Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES

Geraadpleegd op 08-10-2024.
Geldend van 01-07-2015 t/m heden

Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES

Artikel A

In dit wetboek en de daarop berustende nadere regelingen en uitvoeringsvoorschriften wordt verstaan onder:

  • algemeen erkende feestdagen, onderscheidenlijk met de zondag gelijkgestelde dagen: de in de Algemene termijnenlandsverordening, de Algemene termijnenverordening onderscheidenlijk de Algemene termijnenwet als zodanig genoemde en de bij of krachtens die landsverordening onderscheidenlijk wet daarmee gelijkgestelde dagen;

  • Burgerlijk Wetboek: Het Burgerlijk Wetboek van Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • Gerecht in eerste aanleg en rechter in eerste aanleg: Gerecht in eerste aanleg en rechter in eerste aanleg van Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

  • hier te lande: in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

  • Hof van Justitie en Hof: het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

  • in het buitenland: buiten Aruba, Curaçao, Sint Maarten, of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Boek 1. De wijze van procederen voor de Gerechten in eerste aanleg en voor het Hof van Justitie

Titel 1. Algemene bepalingen

Afdeling 1. Exploten van oproeping, aanzegging en betekening

Artikel 1

  • 1 Elk exploot wordt gedaan door een deurwaarder die daartoe bevoegd is; hij laat afschrift van het exploot aan de persoon of aan de woonplaats van de geëxploiteerde.

  • 2 Het afschrift geldt voor degene die het ontvangen heeft, als het oorspronkelijke.

  • 3 Indien de geëxploiteerde weigert het afschrift in ontvangst te nemen, wordt hij geacht het afschrift in persoon te hebben ontvangen. De deurwaarder vermeldt die weigering op het exploot. Artikel 2 is van toepassing.

Artikel 2

  • 1 Indien de deurwaarder noch de geëxploiteerde, noch aan zijn woonplaats iemand van diens huisgenoten of een andere persoon die zich daar bevindt en van wie aannemelijk is dat deze zal bevorderen dat het afschrift de geëxploiteerde tijdig bereikt, vindt, laat hij, indien dat feitelijk mogelijk is, een afschrift aan de woonplaats achter in een gesloten envelop. Indien ook dat feitelijk onmogelijk is, bezorgt hij terstond een afschrift ter post. De deurwaarder maakt, zowel in het ene als het andere geval tevens onder vermelding van de reden van de feitelijke onmogelijkheid, van deze handelingen melding in het exploot.

  • 2 Op de envelop waarin het afschrift ingevolge het eerste lid wordt achtergelaten of ter post wordt bezorgd, worden vermeld de naam en de woonplaats van degene voor wie het exploot is bestemd. De envelop vermeldt tevens de naam, de hoedanigheid, het kantooradres en het telefoonnummer van de deurwaarder, alsmede een aanduiding dat de inhoud de onmiddellijke aandacht behoeft.

  • 3 Indien de deurwaarder op de in dit artikel vermelde wijze zijn exploot doet, is hij verplicht een tweede afschrift te vervaardigen, dat hij gedurende ten minste drie maanden moet bewaren.

Artikel 4

Aan elk van de geëxploiteerden wordt een afschrift van het exploot gelaten.

Artikel 5

Alle exploten worden gedaan op de volgende wijze:

  • 1°. ten aanzien van het Land Aruba, Curaçao of Sint Maarten, ten aanzien van de Staat der Nederlanden, alsmede ten aanzien van de Gouverneur onderscheidenlijk de Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, in zaken hem in het bijzonder aangaande, aan de persoon of aan het parket van de procureur-generaal; indien afschrift van een voor het Land, onderscheidenlijk de Staat der Nederlanden bestemd exploot wordt gelaten aan een persoon die daartoe is aangewezen, is het exploot gedaan aan het Land, onderscheidenlijk de Staat der Nederlanden, in persoon;

  • 2°. ten aanzien van openbare rechtspersonen, aan de persoon of ter woonplaats van het hoofd van het bestuur of ter plaatse waar het bestuur zitting of kantoor houdt; indien afschrift van het exploot wordt gelaten aan een bestuurder of aan een persoon die daartoe is aangewezen, is het exploot gedaan aan de rechtspersoon in persoon;

  • 3°. ten aanzien van andere rechtspersonen aan de persoon of aan de woonplaats van een van de bestuurders en, na de ontbinding, van een van de vereffenaars of aan hun zetel of kantoor; indien afschrift van het exploot wordt gelaten aan een bestuurder of, na de ontbinding, aan een vereffenaar, is het exploot gedaan aan de rechtspersoon in persoon;

  • 4°. ten aanzien van vennootschappen onder firma en en commandite aan de persoon of aan de woonplaats van een van de beherende vennoten en, na de ontbinding, van een van de vereffenaars of aan haar kantoor; indien afschrift van het exploot wordt gelaten aan een beherende vennoot of, na de ontbinding, aan een vereffenaar, is het exploot gedaan aan de vennootschap in persoon; ten aanzien van maatschappen die een gezamenlijke naam voeren, geschiedt de betekening aan hun kantoor;

  • 5°. ten aanzien van curators in een faillissement of bewindvoerders in een surséance van betaling, aan de persoon, het kantoor of de woonplaats van één van hen;

  • 6°. ten aanzien van de gezamenlijke erfgenamen van een overledene, zonder vermelding van hun namen en woonplaatsen:

    • a. aan de laatste woonplaats van de overledene, mits aldaar nog de overlevende echtgenoot of andere levensgezel, een broer, een zus of een nabestaande in de rechte lijn woont, of

    • b. aan de persoon of de woonplaats van een executeur-testamentair, van een ten tijde van het overlijden fungerend curator of bewindvoerder, of, indien hoger beroep of beroep in cassatie wordt ingesteld, aan het kantoor van de advocaat, zaakwaarnemer of deurwaarder, bij wie de overledene in de vorige instantie laatstelijk woonplaats heeft gekozen, of

    • c. aan de persoon of de woonplaats van een van de erfgenamen, mits betekening geschiedt binnen een jaar na het overlijden, in welk geval het exploot tevens moet worden aangekondigd in ten minste één hier te lande verschijnend, door de rechter te bepalen, dagblad;

    een en ander onverminderd de mogelijkheid van betekening aan ieder van de erfgenamen afzonderlijk op de gewone wijze;

  • 7°. ten aanzien van degenen die hier te lande geen bekende woonplaats hebben, ter plaatse van hun werkelijk verblijf;

    indien degenen die hier te lande niet een woonplaats hebben, daar ook niet een bekend werkelijk verblijf bezitten en hun woonplaats of werkelijk verblijf in het buitenland onbekend is, gelijk mede in geval in rechte worden opgeroepen onbekenden of houders van aandelen of andere effecten die niet op naam staan of waarvan de houders niet bij name bekend zijn, wordt het exploot gepubliceerd in ten minste één hier te lande verschijnend, door de rechter voor wie de vordering gebracht is of aanhangig is, te bepalen dagblad en wordt een afschrift overgegeven, in Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, aan de ambtenaar van het openbaar ministerie bij die rechter en, in Aruba, aan de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken, die het oorspronkelijke voor gezien tekent; daarenboven wordt het gedane exploot aangekondigd in het nieuwsblad, waarin van Landswege de officiële berichten of in de Staatscourant worden geplaatst;

    op gelijke wijze wordt gehandeld ten aanzien van naamloze vennootschappen, bestaande of ontbonden, bij gebreke van gemeenschappelijk kantoor, bestuurder of vereffenaar, of indien van de bestuurder of vereffenaar een woonplaats of de plaats van diens werkelijk verblijf hier te lande niet bekend is;

    indien het exploot niet een te voeren of aanhangig rechtsgeding betreft, wordt het gepubliceerd in ten minste één hier te lande verschijnend, door het gerecht in eerste aanleg waar de verzoeker zijn woonplaats of bij gebreke daarvan zijn verblijfplaats heeft, te bepalen dagblad en wordt een afschrift, in Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, aan de ambtenaar van het openbaar ministerie bij dat gerecht en, in Aruba, aan de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken overgegeven en geschiedt tevens aankondiging in het blad, waarin van Landswege de officiële berichten worden geplaatst of in de Staatscourant;

    indien het exploot ten verzoeke van de ene echtgenoot aan de andere wordt uitgebracht, houdt het de naam van de gemachtigde van die andere echtgenoot in, indien deze bekend is;

  • 8°. ten aanzien van degenen die niet hier te lande wonen en daarin evenmin een bekend verblijf hebben, doch wier woonplaats of werkelijk verblijf in het buitenland bekend is, in Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, aan de ambtenaar van het openbaar ministerie bij de rechter voor wie de vordering gebracht is of aanhangig is en, in Aruba, bij de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken, die de oorspronkelijke oproeping voor gezien zal tekenen; de ambtenaar van het openbaar ministerie in Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba doet het afschrift van het exploot ten behoeve van de belanghebbenden aan de procureur-generaal toekomen; de procureur-generaal, onderscheidenlijk de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken draagt er zoveel mogelijk zorg voor dat het stuk de belanghebbenden ten spoedigste bereikt;

    indien het exploot niet een te voeren of aanhangig rechtsgeding betreft, wordt het gedaan, in Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, aan de ambtenaar van het openbaar ministerie bij de rechter in eerste aanleg waar de verzoeker zijn woonplaats heeft en, in Aruba, bij de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken, die daarmede handelt als in het eerste onderdeel van dit nummer omschreven;

  • 9°. ten aanzien van degene die met degene ten verzoeke van wie het exploot wordt gedaan, de woning deelt, aan hem in persoon; indien betekening in persoon niet kan geschieden, handelt de deurwaarder overeenkomstig artikel 2;

  • 10°. ten aanzien van de eigenaar en de leden, dan wel de boekhouder van een rederij van een schip dat in het in artikel 193 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek genoemde register teboekstaat, indien het exploot het schip of een in of krachtens Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek geregeld onderwerp betreft, aan de in artikel 194, zesde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek genoemde woonplaats;

  • 11°. ten aanzien van de opvarenden van een schip, die geen bekende woonplaats hier te lande hebben, en die noch aan boord van dat schip, noch elders worden aangetroffen, indien het exploot het schip of een in of krachtens Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek geregeld onderwerp betreft, aan boord aan de kapitein van dat schip;

  • 11a°. ten aanzien van de eigenaar van een luchtvaartuig dat in het in artikel 1302 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek genoemde register teboekstaat, indien het exploot het luchtvaartuig of een in of krachtens Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek geregeld onderwerp betreft, aan de in artikel 1303, zesde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek genoemde woonplaats.

