Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van
9 februari 2010, nr. WJZ/185264 (2697), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 1.50b en 2.8 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en artikel XI van de Wet tot wijziging van de Wet kinderopvang, de Wet op het onderwijstoezicht,
de Wet op het primair onderwijs en enkele andere wetten in verband met wijzigingen
in het onderwijsachterstandenbeleid (Stb. 2010, 296);
De Raad van State gehoord (advies van 7 april 2010 nr. W05.10.005/I);
Gezien het nader rapport van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van
6 juli 2010, nr. WJZ/203636 (2697), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1. Basisvoorwaarden
Voor voorschoolse educatie gelden ten minste de in dit besluit opgenomen basisvoorwaarden
voor kwaliteit.
Artikel 2. Omvang voorschoolse educatie
Artikel 2a. Inzet pedagogisch beleidsmedewerker
[Treedt in werking op 01-01-2022]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
Artikel 3. Basisvoorwaarden voor aantal beroepskrachten voorschoolse educatie en groepsgrootte
-
3 De bezitter van een getuigschrift als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, die aantoonbaar is ingeschreven voor de scholing, bedoeld in artikel 4, derde lid,
onderdeel b, wordt voor de toepassing van het eerste lid gelijkgesteld met een beroepskracht
voorschoolse educatie, met dien verstande dat dit slechts geldt:
-
a. indien hij niet eerder is ingeschreven voor dergelijke scholing;
-
b. gedurende de inschrijving voor de scholing, met dien verstande dat deze periode maximaal
drie maanden voor de aanvang van de scholing begint en in ieder geval twee jaar na
aanvang van de scholing eindigt;
-
c. indien hij voldoet aan de taaleis, bedoeld in artikel 4, lid 3a; en
-
d. indien bij het aanbieden van voorschoolse educatie ten minste één beroepskracht voorschoolse
educatie die voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 4, ook op de groep aanwezig is, met dien verstande dat indien de groep uit meer dan
acht feitelijk aanwezige kinderen bestaat, dit geen beroepskracht voorschoolse educatie
als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, betreft.
Artikel 4. Basisvoorwaarden voor kwaliteit van beroepskrachten voorschoolse educatie
-
2 Onderdeel van een beroepsopleiding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, vormt
ten minste een met gunstig gevolg afgesloten keuzedeel dat is gericht op het ontwikkelingsgericht
werken in de voorschoolse educatie en dat ten minste kennis en vaardigheden omvat
met betrekking tot:
-
a. het werken met programma’s voor voor- en vroegschoolse educatie,
-
b. het stimuleren van de ontwikkeling van het jonge kind, in het bijzonder op de gebieden
taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling,
-
c. het volgen van de ontwikkeling van peuters en het hierop afstemmen van het aanbod
van voorschoolse educatie,
-
d. het betrekken van de ouders bij het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen, en
-
e. het vormgeven aan de inhoudelijke aansluiting tussen voor- en vroegschoolse educatie
en aan een zorgvuldige overgang van het kind van voor- naar vroegschoolse educatie.
-
4 De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden, stelt
jaarlijks voor elke locatie voorschoolse educatie een opleidingsplan vast dat in elk
geval tot uitdrukking brengt op welke wijze de kennis en vaardigheden van de beroepskracht
voorschoolse educatie met betrekking tot de kennis en vaardigheden, genoemd in het
tweede lid, onder a tot en met e, worden onderhouden. De houder geeft op concrete
en toetsbare wijze uitvoering aan het opleidingsplan, evalueert het plan jaarlijks
en stelt het plan aan de hand van de evaluatie zo nodig bij.
-
6 Indien van een groep waaraan voorschoolse educatie wordt aangeboden, feitelijk meer
dan acht kinderen aanwezig zijn, is ten hoogste op één van de aanwezige beroepskrachten
voorschoolse educatie het vijfde lid van toepassing.
Artikel 4a. Inhoud pedagogisch beleidsplan wat voorschoolse educatie betreft
Artikel 5. Gebruik voorschools educatie-programma
Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde
en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal,
rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.
Artikel 6. Basisvoorwaarde kwaliteit lokatie
Voorschoolse educatie vindt plaats in een kindercentrum.
Artikel 7. Tijdelijke specifieke uitkering aan gemeenten, die geen deel uitmaken van
het Grotestedenbeleid, bestemd voor de bestrijding van onderwijsachterstanden
[Vervallen per 01-01-2011]
Artikel 8. Overgangsrecht
[Vervallen per 01-01-2012]
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse
educatie.