Regeling personeel veiligheidsregio’s

Geraadpleegd op 08-02-2025.
Geldend van 01-10-2018 t/m 12-07-2022

Regeling van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 24 juni 2010, nr. 2010-0000147401, CZW/WVOB, houdende regels over functies voor het personeel van de veiligheidsregio’s (Regeling personeel veiligheidsregio’s)

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 2 van het Besluit personeel veiligheidsregio’s;

Besluit:

Artikel 1

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling personeel veiligheidsregio’s.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A.Th.B. Bijleveld-Schouten

Bijlage A. behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement a. Functie adviseur gevaarlijke stoffen

Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub a Besluit personeel veiligheidsregio’s

1.1. Algemene informatie

Functienaam

Adviseur Gevaarlijke stoffen (AGS)

Beschrijving van de functie

De AGS is een specialist op het gebied van gevaarlijke stoffen. Hij ¹ wordt in het brongebied ingezet als dit volgens de ‘inzetprocedure gevaarlijke stoffen’ of andere relevante procedures gewenst is, óf wanneer de leidinggevende om zijn inzet verzoekt. Daarnaast is de AGS in staat om op te treden als meetplanleider (MPL). De functie meetplanleider wordt beschreven in supplement s.

De daadwerkelijke invulling van de functies kan per veiligheidsregio verschillen. Vanzelfsprekend kan één persoon niet beide functies gelijktijdig bij een incident vervullen.

   
 

De AGS adviseert aan de hoogst leidinggevende ter plaatse in het brongebied en is adviseur van het COPI. Hij adviseert op grond van bevindingen, herkenning van (basis)scenario’s en situatie-inschattingen over inzetmethoden, gelet op de aard en omvang van het incident. De adviezen gaan over redding, bronbestrijding, mogelijke gevolgen voor het effectgebied, ontsmetting en afhandeling van het incident na stabilisatie.

   
 

Het adviesproces van de AGS wordt hierbij verdeeld in twee fasen. Allereerst geeft de AGS een expertadvies onder tijdsdruk (bij onmiddellijke bedreiging van mensenlevens of bij dreigende escalatie). Daarna volgt een beredeneerd vervolgadvies op grond van meer informatie en een degelijker situatie-inschatting. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de AGS betreffen dus ‘beleidsadvisering’. Omdat hij zelfstandig adviseur is, krijgt hij in de praktijk weinig leiding. Formeel gezien functioneert de AGS onder leiding van de hoogst leidinggevende ter plaatse.

   
 

De AGS is belast met de leiding en uitvoeringscoördinatie van meerdere meetploegen in het brongebied. Bij uitzondering geeft de AGS zelf het voorbeeld aan zijn meetploegen en is dan ter plaatse uitvoerend bezig. Als hulpmiddelen heeft de AGS de beschikking over een AGS-voertuig met daarin uiteenlopende apparatuur, programmatuur, naslagwerken, handboeken, verbindingsmiddelen, plannen en kaarten.

   
 

De AGS werkt nauw samen met de meetplanleider en GAGS voor wat betreft informatie-uitwisseling. Bij meer complexe incidenten zal een (tweede) AGS optreden als adviseur van het operationeel team (OT) en/of als intermediair tussen lokaal commando, externe deskundigheid en bestuur voor informatie gerelateerd aan gevaarlijke stoffen. Hij adviseert op grond van zijn bevindingen en de inschatting van de meetplanleider over de aard en omvang van het effectgebied.

   
 

Deze (tweede) AGS treedt op als backoffice ten behoeve van de AGS in het brongebied. Ook werkt hij samen met externe deskundigen, bijvoorbeeld het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, TNO, DCMR, Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum, Landelijk Informatiepunt voor Ongevallen met Gevaarlijke stoffen en Beleids Ondersteunend Team milieu incidenten.

¹ Overal waar in deze bijlage ‘hij’ wordt geduid kan ook ‘zij’ worden gelezen.

2.1. Kerntaken

Kerntaak 1:. Analyseren en beoordelen incident

De AGS analyseert en beoordeelt het incident tijdens de uitruk- en verkenningsfase op basis van de beschikbare gegevens en vertaalt deze informatie naar mogelijke scenario’s. De AGS stelt dit beeld gedurende het incidentverloop zo nodig bij. Analytisch vermogen is hierbij van groot belang.

Kerntaak 2:. Vormen advies

Op basis van de gekozen scenario’s formuleert de AGS een advies. Hierbij houdt hij rekening met operationele mogelijkheden en sluit hij aan op de doelgroep en de belangen van de ontvanger(s).

Kerntaak 3:. Optreden als AGS (overdragen advies en samenwerken met betrokken partijen) bij incidenten met gevaarlijke stoffen

In het brongebied brengt de AGS, onder turbulente omstandigheden, een gefundeerd en toepasbaar advies uit op basis van kerntaak 1 en 2. Flexibiliteit, werken onder tijdsdruk, maar ook samenwerking en afstemming met betrokken partijen, als bij een COPI, spelen hierbij een belangrijke rol. Daarnaast kan de AGS optreden als adviseur van het OT. Communicatie en informatie zijn hierbij van groot belang.

Functie: adviseur gevaarlijke stoffen

Kerntaken

Organisatie

Omgeving

 

Analyseren

Accuraat

Problemen oplossen

Innoveren/creativiteit

Oordelen

Inleven

Communiceren

Samenwerken

Daadkracht

Analyseren en beoordelen incident

3

3

2

2

3

 

2

 

3

Vormen advies

3

         

2

   

Optreden als AGS bij incidenten met gevaarlijke stoffen

3

       

3

2

3

 

Vakgebieden

Professie

Niveau

Basis

Overdracht

Expert

Risico’s en Veiligheid

 

*

 

Incidentbestrijding

 

*

 

In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.

3.1. Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria

Kerntaak 1:. Analyseren en beoordelen incident

Werkzaamheden

De AGS analyseert en beoordeelt het incident tijdens de uitruk- en verkenningsfase op basis van de beschikbare gegevens en vertaalt deze informatie naar mogelijke scenario’s. De AGS stelt dit beeld gedurende het incidentverloop zo nodig bij. Analytisch vermogen is hierbij van groot belang.

Dit brengt de volgende werkzaamheden met zich mee:

  • Verzamelt informatie bij verschillende bronnen:

    • over incident: bij meldkamer/alarmcentrale en/of OvD

    • actief raadplegen informatiebronnen

    • volgen incidentontwikkeling (inclusief bestrijding)

    • over inschatting effectgebied bij MPL.

  • Vertaalt beschikbare informatie naar mogelijke scenario’s en maakt een keuze uit de meest waarschijnlijke. Maakt hierbij gebruik van berekeningen, vuistregels, ervaring, kennis, casuïstiek.

  • Denkt vooruit in het incident, houdt rekening met scenario-ontwikkeling en het tijdspad.

  • Herkent ontbrekende informatie, probeert deze zo mogelijk te verkrijgen.

  • Maakt een inschatting van de vereiste maatregelen voor het minimaliseren van de gevolgen voor slachtoffers en omgeving, het beperken van het gevaar voor hulpverleners en het bestrijden van het incident.

  • Bepaalt een eerste meetstrategie en start indien nodig de meetplanorganisatie op, of laat dit opstarten.

  • Interpreteert voortdurend de meetgegevens en andere relevante informatie (bijv. bedrijfsgegevens, visuele waarnemingen, aard en ontwikkeling van het van incident, aard en omvang van het bedreigde gebied, meteogegevens, (domino-)effecten) en stelt eerdere inschattingen zonodig bij.

Vraagt indien nodig een second opinion aan of geeft een second opinion aan een collega-AGS.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren AGS

  • Analyseren (3)

  • Accuraat (3)

  • Probleem oplossen (2)

  • Innoveren/creativiteit (2)

  • Oordelen (3)

  • Communiceren (2)

  • Daadkracht (3)

Beoordelingscriteria

  • Analytisch vermogen (op afstand)

  • Eigen tempo aansluiten op tempo incident, vooruit denken in incident, proactief.

  • Kwaliteit/relevantie van de wijze van analyse.

  • Kwaliteit/relevantie van de beoordeling van meetresultaten.

  • Keuze voor realistische, denkbare scenario(’s).

  • Werkwijze en uitkomsten zijn gemotiveerd met behulp van vakinhoudelijke argumenten.

  • Kunnen en durven bijstellen van het advies.

Kerntaak 2:. Vormen advies

Werkzaamheden

Op basis van de gekozen scenario’s formuleert de AGS een advies. Hierbij houdt hij rekening met operationele mogelijkheden en sluit hij aan op de doelgroep en de belangen van de ontvanger(s). Dit brengt de volgende werkzaamheden met zich mee:

  • Vormt een eerste advies over te nemen eerste maatregelen (bescherming hulpverleners, publiek en omgeving in relatie tot bestrijding en redding).

  • Vormt een advies over (indien van toepassing):

    • de risico’s voor mens, dier, goederen en milieu in bron- en effectgebied, op korte en lange termijn

    • te nemen maatregelen ten bate van de veiligheid

    • inzetmethoden en stabilisatie van het incident

    • te nemen maatregelen ter beperking van schade

    • gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen

    • waarschuwen/alarmeren van de nabije omgeving bij acuut gezondheidsgevaar en maatregelen voor de bevolking

    • de indeling van het bedreigde gebied in hot-warm-cold zone

    • te nemen maatregelen ten bate van de milieubescherming

    • opvang en nazorg van slachtoffers, personeel, bevolking, materiaal en materieel;

    • ontsmetting

    • plan van aanpak voor terugkeer naar de ‘normale’ situatie inclusief ‘ontalarmeren’ van de bevolking

    • andere, voor de bestrijding van het incident noodzakelijke, informatie.

  • Stemt de inhoud van het advies desgewenst af met de GAGS.

  • Stemt de inhoud van het advies af op en vertaalt deze naar de ontvanger (de ‘hoogst leidinggevende van de brandweer ter plaatse’, (de leden van) het COPI of OT).

    Stelt, bijvoorbeeld op basis van ontwikkelingen of second opion, het advies bij.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren AGS

  • Analyseren (3)

  • Communiceren (2)

Beoordelingscriteria

  • Structureren, prioriteiten stellen en doseren van adviezen.

  • Adviezen zijn geloofwaardig (op maat/proportionaliteit), kort en krachtig.

  • Adviesproces aansluiten op behoefte en niveau ontvanger (zowel operationeel als bestuurlijk).

  • Oplossingen zijn creatief, onderbouwd en uitvoerbaar, dus:

    • afgewogen risico voor hulpverleners

    • aanvaardbare gevolgen voor de omgeving

    • afgestemd op de operationele slagkracht

    • zo effectief mogelijke bestrijding van het incident.

Kerntaak 3:. Optreden als AGS (overdragen advies en samenwerken met betrokken partijen) bij incidenten met gevaarlijke stoffen

Werkzaamheden

In het brongebied brengt de AGS, onder turbulente omstandigheden, een gefundeerd en toepasbaar advies uit op basis van kerntaak 1 en 2. Flexibiliteit, werken onder tijdsdruk, maar ook samenwerking en afstemming met betrokken partijen, als bij een COPI, spelen hierbij een belangrijke rol. Daarnaast kan de AGS optreden als adviseur van het OT. Communicatie en informatie zijn hierbij van groot belang.

Dit brengt de volgende werkzaamheden met zich mee:

  • Laat metingen in het brongebied verrichten door meetploegen en stuurt deze aan.

  • Stemt meetstrategie af met MPL en stelt deze zonodig bij op basis van meetresultaten.

  • Werkt samen met en overlegt over vrijkomende stoffen met

    • MPL

    • collega-AGS (second opinion)

    • GAGS

    • externe deskundigen, zoals RIVM, TNO, DCMR, LOCC, LIOGS en BOTmi

    • betrokkenen in het COPI of OT

    • andere hulpdiensten.

  • Is intermediair tussen lokaal commando en externe (bedrijfs)deskundigheid.

  • Volgt het incident- en bestrijdingsverloop t.b.v. kerntaak 1.

  • Treedt op als adviseur van de hoogst leidinggevende van de brandweer, (de leden van) het COPI of het OT.

Informeert en draagt advies voortvloeiend uit kerntaak 2 over aan alle betrokkenen.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren AGS

  • Analyseren (3)

  • Inleven (3)

  • Communiceren (2)

  • Samenwerken (3)

Beoordelingscriteria

  • Eigen tempo aansluiten op tempo incident, vooruit denken in incident, proactief.

  • Effectief blijven functioneren onder turbulente omstandigheden en grote druk.

  • Werkwijze en advies motiveren (met vakinhoudelijke argumenten) en uitleggen, overtuigen en uitvoerbaarheid bespreken, communiceren en informeren.

  • Gevraagd en ongevraagd adviseren.

  • Niet gaan leidinggeven maar adviseren.

  • Daadkrachtig en zelfverzekerd maar flexibel.

  • Samenwerking en afstemming met betrokken partijen, met oog voor de verschillende belangen (ook multidisciplinair).

  • Inhoudelijk volwaardig gesprekspartner voor alle betrokkenen (ook multidisciplinair).

  • Op een daadkrachtige wijze aansturing geven aan meetploegen.

Bijlage A. behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement b. Functie bevelvoerder

Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub b Besluit personeel veiligheidsregio’s

1.1. Algemene informatie

Functienaam: Bevelvoerder

Beschrijving van de functie: De bevelvoerder:

  • 1. geeft leiding aan manschappen om het incident brand, hulpverlening, gevaarlijke stoffen of waterongevallen te bestrijden. In voorkomende gevallen kan er sprake zijn van dienstverlening. Hij borgt alle veiligheidsaspecten tijdens het incident. De situatie ter plaatse is bepalend voor de uit te voeren taken. Bij de bestrijding van het incident beschikt hij over de standaardbepakking van de tankautospuit en/of ondersteunende voertuigen.

  • 2. werkt in de repressieve dienst van de overheidsbrandweer. Hij voert zijn werkzaamheden voor het grootste deel uit op de plaats van het incident, ongeacht het tijdstip van de dag. De bevelvoerder moet samen met zijn manschappen snel ter plaatse zijn.

  • 3. heeft bij het incident de leiding over de manschappen van de tankautospuit en van ondersteunende voertuigen die aan de tankautospuit zijn gekoppeld. De bevelvoerder is verantwoordelijk voor de bestrijding van het incident en de opschaling. Bij opschaling heeft hij de operationele leiding over de (blus)eenheden tot de aankomst van de Officier van Dienst (OvD).

  • 4. werkt bij de incidentbestrijding volgens uitrukprocedures en veiligheidsuitgangspunten en waarborgt voortdurend de veiligheid van zichzelf, zijn manschappen en derden. Verricht werkzaamheden die variëren en die in wisselende en van tevoren niet bekende situaties moeten worden toegepast. Hierbij kan het nodig zijn om van procedures af te wijken en creatief een oplossing hiervoor te zoeken waarbij de veiligheid niet in het geding komt en het beoogde resultaat toch wordt behaald. Tevens is de bevelvoerder verantwoordelijk voor het bijhouden van zijn vakinhoudelijke competenties.

2.1. Kerntaken en taakgebieden

Kerntaak 1:. uitrukken naar het incident*

De bevelvoerder rukt samen met zijn manschap(pen) uit naar het incident in een brandweereenheid. Hij komt, voor zover mogelijk, voorbereid qua verkenningsplan en voorlopig inzetplan ter plaatse.

Kerntaak 2:. verkennen van het incident*

De bevelvoerder verkent of laat zijn manschappen methodisch en veilig het incident verkennen. Op basis van de bevindingen maakt hij zijn (voorlopig) inzetplan definitief.

Kerntaak 3:. bestrijden van het incident*

De bevelvoerder bestrijdt het incident op basis van zijn inzetplan. Hij geeft daarbij leiding aan de eenheden die onder zijn bevel staan.

Kerntaak 4:. herstellen na het incident*

De bevelvoerder coördineert de personele en materiële nazorg (inclusief de evaluatie van het proces en het functioneren). Hij zorgt voor de administratieve afhandeling van het incident.

  • * Het incident kan zijn: brand, hulpverlening, gevaarlijke stoffen of waterongevallen. In voorkomende gevallen kan er ook sprake zijn van dienstverlening.

Competentiematrix

Kerntaken

Competenties

 

Accuraat

Stressbestendig

Samenwerken

Probleem oplossen

(taakgericht) Leiderschap

Analyseren

Daadkracht

Innoveren en creativiteit

Mondeling communiceren

Leren en reflecteren

   

uitrukken

1

1

1

   

1

1

 

1

     

verkennen

1

1

1

1

1

1

1

2

1

     

bestrijden

1

1

1

1

1

1

2

2

2

     

herstellen

1

1

1

 

1

1

   

2

1

   

In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.

3.1. Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria per taakgebied

Kerntaak 1:. uitrukken naar het incident*

De bevelvoerder rukt samen met zijn manschap(pen) uit naar het incident in een brandweereenheid. Hij komt, voor zover mogelijk, voorbereid qua verkenningsplan en voorlopig inzetplan ter plaatse.

Werkzaamheden:

  • Verzamelt actief informatie over het incident waar hij naar uitrukt.

  • Analyseert de verkregen informatie.

  • Maakt op basis van de beschikbare informatie een voorlopig verkennings- en inzetplan en plan+.

  • Informeert de manschappen over het incident en het voorlopig verkennings- en inzetplan.

  • Kiest zijn persoonlijke beschermingsmiddelen (afhankelijk van de situatie).

  • Bereidt zich mentaal voor.

Kerntaak 2:. verkennen van het incident*

De bevelvoerder verkent of laat zijn manschappen methodisch en veilig het incident verkennen. Op basis van de bevindingen maakt hij zijn (voorlopig) inzetplan (definitief).

Werkzaamheden:

  • Schouwt de situatie en stelt, indien nodig, het voorlopige verkenningsplan bij.

  • Verkent of laat zijn manschappen methodisch en veilig verkennen conform het verkenningsplan en maakt een inschatting van de aard, omvang en dynamiek van het incident.

  • Toetst de actuele en verwachte risico’s aan de eerdere inschatting en maakt zijn definitieve inzetplan.

  • Schaalt, indien nodig, op.

  • Stelt, indien nodig, zijn plan+ in werking.

  • Geeft een situatierapport aan de meldkamer.

Kerntaak 3:. bestrijden van het incident*

De bevelvoerder bestrijdt het incident op basis van zijn inzetplan. Hij geeft daarbij leiding aan de eenheden die onder zijn bevel staan.

Werkzaamheden:

  • Zet in op de eerste prioriteit en geeft doelcommando’s aan zijn eigen eenheid.

  • Controleert het effect van de werkzaamheden, anticipeert op ontwikkelingen en stelt, zo nodig, de inzet bij.

  • Stelt, indien nodig, zijn plan+ in werking.

  • Informeert ter plaatse komende eenheden over het incident en stemt af.

  • Coördineert de samenwerking met overige hulpverleningsdiensten.

  • Geeft de meldkamer periodiek en de OvD bij aankomst een situatierapportage.

Kerntaak 4:. herstellen na het incident*

De bevelvoerder coördineert de personele en materiële nazorg (inclusief de evaluatie van het proces en het functioneren). Hij zorgt voor de administratieve afhandeling van het incident.

Werkzaamheden:

  • Bouwt het incident af en draagt het over aan (hulpverlenings)diensten / beheerder /salvage.

  • Coördineert de personele en materiële nazorg.

  • Evalueert het incident met zijn eenheid.

  • Evalueert zijn eigen functioneren.

  • Neemt, na een traumatische ervaring, deel aan een nazorgtraject.

  • Handelt de administratie rondom het incident af.

Bijlage A. behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement c. Functie brandweerduiker

Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub c Besluit personeel veiligheidsregio’s

1.1. Algemene informatie

Functienaam

Brandweerduiker

Beschrijving van de functie

De brandweerduiker verricht werkzaamheden op het gebied van de operationele specialistische ondersteuning bij waterongevallen. De brandweerduiker maakt deel uit van de duikploeg. Deze ploeg bestaat uit een duikploegleider, een brandweerduiker (reddingsduiker), een reserve duiker (veiligheidsduiker) en een assistent duikploeg. De duikploeg werkt volgens vaste procedures samen met de bemanning van een tankautospuit. Bij een oefening werkt de duikploeg in voorkomende gevallen zelfstandig.

De brandweerduikers voeren opdrachten uit van de duikploegleider en melden bevindingen altijd aan hem. Indien omstandigheden dit vragen, handelt hij – onder verantwoordelijkheid van de duikploegleider/bevelvoerder – op eigen initiatief.

   
 

Onder water werkt de brandweerduiker doorgaans alleen.

   
 

Hij hanteert de standaardbepakking van de waterongevallenwagen.

2.1. Kerntaken

Kerntaak 1:. Uitruk/verkenning

De brandweerduiker selecteert uit de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen, controleert deze, trekt deze aan en voert een buddycheck uit. Hij draagt zorg voor voldoende fysieke en mentale getraindheid.

Kerntaak 2:. Inzet

  • 1. Als reddingsduiker spoort de brandweerduiker mensen en dieren op het water en in het water van maximaal 15 meter diepte en redt deze.

  • 2. Als veiligheidsduiker staat de brandweerduiker gereed om directe hulp te verlenen aan een reddingsduiker die in een noodsituatie verkeert. Tevens mag de veiligheidsduiker de reddingsduiker ondersteunen als deze aan de oppervlakte is.

  • 3. In gevallen waarbij acuut gevaar bestaat voor het milieu of voor de scheepvaart mogen objecten worden opgespoord en geborgen. Beslissing hieromtrent wordt door de bevelvoerder en/of officier van dienst in overleg met de waterbeheerder genomen.

Kerntaak 3:. Nazorg

In samenspraak met de assistent duikploeg maakt de brandweerduiker het voertuig en de persoonlijke duikuitrustingsstukken inzetgereed. Na afloop van de inzet neemt hij met de ploegleden deel aan een evaluatiegesprek over de inzet en na een traumatische ervaring aan een nazorggesprek. Hij registreert de noodzakelijke gegevens in zijn persoonlijk duikerslogboek en laat dat aftekenen door de duikploegleider.

Functie: brandweerduiker

Kerntaken

Kern

Organisatie

Omgeving

 

Accuraat

Samenwerken

Stressbestendig

Probleem oplossen

Leren en reflecteren

Daadkracht

Mondeling communiceren

Onafhankelijk

Inleven

Uitruk/verkenning

1

1

1

           

Inzet

1

 

1

 

1

 

Nazorg

 

1

 

1

 

1

Vakgebieden

Professie

Niveau

Basis

Overdracht

Expert

Incidentbestrijding

*

   

In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.

3.1. Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria

Kerntaak 1:. Uitruk/Verkenning

Werkzaamheden

  • Selecteert de persoonlijke beschermingsmiddelen, controleert deze, trekt ze aan en voert een buddycheck uit.

  • Handelt volgens vaste procedures en improviseert in overleg met de duikploegleider daar waar nodig.

  • Herkent gevaarsituaties en is in staat adequaat hiernaar te handelen.

  • Laat zich onderweg actief informeren over de aard van de inzet.

  • Checkt de communicatie middelen.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Accuraat (1)

  • Samenwerken (1)

  • Stressbestendig (1)

Beoordelingscriteria

  • Is in staat om de voor de taak juiste persoonlijke beschermingsmiddelen te kiezen, te controleren, aan te trekken en op een veilige manier te gebruiken.

  • Kan snel en vaardig een buddycheck uitvoeren.

  • Kent de Arbo-voorschriften en past deze toe.

  • Kent de van toepassing zijnde procedures.

  • Is in staat om (in)directe gevaren te herkennen.

  • Kan samenwerken met collega-duikploegleden en de bemanning van de tankautospuit.

  • Is in staat om in een stressvolle situatie kalm en overwogen te handelen.

Kerntaak 2:. Inzet

Werkzaamheden

  • Werkt in een door de duikploegleider aangegeven gebied op en in het water.

  • Spoort op veilige wijze mensen en dieren op en in het water van maximaal 15 meter diepte conform de vigerende arboregelgeving.

  • Redt mensen of dieren uit water van maximaal 15 meter diepte conform de vigerende arboregelgeving.

  • Haalt een of meer slachtoffers uit een te water geraakt voertuig.

  • Past zo nodig bij slachtoffers levensreddende handelingen toe.

  • Redt als veiligheidsduiker in een noodsituatie de collega-duiker.

  • Spoort op een veilige wijze objecten op die een acuut gevaar opleveren voor het milieu of de scheepvaart.

  • Bergt op een veilige wijze objecten die een acuut gevaar opleveren voor het milieu of de scheepvaart.

  • Communiceert met de seinlijnhouder/duikploegleider.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Accuraat (1)

  • Samenwerken (1)

  • Stressbestendig (1)

  • Probleem oplossen (1)

  • Daadkracht (1)

  • Onafhankelijk (1)

Beoordelingscriteria

  • Is in staat om (in)directe gevaren te herkennen.

  • Kan opdrachten van de duikploegleider interpreteren en uitvoeren.

  • Kent de van toepassing zijnde procedures.

  • Kent de Arbo-voorschriften en past deze toe.

  • Is in staat om de voor de taak juiste persoonlijke beschermingsmiddelen op een veilige manier te gebruiken.

  • Kan verschillende zoekmethodes toepassen.

  • Is in staat om zodanig te handelen dat hijzelf, slachtoffers, collega’s, andere hulpverleners en zijn omgeving niet in gevaar komen.

  • Kan samenwerken met collega-duikploegleden en de bemanning van de tankautospuit.

  • Is in staat om in een stressvolle situatie kalm en overwogen te handelen.

Heeft een goede fysieke en psychische conditie.

Kerntaak 3:. Nazorg

Werkzaamheden

  • Maakt in samenspraak met de assistent duikploeg/chauffeur het voertuig inzetgereed.

  • Reinigt en in voorkomende gevallen ontsmet (i.o.m. de duikploegleider) de persoonlijke duikuitrustingsstukken en maakt deze inzetgereed.

  • Reinigt en in voorkomende gevallen ontsmet (i.o.m. de duikploegleider) gebruikte inventarisstukken van het voertuig.

  • Vervangt en vult de bepakkingmiddelen aan.

  • Verzorgt eigen hygiëne en herstel.

  • Neemt met de ploegleden deel aan een evaluatiegesprek over de inzet.

  • Neemt, na een traumatische ervaring, met de betrokken hulpverleners deel aan een nazorggesprek.

  • Vult de noodzakelijke gegevens in het eigen logboek en laat dit aftekenen door de duikploegleider.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Accuraat (1)

  • Samenwerken (1)

  • Stressbestendig (1)

  • Leren en reflecteren (1)

  • Mondelinge communicatie (1)

  • Inleven (1)

Beoordelingscriteria

  • Heeft kennis van het benodigde materieel en materiaal.

  • Is in staat om mede zorg te dragen voor het inzetgereed maken van een voertuig.

  • Is in staat om de persoonlijke duikuitrustingstukken te verzorgen en inzetgereed te maken.

  • Heeft voldoende kennis van persoonlijke hygiëne en onderkent het belang hiervan.

  • Kan constructief deelnemen aan een groepsproces in een nazorgfase (evaluatie- en/of zorggesprek).

Bijlage A. behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement d. Functie centralist meldkamer

Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub d Besluit personeel veiligheidsregio’s

1.1. Algemene informatie

Functienaam

Centralist meldkamer

Beschrijving van de functie

De centralist meldkamer is verantwoordelijk voor het aannemen, verwerken en afhandelen van meldingen. Daarnaast heeft hij bij de incidentbestrijding taken, bevoegdheden en uitvoeringsverantwoordelijkheden in de operationele uitvoeringscoördinatie en ondersteuning. Tevens is de centralist, onder aansturing van zijn leidinggevende, (mede)verantwoordelijk voor de uitvoering van de multidisciplinaire opschaling, alarmering en informatie-uitwisseling met eigen eenheden en alle overige (hulp)diensten. Voor de uitvoering van zijn taken maakt hij gebruik van de in de meldkamer aanwezige technische hulpmiddelen en communicatiesystemen op het gebied van informatie- en bedrijfsprocessen.

   
 

De centralist werkt vanuit de meldkamer nauw samen met eigen eenheden en alle overige (hulp)diensten en is verantwoordelijk voor een goede informatievoorziening. Ten aanzien van de andere disciplines op de meldkamer heeft hij een informerende rol.

2.1. Kerntaken

Kerntaak 1:. Ontvangen en aannemen van een inkomende melding

De centralist meldkamer neemt de melding aan, beoordeelt deze conform de landelijk en regionaal geldende afspraken op classificatie en prioriteit en legt de melding vast. Zonodig instrueert, adviseert en/of verwijst hij door.

Kerntaak 2:. Uitgeven van een melding en ondersteunen van de inzet

De centralist meldkamer alarmeert de eenheden en coördineert de uitrukfase. Hij zorgt voor een adequate informatievoorziening richting de eigen eenheden en eventuele andere (hulp)diensten en coördineert de radiocommunicatie. Tijdens de bestrijding van het incident legt de centralist de relevante informatie vast. Hij handelt hulpvragen vanuit het veld, zoals opschaling en specialistische aanvragen, adequaat af.

Kerntaak 3:. Afsluiten van een melding

Na afloop van het incident legt de centralist meldkamer de relevante informatie vast. Hij evalueert het eigen handelen en levert, indien van toepassing, een bijdrage aan de algemene evaluatie van de melding.

Functie: centralist meldkamer

Kerntaken

Organisatie

Omgeving

 

Analyseren

Plannen, organiseren en coördineren

Probleem oplossen

Daadkracht

Flexibel

Inleven

Mondeling Communiceren

Ontvangen en aannemen van een inkomende melding

2

 

2

   

1

1

Uitgeven van een melding en ondersteunen van de inzet

 

2

2

1

1

1

1

Afsluiten van een melding

1

 

1

     

1

Vakgebieden

Professie

Niveau

Basis

Overdracht

Expert

Incidentbestrijding

*

   

In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.

3.1. Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria

Kerntaak 1:. Ontvangen en aannemen van een melding

Werkzaamheden

  • Neemt een melding aan en verzamelt de benodigde kerngegevens.

  • Creëert zonodig een productief gespreksklimaat (paniekreductie).

  • Legt de melding vast.

  • Classificeert en prioriteert de melding conform de (binnen de regio, maar ook landelijk) geldende afspraken.

  • Draagt bij grootschalige incidenten zorg voor een zo compleet mogelijke beeldvorming en verwerkt de relevante informatie in een multidisciplinaire plot.