Artikel 5a

  • 1 In geval van verzet, hoger beroep of beroep in cassatie, kan het exploot ook worden gedaan aan het kantoor van de advocaat, zaakwaarnemer of deurwaarder bij wie degene voor wie het exploot is bestemd, laatstelijk terzake woonplaats heeft gekozen. Deze advocaat, zaakwaarnemer of deurwaarder bevordert dat het exploot degene voor wie het is bestemd, tijdig bereikt.

  • 2 Aan een in verband met executie volgens wettelijk voorschrift gekozen woonplaats kunnen alle exploten worden gedaan, zelfs van verzet, hoger beroep en cassatie.

Artikel 6

  • 1 Het exploot vermeldt:

    • a. de dag, de maand en het jaar;

    • b. de naam, en in geval van een natuurlijk persoon tevens de voornamen, en de woonplaats van de persoon op verzoek van wie, of naar aanleiding van wiens aan de rechter gericht verzoek het gedaan is;

    • c. de naam, de voornamen en het kantooradres van de deurwaarder;

    • d. de naam, en in geval van een natuurlijk persoon zo nodig de voornamen, en de woonplaats van de geëxploiteerde;

    • e. de persoon aan wie afschrift van het exploot gelaten is, onder vermelding van diens hoedanigheid.

  • 2 Indien een partij een rechtspersoon of vennootschap is, wordt haar benaming vermeld.

  • 3 Een oproeping om in rechte te verschijnen behelst bovendien de aanwijzing van de rechter die van de zaak kennis zal nemen, en dag en uur, waarop de geëxploiteerde in rechte moet verschijnen.

  • 4 De deurwaarder ondertekent het exploot en de afschriften daarvan.

Artikel 7

  • 1 De gewone termijn van oproeping is ten minste een week voor de geëxploiteerde die hier te lande woonachtig is of verblijf houdt.

  • 2 In spoed vereisende zaken, bij zijn beschikking als zodanig vermeld, is de rechter in eerste aanleg of de president van het Hof van Justitie bevoegd om de tijd die tussen de oproeping van partijen en de rechtsdag verlopen moet, te verkorten.

  • 3 Tegen de beschikking, bedoeld in het tweede lid, staat geen hogere voorziening open.

Artikel 9

  • 1 In het tweede geval in artikel 5, ten 7°, uitgedrukt, is de termijn van oproeping ten minste drie maanden.

  • 2 De rechter is bevoegd om op verzoek van de eiser, zo nodig onder het stellen van voorwaarden, deze termijn te verkorten. Artikel 7, tweede lid, vindt overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de voorwaarden waaronder de vergunning is verleend, aan het hoofd van de oproeping worden vermeld.

Artikel 10

  • 1 Indien de geëxploiteerde hier te lande noch een bekende woonplaats noch een bekend werkelijk verblijf heeft en zijn woonplaats of werkelijk verblijf in het buitenland bekend is, is de termijn van oproeping ten minste twee maanden.

Artikel 11

Indien een exploot aan iemand die in het buitenland woont, aan zijn persoon hier te lande gedaan wordt, of indien deze in een bepaalde zaak woonplaats hier te lande heeft gekozen, is artikel 7 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12

Indien meer personen wegens dezelfde vordering op verschillende termijnen moeten worden opgeroepen, geschiedt dit voor allen tegen de dag van verschijning, voor de verst verwijderd wonende bepaald.

Artikel 12a

Oproepingen van derden als partij in het geding geschieden met inachtneming van de voor oproeping van de geëxploiteerde geldende termijnen. Tenzij de oproeping geschiedt bij hetzelfde exploot als de oproeping van de verweerder, wordt een door de deurwaarder voor eensluidend getekend afschrift van de vordering aan de derde uitgereikt.

Artikel 13

De dag van het exploot en de dag van verschijning worden niet meegerekend onder de algemene termijn, bepaald voor oproeping, aanzegging en betekening.

Artikel 14

De aanzeggingen en oproepingen om tegenwoordig te zijn bij een akte van procedure of van instructie, drukken alleen plaats, dag en uur van de eerste terechtzitting uit; zij behoeven niet herhaald te worden, ook al wordt de terechtzitting op een andere dag verlegd of voortgezet.

Artikel 15

  • 1 Op een zondag of een algemeen erkende feestdag, onderscheidenlijk een met de zondag gelijkgestelde dag kan geen exploot geschieden. Evenmin kan zulks op andere dagen geschieden vóór vijf uur 's morgens of na negen uur ’s avonds.

  • 2 Indien de laatste dag van de termijn waarbinnen het exploot kan worden gedaan, op een zondag of een algemeen erkende feestdag, onderscheidenlijk een met de zondag gelijkgestelde dag valt, mag het exploot worden gedaan op de eerstvolgende dag die geen zondag of algemeen erkende feestdag, onderscheidenlijk een met de zondag gelijkgestelde dag is.

  • 3 De rechter in eerste aanleg of de president van het Hof van Justitie kan verlof verlenen het exploot te doen in afwijking van het eerste lid op alle dagen en uren.

Artikel 17

  • 1 De deurwaarder mag een exploot niet uitbrengen voor zijn bloedverwanten of aangehuwden, in de rechte linie onbepaaldelijk en in de zijlinie tot de graad van kinderen van broers en zussen ingesloten. In geval van beletsel uit dien hoofde voorziet de ambtenaar van het openbaar ministerie bij het gerecht in eerste aanleg in zijn plaatsvervulling.

  • 2 Bij afwezigheid, belet of ontstentenis van bevoegde deurwaarders is de rechter in eerste aanleg of de president van het Hof van Justitie bevoegd om een of meer personen aan te wijzen tot het verrichten van de vereiste werkzaamheden, daaronder begrepen die welke na elk eindvonnis nodig zijn.

Artikel 18

Indien een exploot door toedoen van de deurwaarder nietig verklaard wordt, is de rechter bevoegd om hem in de kosten van het exploot en van de vernietigde procedure te verwijzen, onverminderd het recht van de partij op schadevergoeding, zo daartoe gronden zijn.

Artikel 18a

Indien op de laatste dag van een termijn waarbinnen de indiening van enig verzoekschrift of enige akte, dan wel de aflegging van enige verklaring ter griffie van het gerecht in eerste aanleg of van het Hof van Justitie moet geschieden, de griffie gesloten is, kan die indiening of aflegging alsnog geschieden op de eerstvolgende dag waarop de griffie geopend is.

Afdeling 2. De terechtzittingen

Artikel 18b

  • 1 De rechter waakt tegen onredelijke vertraging van de procedure en treft, zo nodig, op verzoek van een partij of ambtshalve maatregelen.

  • 2 Partijen zijn tegenover elkaar verplicht onredelijke vertraging van de procedure te voorkomen.

Artikel 18c

Partijen zijn verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig, naar waarheid en in een zo vroeg mogelijk stadium aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.

Artikel 18d

De rechter kan bepalen dat geen griffier aanwezig zal zijn ter terechtzitting. In dat geval wordt het proces-verbaal door hem opgemaakt en slechts door hem ondertekend.

Artikel 19

De behandeling geschiedt ter openbare terechtzitting, maar de rechter kan gehele of gedeeltelijke behandeling met gesloten deuren bevelen in het belang van de goede zeden, van de openbare orde of ’s lands veiligheid, indien de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privéleven van procespartijen dit eisen, of indien zulks strikt noodzakelijk wordt geacht onder bijzondere omstandigheden, waarin behandeling ter openbare terechtzitting het belang van de rechtspraak zou schaden.

Artikel 20

  • 1 Partijen verschijnen in persoon voor de rechter, desgewenst door een raadsman bijgestaan, tenzij zij verkiezen zich door een gemachtigde te doen vertegenwoordigen.

  • 2 De rechter is bevoegd om in alle gevallen en in elke stand van het geding, de persoonlijke verschijning van een of meer der partijen te gelasten ten einde een vereniging te beproeven indien de zaak hem voor minnelijke schikking vatbaar schijnt.

  • 3 De rechter houdt bij de beslissing van de zaak met het niet-verschijnen op een bevel tot persoonlijke verschijning of met een weigering om te antwoorden zodanige rekening, als hij met inachtneming van de wettelijke regels omtrent het bewijs meent te behoren.

Artikel 21

  • 1 Indien een minnelijke schikking tot stand komt, maakt de rechter, indien partijen zulks verlangen, een proces-verbaal op en doet dit ondertekenen door partijen of door hun daartoe bijzonderlijk gemachtigden; in dat proces-verbaal worden de verbintenissen die partijen ten gevolge van die schikking op zich nemen, uitgedrukt.

  • 2 De uitgifte van dit proces-verbaal geschiedt in executoriale vorm.

  • 3 Indien een minnelijke schikking niet tot stand komt, bepaalt de rechter aanstonds de dag waarop de zaak weer ter terechtzitting behandeld zal worden of waarop vonnis zal worden gewezen.

Artikel 21a

  • 1 De rechter kan, onder aanhouding van de zaak, partijen opdragen hun geschil voor te leggen aan een conflictbemiddelaar.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld ter zake van deze bemiddeling.

Artikel 22

  • 1 De machtiging wordt verleend bij onderhandse of notariële akte van algemene of bijzondere lastgeving, bij akte van bijzondere lastgeving voor de griffier van een gerecht in eerste aanleg of mondeling ter terechtzitting, waarvan aantekening wordt gehouden in het proces-verbaal. De griffier geeft de voor hem verleden akten van lastgeving in het oorspronkelijke uit.

