Extra voorwaarde: in buitenland woonachtige aandeelhouder
Artikel 3.65, eerste lid, eerste volzin, van de Wet IB 2001 (zogenoemde niet-stakingsfictie) geldt vanwege claimverlies niet voor zover de uit
de toepassing van de faciliteit van de geruisloze omzetting voortvloeiende aanmerkelijkbelangclaim
(als gevolg van verdragstoepassing) niet kan worden geëffectueerd. In dat geval verhoogt
de inspecteur de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van belastingplichtige
met het bedrag van dat claimverlies (hierna: het geconserveerde bedrag). De verhoging
vindt plaats in het laatste jaar waarin de resultaten van de onderneming van belastingplichtige
in de inkomstenbelasting worden betrokken. Het voorgaande leidt er echter niet toe
dat de in de vennootschapsbelasting gedreven onderneming voor het gestaakte aandeel
tegen de werkelijke waarde wordt voortgezet.
Het geconserveerde bedrag wordt bepaald door het aanmerkelijkbelangtarief geldend
in het jaar van de geruisloze omzetting te vermenigvuldigen met de belastingclaim
die niet behouden blijft. De claim die niet behouden blijft, is gelijk aan de waarde
in het economische verkeer van de om te zetten onderneming minus de boekwaarde van
die onderneming op het overgangstijdstip en verminderd met de vennootschapsbelastingclaim
die op het overgangstijdstip wordt gevestigd. Indien en voor zover zonder de toepassing
van artikel 3.65 van de Wet IB 2001 voordelen – zowel positieve als negatieve voordelen – zouden zijn vrijgesteld door
de toepassing van artikel 3.11 of 3.12 van de Wet IB 2001 wordt de waarde in het economische verkeer van de onderneming genoemd in de vorige
volzin tevens verlaagd respectievelijk verhoogd met deze voordelen.
De vennootschapsbelastingclaim wordt berekend door het vennootschapsbelastingtarief
geldend in het jaar van de geruisloze omzetting te vermenigvuldigen met het verschil
tussen de waarde in het economische verkeer van de om te zetten onderneming en de
boekwaarde van die onderneming op het overgangstijdstip. Hierbij wordt uiteraard ook
rekening gehouden met eventuele objectieve vrijstellingen ex. artikel 3.11 of 3.12 van de Wet IB 2001.
De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel
van betaling voor het geconserveerde bedrag mits voldoende zekerheid wordt gesteld
en wordt ingestemd met de door de ontvanger te stellen voorwaarden. Het schriftelijke
verzoek en de zekerheidstelling blijven achterwege in geval de belastingschuldige
in een lidstaat van de Europese Unie woont.
Het uitstel eindigt indien zich een situatie voordoet genoemd in artikel 25, achtste lid, onderdeel a of b, van de Invorderingswet 1990 dan wel indien de feitelijke leiding van de vennootschap wordt verplaatst naar een
ander land dan Nederland.
Artikel 24, achtste lid, artikel 26, vierde en vijfde lid, onderdeel a, artikel 28, tweede lid, van de Invorderingswet 1990 zijn van overeenkomstige toepassing.
Toelichting
Deze voorwaarde brengt met zich dat de (inkomsten)belastingclaim in geval van toepassing
van de faciliteit van de geruisloze omzetting in alle situaties globaal gehandhaafd
blijft. Omdat de naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
tegen boekwaarden de onderneming voortzet, blijft deze claim doorgaans behouden. De
inkomstenbelastingclaim wordt dan omgezet in een qua grootte vergelijkbare vennootschapsbelasting-
en aanmerkelijkbelangclaim.
In situaties waarin (een deel van) de inkomstenbelastingclaim verloren dreigt te gaan,
wordt op grond van deze voorwaarde dit claimverlies veilig gesteld door de aanslag
inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van belastingplichtige met dit verlies
te verhogen. De aanslag van het laatste jaar waarin de resultaten van de onderneming
van belastingplichtige in de inkomstenbelasting worden betrokken, wordt verhoogd.
Genoemd claimverlies ontstaat onder andere indien een buitenlandse belastingplichtige
een verzoek om toepassing van deze faciliteit doet. De consequentie van de voorwaarde
is dat de onderneming voor een deel is gestaakt. Deze staking betekent echter niet
dat de onderneming voor dit deel tegen de werkelijke waarde wordt voortgezet.
De berekening van genoemd geconserveerd bedrag is als volgt:
ab-tarief x ((waarde in het economisch verkeer onderneming -/- boekwaarde onderneming
-/- vrijstelling artikel 3.11/3.12 Wet IB 2001) -/- vennootschapsbelastingclaim)
De vennootschapsbelastingclaim wordt bepaald door het vennootschapsbelastingtarief
te vermenigvuldigen met het verschil tussen de waarde in het economische verkeer en
de boekwaarde van de onderneming op het overgangstijdstip. Voor het geconserveerde
bedrag wordt op verzoek van de natuurlijke persoon/aandeelhouder uitstel van betaling
verleend. Belastingplichtige moet dan wel zekerheid stellen. In geval de aandeelhouder
woonachtig is in een EU-lidstaat, verleent de ontvanger automatisch uitstel van betaling
en vervalt de zekerheidstellingseis. Genoemd uitstel wordt beëindigd in geval en voor
zover aandelen of winstbewijzen die aan het uitstel ten grondslag liggen, worden vervreemd.
Hiertoe wordt ook gerekend de verplaatsing van de feitelijke leiding van de opgerichte
vennootschap. De belastingaanslag wordt alsdan invorderbaar. Vervreemding wordt opgevat
conform hoofdstuk 4 van de Wet IB 2001 met uitzondering van de situatie waarin de faciliteit van artikel 14c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt toegepast maar inclusief de situatie waarbij de feitelijke leiding van de vennootschap
wordt verplaatst.
Gedurende het uitstel wordt niet overgegaan tot verrekening van uit te betalen belastingbedragen
met de bedragen waarvoor uitstel van betaling is verleend. Evenmin wordt invorderingsrente
in rekening gebracht.
Bij vervreemding van (een deel van) de aandelen vindt invordering van een evenredig
deel van de aanslag plaats. Bij het uitkeren van dividend wordt de aanslag verminderd
met de verschuldigde dividendbelasting voorzover het heffingsrecht voor deze belasting
volgens verdragsrechtelijke regels aan Nederland wordt toegewezen.
Voorbeeld
31-12-07
|
|
|
A
|
|
|
BW
|
WW
|
|
|
Kas
|
50
|
50
|
Kapitaal
|
200
|
Gebouw
|
200
|
300
|
Schulden
|
100
|
Inventaris
|
100
|
150
|
Crediteuren
|
50
|
|
350
|
500
|
|
350
|
|
1-1-08
|
BV A
|
|
|
Kas
|
50
|
EV
|
200
|
(a.k. 95)
|
Gebouw
|
200
|
Schulden
|
100
|
|
Inventaris
|
100
|
Crediteuren
|
50
|
|
|
350
|
|
350
|
|
Stel
De balans van A, woonachtig in België, ziet er ultimo 2007 als hierboven uit. Het
overgangstijdstip is 1-1-2008. Er is geen goodwill in de onderneming van A aanwezig.
A valt onder het hoogste IB-tarief (stel: 50%). Het Vpb-tarief is 25,5%.
Ruisende inbreng
Indien A de onderneming ruisend inbrengt in een bv zou de Nederlandse fiscus als gevolg
van de staking van de onderneming 67,5 van A ontvangen. De stakingswinst bedraagt
namelijk 150 (meerwaarde in het gebouw en de inventaris) en de belastbare winst is
ongeveer 135 (150 minus de ondernemersaftrek en minus de MKB-winstvrijstelling). De
fiscus legt A als gevolg van de staking dan een hogere aanslag inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen op van 67,5 (50% x 135).
Bij toepassing van artikel 3.65 Wet IB is het de bedoeling dat de IB-claim (in casu dus 67,5) wordt omgezet in een ongeveer
even grote Vpb- (38,25) en ab-claim (27,93). Als gevolg van de geruisloze omzetting
behoort met andere woorden een belastingclaim van (38,25 + 27,93=) 66,18 te ontstaan
voor Nederland. Doordat A geen inwoner is van Nederland ontstaat doorgaans echter
slechts een claim van 38,25. Op grond van verdragsrechtelijke regels raakt Nederland
een deel van de belastingclaim (de ab-claim) kwijt. Om dit te herstellen verhoogt
de inspecteur daarom de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van belastingplichtige
met genoemd claimverlies.
De verhoging bedraagt op grond van de voorwaarde 25% x ((350 – 200 – 0) – (25,5% x
(350-200))= 25% x (150–38,25)= 27,93. Dit is dus gelijk aan het belastingbedrag dat
Nederland veelal kwijtraakt.