Examenbesluit beroepsopleidingen WEB

Geraadpleegd op 07-05-2024.
Geldend van 01-08-2010 t/m 31-12-2011

Besluit van 2 juli 2010, houdende vaststelling van regels voor examens van beroepsopleidingen als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs (Examenbesluit beroepsopleidingen WEB)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 16 maart 2010, nr. WJZ/196829 (4858), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 7.4.3a van de Wet educatie en beroepsonderwijs en artikel 3 van de Wet College voor examens;

De Raad van State gehoord (advies van 21 april 2010, nr. W05.10.0096/I);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 28 juni 2010, nr. WJZ/218936(4858), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 3. Indeling van het examen

  • 1 Het examen bestaat voor ieder onderdeel van een beroepsopleiding uit een instellingsexamen of een centraal examen dan wel beide.

  • 2 Indien voor een onderdeel van een beroepsopleiding gedeeltelijk centrale examinering plaatsvindt, wordt bij ministeriële regeling bepaald over welk gedeelte het instellingsexamen voor dat onderdeel zich uitstrekt.

Hoofdstuk II. Centraal examen

Artikel 4. Geheel centrale examinering

Geheel centrale examinering vindt plaats voor het onderdeel rekenen van een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder d en e, van de wet.

Artikel 5. Gedeeltelijk centrale examinering

Gedeeltelijk centrale examinering vindt plaats voor het onderdeel Nederlandse taal van een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder d en e, van de wet.

Artikel 6. Taken College voor examens

  • 1 Het college is belast met de volgende taken op het gebied van de centrale examinering:

    • a. het tot stand brengen en bij regeling vaststellen van syllabi overeenkomstig de voor de desbetreffende soort opleiding vastgestelde eindtermen of kwalificatiedossiers;

    • b. het vaststellen van het aantal toetsen, de tijdsduur en de aard van de toetsen, overeenkomstig de voor de desbetreffende soort opleiding vastgestelde eindtermen of kwalificatiedossiers;

    • c. het vaststellen van de wijze waarop en de vorm waarin de toetsen worden afgenomen;

    • d. het tijdig tot stand brengen en tijdig vaststellen van de opgaven;

    • e. het geven van regels voor digitale examinering;

    • f. het tot stand brengen en bij regeling vaststellen van de beoordelingsnormen en de daarbij behorende scores;

    • g. het geven van regels voor de omzetting van de scores in cijfers;

    • h. het geven van regels met betrekking tot de hulpmiddelen die gebruikt mogen worden bij het maken van opgaven;

    • i. het geven van regels voor een aangepaste wijze of vorm van examineren bij deelnemers of examendeelnemers met een handicap rekening houdend met de aard van de handicap;

    • j. het bij regeling vaststellen van een examenprotocol waarin de gang van zaken bij centrale examinering is vastgelegd, waaronder begrepen te nemen maatregelen bij onregelmatigheden begaan door deelnemers of examendeelnemers, het bewaren van het gemaakte examenwerk en de wijze waarop belanghebbenden kunnen kennisnemen van de beoordeling daarvan.

  • 2 Voor zover toetsen bestaan uit open vragen geeft het college tevens regels voor de uitvoering van de correctie.

  • 3 Het college stelt de tijdvakken vast waarin centrale examinering kan plaatsvinden. De vaststelling geschiedt voor aanvang van elk studiejaar na instemming van Onze Minister.

  • 4 De regelingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, g, i en j, alsmede het tweede lid, treden slechts in werking na goedkeuring door Onze Minister. Onze Minister kan zijn goedkeuring onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Artikel 7. Taak minister

Onze Minister zorgt ervoor dat de instellingen tijdig beschikken over de opgaven.

Artikel 8. Herkansing centraal examen

  • 1 Indien de deelnemer een centraal examen niet met goed gevolg heeft afgelegd, heeft hij recht op ten minste een herkansing binnen de voor hem geldende studieduur.

  • 2 Herkansing vindt plaats in een volgend tijdvak.

Artikel 9. Gang van zaken bij centraal examen

De examencommissie zorgt er in ieder geval voor dat:

  • a. de opgaven van het centraal examen geheim blijven tot de aanvang van de toets waarbij de opgaven aan de deelnemers of examendeelnemers worden voorgelegd;

  • b. het nodige toezicht bij het centraal examen wordt uitgeoefend, en

  • c. het door het college vastgestelde examenprotocol in acht wordt genomen.

Artikel 10. Beoordeling, vaststelling score en cijfer centraal examen

  • 1 De examencommissie beoordeelt het gemaakte werk van het centraal examen overeenkomstig de door het college vastgestelde beoordelingsnormen en de daarbij behorende scores.

  • 2 Bij de beoordeling van toetsen bestaande uit open vragen vindt de correctie plaats overeenkomstig de door het college vastgestelde regels.

  • 3 De examencommissie zet de scores in cijfers om overeenkomstig de daarvoor door het college vastgestelde regels.