  • Instrueert de melder over eventueel te ondernemen acties.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Analyseren (2)

  • Probleem oplossen (2)

  • Inleven (1)

  • Mondelinge communicatie (1)

Beoordelingscriteria

  • Weet de melding op de juiste wijze te interpreteren.

  • Weet op een gestructureerde wijze de kerngegevens te verzamelen en te verwerken (uitvraagprocedure hanteren).

  • Kent de geldende landelijke en regionale procedures.

  • Kan aanvullende informatie prioriteren en weet hoofd- en bijzaken van elkaar te onderscheiden.

  • Kent de wettelijke en kwaliteitskaders, de organisatiestructuur en de overige regelgeving waarbinnen de werkzaamheden moeten worden verricht.

  • Kan de informatie- en communicatietechnologie in de meldkamer op de juiste manier gebruiken.

  • Kan op adequate wijze melderinstructie geven.

  • Is in staat om een veilig en rustig gespreksklimaat te creëren.

  • Kan verschillende communicatiestijlen en gesprekstechnieken toepassen en daartussen schakelen.

Kerntaak 2:. Uitgeven van een melding en ondersteunen van de inzet

Werkzaamheden

  • Alarmeert volgens de landelijk en regionaal geldende regels de juiste hulpverleningsdienst(en)/personen of verwijst door naar de juiste instantie(s).

  • Controleert de ingezette eenheden in relatie tot de aard en de locatie van het incident.

  • Draagt zorg voor een juiste toepassing van de verbindingsprocedures.

  • Herkent storingen in systemen van de meldkamer, schat de gevolgen daarvan in voor het operationele proces en onderneemt adequaat actie.

  • Verstrekt de benodigde informatie (incl. planvorming) over het incident aan eenheden en overige hulpdiensten.

  • Past de inzet aan als aanvullende informatie daar aanleiding toe geeft.

  • Voert de opschalingprocedures uit.

  • Bewaakt de paraatheid en spreiding (rest- of rayondekking).

  • Onderhoudt als centraal informatiepunt contact met de hulpverleningseenheden tijdens de inzet.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Plannen, organiseren en coördineren (2)

  • Probleem oplossen (2)

  • Daadkracht (1)

  • Flexibel (1)

  • Inleven (1)

  • Mondeling communiceren (1)

Beoordelingscriteria

  • Is in staat om de alarmering- en opschalingprocedures op de juiste wijze uit te voeren.

  • Kan de juiste procedure(s) bij het incident kiezen en toepassen.

  • Is in staat om de continuïteit van het verbindingsproces te bewaken.

  • Weet welke gespreksgroepen wanneer toegepast worden.

  • Kan verschillende communicatiestijlen en gesprekstechnieken toepassen en daartussen schakelen.

  • Kan gelijktijdig meerdere hulpverlenings- en informatieprocessen coördineren.

  • Kan de informatie- en communicatietechnologie en overige apparatuur in de meldkamer op de juiste manier gebruiken.

  • Is in staat om adequaat actie te ondernemen als er sprake is van storingen.

  • Is in staat om op een correcte, bondige en zakelijke wijze informatie aan de eenheden en de overige diensten over te brengen.

  • Is in staat om een sitrap te geven aan functionarissen in de meldkamer en OT.

  • Is in staat om de informatiestroom actueel te houden.

  • Is in staat om overzicht te houden over het beschikbare materieel en personeel.

Kerntaak 3:. Afsluiten van de melding

Werkzaamheden

  • Legt voor het afsluiten van het incident alle relevante informatie in het geïntegreerd meldkamersysteem vast.

  • Bewaakt de beschikbaarheid van de ingezette eenheden.

  • Evalueert het eigen handelen.

  • Levert een bijdrage aan de algemene evaluatie van de melding.

  • Signaleert en rapporteert verbeterpunten in procedures of werkwijzen.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Analyseren (1)

  • Probleem oplossen (1)

  • Mondeling communiceren (1)

Beoordelingscriteria

  • Kan de melding op de juiste wijze afsluiten in het systeem.

  • Kan onregelmatigheden in werkwijzen en procedures melden.

  • Is in staat om te reflecteren op het eigen handelen.

  • Is in staat om actief bij te dragen aan algemene evaluaties.

  • Is in staat om feedback te geven en te ontvangen.

  • Kan de toepasbaarheid van procedures toetsen.

Bijlage A. behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement e. Functie chauffeur

Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub e Besluit personeel veiligheidsregio’s

1.1. Algemene informatie

Functienaam: Chauffeur

Beschrijving van de functie: De chauffeur:

  • 1. zorgt ervoor dat het brandweervoertuig op de plaats van het incident aankomt. Hij bestuurt het voertuig op een verantwoorde wijze en past daarbij de geldende wet- en regelgeving en de Brancherichtlijn optische en geluidssignalen brandweer toe. De situatie ter plaatse is bepalend voor de uit te voeren taak. De chauffeur bestuurt een categorie licht (rijbewijs A-B) of zwaar (rijbewijs C-D) voertuig, al dan niet in combinatie met een aanhanger (rijbewijs E).

  • 2. werkt overwegend in de repressieve dienst van de overheidsbrandweer. Hij voert de werkzaamheden voor het grootste deel uit aanrijdend naar het incident, op de plaats van het incident en terugrijdend van het incident, ongeacht het tijdstip van de dag.

  • 3. zijn rol is uitvoerend van aard. Hij voert zijn functie bij het besturen van zware voertuigen veelal onder leiding van een bevelvoerder uit; bij lichte voertuigen voert hij zijn functie over het algemeen zelfstandig uit. Bij de incidentbestrijding werkt hij volgens (veiligheids)procedures en werkafspraken.

  • 4. zijn functie wordt in wisselende, van te voren niet bekende situaties uitgevoerd. Hierbij kan het in beperkte mate nodig zijn van procedures af te wijken en creatief een oplossing te zoeken binnen de gestelde kaders om het beoogde resultaat te behalen, zonder dat de veiligheid in het geding komt. Tevens is de chauffeur verantwoordelijk voor het bijhouden van zijn vakinhoudelijke competenties.

2.1. Kerntaken en taakgebieden

Kerntaak 1:. uitrukken naar het incident*

De chauffeur zorgt ervoor dat hij met het voertuig veilig, verantwoord, voorspelbaar en zo nodig vlot op de plaats van het incident aankomt. Hij plaatst het voertuig daar op de (aangegeven) opstelplaats en creëert een veilige situatie rondom het voertuig.

Kerntaak 2:. herstellen na het incident*

De chauffeur ruimt, al dan niet samen met leden van zijn eenheid, de materialen op. Hij zorgt er na terugkomst op de kazerne voor dat het voertuig weer uitruk gereed is. De chauffeur werkt mee aan nazorg, evaluatie en eventueel benodigde registratie.

  • * Het incident kan zijn: brand, technische hulpverlening, gevaarlijke stoffen of waterongevallen. In voorkomende gevallen kan er ook sprake zijn van dienstverlening.

Competentiematrix

Kerntaken

Competenties

 

Accuraat

Stressbestendig

Samenwerken

Daadkracht

Mondeling communiceren

Leren en reflecteren

           

uitrukken

1

1

1

1

1

             

herstellen

1

 

1

1

1

1

           

In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.

3.1. Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria per taakgebied

Kerntaak 1:. uitrukken naar het incident*

De chauffeur zorgt ervoor dat hij met het voertuig veilig, verantwoord, voorspelbaar en zo nodig vlot op de plaats van het incident aankomt. Hij plaatst het voertuig daar op de (aangegeven) opstelplaats en creëert een veilige situatie rondom het voertuig.

Werkzaamheden:

  • Rijdt veilig, verantwoord, voorspelbaar en zo nodig vlot met het voertuig naar de bestemming, zowel met als zonder optische en geluidssignalen.

  • Bedient specifieke instrumentaria waaronder communicatiemiddelen en de optische en geluidssignalen.

  • Beheerst het voertuig en past rijtechnieken toe.

  • Past de rijtaak gerelateerde regelgeving toe bij het rijden met het voertuig.

  • Past richtlijnen voor incidentmanagement waar mogelijk toe.

  • Anticipeert op het verkeer en herkent en vermijdt risico’s.

  • Bereidt zich mentaal voor.

Kerntaak 2:. herstellen na het incident*

De chauffeur ruimt, al dan niet samen met leden van zijn eenheid, de materialen op. Hij zorgt er na terugkomst op de kazerne voor dat het voertuig weer uitruk gereed is. De chauffeur werkt mee aan nazorg, evaluatie en eventueel benodigde registratie.

Werkzaamheden:

  • Ruimt samen met de brandweereenheid de incidentlocatie op.

  • Rijdt terug naar de uitruklocatie.

  • Maakt samen met de brandweereenheid het ingezette voertuig weer inzet gereed, zo nodig door het voertuig en de bepakking te reinigen en meldt eventuele schades en tekortkomingen.

  • Neemt met de ploegleden deel aan een evaluatiegesprek over de inzet.

  • Neemt, na een traumatische ervaring, deel aan een nazorgtraject.

  • Werkt mee aan eventueel benodigde registratie.

Bijlage A. behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement f. Functie commandant van dienst

Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub f Besluit personeel veiligheidsregio’s

1.1. Algemene informatie

Functienaam

Commandant van dienst (CvD)

Beschrijving van de functie

In dit document staan de kerntaken van de commandant van dienst (CvD) centraal. Voorafgaand aan de beschrijving van deze kerntaken wordt in deze inleiding aandacht besteed aan de positie van de commandant van dienst.

   
 

Positionering commandant van dienst

De commandant van dienst treedt op in de context van het multidisciplinair repressief optreden (vanaf GRIP 2) en kan daarin een van de twee onderstaande rollen vervullen:

1. Operationeel leider van het regionaal operationeel team, hierna ROT genoemd. Hij 1 heeft in deze rol de leiding over de bestrijding van het incident en de effecten van het incident op de omgeving. Daarnaast treedt hij in voorkomende gevallen op als intermediair tussen het ROT en het beleidsteam (BT) (vanaf GRIP 3).

2. Adviseur van de burgemeester in het BT namens de brandweer. De commandant van dienst vertaalt de informatie over het incident en de incidentbestrijding vanuit het tactisch niveau (ROT) naar het strategisch niveau van het BT.

   
 

De twee rollen brengen verschillende verantwoordelijkheden met zich mee en vereisen andere competenties.