  • 2 Advocaten die als gemachtigden optreden, verklaren zulks in het door hen ondertekende stuk ofwel mondeling ter terechtzitting, tenzij een schriftelijke of een mondelinge door de vertegenwoordigde ter terechtzitting verleende machtiging gevorderd wordt.

  • 3 De partij die zich door een gemachtigde doet vertegenwoordigen, wordt geacht woonplaats te hebben bij die gemachtigde.

Artikel 23

De partijen en haar gemachtigden of raadslieden verdedigen of bepleiten de zaak voor de rechter met bezadigdheid en nemen in alles de eerbied in acht die men aan de justitie schuldig is. Indien zij zich daarin te buiten gaan, is de rechter bevoegd hun het voortgaan te beletten.

Artikel 24

De toehoorders bewaren een betamelijk ontzag en stilzwijgen; al wat de fungerend voorzitter of de rechter in eerste aanleg tot handhaving van de goede orde beveelt, wordt stipt en terstond ten uitvoer gelegd.

Artikel 25

Aan personen die gedurende de terechtzitting de stilte storen, beweging verwekken of tekenen van goed- of afkeuring geven, kan, indien zij zich niet dadelijk na de waarschuwing van de rechter of de deurwaarder stil houden, door de rechter het bevel gegeven worden te vertrekken; degene die daaraan geen gevolg geeft, kan terstond in bewaring gesteld worden en daarin voor een termijn van 24 uren blijven op vertoon van een bevelschrift van de rechter in eerste aanleg of fungerend voorzitter van het Hof van Justitie. De uitgifte van een dergelijk bevel moet in het proces-verbaal van de zitting vermeld worden.

Artikel 27

Indien de opschudding op de terechtzitting vergezeld is geweest van beledigingen of bedreigingen jegens een rechter of rechterlijke ambtenaren in het waarnemen van hun bedieningen, welke beledigingen of bedreigingen het kenmerk van misdrijf dragen, is de rechter in eerste aanleg of de fungerend voorzitter van het Hof van Justitie bevoegd om de dader terstond te doen aanhouden en proces-verbaal van het ter terechtzitting voorgevallene te doen opmaken.

Artikel 28

Artikel 27 is van overeenkomstige toepassing indien de beledigingen of de bedreigingen tegen een rechter of tegen rechterlijke ambtenaren in het waarnemen van hun bedieningen, doch buiten de terechtzittingen, hebben plaatsgehad.

Artikel 29

  • 1 Indien in de loop van een rechtsgeding de bijstand van een tolk vereist wordt, wordt die door partijen of, in geval van verschil van mening, door de rechter in eerste aanleg of fungerend voorzitter van het Hof van Justitie gekozen.

  • 2 Indien de gekozene niet een van overheidswege toegelaten beëdigd vertaler is, legt hij, alvorens zijn werkzaamheden aan te vangen, op de terechtzitting de eed of de belofte af dat hij de van hem als tolk gevorderde diensten met getrouwheid en naar zijn geweten zal verrichten.

  • 3 Wordt bij verrichtingen van een rechter-commissaris een tolk vereist, dan gaan de bemoeienissen van de fungerend voorzitter op die rechter-commissaris over.

Afdeling 3. De rechters en het wraken van rechters

Artikel 30

  • 1 De rechters, met uitzondering van de rechters-plaatsvervangers, de ambtenaren van het openbaar ministerie en die van de griffie belasten zich niet met het verdedigen van de zaken der partijen, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, hetzij bij wijze van consultatie.

  • 2 Echter mogen zij hun eigen zaken, die van hun echtgenoten, bloedverwanten of aangehuwden in de rechte linie en die van hun pupillen bepleiten.

Artikel 31

Op verzoek van een partij kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, zoals:

  • 1°. indien hij persoonlijk belang bij het geschil heeft;

  • 2°. indien hij aan een der partijen in bloedverwantschap of in zwagerschap bestaat tot in de vierde graad ingesloten;

  • 3°. indien er, binnen het jaar vóór de wraking, tegen een der partijen of haar echtgenoot of nabestaanden en aangehuwden in de rechte linie een vervolging wegens misdrijf op zijn beklag of door zijn toedoen heeft plaatsgehad;

  • 4°. indien hij een advies in de zaak gegeven heeft;

  • 5°. indien hij, hangende het geding, van iemand, die bij de zaak belang heeft, geschenken heeft ontvangen of deze aan hem zijn beloofd en hij die belofte heeft aangenomen;

  • 6°. indien de rechter, zijn echtgenoot, hun bloedverwanten of aangehuwden in de rechte linie een verschil over een gelijksoortig onderwerp hebben als hetwelk tussen partijen en geschil is;

  • 7°. indien er een burgerlijk rechtsgeding tussen de rechter, zijn echtgenoot, hun bloedverwanten of aangehuwden in de rechte linie en een der partijen hangende is;

  • 8°. indien er tussen de rechter en een der partijen, sedert het aanleggen van het rechtsgeding of binnen zes maanden vóór de wraking, beledigingen of bedreigingen hebben plaatsgehad.

Artikel 32

  • 1 Het verzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.

  • 2 Het verzoek geschiedt schriftelijk en is gemotiveerd. Na de aanvang van een terechtzitting kan het ook mondeling geschieden.

  • 3 Alle feiten of omstandigheden moeten tegelijk worden voorgedragen.

  • 4 Een volgend verzoek tot wraking van dezelfde rechter wordt niet in behandeling genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.

  • 5 Aanstonds na een verzoek tot wraking wordt de behandeling geschorst.

Artikel 34

  • 1 Het verzoek tot wraking wordt zo spoedig mogelijk ter terechtzitting behandeld door een kamer van het Hof van Justitie waarin de rechter van wie wraking is verzocht, geen zitting heeft.

  • 2 De verzoeker en de rechter van wie wraking is verzocht, worden in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Het Hof kan ambtshalve of op verzoek van de verzoeker of de rechter van wie wraking is verzocht, bepalen dat zij niet in elkaars aanwezigheid zullen worden gehoord, in welk geval zij door het Hof van de resulaten van het verhoor in kennis worden gesteld.

  • 3 Het Hof beslist zo spoedig mogelijk. De beslissing is gemotiveerd en wordt onverwijld in het openbaar uitgesproken en aan de verzoeker, de andere partijen en de rechter van wie wraking was verzocht, medegedeeld.

  • 4 In geval van misbruik kan het Hof bepalen dat een volgend verzoek niet in behandeling wordt genomen. Hiervan wordt in de beslissing melding gemaakt.

  • 5 Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Artikel 35

Indien het verzoek tot wraking betrekking heeft op een rechter in eerste aanleg, wordt het schriftelijk verzoek onderscheidenlijk het proces-verbaal van de terechtszitting waarop het mondeling verzoek is gedaan, door de griffier onverwijld ter behandeling overeenkomstig deze afdeling toegezonden aan het Hof.

Artikel 36

  • 1 Op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 31 kan elk van de rechters die een zaak behandelen, verzoeken zich te mogen verschonen.

  • 2 Het verzoek geschiedt schriftelijk en is gemotiveerd. Na de aanvang van een terechtzitting kan het ook mondeling geschieden.

  • 3 Aanstonds na een verzoek zich te mogen verschonen wordt de behandeling geschorst.

Artikel 37

  • 1 Het verzoek zich te mogen verschonen wordt zo spoedig mogelijk behandeld door een kamer van het Hof van Justitie waarin de rechter die dat verzoek heeft gedaan, geen zitting heeft.

  • 2 Het Hof beslist zo spoedig mogelijk. De beslissing is gemotiveerd en wordt onverwijld aan partijen en de rechter die het verzoek had gedaan, medegedeeld.

  • 3 Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Artikel 38

Indien het verzoek tot verschoning wordt gedaan door een rechter in eerste aanleg, is artikel 35 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 39

Indien er geen of onvoldoende rechters zijn die van een geschil mogen of kunnen kennis nemen, wordt, op verzoek van de meest gerede partij, door de Gouverneur onderscheidenlijk de Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba een persoon, onderscheidenlijk het vereiste aantal personen aangewezen om dat geschil te berechten.

Afdeling 3a. Het openbaar ministerie

Artikel 40

  • 1 Het openbaar ministerie is bevoegd alle op een zaak betrekking hebbende en aan de rechter kenbaar gemaakte boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in te zien of voorwerpen te onderzoeken en op elke terechtzitting tegenwoordig te zijn.

  • 2 Blijkt van feiten of omstandigheden die een ernstig vermoeden doen rijzen dat een misdrijf is gepleegd, dan kan de rechter daarvan een proces-verbaal doen opmaken dat door hem en de griffier wordt ondertekend. De griffier doet het proces-verbaal toekomen aan het openbaar ministerie.

  • 3 Het openbaar ministerie kan op verzoek van de rechter of een partij boeken, bescheiden of andere gegevensdragers, waarover het beschikt, in de procedure brengen. Indien een zodanig verzoek niet wordt ingewilligd, wordt het gemotiveerd.

Artikel 41

  • 1 Wanneer het openbaar ministerie als partij optreedt, geschieden de inleiding en de behandeling van de zaak volgens de gewone regels, voor zover daarvan in dit artikel niet is afgeweken.

  • 2 Hoger beroep wordt ingesteld door en tegen de ambtenaar van het openbaar ministerie bij het gerecht in eerste aanleg. Bij de verdere behandeling in hoger beroep treedt echter voor deze in de plaats de ambtenaar van het openbaar ministerie bij het Hof van Justitie.

  • 3 Een beslissing omtrent de kosten wordt ten aanzien van het openbaar ministerie genomen ten name van Aruba, Curaçao of Sint Maarten, onderscheidenlijk de Staat der Nederlanden.

Artikel 42

Ingeval het openbaar ministerie niet als partij optreedt, wordt het gehoord, indien het de wens daartoe te kennen heeft gegeven of de rechter zulks noodzakelijk oordeelt.

Afdeling 4. Het algemeen register, het proces-verbaal van de zitting en vonnissen in het algemeen

Artikel 45

  • 1 De griffier houdt een algemeen register bij, waarin alle aanhangige zaken, elke zaak onder een afzonderlijk nummer, worden ingeschreven met de namen van de partijen, alsmede van haar gemachtigden of raadslieden, zo zij die hebben.

  • 2 In het register wordt, met vermelding van de dagtekening, kortelijk aantekening gehouden van het in elke zaak voorgevallene en van de daarin genomen beslissingen.

Artikel 46

  • 1 Onverminderd artikel 18d, maakt de griffier op aanwijzing van de rechter van de behandeling van een zaak een afzonderlijk doorlopend proces-verbaal op, waarin de namen en de woon- of verblijfplaatsen van partijen en van haar gemachtigden of raadslieden, alsmede het volgnummer van de zaak in het algemeen register en de datum van iedere terechtzitting, worden vermeld.

  • 2 In dat proces-verbaal wordt, behoudens het bepaalde omtrent zaken die niet aan hoger beroep onderworpen zijn, al het ter terechtzitting voorgevallene vermeld. De fungerend voorzitter of de rechter in eerste aanleg en de griffier ondertekenen dit proces-verbaal binnen tweemaal 24 uren na iedere terechtzitting of verrichting.

  • 3 Indien hetzij de rechter in eerste aanleg, hetzij de griffier zich in de onmogelijkheid bevindt om het proces-verbaal te ondertekenen, maakt degene die niet in dat geval verkeert, daarvan melding in dat stuk.

  • 4 Indien de fungerend voorzitter zich in de onmogelijkheid bevindt het proces-verbaal te ondertekenen, geschiedt zulks door het oudste lid dat over de zaak gezeten heeft. Ten aanzien van het griffier van het Hof van Justitie vindt het derde lid toepassing.

  • 5 Eindvonnissen worden afzonderlijk opgemaakt en, behoudens in kort geding, vóór de uitspraak door de fungerend voorzitter of de rechter in eerste aanleg en de griffier ondertekend. Het derde en het vierde lid vinden overeenkomstige toepassing.

Artikel 47

  • 1 De rechter is bevoegd om, alvorens de zaak definitief te beslissen, een preparatoire of een interlocutoire beslissing te nemen.

  • 2 Voor preparatoir worden gehouden vonnissen en bevelschriften die gegeven zijn tot instructie van de zaak en die strekken om het proces in staat van wijzen te brengen, zonder dat zulks op de zaak ten principale van enige invloed kan zijn.

  • 3 Voor interlocutoir worden gehouden vonnissen en bevelschriften waarbij de rechter, alvorens recht te doen, een bewijs, een onderzoek of een instructie beveelt, waarvan de beslissing in de zaak zelf afhankelijk kan zijn.

Artikel 48

  • 1 Indien tijdens een aanhangig rechtsgeding of buiten eigenlijk rechtsgeding een door de rechter in eerste aanleg te verrichten rechtshandeling moet geschieden buiten het rechtsgebied van de rechter in eerste aanleg die van de zaak of van het verzoek kennis neemt, roept hij daartoe de tussenkomst in van zijn ambtgenoot binnen wiens rechtsgebied de handeling moet worden verricht.

  • 2 Degene wiens tussenkomst is ingeroepen, geeft aan die opdracht gevolg en doet de rechter van wie de opdracht uitging, zo spoedig mogelijk een afschrift van het proces-verbaal van het krachtens die opdracht verrichte of bevonden toekomen. Dit afschrift heeft in het geding gelijke kracht als het proces-verbaal van de rechter van wie de opdracht uitging.

Artikel 48a

  • 1 De rechter bepaalt na afloop van de behandeling de dag waarop hij vonnis zal wijzen.

  • 2 Het vonnis wordt in het openbaar uitgesproken.

  • 3 Het vonnis moet, tenzij uit de wet anders voortvloeit, met redenen zijn omkleed.

Artikel 49

  • 1 De vonnissen en beschikkingen die aan het eindvonnis voorafgaan, worden hetzij afzonderlijk opgemaakt, hetzij alleen in het proces-verbaal van de zitting aangetekend.

  • 2 Deze aantekening behelst ten minste de gronden van de beslissing, wat het rechtspunt betreft, en de beslissing zelf.

  • 3 Een vonnis waarbij de rechter zich onbevoegd verklaart, wordt als een eindvonnis beschouwd.

Artikel 50

  • 1 Partijen mogen van de vonnissen en van de in artikel 49 bedoelde aantekeningen in hun zaak inzage en op hun kosten afschriften bekomen.

  • 2 Zij zijn bevoegd alle op hun zaak betrekking hebbende en aan de rechter kenbaar gemaakte boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in te zien of voorwerpen te onderzoeken.

Artikel 51

  • 1 Indien de beslissing in een zaak niet heeft plaatsgehad uiterlijk drie maanden nadat de behandeling ter terechtzitting geëindigd is, en na het horen van het openbaar ministerie, indien dat is geschied, heeft elke partij het recht om te vorderen dat de zaak wordt bepleit of, indien dat reeds is geschied, andermaal wordt bepleit.

  • 2 Indien de rechter de dag heeft bepaald, waarop de uitspraak zal plaatshebben, en partijen met elkaar in overleg zijn getreden over een schikking, is de rechter gehouden, bij hun gezamenlijk verzoek daartoe, de uitspraak gedurende een bepaalde tijd uit te stellen.

Artikel 52

Rechters vullen bij hun beraadslagingen van ambtswege de rechtsgronden aan, die partijen niet hebben aangevoerd.

Artikel 54

Indien er een provisionele eis gedaan is en de zaak zowel ten principale als op de provisie in staat van wijzen is, is de rechter bevoegd om op beide in hetzelfde vonnis uitspraak te doen.

Artikel 55

  • 1 Tenzij uit de wet of uit de aard van de zaak anders voortvloeit, kan de rechter, indien dit wordt gevorderd, verklaren dat zijn vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal zijn, niettegenstaande daartegen aan te wenden rechtsmiddelen. De rechter kan een vonnis waarbij op de voet van artikel 174 wordt beslist omtrent een voorschot ter zake van de kosten van deskundigen, ook ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

  • 2 De uitvoerbaarverklaring bij voorraad kan het gehele vonnis betreffen of een gedeelte daarvan.

  • 3 De rechter kan aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde verbinden dat tot een door hem te bepalen bedrag zekerheid wordt gesteld.

Artikel 56

Indien het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en tegen dat vonnis een rechtsmiddel is aangewend, kan alsnog een incidentele vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van dat vonnis worden ingesteld.

Artikel 57

Indien het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, evenwel zonder dat daaraan de voorwaarde is verbonden dat zekerheid wordt gesteld, en indien tegen dat vonnis een rechtsmiddel is aangewend, kan alsnog een daartoe strekkende incidentele vordering worden ingesteld.

Artikel 60

  • 1 Wie bij vonnis in het ongelijk gesteld wordt, wordt in de kosten verwezen. De kosten mogen echter geheel of ten dele gecompenseerd worden tussen echtgenoten of andere levensgezellen, bloedverwanten in de rechte linie, broers en zussen of aangehuwden in dezelfde graad, alsmede indien de partijen over en weer op enige punten in het ongelijk zijn gesteld. Ook kan de rechter de kosten die nodeloos worden gemaakt of veroorzaakt, voor rekening laten van de partij die ze aanwendde of veroorzaakte.

  • 2 Bij provisionele, preparatoire en interlocutoire vonnissen is de rechter bevoegd om de beslissing over de kosten tot het eindvonnis voor te behouden.

Artikel 61

De veroordeling in de kosten strekt zich niet verder uit dan tot:

  • a. de kosten van exploten, oproepingen van de zaak ter terechtzitting en comparities;

  • b. de kosten van bewijsstukken;

  • c. de kosten voor gevorderde en gegeven afschriften;

  • d. de zegel- en registratierechten;

  • e. de kosten van getuigen, deskundigen, bewaarders, tolken, die van hun beëdiging of aflegging van de belofte daaronder begrepen, en die van plaatsopneming en andere gerechtelijke verrichtingen;

  • f. de kosten, veroorzaakt door het onderzoek omtrent de echtheid of onechtheid van geschriften;

  • g. een door de rechter vast te stellen bedrag voor salaris en noodzakelijke verschotten van de gemachtigde van de wederpartij, tenzij de rechter om in het vonnis te vermelden redenen anders beslist;

  • h. de kosten van tenuitvoerlegging van het vonnis.

Artikel 62

  • 1 Bij het vonnis wordt het bedrag van de tot aan de uitspraak gemaakte kosten, voor zover zulks mogelijk is, bepaald.

  • 2 Indien partijen zich over de vereffening van de kosten die niet in het vonnis zijn opgenomen, of over die van de kosten van tenuitvoerlegging niet kunnen verstaan, is de meest gerede partij bevoegd om de rechter in eerste aanleg te verzoeken het bedrag vast te stellen.

  • 3 De rechter in eerste aanleg gelast daarop dat de partij ten behoeve van wie de veroordeling in de kosten werd uitgesproken, binnen acht dagen ter griffie van het gerecht in eerste aanleg een opgave van de haar verschuldigde kosten ter inzage van de wederpartij zal overleggen, en bepaalt tevens de dag waartegen partijen zullen worden opgeroepen.

  • 4 Op de aldus bepaalde dag stelt de rechter, na verhoor van partijen, voor zover zij zijn opgekomen, het bedrag van de kosten vast en doet hij daarvan, behalve in het proces-verbaal van de zaak, ook op het vonnis aantekening houden.

  • 5 De vaststelling geschiedt volgens de bestaande tarieven en, bij gebreke daarvan, volgens begroting van de rechter.

Artikel 63

Indien na de in artikel 62 bedoelde vaststelling van de staat van de kosten nog nadere kosten gemaakt zijn en partijen het over de vereffening niet eens kunnen worden, is de meest gerede partij bevoegd om de rechter in eerste aanleg te verzoeken het bedrag van de kosten, op de in de artikelen 61 en 62 bedoelde wijze, nader vast te stellen.

Artikel 63a

Ter zake van verrichtingen waarvoor de in de artikelen 60 tot en met 63 bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten, zoals die ter voorbereiding van gedingstukken en ter instructie van de zaak, kan jegens de tegenpartij geen vergoeding op grond van artikel 96, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek BES worden toegekend, maar zijn alleen de regels inzake proceskosten van toepassing.

Artikel 63b

  • 1 De rechter kan bedragen die geacht kunnen worden te zijn bedongen ter vergoeding van proceskosten of van buitengerechtelijke kosten als bedoeld in artikel 96, tweede lid, onderdelen b en c, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek BES, ambtshalve matigen, doch niet tot onder het bedrag van de krachtens de wet te begroten proceskosten, onderscheidenlijk het bedrag van de buitengerechtelijke kosten die, gelet op de tarieven volgens welke zodanige kosten aan de opdrachtgevers gewoonlijk in rekening worden gebracht, jegens de wederpartij redelijk zijn.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien een overeenkomst is gesloten die strekt tot regeling van een reeds gerezen geschil.

Artikel 64

Advocaten, zaakwaarnemers en deurwaarders, die zich in hun bedieningen te buiten gaan, en al degenen die de belangen van het beheer dat hun is toevertrouwd, verwaarlozen, kunnen persoonlijk en uit hun eigen beurs geheel of gedeeltelijk in de kosten verwezen en zelfs tot schadevergoeding, zo daartoe gronden zijn, veroordeeld worden, zonder die op hun principalen te mogen verhalen.

Artikel 65

  • 1 Het vonnis, zodanig als dat door de rechter wordt uitgesproken, moet behelzen:

    • a. de namen en de woonplaats van de partijen en de namen van de gemachtigden of raadslieden, indien partijen die gehad hebben;

    • b. de slotsom van de conclusie van het openbaar ministerie, indien dit gehoord is; en

    • c. de gronden van de beslissing, zowel wat betreft de daadzaken als het rechtspunt, ieder afzonderlijk, en de beslissing zelf.

  • 2 Aan het slot van het vonnis worden vermeld de namen van de rechter of rechters die over de zaak hebben geoordeeld, en die van de ambtenaar van het openbaar ministerie, indien deze daarbij tegenwoordig is geweest.

Artikel 66

  • 1 De rechter verbetert te allen tijde op verzoek van een partij of ambtshalve in zijn vonnis een kennelijke rekenfout, schrijffout of andere kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent. De rechter gaat niet tot de verbetering over dan na partijen in de gelegenheid te hebben gesteld zich daarover uit te laten.

  • 2 De verbetering wordt op een door de rechter te bepalen dag in het openbaar uitgesproken en wordt met vermelding van deze dag en van de naleving van de tweede volzin van het eerste lid op de minuut van het vonnis gesteld.

  • 3 Van de verbeterde minuut verstrekt de griffier op de dag van de uitspraak aan de in de oorspronkelijke procedure verschenen partijen een afschrift, zo nodig opgemaakt in executoriale vorm. Een eerder verstrekt afschrift opgemaakt in executoriale vorm verliest hierdoor haar kracht. De partij die in het bezit is van een afschrift als bedoeld in de vorige volzin, geeft dit af aan de griffier. Was de executie reeds aangevangen, dan kan deze met inachtneming van de verbetering worden voortgezet op grond van een na de verbetering afgegeven afschrift opgemaakt in executoriale vorm.

  • 4 Tegen de verbetering of de weigering daarvan staat geen voorziening open.

Artikel 66a

  • 1 De rechter vult te allen tijde op verzoek van een partij zijn vonnis aan indien hij heeft verzuimd te beslissen over een onderdeel van het gevorderde. De rechter gaat niet tot de aanvulling over dan na partijen in de gelegenheid te hebben gesteld zich daarover uit te laten.

  • 3 Tegen de weigering van de aanvulling staat geen voorziening open.

Artikel 67

De expeditie of uitgifte van het vonnis wordt zonder medewerking van partijen opgemaakt, en behelst, behalve hetgeen bij artikel 65 is vermeld:

  • a. de eis, het antwoord en de slotsom van de wederzijdse beweringen en, voor zover niet schriftelijk ingediend, de door de griffier daarvan gehouden aantekeningen;

  • b. de vermelding dat het vonnis in het openbaar is uitgesproken;

  • c. de dag van de uitspraak.

Artikel 68

Een griffier is verplicht om op aanvraag van de partijen aan hen, zodra mogelijk, expeditie van het vonnis uit te reiken, op straffe van schadevergoeding, indien daartoe gronden zijn.

Artikel 69

Elk vonnis dat wederkerige verplichtingen aan beide partijen oplegt, of waaruit rechten en verplichtingen ten behoeve of ten laste van beide partijen voortvloeien, kan door elke partij in haar belang ten uitvoer worden gelegd.

Artikel 70

Preparatoire en interlocutoire vonnissen en bevelschriften behoeven niet betekend te worden, tenzij dit ingevolge Boek 2 tot verhaal van geldelijke verplichtingen die de wederpartij krachtens die vonnissen te vervullen heeft, nodig is.

Artikel 70a

  • 1 Beslissingen aangaande de rechtsbetrekking in geschil, vervat in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, hebben in een ander geding tussen dezelfde partijen bindende kracht.

  • 2 Onder partijen wordt in het eerste lid mede verstaan de rechtverkrijgenden onder algemene of bijzondere titel, tenzij uit de wet het tegendeel volgt.

  • 3 Het gezag van gewijsde wordt niet ambtshalve toegepast.

Afdeling 5. Vrijwaring

Artikel 71

  • 1 Indien de eiser op de dienende dag na het antwoord van de gedaagde meent gronden te hebben om van iemand vrijwaring te vorderen, is hij bevoegd om aan de rechter, onder aanvoering van die gronden, te verzoeken de oproeping van die persoon te bevelen.

  • 2 Het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de gedaagde, die zijn verzoek mag doen vóór schriftuur van antwoord of vóór zijn mondeling antwoord.

  • 3 Bij toewijzing van het verzoek bepaalt de rechter met inachtneming van de daarvoor aangegeven termijn een nadere rechtsdag waarop het rechtsgeding zal worden voortgezet, en gelast hij de oproeping van de waarborg, met gelijktijdige uitreiking van een afschrift van het antwoord of van een uittreksel uit het proces-verbaal van de terechtzitting, voor zover het de gronden, voor de vrijwaring aangevoerd, vermeldt en doet hij hem aanzeggen zich van zijn getuigen te doen vergezellen en zijn bewijsstukken mee te brengen.

  • 4 Dit uitstel is onnodig, indien de waarborg ter terechtzitting aanwezig en tot dadelijk antwoord bereid is.

Artikel 72

Indien het verzoek tot vrijwaring op de bovengemelde rechtsdag niet gedaan is, wordt zonder uitstel in de oorspronkelijke zaak voortgeprocedeerd.

Artikel 73

In geval van vrijwaring wegens uitwinning van een goed of wegens een recht waarmee het goed niet belast had mogen zijn, is de waarborg bevoegd de zaak van de gewaarborgde over te nemen, met dien verstande dat deze als partij in het geding blijft.

Artikel 74

  • 1 In het geval van artikel 73 kan het tegen de waarborg gewezen vonnis tegen de gewaarborgde ten uitvoer worden gelegd.

  • 2 Wat de kosten en de vordering tot schadevergoeding betreft, kan de vereffening en de tenuitvoerlegging niet dan tegen de waarborg geschieden.

  • 3 In geval van kennelijk onvermogen van de waarborg, draagt echter de gewaarborgde de kosten en vergoedt hij, zo daartoe gronden zijn, ook de schade.

Artikel 75

In zaken van eenvoudige vrijwaring is de waarborg slechts bevoegd zich te voegen zonder de zaak van de gewaarborgde over te nemen.

Artikel 76

Indien de oorspronkelijke eis en die ter vrijwaring tegelijk in staat van wijzen zijn, wordt daarop gezamenlijk recht gedaan; is dit niet het geval, dan wordt de hoofdzaak, indien de oorspronkelijke eiser of gedaagde dit vordert, afzonderlijk beslist.

Artikel 77

Wie ter zake van vrijwaring opgeroepen is, behoort voor de rechter voor wie de oorspronkelijke zaak aanhangig is, te procederen, zelfs indien hij ontkent waarborg te zijn; doch indien duidelijk blijkt dat de oorspronkelijke eis alleen gedaan is om hem van zijn eigen rechter af te trekken, wordt hij naar deze verwezen.

Afdeling 6. Vonnissen bij verstek en verzet

Artikel 78

  • 1 Indien de eiser op de betekende rechtsdag niet verschijnt, wordt er verstek tegen hem verleend en wordt de gedaagde van de instantie ontslagen, met verwijzing van de eiser in de kosten.

  • 2 In dit geval mag verzet niet plaatshebben, maar is de eiser bevoegd om opnieuw oproeping van de gedaagde te verzoeken, na voorafgaande betaling van de kosten van het verstek.

Artikel 79

  • 1 Indien de gedaagde niet verschijnt en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen zijn, wordt er tegen hem verstek verleend en wordt de vordering van de eiser toegewezen, tenzij zij de rechter onrechtmatig of ongegrond voorkomt.

  • 2 Tegen de gedaagde die vóór of op de rechtsdag bij schriftuur heeft geantwoord, maar noch in persoon, noch bij gemachtigde ter terechtzitting verschijnt, wordt verstek niet verleend.

Artikel 80

Het verstek wordt na het uitroepen van de zaak op de terechtzitting verleend; de in artikel 79 bedoelde uitspraak omtrent de vordering van de eiser kan worden aangehouden tot een volgende terechtzitting.

Artikel 81

Indien er in hetzelfde geding meer dan een gedaagde is opgeroepen en niet een van hen verschenen is, wordt in één en hetzelfde vonnis tegen hen verstek verleend.

Artikel 82

  • 1 Indien van meerdere gedaagden een of meer niet verschijnen, bepaalt de rechter, na verstekverlening, een nieuwe rechtsdag waartegen de niet verschenen gedaagden nogmaals worden opgeroepen.

  • 2 Tussen al de partijen wordt daarna uitspraak gedaan bij hetzelfde vonnis, dat tegenover alle gedaagden als een vonnis op tegenspraak gewezen wordt beschouwd, en waartegen verzet niet wordt toegelaten.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing in geval van oproeping van derden als partij in het geding als bedoeld in artikel 12a.

Artikel 84

  • 1 De gedaagde die bij verstek is veroordeeld, is bevoegd om daartegen verzet te doen. Het verzet wordt gedaan binnen twee weken na de aanzegging van het vonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon of na het plegen door deze van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging hem bekend is.

  • 2 Buiten de in het eerste lid voorziene gevallen vangt de termijn waarbinnen het verzet moet worden gedaan, aan op de dag waarop het vonnis ten uitvoer is gelegd.

  • 3 De veroordeelde die in het vonnis heeft berust, kan daartegen niet meer in verzet komen.

Artikel 85

Het vonnis wordt gerekend ten uitvoer gelegd te zijn:

  • a. in geval van gerechtelijke verkoop van goederen, na de verkoop;

  • b. in geval van derdenbeslag op een vordering, na de uitbetaling aan de beslaglegger, of, indien dit beslag wordt gelegd op een vordering tot periodieke betalingen, na de eerste uitbetaling;

  • c. in geval van tenuitvoerlegging van een veroordeling tot levering of afgifte van goederen die geen registergoederen zijn, nadat de levering of afgifte heeft plaatsgevonden;

  • d. in geval van gedwongen ontruiming van onroerende zaken, nadat de ontruiming heeft plaatsgevonden.

Artikel 86

Het verzet tegen een verstekvonnis wordt aanhangig gemaakt op de voor de indiening van vorderingen bepaalde wijze. De gronden van verzet kunnen op de dienende dag nog mondeling worden aangevuld.

Artikel 87

Het verzet, mits tijdig en op de voorgeschreven wijze gedaan, schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis, tenzij dit uitvoerbaar bij voorraad was verklaard.

Artikel 88

De opposant die zich voor de tweede maal bij verstek laat vonnissen, wordt niet meer ontvangen tot het doen van een nieuw verzet.

Artikel 89

De kosten van het verstek, die van het vonnis daaronder begrepen, alsmede die welke als gevolg van het niet-verschijnen van de defaillant kunnen worden beschouwd, komen ten laste van de defaillant, tenzij deze bij verzet aantoont dat de oproeping om in rechte te verschijnen, niet op de juiste wijze is geschied en hij daarom niet verschenen is.

Artikel 90

De gedaagde tegen wie verstek is verleend, heeft, zolang het eindvonnis nog niet is gewezen, de bevoegdheid om alsnog in het geding te verschijnen, waardoor de gevolgen van het tegen hem verleende verstek vervallen, behalve ten aanzien van de daardoor veroorzaakte kosten.

Afdeling 7. Nietigheid

Artikel 91

Een exploot of akte van rechtspleging wordt slechts nietig verklaard, indien de nietigheid daarvan uitdrukkelijk bevolen is.

Artikel 92

  • 1 De voorschriften in de artikelen 1, 2, 4, 5, 6, 7, 10, 11, 12, 13, 15 en 17 voorgeschreven, worden op straffe van nietigheid in acht genomen.

  • 2 Bij niet-verschijning van de gedaagde mag de rechter tegen hem geen verstek verlenen; de rechter moet, de nietigheid uitsprekende, de eiser veroordelen in de kosten.

Artikel 93

  • 1 Indien de gedaagde op de oproeping verschijnt en de nietigheid van het exploot inroept, is de rechter bevoegd om die exceptie te verwerpen, indien het verzuim of de overtreding van dien aard wordt bevonden, dat de gedaagde daardoor in zijn verdediging niet is benadeeld, en er om die reden geen belang bij heeft zich op de nietigheid te beroepen.

  • 2 De rechter beveelt echter in die gevallen, zo daartoe gronden zijn, de aanvulling van het verzuim of de verbetering van de onregelmatigheden op kosten van de aanlegger.

Artikel 94

De kosten van nietige akten van rechtspleging komen ten laste van de advocaten, zaakwaarnemers of de deurwaarders die zich zodanige akten veroorloofd hebben. Deze zijn bovendien, zo daartoe gronden zijn, deswege tot vergoeding van de schade aansprakelijk.

Titel 2. De wijze van procederen voor de rechter in eerste aanleg

Afdeling 1. Voorafgaande bepalingen

§ 1. Relatieve bevoegdheid

Artikel 95

  • 1 Tenzij de wet anders bepaalt, is bevoegd de rechter in eerste aanleg van de woonplaats van de gedaagde.

  • 2 Bij gebreke van een bekende woonplaats van de gedaagde hier te lande is bevoegd de rechter in eerste aanleg van zijn werkelijk verblijf.

  • 3 Indien de gedaagde woonplaats heeft gekozen, is bevoegd de rechter in eerste aanleg van die gekozen woonplaats of de rechter in eerste aanleg van het werkelijk verblijf van de gedaagde, ter keuze van de eiser.

Artikel 96

Indien de rechtspersoon Aruba, Curaçao of Sint Maarten, eiser of gedaagde is, wordt als haar woonplaats beschouwd de plaats waar de regering haar zetel heeft. Indien de Staat der Nederlanden eiser of gedaagde is, wordt als haar woonplaats mede beschouwd de plaats van het Regional Service Center.

Artikel 97

In zaken betreffende een overeenkomst die wordt gesloten door een partij die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf en een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, is mede bevoegd de rechter in eerste aanleg van de woonplaats of, bij gebreke daarvan, van het werkelijk verblijf van die natuurlijke persoon.

Artikel 98

In zaken betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad is mede bevoegd de rechter in eerste aanleg van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan.

Artikel 99

In zaken betreffende onroerende zaken is mede bevoegd de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de zaak is gelegen. In zaken betreffende huur van woonruimte is echter uitsluitend bevoegd de rechter binnen wiens rechtsgebied het gehuurde is gelegen.

Artikel 100

  • 1 In zaken betreffende nalatenschappen is mede bevoegd de rechter in eerste aanleg van de laatste woonplaats van de overledene.

  • 2 In zaken betreffende schuldvorderingen ten laste van de overledene is de in het eerste lid aangewezen rechter eveneens bevoegd

Artikel 101

In zaken betreffende de geldigheid, de nietigheid of de ontbinding van vennootschappen of rechtspersonen, de geldigheid, nietigheid of rechtsgevolgen van hun besluiten of die van hun organen dan wel de rechten en verplichtingen van hun leden of vennoten als zodanig, is mede bevoegd de rechter in eerste aanleg van de woonplaats of de plaats van vestiging van de vennootschap of de rechtspersoon.

Artikel 102

In zaken betreffende de toepassing van de wettelijke bepalingen inzake faillissement is mede bevoegd de rechter in eerste aanleg die de functie van rechter-commissaris vervult en inzake surséance van betaling de rechter in eerste aanleg die over het verzoek tot het verlenen van surséance heeft geoordeeld.

Artikel 103

Indien een rechter in eerste aanleg ten aanzien van een van de gezamenlijk in het geding betrokken gedaagden bevoegd is, is die rechter ook ten aanzien van de overige gedaagden bevoegd, mits tussen de vorderingen tegen de onderscheiden gedaagden een zodanige samenhang bestaat, dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen.

Artikel 103a

  • 1 Hebben partijen bij overeenkomst een rechter in eerste aanleg aangewezen voor de kennisneming van geschillen die zijn ontstaan of zullen ontstaan naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking die tot hun vrije bepaling staat, dan is die rechter bevoegd van de zaak kennis te nemen. Iedere andere rechter in eerste aanleg voor wie de zaak is gebracht, verklaart zich onbevoegd, mits de gedaagde zich op de onbevoegdheid beroept.

  • 2 Beloopt de vordering evenwel minder dan NAF. 10.000, USD 5.600, onderscheidenlijk Afl. 10.000, of betreft het een zaak als bedoeld in artikel 97, dan heeft een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid geen gevolg, tenzij:

    • a. zij is aangegaan na het ontstaan van het geschil, of

    • b. de partij die niet handelt in de uitoefening van beroep of bedrijf zich tot de aangewezen rechter wendt.

  • 3 Een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter in eerste aanleg wordt bewezen door een geschrift. Daarvoor is voldoende een geschrift dat een dergelijk beding bevat of dat verwijst naar algemene voorwaarden die een dergelijk beding bevatten, mits dat geschrift door of namens de wederpartij uitdrukkelijk of stilzwijgend is aanvaard.

  • 4 Een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter in eerste aanleg dient als een afzonderlijke overeenkomst te worden beschouwd en beoordeeld. De aangewezen rechter is bevoegd te oordelen over de rechtsgeldigheid van de hoofdovereenkomst waarvan een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter deel uitmaakt of waarop zij betrekking heeft.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur kan het bedrag, genoemd in het tweede lid, worden aangepast aan de geldontwaarding.

Artikel 103b

Wijzen de artikelen 95 tot en met 103a geen bevoegde rechter in eerste aanleg in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba aan, dan is bevoegd de rechter in eerste aanleg van de woonplaats van de eiser of een van de eisers en, bij gebreke daarvan, de rechter in eerste aanleg te Curaçao.

§ 2. Overige voorafgaande bepalingen

Artikel 104

Indien de gedaagde, nadat hem de oproeping is betekend, ophoudt woonplaats of werkelijke verblijfplaats te hebben daar waar de rechter in eerste aanleg zitting houdt, zonder aldaar voor de verdere behandeling van de zaak woonplaats te hebben gekozen, worden alle verdere voor hem bestemde exploten aangeplakt aan de hoofddeur van de gehoorzaal des rechters en wordt een tweede afschrift betekend, in Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, aan de ambtenaar van het openbaar ministerie bij dat gerecht en, in Aruba, aan de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken; deze doet dit afschrift zo mogelijk aan de gedaagde toekomen, zonder dat van dit laatste echter in rechte behoeft te blijken.