Artikel 11. Niet volgens de regels afgenomen centraal examen

  • 1 Indien het centraal examen naar het oordeel van de inspectie niet volgens de geldende regels is afgenomen, kan zij besluiten dat het geheel of gedeeltelijk voor een of meer deelnemers of examendeelnemers opnieuw wordt afgenomen.

  • 2 De inspectie verzoekt het college zonodig nieuwe opgaven vast te stellen en te bepalen op welke wijze en door wie het examen zal worden afgenomen.

Artikel 12. Onvoorziene omstandigheden centraal examen

Indien door onvoorziene omstandigheden het centraal examen voor één of meer onderdelen van één of meer beroepsopleidingen niet op de voorgeschreven wijze kan worden afgenomen, beslist Onze Minister hoe in dat geval moet worden gehandeld.

Hoofdstuk III. Instellingsexamen

Artikel 13. Gang van zaken instellingsexamen

Het instellingsexamen vindt plaats overeenkomstig de door de examencommissie krachtens de wet vastgestelde regels.

Artikel 14. Waardering instellingsexamen

Indien het examen voor een onderdeel van de beroepsopleiding bestaat uit zowel een centraal examen als een instellingsexamen, wordt de waardering voor het instellingsexamen in cijfers uitgedrukt.

Hoofdstuk IV. Uitslag van het examen

Artikel 15. Eindwaardering

  • 1 De eindwaardering voor een examenonderdeel wordt uitgedrukt in een geheel cijfer uit de reeks 1 tot en met 10. Indien de uitkomst van de berekening niet een geheel getal is, wordt dat getal indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is, naar beneden afgerond en indien dat cijfer een 5 of hoger is, naar boven afgerond.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, kan de eindwaardering voor een examenonderdeel dat uitsluitend bestaat uit een instellingsexamen ook op andere wijze worden uitgedrukt.

  • 3 Indien een examenonderdeel uitsluitend bestaat uit een centraal examen dan wel een instellingsexamen, is de waardering voor dat onderdeel tevens de eindwaardering voor dat onderdeel.

  • 4 Indien een examenonderdeel bestaat uit zowel een centraal examen als een instellingsexamen, bepaalt de examencommissie de eindwaardering voor dat onderdeel op het rekenkundig gemiddelde van het cijfer voor het instellingsexamen en het cijfer voor het centraal examen.

Artikel 16. Vaststelling uitslag

De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast met inachtneming van artikel 17.

Artikel 17. Uitslag

Onverminderd artikel 7.4.3 van de wet is het examen met goed gevolg afgelegd, indien:

  • a. voor alle examenonderdelen een eindwaardering van ten minste het cijfer 6 dan wel «voldoende» is behaald met inachtneming van het bepaalde in artikel 19, derde lid, of

  • b. voor zover voor Nederlandse taal of rekenen een centraal examen is afgenomen, voor één van die examenonderdelen een eindwaardering van ten minste het cijfer 5 is behaald, en voor de overige examenonderdelen een eindwaardering van ten minste het cijfer 6 dan wel «voldoende» is behaald.

Hoofdstuk V. Overgangs-, invoerings- en slotbepalingen

Artikel 18. Invoering centrale examinering

Centrale examinering als bedoeld in de artikelen 4 en 5 vindt voor de eerste maal plaats in het studiejaar 2013–2014 bij beroepsopleidingen waarmee een aanvang wordt gemaakt op of na 1 augustus 2010. Indien de resultaten van eerdere pilotexamens als bedoeld in artikel 19, dan wel onvoorziene omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan bij koninklijk besluit een later studiejaar worden bepaald dat voor de onderdelen Nederlandse taal en rekenen verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 19. Pilot centrale examinering

  • 1 In één of meer studiejaren gelegen voor het studiejaar waarin centrale examinering voor de eerste maal plaatsvindt, kan voor de onderdelen Nederlandse taal en rekenen bij wijze van proef geheel of gedeeltelijk centrale examinering plaatsvinden door middel van een pilotexamen. Het bevoegd gezag van een instelling beslist of bij die instelling pilotexamens plaatsvinden.

  • 2 Deelname aan een pilotexamen of aan uitsluitend een instellingsexamen voor de onderdelen Nederlandse taal en rekenen levert geen vrijstelling van het centraal examen op voor degene die zijn beroepsopleiding voltooit na aanvang van het studiejaar waarin centrale examinering voor de eerste maal plaatsvindt.

  • 3 Indien een pilotexamen of uitsluitend een instellingsexamen voor de onderdelen Nederlandse taal of rekenen van een beroepsopleiding is afgenomen voordat centrale examinering van die onderdelen voor die beroepsopleiding voor de eerste maal plaatsvindt, heeft de waardering daarvan met een cijfer lager dan 6 dan wel met «onvoldoende» geen gevolgen voor het behalen van het diploma.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld omtrent pilotexamens.

Artikel 21. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Examenbesluit beroepsopleidingen WEB.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 2 juli 2010

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Uitgegeven de tweeëntwintigste juli 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven