In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder «Onze Minister» verstaan:
Onze Minister van Economische zaken.
Alle stukken, gericht tot en uitgaande van Onze Minister, benevens de daarbij behorende
volmachten en bewijsstukken, zijn vrij van recht van zegel en van de formaliteit van
registratie.
Indien het kantoor van Onze Minister gedurende de laatste dag van enige door of jegens
Onze Minister in acht te nemen termijn is gesloten, wordt de termijn voor de toepassing
van deze wet verlengd tot het einde van de eerstvolgende dag, waarop het kantoor wederom
is geopend.
Ingeval de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES niet een rechter aanwijzen, voor wie de rechthebbende op een merk tot vaststelling
van zijn recht of wegens inbreuk daarop kan worden opgeroepen, kan de verweerder voor
het gerecht in eerste aanleg, zittingsplaats Curaçao, worden opgeroepen.
Hoofdstuk II. Individuele merken
-
1 Als individuele merken worden beschouwd de benamingen, tekeningen, afdrukken, stempels,
letters, cijfers, vormen van waren of van verpakking en alle andere tekens, die dienen
om de waren of diensten van een onderneming te onderscheiden.
Onverminderd de bepalingen van het gemene recht, kan een geslachtsnaam als merk dienen.
-
1 Onverminderd de in het Verdrag van Parijs tot Bescherming van de industriële eigendom
of de Overeenkomst van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken
vastgestelde rechten van voorrang dan wel het recht van voorrang voortvloeiend uit
het Verdrag tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (Trb. 1994, 235), wordt
het uitsluitend recht op een merk verkregen door het eerste depot, verricht bij Onze
Minister of voortvloeiend uit een inschrijving bij het Internationaal Bureau voor
de bescherming van de industriële eigendom, hetgeen wordt aangeduid als internationaal
depot.
Binnen de in de artikelen 11, 12, eerste lid, en 25 gestelde grenzen wordt geen recht op een merk verkregen door:
-
a. het depot van een merk dat, ongeacht het gebruik dat ervan wordt gemaakt, in strijd
is met de goede zeden of de openbare orde of ten aanzien waarvan artikel 6ter van
het Verdrag van Parijs in weigering of nietigverklaring voorziet;
-
b. het depot dat wordt verricht voor waren of diensten voor welke het gebruik van het
merk tot misleiding van het publiek zou kunnen leiden;
-
c. het depot van een merk dat overeenstemt met een voor soortgelijke waren of diensten
gedeponeerd collectief merk waaraan een recht was verbonden dat is vervallen in de
loop van de drie jaren voorafgaande aan het depot;
-
d. het depot van een merk dat overeenstemt met een door een derde voor soortgelijke waren
of diensten gedeponeerd individueel merk, waaraan een recht was verbonden, dat in
de loop van de twee jaren voorafgaande aan het depot vervallen is door het verstrijken
van de geldigheidsduur van de inschrijving, tenzij die derde heeft toegestemd of overeenkomstig
artikel 9, tweede lid, onderdeel a, geen gebruik van dit merk is gemaakt;
-
e. het depot van een merk dat verwarring kan stichten met een algemeen bekend merk in
de zin van artikel 6bis van het Verdrag van Parijs dat toebehoort aan een derde die
zijn toestemming niet heeft verleend;
-
f. het te kwader trouw verrichte depot, onder andere:
-
1°. het depot dat wordt verricht terwijl de deposant weet of behoort te weten, dat een
derde binnen de laatste drie jaren in Bonaire, Sint Eustatius of Saba een overeenstemmend
merk voor soortgelijke waren of diensten te goeder trouw en op normale wijze heeft
gebruikt, en die derde zijn toestemming niet heeft verleend;
-
2°. het depot dat wordt verricht terwijl de deposant op grond van zijn rechtstreekse betrekking
tot een derde weet, dat die derde binnen de laatste drie jaren buiten Bonaire, Sint
Eustatius of Saba een overeenstemmend merk voor soortgelijke waren of diensten te
goeder trouw en op normale wijze heeft gebruikt, tenzij die derde zijn toestemming
heeft verleend, of bedoelde wetenschap eerst is verkregen nadat de deposant een begin