   
 

In de beschrijving van de functie en bijbehorende kerntaken op de volgende pagina’s gaan we uit van de volgende rolverdeling:

   
 

Commandant van dienst:

– operationeel leider (OT)

– adviseur namens de brandweer in BT

   
 

HOVD:

– leider COPI

– hoofd sectie brandweer in OT

– compagniescommandant

   
 

OVD:

– leider dagelijkse incidentbestrijding

– pelotonscommandant

– brandweervertegenwoordiger in het COPI

1 Daar waar hij staat, kan ook zij gelezen worden.

2.1. Kerntaken

De kerntaken van de commandant van dienst liggen in het verlengde van de hiervoor geschetste rollen. Bij de beschrijving van de kerntaken is rekening gehouden met de beschrijving van de Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijding Procedure (GRIP).

Kerntaak 1:. Optreden als operationeel leider ROT

De commandant van dienst treedt op als operationeel leider (OL) en geeft in die rol leiding aan de multidisciplinaire samenwerking in het ROT. Hij is verantwoordelijk voor het multidisciplinair aanpakken van de gevolgen van het incident. Hij vertaalt de tactische informatie waar nodig naar strategische beslispunten en treedt in voorkomende gevallen namens het OT op als adviseur naar het bestuur/de burgemeester (BT). Vanaf GRIP 3 is de OL verantwoordelijk voor het samenstellen van realistische multidisciplinair samengestelde scenario’s, heldere adviezen en beslispunten voor het BT.

Kerntaak 2:. Adviseren van de burgemeester in het beleidsteam

Als lid van het beleidsteam (BT) adviseert de commandant van dienst de burgemeester vanuit multidisciplinair perspectief over strategisch, politiek of bestuurlijk te nemen beslissingen.

Op de volgende pagina’s worden de kerntaken nader uitgewerkt aan de hand van activiteiten en beoordelingscriteria.

Functie: CvD

 

Kerntaken

Organisatie

Omgeving

Analyseren

Plannen, organiseren en coördineren

Politiek Bestuurlijk inzicht

Communiceren

Daadkracht

Inleven

Leiderschap

Maatschappelijk georiënteerd

Samenwerken

Optreden als operationeel leider ROT

3

3

3

3

3

3

2

 

3

Adviseren van de burgemeester in het beleidsteam

3

 

3

3

3

3

 

2

2

Vakgebieden

Professie

Niveau

Basis (1)

Overdracht (2)

Expert (3)

Incidentbestrijding

   

x

Risico’s en veiligheid

   

x

In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.

3.1. Uitwerking kerntaken

Kerntaak 1:. Optreden als operationeel leider ROT

Werkzaamheden

  • Vervult de rol van technisch voorzitter in het ROT.

  • Geeft leiding aan de multidisciplinaire beeld-, oordeels- en besluitvorming.

  • Bewaakt de voortgang en afstemming van het totale proces van de crisisbestrijding.

  • Stuurt het proces van informatievergaring aan (vraagt het COPI om situatierapporten, levert schriftelijke situatierapporten aan bij het BT).

  • Is verantwoordelijk voor de totale incidentbestrijding bij een GRIP-2-incident.

  • Zorgt voor heldere advisering aan en legt overwogen beslispunten voor aan het BT vanaf GRIP 3 en hoger.

  • Anticipeert op de ontwikkeling van het incident (scenariodenken) en stemt met het BT te nemen beleidsbeslissingen af.

  • Informeert en adviseert gevraagd en ongevraagd het BT, dan wel de burgemeester.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Analyseren (3)

  • Plannen, organiseren en coördineren (3)

  • Politiek bestuurlijk inzicht (3)

  • Communiceren (3)

  • Daadkracht (3)

  • Inleven (3)

  • Leiderschap (2)

  • Samenwerken (3)

Kerntaak 2:. Adviseren van de burgemeester in het beleidsteam

Werkzaamheden

  • Vormt met de deelnemers aan het BT een gemeenschappelijk beeld van het incident en draagt bij aan oordeelsvorming en besluitvorming.

  • Adviseert de burgemeester vanuit multidisciplinair perspectief over strategisch, politiek of bestuurlijk te nemen beslissingen.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Analyseren (3)

  • Politiek bestuurlijk inzicht (3)

  • Communiceren (3)

  • Daadkracht (3)

  • Inleven (3)

  • Maatschappelijk georiënteerd (2)

  • Samenwerken (2)

Bijlage A. behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement g. Functie controleur brandpreventie

Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub g Besluit personeel veiligheidsregio’s

1.1. Algemene informatie

Functienaam

Controleur brandpreventie

Beschrijving van de functie

De controleur brandpreventie voert werkzaamheden uit op het gebied van brandpreventie. Hij maakt deel uit van het cluster preventie en werkt onder supervisie van de specialist brandpreventie en/of de medewerker brandpreventie.

2.1. Kerntaken

Kerntaak 1:. Controleren

De controleur brandpreventie controleert het brandveilig gebruik aan de hand van de gebruiksvoorwaarden uit het Gebruiksbesluit en handelt klachten af.

Kerntaak 2:. Rapporteren

De controleur brandpreventie rapporteert na locatiebezoek aan de leidinggevende en de gebruiker. Hij rapporteert klachten aan de leidinggevende.

Kerntaak 3:. Geven van voorlichting

De controleur brandpreventie geeft situatiespecifieke voorlichting over gebruiksvoorwaarden met betrekking tot de brandveiligheid.

Functie: controleur brandpreventie

Kerntaken

Organisatie

Omgeving

 

Oordelen

Analyseren

Mondeling communiceren

Flexibel

Onafhankelijk

Controleren

1

1

   

1

Rapporteren

   

1

 

1

Geven van voorlichting

   

1

1

 

Er zijn geen vakmatige en kenniscompetenties voor de controleur brandpreventie vastgesteld.

In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.

3.1. Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria

Kerntaak 1:. Controleren

Werkzaamheden

  • Controleert het brandveilig gebruik van bouwwerken en inrichtingen.

  • Handelt meldingen en vragen op het gebied van brandveilig gebruik af.

  • Voert zonodig hercontroles uit.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Oordelen (1)

  • Analyseren (1)

  • Onafhankelijk (1)

Beoordelingscriteria

  • Heeft kennis van de geldende regelgeving (Gebruiksbesluit).

  • Voert de controles uit volgens de van toepassing zijnde procedure.

  • Is in staat om zijn werkzaamheden efficiënt te plannen, effectief uit te voeren en tijdig capaciteitsproblemen te signaleren.

  • Gaat respectvol om met gebruikers van het te controleren object.

  • Is communicatief vaardig, zowel mondeling als schriftelijk.

Kerntaak 2:. Rapporteren

Werkzaamheden

  • Maakt rapportages naar aanleiding van controles.

  • Maakt rapportages als reactie op meldingen en vragen.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Mondeling communiceren (1)

  • Onafhankelijk (1)

Beoordelingscriteria

  • Is in staat om tijdig een helder, compleet en inhoudelijk goed controlerapport op te stellen.

  • Kan ordelijk, verzorgd en systematisch werken.

  • Is in staat om efficiënt te plannen en effectief uit te voeren.

  • Is communicatief vaardig, zowel mondeling als schriftelijk.

Kerntaak 3:. Geven van voorlichting

Werkzaamheden

  • Geeft voorlichting naar aanleiding van een controle op brandveilig gebruik (situatiespecifiek).

  • Assisteert bij het geven van voorlichting op het gebied van de eigen kerntaak.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Mondeling communiceren (1)

  • Flexibel (1)

Beoordelingscriteria

  • Is in staat om een korte mondelinge presentatie te verzorgen.

  • Is in staat om doel- en doelgroepgerichte informatie te geven.

  • Is communicatief vaardig.

Bijlage A. behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement h. Functie docent

Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub h Besluit personeel veiligheidsregio’s

1.1. Algemene informatie

Functienaam: Docent

Beschrijving van de functie: De docent:

  • 1. verzorgt lessen of lescycli binnen leergangen voor brandweerfuncties tot en met functieniveau MBO. Dat is zijn hoofdwerkomgeving. Hij treedt op als onafhankelijk en objectief beoordelaar. Daarnaast kan hij worden ingezet voor leeractiviteiten binnen vakbekwaam blijven. Pedagogisch-didactisch kan de docent les overstijgend en integraal werken aan de ontwikkeling en het leren van deelnemers en van groepen deelnemers. In vakhoudelijke zin beschikt de docent over kennis en ervaring op het niveau van een leergang of cluster van leergangen. Daarnaast beschikt hij over de aanvullende bevoegdheid om zijn lessen te verzorgen wanneer daar sprake van is (bijvoorbeeld WRM-gecertificeerd voor de opleiding chauffeur).

  • 2. is werkzaam in een regionale werkomgeving (een veiligheidsregio) dan wel in een bovenregionale werkomgeving (een opleidingsinstituut).

  • 3. rapporteert aan degene(n) die verantwoordelijk is (zijn) voor de vakbekwaamheid van het personeel dat werkzaam is bij een veiligheidsregio dan wel bij een opleidingsinstituut. Hij kan een of meerdere instructeurs inzetten voor het uitvoeren van afgebakende lessen of lesonderdelen binnen een leergang. Hiermee kent de docent een coördinerende en begeleidende rol bij een leergang; hij selecteert, instrueert, begeleidt, observeert en evalueert instructeurs bij hun taakuitoefening. Daarnaast kent de docent een adviserende rol; op basis van evaluaties en ervaringen van zichzelf en instructeurs van een leergang adviseert hij de organisatie over mogelijke verbeteringen binnen de leergang. Hij borgt in samenwerking met de trajectbegeleiders en leerwerkplekbegeleiders de aansluiting van het leren bij het opleidingsinstituut en het leren in de praktijk (op de leerwerkplek).

  • 4. moet binnen verschillende culturen/disciplines en op verschillende niveaus kunnen samenwerken.

2.1. Kerntaken en taakgebieden

Kerntaak 1:. didactisch handelen

Voorbereiden, verzorgen en evalueren van activerend onderwijs afgestemd op het naar in werksituaties vereiste gedrag.

Kerntaak 2:. coachen en begeleiden van deelnemers en instructeurs

Coachen en begeleiden van deelnemers in relatie tot studievoortgang, leerproces en leerproblematiek. Coachen en begeleiden van instructeurs bij hun taakuitoefening.

Kerntaak 3:. begeleiden van toetsmomenten

Verzorgen van formatieve toetsen en uitvoeren van toetsmomenten als objectief beoordelaar.

