherming als bedoeld in artikel 12a.