had gemaakt met het gebruik van het merk in Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
-
g. het depot van merken voor wijnen die geografische aanduidingen ter benoeming van wijnen
bevatten dan wel uit zulke aanduidingen bestaan, of het depot van merken voor spiritualiën
die geografische aanduidingen ter benoeming van spiritualiën bevatten dan wel uit
zulke aanduidingen bestaan, met betrekking tot wijnen of spiritualiën die niet deze
geografische oorsprong hebben, tenzij dit depot te goeder trouw is gedaan voordat:
-
2 Het recht op het merk wordt, binnen de in artikel 25, vierde lid, gestelde grenzen, vervallen verklaard:
-
a. voorzover gedurende een ononderbroken tijdvak van vijf jaren zonder geldige reden,
geen normaal gebruik van het merk is gemaakt in Bonaire, Sint Eustatius of Saba voor
de waren of diensten waarvoor het merk is ingeschreven; in een geding kan de rechter
de merkhouder geheel of gedeeltelijk met het bewijs van het gebruik belasten;
-
b. voorzover het merk, na op regelmatige wijze te zijn verkregen, door toedoen of nalaten
van de merkhouder in het normale taalgebruik de gebruikelijke benaming van een waar
is geworden;
-
c. voorzover het merk, als gevolg van het gebruik dat ervan wordt gemaakt, voor de waren
waarvoor het is ingeschreven, het publiek kan misleiden, met name omtrent de aard,
de hoedanigheid of de geografische herkomst van deze waren of diensten.
-
1 Het depot van een merk geschiedt bij Onze Minister, met inachtneming van de vereisten
en tegen betaling van de rechten, bepaald bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur. Onze Minister onderzoekt of de overgelegde stukken aan de voor het vaststellen
van een datum van depot gestelde vereisten voldoen en stelt de datum van depot vast.
Aan de deposant wordt zo spoedig mogelijk, schriftelijk mededeling gedaan van de vastgestelde
datum van depot dan wel van de gronden voor het niet toekennen van een depotdatum.
-
3 Indien bij het depot niet is voldaan aan de overige in algemene maatregel van bestuur,
gestelde vereisten geeft Onze Minister hiervan zo spoedig mogelijk, schriftelijk kennis
aan de deposant onder opgave van de voorschriften waaraan niet is voldaan en stelt
hem in de gelegenheid daaraan alsnog te voldoen binnen een bij algemene maatregel
van bestuur, gestelde termijn.
-
5 Onze Minister maakt de akte van depot op met vermelding van het tijdstip waarop dit
werd verricht, schrijft deze akte, onverminderd het bepaalde bij artikel 18 en 19 onverwijld in het register in voor de door deposant vermelde waren of diensten en
verstrekt een bewijs van inschrijving aan de merkhouder.
-
8 Het op artikel 4 van het Verdrag van Parijs of op de Overeenkomst inzake handelsaspecten
van de intellectuele eigendom (het TRIPs-Verdrag) gegronde beroep op voorrang wordt
gedaan bij het depot of bij een bijzondere verklaring af te leggen bij Onze Minister,
in de maand volgende op het depot, met inachtneming van de vormvereisten en tegen
betaling van de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, bepaalde rechten.
Het ontbreken van een dergelijk beroep doet het recht op voorrang vervallen.
De internationale depots geschieden volgens de bepalingen van de Overeenkomst van
Madrid van 14 april 1891 (Trb. 1969, 143 en 1970, 186) en het Protocol van 27 juni
1989 (Trb. 1990, 44) bij de Overeenkomst van Madrid. De nationale rechten, bedoeld
in artikel 8, eerste lid, van de Overeenkomst van Madrid en het Protocol bij de Overeenkomst
van Madrid, alsmede de rechten bedoeld onder artikel 8, zevende lid, onderdeel a,
van het Protocol bij de Overeenkomst van Madrid, worden bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur, bepaald.
Onze Minister schrijft de internationale depots in ten aanzien waarvan is verzocht
de bescherming uit te strekken tot Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
-
3 De inschrijving wordt op verzoek vernieuwd, voor verdere termijnen van 10 jaren, met
inachtneming van de vormvereisten en tegen betaling van de bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur, bepaalde rechten.
-
4 De vernieuwing moet worden verzocht binnen de zes maanden, die aan het verstrijken
van de geldigheidsduur van de inschrijving voorafgaan. Nochtans kan tegen betaling
van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, bepaalde extra rechten vernieuwing
plaatsvinden die verzocht is binnen de zes maanden die volgen op de datum van het
verstrijken van de geldigheidsduur van de inschrijving.
-
1 Het uitsluitend recht op een merk kan, onafhankelijk van de overdracht van de onderneming
of een deel daarvan, overgaan of voorwerp van een licentie zijn voor alle of een deel
van de waren of diensten, waarvoor het merk is gedeponeerd.
-
2 Nietig is:
-
a. de overdracht onder levenden, die niet schriftelijk is vastgelegd;
-
b. de overdracht of andere overgang die niet op Bonaire, Sint Eustatius en Saba betrekking
heeft.
-
3 Het uitsluitend recht op een merk kan door de merkhouder ingeroepen worden tegen een
licentiehouder die handelt in strijd met de bepalingen van de licentie-overeenkomst
inzake de duur daarvan, de door de inschrijving gedekte vorm waarin het merk mag worden
gebruikt, de waren waarvoor de licentie is verleend, het grondgebied waarbinnen het
merk mag worden aangebracht of de kwaliteit van de door de licentiehouder in het verkeer
gebrachte waren.
-
4 De overdracht of andere overgang of de licentie kan niet aan derden worden tegengeworpen
dan na inschrijving van het depot van een uittreksel der akte, waaruit van die overgang
of die licentie blijkt, of van een daarop betrekking hebbende, door de betrokken partijen
ondertekende verklaring, mits dit depot is verricht met inachtneming van de gestelde
vormvereisten en tegen betaling van de rechten, bepaald bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur. Het in de vorige volzin bepaalde is van overeenkomstige toepassing
op pandrechten en beslagen.
-
5 De licentiehouder is bevoegd in een door de merkhouder ingestelde vordering als bedoeld
in artikel 23, vierde en vijfde lid, tussen te komen om rechtstreeks door hem geleden schade vergoed te krijgen of zich
een evenredig deel van de door de gedaagde genoten winst te doen toewijzen. Een zelfstandige
vordering als bedoeld in de vorige volzin kan de licentiehouder slechts instellen,
indien hij de bevoegdheid daartoe van de merkhouder heeft bedongen.
-
1 Niemand kan, welke vordering hij ook instelt, in rechte bescherming inroepen voor
een teken, dat als merk beschouwd wordt in de zin van artikel 5, tenzij hij het op regelmatige wijze heeft gedeponeerd en zo nodig de inschrijving
ervan heeft doen vernieuwen. De niet-ontvankelijkheid kan ambtshalve door de rechter
worden uitgesproken. Zij wordt opgeheven door depot of vernieuwing tijdens het geding.
In geen geval kan schadevergoeding worden toegekend voor aan het depot voorafgaande
feiten.
-
2 De bepalingen van deze wet laten onverlet het recht van gebruiker van een teken, dat
niet als merk wordt beschouwd in de zin van artikel 5, om de bepalingen van het gemene recht in te roepen voor zover dit toestaat zich
te verzetten tegen onrechtmatig gebruik van dit teken.
Artikel 23
[Treedt in werking op 01-01-2011]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
-
1 De merkhouder heeft de bevoegdheid roerende zaken, waarmee een inbreuk op zijn recht
wordt gemaakt of zaken die zijn gebruikt bij de produktie van die zaken, als zijn
eigendom op te vorderen dan wel daarvan de vernietiging of onbruikbaarmaking te vorderen.
Gelijke bevoegdheid tot opvordering bestaat ten aanzien van gelden, waarvan aannemelijk
is dat zij zijn verkregen als gevolg van inbreuk op het merkrecht. De vordering wordt
afgewezen, indien de inbreuk niet te kwader trouw is gemaakt.
-
4 De licentienemer heeft het recht de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden uit te
oefenen, voor zover deze strekken tot bescherming van de rechten waarvan hem de uitoefening
is toegestaan, indien hij daartoe toestemming van de merkhouder heeft verkregen.
-
5 De rechter kan, op vordering van de merkhouder, degene die inbreuk op diens recht
heeft gemaakt, bevelen al hetgeen hem bekend is omtrent de herkomst van de zaken,
waarmee die inbreuk is gepleegd, aan de merkhouder mee te delen en alle daarop betrekking
hebbende gegevens aan deze te verstrekken.
-
3 Wanneer de houder van de eerdere inschrijving of de in artikel 8, onderdelen d, e en f, bedoelde derde aan het geding deelneemt, kan iedere belanghebbende de nietigheid
inroepen:
-
a. van het depot dat in rangorde na het depot van een overeenstemmend merk komt, overeenkomstig
het bepaalde in artikel 7, tweede lid;
-
b. van het depot waardoor krachtens artikel 8, onderdelen d, e en f, geen merkrecht wordt verkregen; de nietigheid op grond van de in artikel 8, onderdeel
d, genoemde bepaling moet worden ingeroepen binnen een termijn van drie jaren, te
rekenen van de datum waarop de geldigheidsduur der eerdere inschrijving verstrijkt,
de nietigheid op grond van de in artikel 8, onderdelen e en f, genoemde bepalingen
binnen een termijn van vijf jaren, te rekenen van de datum van het depot.
-
4 Iedere belanghebbende kan het verval van het merkrecht inroepen in de gevallen vermeld
in artikel 9, tweede lid. Het verval van een merkrecht op grond van artikel 9, tweede lid, onderdeel a, kan
niet meer worden ingeroepen, wanneer het merk in de periode tussen het verstrijken
van de periode van vijf jaren en de instelling van de vordering tot vervallenverklaring
voor het eerst of opnieuw is gebruikt. Begin van gebruik of hernieuwd gebruik binnen
drie maanden voorafgaand aan de instelling van de vordering tot vervallenverklaring
wordt echter niet in aanmerking genomen, indien de voorbereiding van het begin van
gebruik of van hernieuwd gebruik pas wordt getroffen nadat de merkhouder er kennis
van heeft genomen dat een vordering tot vervallenverklaring zou kunnen worden ingesteld.
-
5 De houder van het merkrecht ten aanzien waarvan het verval ingevolge het vierde lid
niet meer kan worden ingeroepen, kan niet overeenkomstig het in derde lid bepaalde
de nietigheid inroepen van een depot, dat is verricht tijdens de periode waarin het
oudere merkrecht vervallen kon worden verklaard op grond van artikel 9, tweede lid, onderdeel a, noch zich ingevolge artikel 23 eerste lid, onderdelen a en b, verzetten tegen gebruik van het aldus gedeponeerde merk.
-
6 Alleen de rechter is bevoegd uitspraak te doen in de gedingen, welke op deze wet zijn
gegrond; hij beveelt ambtshalve de doorhaling van de inschrijving van de nietigverklaarde
depots, evenals van de depots waardoor de vervallen verklaarde rechten zijn verkregen.
-
1 De houder van het uitsluitend recht op een merk, die het gebruik van een later gedeponeerd
merk heeft gedoogd gedurende vijf opeenvolgende jaren, kan niet meer op grond van
zijn oudere recht de nietigheid van het latere depot inroepen ingevolge artikel 25, derde lid, onderdeel a, noch zich verzetten tegen het gebruik van het later gedeponeerde merk ingevolge
artikel 23, eerste lid, onderdelen a en b, met betrekking tot de waren en diensten waarvoor dat merk is gebruikt, tenzij het
te kwader trouw gedeponeerd is.
De houder van de inschrijving van een depot kan te allen tijde doorhaling van zijn
inschrijving verzoeken. Indien evenwel een licentie is ingeschreven, kan doorhaling
van de inschrijving van het merk of van de licentie alleen worden verzocht door de
houder van de inschrijving en de licentiehouder tezamen. Het in de tweede volzin bepaalde
ten aanzien van de doorhaling van de inschrijving van het merk is van overeenkomstige
toepassing in het geval een pandrecht of beslag is ingeschreven.