Artikel 105

Indien op de dag van het eindvonnis een der partijen in het in artikel 104 omschreven geval verkeert, wordt de in artikel 119 bedoelde aangetekende dienstbrief met de daarin bedoelde mededeling verzonden aan de bedoelde ambtenaar van het openbaar ministerie, onderscheidenlijk de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken die deze, zo mogelijk, aan de betrokken partij doet toekomen, zonder dat van dit laatste echter in rechte behoeft te blijken, en wordt voorts een afschrift van die dienstbrief door of vanwege de griffier aangeplakt aan de hoofddeur van de gehoorzaal des rechters.

Artikel 108

Zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen, kan de eiser te allen tijde zijn eis verminderen.

Artikel 109

  • 1 Zolang de rechter geen eindvonnis heeft gewezen, is de eiser bevoegd zijn eis of de gronden daarvan schriftelijk, bij conclusie of bij akte ter rolle, te veranderen of te vermeerderen. De gedaagde is bevoegd hiertegen bezwaar te maken, op grond dat de verandering of vermeerdering in strijd is met de eisen van een goede procesorde. De rechter beslist, partijen gehoord, zo spoedig mogelijk. De rechter kan op dezelfde grond ook ambtshalve een verandering of vermeerdering buiten beschouwing laten.

  • 2 Tegen de beslissingen van de rechter, bedoeld in het eerste lid, staat geen hogere voorziening open.

  • 3 Indien een of meer gedaagden niet in het geding zijn opgekomen, zal de rechter, na het doen betekenen van de conclusie of akte aan de niet verschenen partijen met hun oproeping tegen een nadere rechtsdag, op een gemaakt bezwaar beslissen.

  • 4 Artikel 120, eerste volzin, is niet van toepassing, voor zover de gedaagde door die bepaling, in verband met een verandering of vermeerdering, in zijn verdediging zou worden benadeeld.

Afdeling 2. De rechtsingang, de verweren en het voldingen van de zaak

Artikel 110

  • 1 Elke rechtsingang voor de rechter in eerste aanleg vangt aan met een aan deze gericht verzoekschrift, door de eiser of diens daartoe gemachtigde ondertekend.

  • 2 Indien de eiser niet kan schrijven, mag hij zijn vordering mondeling voordragen aan de rechter in eerste aanleg, die haar in geschrifte brengt of doet brengen. Deze bevoegdheid tot mondelinge voordracht geldt niet voor de gemachtigde.

Artikel 111

  • 1 Het verzoekschrift of het ingevolge artikel 110, tweede lid, opgemaakte geschrift vermeldt:

    • a. de naam, en in geval van een natuurlijk persoon tevens de voornamen, en de woonplaats van de eiser en, indien het verzoek door een gemachtigde wordt gedaan, de naam en de woonplaats van die gemachtigde;

    • b. de keuze van woonplaats daar waar de rechter zitting houdt, indien de eiser of zijn gemachtigde niet aldaar woonachtig is;

    • c. de naam, en in geval van een natuurlijk persoon zo nodig de voornamen, en de woon- of verblijfplaats van de gedaagde;

    • d. een aanduiding en omschrijving van het onderwerp van de vordering en datgene wat gevorderd wordt; en

    • e. de dagtekening van het verzoekschrift.

  • 2 Behoudens artikel 22, tweede lid, wordt daarbij, indien het verzoekschrift door een gemachtigde is ondertekend, de akte van volmacht overgelegd.

Artikel 112

  • 1 Verzoekschriften die niet aan de in artikel 111 gestelde voorschriften voldoen, of waarbij de volmacht niet is overgelegd, kunnen aan de eiser in persoon of aan diens gemachtigde, met mondelinge of schriftelijke opgave van redenen, ter verbetering of aanvulling dan wel ter bijvoeging van de volmacht worden teruggegeven of gezonden; zij worden in afwachting daarvan niet aangetekend in het algemeen register.

  • 2 De mondelinge voordracht wordt eerst in geschrift gebracht, nadat de eiser de gegevens heeft verstrekt om aan de in artikel 111 gestelde voorschriften te voldoen.

  • 3 Terugzending bij met redenen omklede beschikking heeft plaats en de in het eerste lid bedoelde aantekening wordt achterwege gelaten, indien het verzoekschrift bij een andere rechter in eerste aanleg had moeten worden ingediend. Indien in dit geval de vordering mondeling is ingediend, is de rechter in eerste aanleg bevoegd om het in geschrift brengen daarvan bij met redenen omklede beschikking te weigeren.

  • 4 Van de in het derde lid bedoelde beschikkingen is hoger beroep toegelaten.

  • 5 De krachtens het derde lid genomen beschikkingen en de daarop gevallen beslissingen in hoger beroep worden aangetekend in het algemeen register.

Artikel 113

  • 1 Van de vordering houdt de griffier onverwijld aantekening in het algemeen register. Op de dag waarop die aantekening heeft plaatsgehad, wordt de vordering geacht ingesteld te zijn.

  • 2 De rechter in eerste aanleg bepaalt daarna dag en uur, waarop de zaak voor het gerecht in eerste aanleg zal dienen, en doet partijen oproepen teneinde alsdan te verschijnen, vergezeld van de getuigen die zij wensen te doen horen, en met medebrenging van de bewijsstukken waarvan zij zich willen bedienen.

  • 3 Bij de oproeping van de gedaagde zegt de deurwaarder of de tot exploiteren bevoegde persoon hem bij de uitreiking van een door de deurwaarder voor eensluidend getekend afschrift van de vordering tevens aan dat hij daarop, desverkiezende, vóór of op de rechtsdag bij door hem of door zijn gemachtigde ondertekende schriftuur mag antwoorden.

  • 4 Het afschrift van de vordering geldt voor degene die het ontvangen heeft, als de oorspronkelijke vordering.

  • 5 Van de in het tweede lid bedoelde beschikking houdt de griffier aantekening in het algemeen register, alsmede op de minuut van de vordering.

Artikel 114

In zaken waarin een onmiddellijke beslissing wenselijk en mogelijk is, is de rechter in eerste aanleg bevoegd om op het daartoe strekkende mondelinge verzoek van de eiser, en indien de gedaagde vrijwillig met deze is verschenen, onmiddellijk tot de behandeling en beslissing van de zaak over te gaan.

Artikel 115

  • 1 Alle oproepingen, aanzeggingen, betekeningen en in het algemeen alle exploten die voor de geregelde gang van de zaak nodig zijn en aan het eindvonnis voorafgaan, geschieden door tussenkomst en op last van de rechter in eerste aanleg.

  • 2 Oproepingen, aanzeggingen of betekeningen behoeven niet te geschieden aan hen die blijkens het proces-verbaal van de zaak ter terechtzitting waarop de desbetreffende aan het eindvonnis voorafgegane uitspraken of beschikkingen genomen zijn, in persoon of bij gemachtigde tegenwoordig waren.

Artikel 116

De rechter in eerste aanleg draagt zorg voor de inschrijving van de zaak op de rol van de zitting.

Artikel 117

De behandeling van de zaak geschiedt mondeling ter terechtzitting, onverminderd de bevoegdheid van de partijen om aldaar door haar of haar gemachtigden dan wel raadslieden ondertekende schrifturen, die vrij van zegel zijn, in te dienen.

Artikel 118

De rechter in eerste aanleg is bevoegd om, indien hij dit voor de goede en geregelde gang van zaken nodig acht, partijen bij de behandeling van de zaak de nodige voorlichting te geven, hen te ondervragen en zelfs opmerkzaam te maken op de rechts- en bewijsmiddelen, die zij kunnen aanwenden.

Artikel 119

  • 1 Wanneer beide partijen verschenen zijn, hoort de rechter haar over en weer en doet hij, zoveel mogelijk, dadelijk uitspraak.

  • 2 Indien partijen op de dienende dag enig uitstel verzoeken, staat de rechter dit verzoek, mits het hem gegrond voorkomt, toe en bepaalt de rechtsdag waarop partijen nader moeten verschijnen.

  • 3 Aan de partij, die niet persoonlijk of bij gemachtigde bij de uitspraak of de mededeling van de beschikking ter terechtzitting tegenwoordig is, doet de rechter in eerste aanleg de inhoud van het vonnis of van de beschikking, voor zover zij aan het eindvonnis voorafgaan, aanzeggen bij exploot of op andere wijze, door hem te bepalen; hij doet hun de inhoud van eindvonnis bij aangetekende dienstbrief door de griffier mededelen.

  • 4 De dagtekening van deze aangetekende dienstbrief wordt geacht de dag te zijn, waarop de mededeling heeft plaatsgehad.

  • 5 Van de aanzeggingen of mededelingen en van de dag, waarop zij hebben plaatsgehad, houdt de griffier aantekening aan de voet van het vonnis of, voor zoveel het aan het eindvonnis voorafgaande vonnissen of beschikkingen betreft, aan de rand van de van het vonnis of de beschikking ter terechtzitting gedane aantekening.

Artikel 120

Alle excepties moeten tegelijk met het verweer op de hoofdzaak worden voorgesteld op straffe van verval van de niet voorgedragen excepties en, indien niet op de hoofdzaak geantwoord is, van het recht om zulks te doen. Echter kunnen erfgenamen die in termen van beraad zijn, en zij die na ontbinding van een gemeenschap van goederen in termen van beraad zijn, hun verweer tot een beroep daarop beperken.

Artikel 121

Indien de beslissing niet dadelijk kan plaatshebben, stelt de rechter in eerste aanleg die tot op een door hem bepaalde rechtsdag uit.

Artikel 121a

  • 1 Indien de rechter in eerste aanleg inlichtingen wil inwinnen overeenkomstig artikel 3 van de op 7 juni 1968 te Londen gesloten Europese Overeenkomst nopens het verstrekken van inlichtingen over buitenlands recht (Trb. 1968, 142), doet hij aan partijen schriftelijk opgave van de te stellen vragen en te verzenden stukken.

  • 2 Partijen kunnen binnen een door de rechter te bepalen termijn schriftelijk hun mening omtrent de te stellen vragen en de te verzenden stukken geven.

  • 3 Met inachtneming van artikel 4 van de Overeenkomst stelt de rechter de inhoud van het verzoek om inlichtingen in een tussenvonnis vast.

  • 4 Indien aan de rechter op grond van artikel 13 van de Overeenkomst aanvullende inlichtingen worden gevraagd, stelt hij de partijen in de gelegenheid binnen een door hem te bepalen termijn schriftelijk op dit verzoek te reageren.

Artikel 121b

  • 1 De griffier zendt een afschrift van het antwoord op het verzoek om inlichtingen aan partijen. Alsdan bepaalt de rechter de dag waarop de procedure wordt voortgezet.

  • 2 Partijen kunnen binnen een door de rechter te bepalen termijn hun beschouwingen over het antwoord geven.

Afdeling 3. Voorlopige verzoeken en de exceptie van onbevoegdheid

Artikel 122

  • 1 Indien de eiser hier te lande geen woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, of indien zodanige persoon zich in een aangelegde rechtszaak voegt of tussenkomt, stelt hij op vordering van de wederpartij en alvorens deze in rechte enig verweer of tegenzeggen behoeft te doen, zekerheid voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan hij veroordeeld zou kunnen worden.

  • 2 Geen verplichting tot het stellen van zekerheid bestaat:

    • a. indien dit voortvloeit uit een verdrag;

    • b. indien een veroordeling tot betaling van proceskosten en schadevergoeding op grond van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, een verdrag of een wet ten uitvoer zal kunnen worden gelegd ter plaatse waar degene van wie zekerheid gevorderd wordt, zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft;

    • c. indien redelijkerwijs aannemelijk is dat verhaal voor een veroordeling tot betaling van proceskosten en schadevergoeding hier te lande mogelijk zal zijn;

    • d. indien daardoor voor degene van wie zekerheid wordt gevorderd de effectieve toegang tot de rechter zou worden belemmerd.

  • 3 De partij die het stellen van zekerheid vordert, wordt niet geacht daardoor de bevoegdheid van de rechter om van zijn zaak kennis te nemen, te hebben erkend.

Artikel 123

Het vonnis waarbij het stellen van zekerheid bevolen wordt, drukt de som uit tot beloop waarvan de zekerheid moet worden verstrekt.

Artikel 124

Degene die geroepen is voor een rechter die onbevoegd is om van het geschil kennis te nemen, mag vorderen dat de rechter zich onbevoegd verklaart.

Artikel 125

Indien de rechter onbevoegd is uit hoofde van het onderwerp van het geschil, is hij, ook al is de exceptie van onbevoegdheid niet voorgesteld, ambtshalve gehouden zich onbevoegd te verklaren.

Artikel 126

  • 1 In zaken die reeds tevoren voor een andere rechter zijn aanhangig gemaakt tussen dezelfde personen en over hetzelfde onderwerp, of die reeds door dezelfde personen en over hetzelfde onderwerp ter beslissing aan scheidsmannen zijn opgedragen en voor hen aanhangig zijn, of indien het geschil aan een zaak verknocht is, mag verwijzing gevraagd worden naar die andere rechter of naar de benoemde scheidsmannen.

  • 2 De verwijzing wordt met redenen omkleed gevraagd vóór alle verweren, op de dag voor het voordragen van het verweer bepaald.

  • 3 Die verwijzing kan ook door de eiser gevorderd worden, maar alleen bij het doen van de eis.

Artikel 127

Indien voor dezelfde rechter tussen dezelfde personen en over hetzelfde onderwerp tegelijk zaken aanhangig zijn of voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn, mag daarvan op overeenkomstige wijze voeging worden gevraagd en bevolen.

Artikel 127a

  • 1 De exceptie dat een zaak aanhangig gemaakt of een verzoek ingediend moet worden bij een andere rechter in eerste aanleg, wordt met redenen omkleed voorgesteld vóór alle verweren, op de dag voor het voordragen van het verweer bepaald.

  • 2 Indien de exceptie gegrond wordt bevonden, verwijst de rechter de zaak ter verdere behandeling en afdoening naar de in het eerste lid bedoelde rechter.

  • 3 De rechter naar wie de zaak wordt verwezen, is aan die verwijzing gebonden.

  • 4 Tegen het in dit incident gewezen vonnis staat geen hogere voorziening open.

Artikel 127b

Indien een zaak naar een andere rechter wordt verwezen, doet de griffier de stukken toekomen aan die rechter, die na ontvangst daarvan dag en uur bepaalt, waarop de zaak weer zal dienen, en voorts partijen doet oproepen teneinde alsdan voort te procederen.

Afdeling 4. Algemene bepalingen van bewijsrecht

Artikel 128

  • 1 Tenzij uit de wet anders voortvloeit, legt de rechter slechts die feiten of rechten aan zijn beslissing ten grondslag, die in het geding te zijner kennis zijn gekomen of zijn gesteld, en die overeenkomstig de voorschriften van deze en de volgende afdelingen zijn komen vast te staan. Feiten of rechten die door de ene partij zijn gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende betwist, beschouwt de rechter als vaststaand, behoudens zijn bevoegdheid bewijs te verlangen, zo vaak aanvaarding van de stellingen zou leiden tot een rechtsgevolg dat niet ter vrije bepaling van partijen staat.

  • 2 Feiten of omstandigheden van algemene bekendheid, alsmede algemene ervaringsregels mogen door de rechter aan zijn beslissing ten grondslag worden gelegd, ongeacht of zij zijn gesteld, en behoeven geen bewijs.

Artikel 129

De partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, draagt de bewijslast van die feiten of rechten, tenzij uit enige bijzondere rechtsregel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit.

Artikel 130

  • 1 Dwingend bewijs houdt in dat de rechter hetzij de inhoud van bepaalde bewijsmiddelen als waar aanneemt hetzij de bewijskracht erkent die de wet aan bepaalde gegevens verbindt.

  • 2 Tegenbewijs, ook tegen dwingend bewijs, staat vrij, tenzij de wet het uitsluit.

Artikel 131

  • 1 Bewijs kan geleverd worden door alle middelen, tenzij de wet anders bepaalt.

  • 2 De waardering van het bewijs is, voor zover de wet niet anders bepaalt, aan het oordeel van de rechter overgelaten.

Artikel 132

Overeenkomsten waarbij van het wettelijk bewijsrecht wordt afgeweken, blijven buiten toepassing, indien zij betrekking hebben op het bewijs van feiten waaraan het recht gevolgen verbindt die niet ter vrije bepaling van partijen staan, onverminderd de gronden waarop zij krachtens het Burgerlijk Wetboek buiten toepassing blijven.

Artikel 133

  • 1 Een gerechtelijke erkentenis is het in een aanhangig geding door een partij uitdrukkelijk erkennen van de waarheid van een of meer stellingen van de wederpartij.

  • 2 Een gerechtelijke erkentenis kan slechts worden herroepen, indien aannemelijk is dat zij door een dwaling of niet in vrijheid is afgelegd.

Afdeling 5. Akten en vonnissen

Artikel 135

  • 1 Akten zijn ondertekende geschriften, bestemd om tot bewijs te dienen.

  • 2 Authentieke akten zijn akten, in de vereiste vorm en bevoegdelijk opgemaakt door ambtenaren aan wie bij of krachtens de wet is opgedragen op die wijze te doen blijken van door hen gedane waarnemingen of verrichtingen. Als authentieke akten worden tevens beschouwd de akten waarvan het opmaken aan ambtenaren is voorbehouden, doch waarvan de wet het opmaken in bepaalde gevallen aan anderen dan ambtenaren opdraagt.

  • 3 Onderhandse akten zijn alle akten die niet authentieke akten zijn.

Artikel 136

  • 1 Authentieke akten leveren tegen een ieder dwingend bewijs op van hetgeen de ambtenaar binnen de kring van zijn bevoegdheid omtrent zijn waarnemingen en verrichtingen heeft verklaard.

  • 2 Een authentieke of onderhandse akte levert ten aanzien van de verklaring van een partij omtrent hetgeen de akte bestemd is ten behoeve van de wederpartij te bewijzen, tussen partijen dwingend bewijs op van de waarheid van die verklaring, tenzij dit zou kunnen leiden tot een rechtsgevolg dat niet ter vrije bepaling van partijen staat. Onder partij wordt verstaan: de rechtverkrijgende onder algemene of bijzondere titel, voor zover het desbetreffende recht verkregen is na het opmaken van de akte.

Artikel 137

  • 1 Op een onderhandse akte waarin verbintenissen van slechts één partij zijn aangegaan of vastgelegd, is, voor zover die verbintenissen strekken tot voldoening van een geldsom, artikel 136, tweede lid, niet van toepassing, tenzij deze partij de akte geheel met de hand heeft geschreven of heeft voorzien van een goedkeuring die de geldsom voluit in letters vermeldt.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op aandelen in een obligatielening en op verbintenissen, door de schuldenaar in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf aangegaan.

Artikel 138

  • 1 Een geschrift dat het uiterlijk heeft van een authentieke akte, geldt als zodanig, behoudens bewijs van het tegendeel.

  • 2 Een onderhandse akte waarvan de ondertekening door de partij waartegen zij dwingend bewijs zou opleveren, stellig wordt ontkend, levert geen bewijs op, zolang niet bewezen is van wie de ondertekening afkomstig is. Is degene tegen wie de akte wordt ingeroepen, een ander dan degene die haar ondertekend zou hebben, dan kan worden volstaan met de verklaring dat men de echtheid van de ondertekening niet erkent.

Artikel 139

  • 1 De kracht van het schriftelijk bewijs is in de oorspronkelijke akte gelegen.

  • 2 Grossen en gehele afschriften van een authentieke akte die volgens wettelijk voorschrift bewaard moet worden, leveren, indien zij zijn afgegeven door een daartoe bevoegde ambtenaar, hetzelfde bewijs op als de oorspronkelijke akte.