-
1 De nietigverklaring van een depot, de vervallenverklaring van het recht op een merk
of de vrijwillige doorhaling van een inschrijving moet het teken, dat het merk vormt,
in zijn geheel betreffen.
-
2 De nietig- of vervallenverklaring moet tot één of meer van de waren of diensten waarvoor
het merk is ingeschreven, worden beperkt, indien de grond voor nietigheid of het verval
slechts een deel van de waren of diensten betreft.
Hoofdstuk III. Collectieve Merken
-
1 Als collectieve merken worden beschouwd alle tekens, die aldus bij het depot worden
aangeduid en die dienen om één of meer gemeenschappelijke kenmerken te onderscheiden
van waren of diensten afkomstig van verschillende ondernemingen, die het merk onder
toezicht van de houder aanbrengen.
Behoudens bepaling van het tegendeel zijn collectieve merken aan dezelfde regelen
onderworpen als individuele merken.
Het uitsluitend recht op een collectief merk wordt slechts verkregen, indien het depot
van het merk vergezeld gaat van een reglement op het gebruik en het toezicht.
Artikel 8, onderdeel c, is niet van toepassing op het depot van een collectief merk, dat door de vroegere
houder van de inschrijving van een overeenstemmend collectief merk of door zijn rechtverkrijgenden
wordt verricht.
Onverminderd de toepassing van artikel 10 en 19 mag Onze Minister het depot van een collectief merk niet inschrijven, indien het
bij dat merk behorende reglement op het gebruik en het toezicht niet volgens de in
artikel 32 gestelde voorwaarden is gedeponeerd.
-
2 Het reglement op het gebruik en het toezicht kan evenwel aan personen, aan wie het
gebruik van het merk is toegestaan, het recht toekennen tezamen met de houder een
vordering in te stellen of in een door of tegen deze aangevangen geding zich te voegen
of tussen te komen.
-
3 Het reglement op het gebruik en het toezicht kan eveneens bepalen, dat de houder,
die alleen optreedt, het bijzonder belang van de gebruikers van het merk kan laten
gelden en in zijn eis tot schadevergoeding de bijzondere schade, die één of meer van
hen hebben geleden, kan opnemen.
-
1 Onverminderd het bij artikel 25 bepaalde, kan iedere belanghebbende, met inbegrip van het Openbaar Ministerie, het
verval inroepen van het recht op een collectief merk, indien de houder het merk gebruikt
in strijd met de bepaling van artikel 30, tweede lid, of instemt met een gebruik in strijd met de bepalingen van het reglement op het
gebruik en het toezicht, dan wel zodanig gebruik gedoogt.
-
2 Het Openbaar Ministerie kan de nietigheid inroepen van het depot van een collectief
merk wanneer het reglement op het gebruik en het toezicht in strijd is met de openbare
orde, of wanneer het niet in overeenstemming is met de bepalingen van artikel 33. Het Openbaar Ministerie kan eveneens de nietigheid inroepen van de wijzigingen van
het reglement op het gebruik en het toezicht, indien deze in strijd zijn met de openbare
orde of met de bepalingen van artikel 30 of indien deze tot verzwakking van de door het reglement aan het publiek gegeven
waarborgen leiden.
De collectieve merken, die zijn vervallen, nietigverklaard of doorgehaald, evenals
die, ten aanzien waarvan vernieuwing niet is geschied en een herstel als bedoeld in
artikel 34 is uitgebleven, mogen gedurende de drie jaren die volgen op de datum van de inschrijving
van het verval, de nietigverklaring, de doorhaling of het verstrijken van de geldigheidsduur
van de niet vernieuwde inschrijving, onder geen beding worden gebruikt, behalve door
degene die zich op een ouder recht op een individueel, overeenstemmend merk kan beroepen.
Hoofdstuk IV. Aanvullende bepalingen inzake internationaal merkenrecht
De bepalingen van deze wet inzake internationale depots verricht ingevolge de Overeenkomst
van Madrid zijn van overeenkomstige toepassing op internationale depots verricht ingevolge
het Protocol van 28 juni 1989 bij de Overeenkomst van Madrid.
Ingezetenen van Bonaire, Sint Eustatius of Saba, alsmede onderdanen van landen welke
geen deel uitmaken van de door het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële
eigendom van 20 maart 1883 (Trb. 1969, 144) opgerichte Unie, die woonplaats hebben
in Bonaire, Sint Eustatius of Saba of aldaar een daadwerkelijke en wezenlijke nijverheids-
of handelsonderneming hebben, kunnen ingevolge deze wet, voor dit gehele gebied, de
toepassing te hunnen voordele inroepen van de bepalingen van het voornoemde Verdrag
en van de Overeenkomst van Madrid.
Hoofdstuk V. Overgangsbepalingen
Onverminderd het bepaalde in artikel 43 worden de mede in Bonaire, Sint Eustatius en Saba voor de datum van inwerkingtreding
van deze wet op grond van de Merkenlandsverordening 1995 verkregen en op die datum
niet vervallen uitsluitende rechten op (waren)merken gehandhaafd. De beoordeling van
de rangorde van deze verkregen rechten geschiedt met inachtneming van het vóór het
in werking treden van deze wet geldende recht.
-
1 Het verkregen recht op een merk eindigt, met terugwerkende kracht tot en met de datum
van het in werking treden van deze wet, indien niet bij het verstrijken van een termijn
van één jaar te rekenen met ingang van die datum, een bevestigend depot van dat merk
is verricht met inachtneming van de vereisten, bepaald bij algemene maatregel van
bestuur. De inschrijving van dit depot vermeldt het beroep op een verkregen recht
en wat ter zake is opgegeven. Dit bevestigend depot treedt in de plaats van het depot
van het merk dat is verricht onder het vóór het in werking treden van deze wet geldende
recht. Indien evenwel de deposant beroep doet op een verkregen recht, terwijl hij
weet of behoort te weten, dat dit recht niet bestaat, geldt het depot als te kwader
trouw verricht.
-
2 Het op een collectief merk verkregen recht eindigt voorts met terugwerkende kracht
tot en met de datum van het in werking treden van deze wet, indien bij het in het
eerste lid bedoelde bevestigende depot geen reglement op het gebruik en toezicht is
overgelegd. De artikelen 25, 33 en 38, tweede lid, zijn van toepassing.
-
4 In afwijking van artikel 20 hebben alle in artikel 42 bedoelde bevestigende depots, die overeenkomstig deze wet zijn verricht tussen 10
oktober 2010 en 10 oktober 2011, een geldigheidsduur van één tot tien jaren. Deze
verstrijkt in de maand en op de dag van het bevestigende depot, in het jaar waarvan
het jaartal hetzelfde cijfer der eenheden bevat als het jaar, waarin het oudste verkregen
recht, waarop beroep wordt gedaan, is ontstaan. De eerste vernieuwing van de inschrijving
van deze depots kan op het tijdstip van het bevestigingsdepot gevraagd worden voor
de duur van de termijn, genoemd in artikel 20, derde lid, en tegen betaling van de
rechten, bepaald bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.
Bij ministeriële regeling wordt een voorziening getroffen omtrent het inschrijven,
vernieuwen, wijzigen van of andere handelingen inzake internationale merken als bedoeld
in de Overeenkomst van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken
van 14 april 1891 en het Protocol bij de Overeenkomst van Madrid betreffende de internationale
inschrijving van merken van 27 juni 1989 gedurende de periode die aanvangt op de datum
van inwerkingtreding van deze wet en eindigt op het tijdstip waarop Bonaire, Sint
Eustatius en Saba als gebied kan worden aangewezen krachtens de genoemde Overeenkomst
en Protocol.
Hoofdstuk VI. Slotbepalingen
De bepalingen van deze wet doen geen afbreuk aan bepalingen van het Verdrag van Parijs,
de Overeenkomst van Madrid en de bepalingen van in Bonaire, Sint Eustatius en Saba
geldend recht, waaruit een verbod om een merk te gebruiken voortvloeit.
De Merkenwet (P.B. 1961, no. 191) wordt ingetrokken.
Deze wet treedt in werking met ingang van een nader bij algemene maatregel van bestuur
te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of delen daarvan verschillend
kan worden vastgesteld zo nodig met terugwerkende kracht.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet merken BES.