Competentiematrix

Kerntaken

Competenties

 

Analyseren

Innoveren en creativiteit

Oordelen

Resultaatgericht

Flexibel

(taakgericht)

Leiderschap

Inleven

Mondeling communiceren

Leren en reflecteren

     

didactisch handelen

2

2

 

2

2

2

2

2

2

     

coachen en begeleiden van deelnemers en instructeurs

           

2

2

2

     

begeleiden van toetsmomenten

2

 

2

       

2

       

In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.

3.1. Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria per taakgebied

Kerntaak 1:. didactisch handelen

Voorbereiden, verzorgen en evalueren van activerend onderwijs afgestemd op het naar in werksituaties vereiste gedrag.

Werkzaamheden:

  • Systematisch voorbereiden van het onderwijs volgens de basisprincipes van de didactiek en het vertalen van de vakinhoud naar lesplannen.

  • Verzorgen van activerend onderwijs door het toepassen van onderwijskundige concepten, didactische modellen en (digitale) leermiddelen en -materialen.

  • Creëren van een optimaal leerklimaat waarin geloof in eigen kunnen en positieve relaties binnen de deelnemersgroep kenmerkend zijn.

  • Verzamelen en analyseren van informatie op verschillende evaluatieniveaus om desgewenst het onderwijs (inhoud, opzet en vorm) bij te stellen.

Kerntaak 2:. coachen en begeleiden van deelnemers en instructeurs

Coachen en begeleiden van deelnemers in relatie tot studievoortgang, leerproces en leerproblematiek. Coachen en begeleiden van instructeurs bij hun taakuitoefening.

Werkzaamheden:

  • Sturen en begeleiden van groepsprocessen tijdens de leergang.

  • Coachen van individuele deelnemers in hun leerproces en eventuele leerproblematiek.

  • Coachen en begeleiden van instructeurs bij hun taakuitoefening.

Kerntaak 3:. begeleiden van toetsmomenten

Verzorgen van formatieve toetsen en uitvoeren van toetsmomenten als objectief beoordelaar.

Werkzaamheden:

  • Ontwikkelen, afnemen en beoordelen van formatieve toetsmomenten.

  • Optreden als beoordelaar waarbij aan de hand van beoordelingscriteria een objectieve en onafhankelijke beoordeling voorzien van een schriftelijke en een mondeling beargumenteerde feedback wordt gegeven.

Bijlage A. behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement i. Functie duikploegleider

Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub i Besluit personeel veiligheidsregio’s

1.1. Algemene informatie

Functienaam

Duikploegleider

Beschrijving van de functie

De duikploegleider geeft leiding aan een duikploeg, die minimaal bestaat uit een brandweerduiker (reddingsduiker), een reserve duiker (veiligheidsduiker) en een assistent duikploeg. De duikploeg werkt volgens vaste procedures samen met de bemanning van een tankautospuit. Bij een oefening werkt de duikploeg in voorkomende gevallen zelfstandig.

   
 

Hij heeft taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden op het gebied van de operationele specialistische ondersteuning bij waterongevallen. De aard van het waterongeval, bepaalt of de duikploegleider zich concentreert op het duiktechnisch gedeelte of zich bezig houdt met de coördinatie van de duikwerkzaamheden.

   
 

De duikploegleider voert opdrachten uit van de bevelvoerder of de officier van dienst en meldt bevindingen altijd aan hem. Indien omstandigheden dit vragen, handelt hij – onder verantwoordelijkheid van de bevelvoerder of de officier van dienst – op eigen initiatief.

Hij hanteert de standaardbepakking van de waterongevallenwagen.

2.1. Kerntaken

Kerntaak 1:. Uitruk/verkenning

De duikploegleider maakt een inschatting van de aard, omvang en dynamiek van het incident en selecteert het van toepassing zijnde scenario. Hij adviseert de bevelvoerder of officier van dienst ten aanzien van de opschaling conform de geldende richtlijnen. De duikploegleider bepaalt de grootte en vorm van het zoekgebied. Hij zorgt er voor dat alle benodigde veiligheidsmaatregelen op de kant genomen worden.

Kerntaak 2:. Inzet

De duikploegleider geeft leiding aan de technische uitvoering van het duiken van een brandweerploeg. Hij communiceert met de reddingsduiker te water of met de seinlijnhouder met behulp van een seinlijn en communicatieapparatuur (spreekverbinding). In een noodsituatie maakt hij de keuze tussen communicatie met de duiker in nood of met de veiligheidsduiker. De duikploegleider organiseert de eerste medische hulp aan een duiker in nood. Hij is duikmedisch begeleider.

In gevallen waarbij acuut gevaar bestaat voor het milieu of voor de scheepvaart mogen objecten worden opgespoord en geborgen. Beslissing hieromtrent wordt door de bevelvoerder en/of officier van dienst in overleg met de waterbeheerder genomen.

Kerntaak 3:. Nazorg

De duikploegleider is verantwoordelijk voor de nazorg van het ingezette personeel, materiaal en materieel. Na afloop van de inzet voert hij een evaluatiegesprek met de ploegleden over de inzet, of een nazorggesprek als het een traumatische ervaring betreft. Hij registreert de noodzakelijke gegevens in zijn duiklogboek en tekent het door de duiker zelf ingevulde persoonlijke logboek af.

Functie: duikploegleider

Kerntaken

Kern

Organisatie

Omgeving

 

Accuraat

Samenwerken

Stressbestendig

Analyseren

Plannen, organiseren en coördineren

Oordelen

Resultaatgericht

Probleem oplossen

Leren en

reflecteren

Daadkracht

Onafhankelijk

Mondeling communiceren

Inleven

Taakgericht leiderschap

Uitruk/verkenning

1

1

1

1

2

2

     

1

2

   

1

Inzet

     

1

1

 

1

2

2

1

1

Nazorg

 

2

     

1

   

2

1

1

Vakgebieden

Professie

Niveau

Basis

Overdracht

Expert

Incident-bestrijding

*

   

In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.

3.1. Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria

Kerntaak 1:. Uitruk/Verkenning

Werkzaamheden

  • Verzamelt informatie om het beeld van het incident compleet te maken.

  • Maakt een inschatting van de aard, omvang en dynamiek van het incident en selecteert een plan van aanpak.

  • Maakt ter plaatse contact met de bevelvoerder, controleert en stelt zonodig het plan van aanpak bij.

  • Gebruikt bereikbaarheids- en waterkaarten bij de navigatie op de plaats van het incident.

  • Bepaalt de grootte en vorm van het zoekgebied.

  • Zorgt er voor dat alle benodigde veiligheidsmaatregelen op de kant genomen worden, zoals het plaatsen van duikvlaggen.

  • Zorgt voor het plotten en bewaakt de duiktijd.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Accuraat (1)

  • Samenwerken (1)

  • Stressbestendig (1)

  • Analyseren (1)

  • Plannen, organiseren en coördineren (2)

  • Oordelen (2)

  • Daadkracht (1)

  • Onafhankelijk (2)

Beoordelingscriteria

  • Is in staat om de relevante informatie te verzamelen die nodig is om zich een compleet beeld van het incident te vormen.

  • Kan op basis van de verzamelde informatie een plan van aanpak opstellen.

  • Is in staat om informatie helder te communiceren.

  • Kan (in)directe gevaren herkennen.

  • Kan bereikbaarheids- en waterkaarten hanteren.

  • Kan een taak risicoanalyse (TRA) maken.

  • Kent de te nemen veiligheidsmaatregelen.

Kerntaak 2:. Inzet

Werkzaamheden

  • Geeft leiding aan de technische uitvoering van het duiken van een duikploeg.

  • Kiest de te volgen tactiek voor de duikploeg.

  • Controleert het effect van de werkzaamheden, anticipeert op ontwikkelingen en stelt zonodig bij.

  • Selecteert de van toepassing zijnde inzet- en noodprocedure.

  • Communiceert de geselecteerde inzet- en noodprocedure met de reddingsduiker en/of de veiligheidsduiker.

  • Ziet toe op een juiste toepassing van de inzet- en noodprocedure en breekt de inzet, indien nodig, af.

  • Past de juiste zoekmethode toe.

  • Draagt er zorg voor dat slachtoffer of duiker in nood op een verantwoorde wijze op de kant wordt gebracht.

  • Draagt het slachtoffer over aan de bevelvoerder.

  • Communiceert met de duikers te water of de seinleiderhouder met behulp van een seinlijn en communicatieapparatuur (spreekverbinding).

  • Draagt zorg voor de veiligheid van duikers in overeenstemming met de ARBO-richtlijnen.

  • Houdt zich aan de uitkomsten van de gemaakte TRA.

  • Geeft advies over op- of afschaling.

  • Verleent eerste duikmedische hulp aan een duiker in nood en past zonodig beademing en reanimatie toe of dient zuurstof toe.

  • Informeert zo nodig het duikmedisch centrum.

  • Bewaakt luchtverbruik en de duiktijd van de duiker.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Accuraat (1)

  • Samenwerken (1)

  • Stressbestendig (1)

  • Resultaatgericht (1)

  • Problemen oplossen (1)

  • Daadkracht (1)

  • Onafhankelijk (2)

  • Mondeling communiceren (2)

  • Inleven (1)

  • Taakgericht leiderschap (1)

Beoordelingscriteria

  • Maakt een juiste taakindeling met het beschikbare personeel.

  • Kent de verschillende inzet- en noodprocedures en is in staat om hieruit een keuze te maken.

  • Is in staat om de kwaliteit en voortgang van de werkzaamheden te bewaken.

  • Is in staat om de veiligheid van de duikers te bewaken.

  • Maakt gebruik van de TRA.

  • Is in staat om (in)directe gevaren te herkennen, en daarop te anticiperen.

  • Kan opdrachten van de bevelvoerder interpreteren en uitvoeren.

  • Is in staat om de voor de taak juiste persoonlijke beschermingsmiddelen te laten gebruiken.

  • Kan verschillende zoekmethodes laten toepassen.

  • Kan omgaan met apparatuur voor spreekverbinding.

  • Is in staat om zodanig te handelen dat hijzelf, slachtoffers, collega’s, andere hulpverleners en zijn omgeving niet in gevaar komen.

  • Kan samenwerken met collega-duikploegleden en de bemanning van de tankautospuit.

  • Is in staat om in een stressvolle situatie kalm en overwogen te handelen.

  • Heeft een goede fysieke conditie.

  • Is in staat te beoordelen wanneer opgeschaald moet worden.

  • Is in staat om eerste duikmedisch hulp bij duikongevallen te verlenen.

  • Is in staat om informatie helder te communiceren.

  • Kent de Arbo-voorschriften en past deze toe

Kerntaak 3:. Nazorg

Werkzaamheden

  • Is verantwoordelijk voor de nazorg van het ingezette personeel, materiaal en materieel.

  • Laat de bepakkingmiddelen van het voertuig vervangen en aanvullen.

  • Regelt het afspoelen, reinigen of ontsmetten en het inpakken van ingezet materiaal.

  • Laat de duikers ontsmetten in geval van sterk verontreinigd water.

  • Voert een evaluatiegesprek met de ploegleden over de technische inzet.

  • Voert na een traumatische ervaring onder begeleiding van de bevelvoerder, officier van dienst of het BOT-team een nazorggesprek met de ploegleden.

  • Registreert de noodzakelijke evaluatiegegevens in het duikerslogboek en tekent het logboekvan de duikers af.

  • Draagt er zorg voor dat slachtoffer of duiker in nood op een verantwoorde wijze op de kant wordt gebracht.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Accuraat (1)

  • Samenwerken (1)

  • Stressbestendig (1)

  • Plannen, organiseren en coördineren (2)

  • Leren en reflecteren (1)

  • Mondeling communiceren (2)

  • Inleven (1)

  • Taakgericht leiderschap (1)

Beoordelingscriteria

  • Kent de procedures die van toepassing zijn bij de nazorg van het ingezette personeel, materieel en materiaal.

  • Is in staat om zelfstandig een evaluatiegesprek over de technische inzet te voeren met de leden van duikploeg.

  • Is in staat om onder begeleiding een nazorggesprek over een traumatische ervaring te voeren met de leden van de duikploeg.

  • Kan evaluatiegegevens in een logboek registreren.

  • Kan een (bijna)ongevallenrapportage maken.

Bijlage A. behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement j. Functie gaspakdrager

Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub j Besluit personeel veiligheidsregio’s

1.1. Algemene informatie

Functienaam

Gaspakdrager

Beschrijving van de functie

De gaspakdrager verricht werkzaamheden op het gebied van ongevalbestrijding gevaarlijke stoffen. Dit gebeurt volgens vaste procedures. Hij maakt deel uit van een OGS-peloton (Ongevallen Gevaarlijke Stoffen), dat bestaat uit vier gaspakkenteams (acht manschappen), een inzetleider, een chauffeur, een ontsmettingsteam en een logistiek team. Een gaspakdrager voert opdrachten uit van de inzetleider en ontsmettingsleider en meldt bevindingen altijd aan de inzetleider. Indien omstandigheden dit vragen, handelt hij – onder verantwoordelijkheid van de inzetleider en/of ontsmettingsleider – op eigen initiatief.

De taken behorende tot de functie van Manschap A, de competenties die vereist zijn om deze taken te vervullen, evenals het daarvoor vereiste competentieniveau, maken deel uit van de hier beschreven functie.

2.1. Kerntaken

Kerntaak 1:. Uitruk/verkenning

De gaspakdrager maakt op juiste en doeltreffende wijze gebruik van de door de inzetleider (op advies van OVD/AGS) geselecteerde beschermingsmiddelen en controleert deze. Hij voert, op veilige wijze en volgens vaste procedures, een verkenning uit met een collega gaspakdrager. Hij kan op een correcte manier meetapparatuur gebruiken, aflezen en de gegevens interpreteren.

Kerntaak 2:. Inzet

De gaspakdrager redt slachtoffers in diverse situaties en voert stabiliserende, bronbestrijdings- en effectbeperkende werkzaamheden uit. De gaspakdrager kan een noodontsmetting toepassen of hierbij assisteren.

Kerntaak 3:. Nazorg

De gaspakdrager voert de ontsmettingsprocedure uit en draagt zorg voor een zorgvuldige behandeling en registratie van de door hem gebruikte middelen. Na afloop van de inzet neemt hij met de ploegleden deel aan een evaluatiegesprek over de inzet, en na een traumatische ervaring aan een nazorggesprek.

Functie: Gaspakdrager

Kerntaken

Kern

Organisatie

Omgeving

 

Accuraat

Samenwerken

Stressbestendig

Probleem oplossen

Resultaatgericht

Plannen, organiseren en coördineren

Analyseren

Leren en reflecteren

Daadkracht

Mondeling communiceren

Flexibel

Inleven

Uitruk/verkenning

1

1

1

1

1

 

1

 

1

     

Inzet

1

       

1

 

1

 

Nazorg

   

1

 

1

1

1

 

1

Vakgebieden

Professie

Niveau

Basis

Overdracht

Expert

Incidentbestrijding

*

   

In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.

3.1. Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria

Kerntaak 1:. Uitruk/Verkenning

Werkzaamheden

  • Controleert en trekt de aangewezen persoonlijke beschermingsmiddelen aan volgens de vaste procedure.

  • Controleert en gebruikt de aangewezen meetapparatuur volgens de vaste procedures.

  • Voert, volgens vaste procedures, een verkenning uit met een collega-gaspakdrager.

    • Stelt de aard en omvang van de lekkage vast.

    • Verricht metingen.

    • Identificeert de stof en kan gevaren voor de eigen inzet en de omgeving inschatten.

    • Schat de mogelijkheden voor een noodstabilisatie en bestrijding in.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Accuraat (1)

  • Samenwerken (1)

  • Stressbestendig (1)

  • Probleem oplossen (1)

  • Resultaat gericht (1)

  • Analyseren (1)

  • Daadkracht (1)

Beoordelingscriteria

  • Is in staat om de met behulp van de resistentietabel voor de taak geselecteerde persoonlijke beschermingsmiddelen aan te trekken, te controleren en veilig te gebruiken.

  • Is op de hoogte en werkt volgens de van toepassing zijnde inzet-, nood- en communicatieprocedures.

  • Is in staat om een veilige en effectieve verkenning uit te voeren.

  • Is in staat om metingen (explosiegevaar, radiologische, meetbuisjes, meergasmeters) te verrichten.

  • Heeft kennis van (nood)stabilisatie en bestrijdingsmogelijkheden en kan deze toepassen/adviseren aan inzetleider.

  • Beschikt over kennis van etikettering en gevaarsaanduiding.

  • Is in staat om (in)directe gevaren te herkennen (situationeel en gedragsgebonden).

  • Is in staat om een heldere, relevante en juiste omschrijving van de situatie aan de inzetleider te geven.

  • Is in staat om te communiceren met handgebaren.

  • Is in staat om in een stressvolle situatie kalm en overwogen te handelen.

Kerntaak 2:. Inzet

Werkzaamheden

  • Redt slachtoffers in diverse situaties:

    • bevrijdt slachtoffers;

    • vervoert slachtoffers;

    • ontsmet slachtoffers;

    • voorziet slachtoffers van eerste hulp.

  • Voert (nood)stabiliserende, bronbestrijdings- en effectbeperkende werkzaamheden uit.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Accuraat (1)

  • Samenwerken (1)

  • Stressbestendig (1)

  • Probleem oplossen (1)

  • Daadkracht (1)

  • Flexibel (1)

Beoordelingscriteria

  • Is in staat om zodanig te handelen dat slachtoffers, collega’s, andere hulpverleners en hijzelf niet in gevaar komen.

  • Is in staat om samen te werken met zijn ploegmaat en de overige leden van het OGS-peloton (Ongevallen Gevaarlijke Stoffen)..

  • Kan een triage uitvoeren in het geval van meerdere slachtoffers.

  • Kan kalm, objectief en effectief functioneren bij tijdsdruk, tegenslag, teleurstelling of tegenspel.

  • Is op de hoogte van en past de inzet-, nood- en communicatieprocedures op een juiste wijze toe.

  • Kan op een veilige manier een redding uitvoeren.

  • Is in staat om de voor de taak geschikte materialen te selecteren en op een veilige en doeltreffende wijze toe te passen.

  • Is in staat om met beperkte bewegingsvrijheid en zintuiglijke waarnemingen de taak uit te oefenen.

Kerntaak 3:. Nazorg

Werkzaamheden

  • Voert de aangegeven ontsmettingsprocedure uit in opdracht van de ontsmettingsleider.

  • Kan een snelle noodontsmetting bij een collega uitvoeren.

  • Draagt zorg voor een zorgvuldige behandeling van de door hem gebruikte middelen.

  • Neemt met de ploegleden deel aan een evaluatiegesprek over de inzet.

  • Neemt, na een traumatische ervaring, met de ploegleden deel aan eennazorggesprek.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Accuraat (1)

  • Samenwerken (1)

  • Stressbestendig (1)

  • Plannen, organiseren en coördineren (1)

  • Leren en reflecteren (1)

  • Daadkracht (1)

  • Mondeling communiceren (1)

  • Inleven (1)

Beoordelingscriteria

  • Is in staat om op de juiste wijze een ontsmettingsprocedure uit te voeren en gebruikte middelen te registreren.

  • Weet op welke wijze onnodige verspreiding en besmetting voorkomen wordt.

  • Werkt mee aan een adequate registratie van zijn inzetgegevens in het persoonsdossier.

  • Kan constructief deelnemen aan een groepsproces in een nazorgfase (evaluatie- en/of zorggesprek).

Bijlage A. behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement k. Functie hoofdofficier van dienst

Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub k Besluit personeel veiligheidsregio’s

1.1. Algemene informatie

Functienaam: Hoofdofficier van dienst (HOvD)

Beschrijving van de functie: De hoofdofficier van dienst:

  • 1. kan twee rollen vervullen. Elke rol brengt verschillende verantwoordelijkheden met zich mee en vereist andere competenties. De twee rollen van de HOvD zijn als Taakcommandant Brandweer leiding geven aan brandweereenheden (pelotons) bij de bestrijding ter plaatse van het incident en als Algemeen Commandant Brandweerzorg het hebben, via het actiecentrum Brandweerzorg, van de leiding over de totale brandweerinzet die de bron- en effectbestrijding uitvoert en verantwoordelijk zijn voor het treffen van maatregelen in het effectgebied. Vanaf GRIP 2 neemt de Algemeen Commandant namens de brandweer deel aan het Regionaal Operationeel Team (ROT).

  • 2. werkt in de repressieve dienst van de overheidsbrandweer. Hij voert zijn werkzaamheden, afhankelijk van de rol, in verschillende omgevingen uit. In de rol van Taakcommandant Brandweer geeft de HOvD leiding aan grootschalige monodisciplinaire incidentbestrijding. Als Algemeen Commandant Brandweerzorg geeft de HOvD leiding aan het actiecentrum Brandweerzorg en neemt hij deel aan het ROT.

  • 3. is als Taakcommandant Brandweer de brandweerleiding ter plaatse. Hij kan in de maximaal opgeschaalde situatie de beschikking hebben over diverse Pelotonscommandanten die de eenheden aansturen, een Officier Verbindingen en Informatievoorziening, een Officier Logistiek en aanvullende ondersteuners en specialisten. Als Algemeen Commandant Brandweerzorg is hij de hoogst operationeel leidinggevende van de brandweer bij een incident, geeft hij leiding aan het actiecentrum Brandweerzorg en stuurt hij, afhankelijk van de aard en grootte van het incident, één of meerdere proceshoofden en adviseurs aan.

  • 4. geeft als Taakcommandant Brandweer leiding aan incidenten waarbij meerdere pelotons worden ingezet. Als Algemeen Commandant Brandweerzorg is hij verantwoordelijk voor de totale brandweerinzet en speelt hij in zijn planvorming en planvoorstellen in op de maatschappelijke impact en de politiek-bestuurlijke consequenties en brengt deze in het ROT overleg in (vanaf GRIP 2). De incidenten liggen op het gebied van grootschalige incidentbestrijding en rampenbestrijding. De persoon die aan het kwalificatieprofiel voldoet is direct inzetbaar als HOvD.

2.1. Kerntaken en taakgebieden

Kerntaak 1:. Taakcommandant Brandweer*

De HOvD geeft als Taakcommandant Brandweer leiding aan brandweereenheden (pelotons) bij de bestrijding van het incident ter plaatse. Bij reguliere incidenten, geeft de Taakcommandant (afhankelijk van de situatie) sturing dan wel advies aan de Officier van Dienst (OvD) Brandweer ter plaatse. Bij grootschalige incidenten is de Taakcommandant (als Hoofd van de taakorganisatie Bron- en Emissiebestrijding, Grootschalige Redding of Grootschalige Ontsmetting) verantwoordelijk voor de bestrijding van het incident (in zijn inzetvak). Tevens kan de Taakcommandant plaatsnemen in het Commando Plaats Incident (CoPI).

Kerntaak 2:. Algemeen Commandant Brandweerzorg*

De HOvD geeft als Algemeen Commandant Brandweerzorg leiding aan de totale brandweerinzet die de bron- en effectbestrijding uitvoert. Hij doet dit door leiding te geven aan het actiecentrum Brandweerzorg waarvan de samenstelling op basis van de incidenttypering kan variëren. Hij neemt vanaf GRIP 2 namens de brandweer deel aan het ROT en draagt bij aan het treffen van multidisciplinaire maatregelen in het effectgebied.

  • * Welke rollen de HOvD in de praktijk uitvoert is een aangelegenheid van de organisatie waarin de HOvD werkzaam is en is afhankelijk van de ervaring van de functionaris (mono-multi, beginnend-ervaren).

Competentiematrix

Kerntaken

Competenties

 

Accuraat

Stressbestendig

Samenwerken

Analyseren

Plannen, organiseren en coördineren

Politiek-bestuurlijk inzicht

Mondeling communiceren

Daadkracht

Inleven

Maatschappelijk georiënteerd

   

Taakcommandant Brandweer

3

3

3

3

3

1

2

3

2

2

   

Algemeen Commandant Brandweerzorg

3

3

3

3

3

2

2

3

2

2

   

In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.

Leiderschapsprofiel

Het brandweerveld heeft voor alle leiders op operationeel, tactisch en strategisch niveau zes rollen gedefinieerd. Aan de functie HOvD wordt het volgende leiderschapsprofiel toegekend: Tactisch leidinggevende. In supplement hh wordt dit profiel nader uitgewerkt.

3.1. Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria per taakgebied

Kerntaak 1:. Taakcommandant Brandweer

De HOvD geeft als Taakcommandant Brandweer leiding aan brandweereenheden (pelotons) bij de bestrijding van het incident ter plaatse. Bij reguliere incidenten, geeft de Taakcommandant (afhankelijk van de situatie) sturing dan wel advies aan de Officier van Dienst (OvD) Brandweer ter plaatse. Bij grootschalige incidenten is de Taakcommandant (als Hoofd van de taakorganisatie Bron- en Emissiebestrijding, Grootschalige Redding of Grootschalige Ontsmetting) verantwoordelijk voor de bestrijding van het incident (in zijn inzetvak). Tevens kan de Taakcommandant plaatsnemen in het CoPI.

Werkzaamheden:

  • Geeft bij reguliere incidenten (afhankelijk van de situatie) sturing dan wel advies aan de OvD Brandweer ter plaatse van het incident.

  • Maakt een inschatting van de aard, omvang en dynamiek van het inzetvak en vormt daardoor een correct totaalbeeld van de situatie.

  • Vertaalt de opdracht tijdig naar een inzetplan waarin de ontwikkeling en mogelijke veranderingen van het incident zijn meegenomen.

  • Maakt een inzetplan voor het inzetvak, vertaalt dit naar inzetdoelen en/of inzetvakken van brandweerpelotons.

  • Stuurt de pelotonscommandanten in het inzetvak aan door middel van duidelijke en uitvoerbare bevelen.

  • Controleert het effect van de werkzaamheden, anticipeert op ontwikkelingen en stelt zo nodig bij.

  • Vraagt indien nodig om bijstand.

  • Levert een bijdrage aan het multidisciplinaire informatiemanagement.

  • Stemt af met de naastgelegen inzetvakken, rekening houdend met schaarste in beschikbare menskracht en middelen.

  • Bewaakt de samenwerking met de overige disciplines in zijn vak.

  • Kan als functionaris namens de Brandweer plaatsnemen in het CoPI.

  • Evalueert het optreden met het doel hiervan te leren.

  • Draagt zorg voor het acuut waarschuwen van de bevolking.

  • Organiseert nazorg aan het personeel.

  • Neemt maatregelen om de veiligheid van eigen personeel, andere hulpverleningsdiensten, de bevolking en derden optimaal te waarborgen.

Kerntaak 2:. Algemeen Commandant Brandweerzorg

De HOvD geeft als Algemeen Commandant Brandweerzorg leiding aan de totale brandweerinzet die de bron- en effectbestrijding uitvoert. Hij doet dit door leiding te geven aan het actiecentrum Brandweerzorg waarvan de samenstelling op basis van de incidenttypering kan variëren. Hij neemt vanaf GRIP 2 namens de brandweer deel aan het ROT en draagt bij aan het treffen van multidisciplinaire maatregelen in het effectgebied.

Werkzaamheden:

  • Vormt samen met de Algemeen Commandanten van andere disciplines en diensten, de Informatiemanager, de Communicatieadviseur en de Operationeel Leider het ROT en stemt hierin de multidisciplinaire maatregelen in het effectgebied af.

  • Verstrekt gestructureerd, eenduidig en kernachtig informatie en vormt met de deelnemers aan het ROT een gemeenschappelijk beeld van het incident.

  • Geeft in het ROT een advies omtrent de scheiding van bron- en effectgebied na afstemming met de Taakcommandant Brandweer in het CoPI.

  • Treft monodisciplinaire maatregelen (geeft efficiënt en effectief leiding aan de totale brandweerinzet in het bron- en effectgebied).

  • Draagt zorg voor de organisatie en uitvoering van en geeft leiding aan het actiecentrum Brandweerzorg.

  • Levert een bijdrage aan het multidisciplinaire advies aan het Beleidsteam.

  • Informeert en adviseert de brandweeradviseur in het Beleidsteam.

  • Zorgt (eventueel via het Hoofd Informatie (HIN) Brandweer) voor een actueel en geverifieerd monodisciplinair beeld ten behoeve van het multidisciplinaire informatiemanagement.

  • Draagt in afstemming met de Communicatieadviseur ROT, indien nodig, zorg voor het waarschuwen/informeren van de bevolking.

  • Neemt maatregelen om de veiligheid van eigen personeel, andere hulpverleningsdiensten, de bevolking en derden optimaal te waarborgen.

  • Stemt de maatregelen op het gebied van brandweerzorg af met andere overheden en externe partners.

  • Draagt zorg voor de overdracht naar de reguliere organisatie van de incidentgemeente na afschaling.

Bijlage A. behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement l. Functie instructeur

Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub l Besluit personeel veiligheidsregio’s

1.1. Algemene informatie

Functienaam: Instructeur

Beschrijving van de functie: De instructeur:

  • 1. verzorgt afgebakende lessen of lesonderdelen binnen leergangen voor brandweerfuncties tot en met functieniveau MBO. Dat is zijn hoofdwerkomgeving. Hij treedt op als onafhankelijk en objectief beoordelaar. Daarnaast kan hij worden ingezet voor leeractiviteiten binnen vakbekwaam blijven. Pedagogisch-didactisch kan de instructeur het leren van complexe kennis en vaardigheden door deelnemers en groepen begeleiden binnen een afgebakende context. In vakinhoudelijke zin beschikt de instructeur over kennis en ervaring op het niveau van een thema zoals brandbestrijding, incidentbestrijding gevaarlijke stoffen of een specialistische functie zoals chauffeur. Daarnaast beschikt hij over aanvullende bevoegdheid om zijn lessen te verzorgen wanneer daar sprake van is (bijvoorbeeld WRM-gecertificeerd voor de opleiding chauffeur).

  • 2. is werkzaam in een regionale werkomgeving (een veiligheidsregio) dan wel in een bovenregionale werkomgeving (een opleidingsinstituut).

  • 3. voert onder verantwoordelijkheid van een docent afgebakende lessen of lesonderdelen uit, aansluitend op zijn eigen vakinhoudelijke expertise. Een instructeur borgt in samenwerking met zijn collega-instructeurs en onder verantwoordelijkheid van de docent, de kwaliteit van (onderdelen van) een leergang. Hij kent in deze een signalerende rol waarin hij evaluatieresultaten en eigen ervaringen die vragen om aanpassingen binnen (onderdelen van) de leergang en/of begeleidingsactiviteiten, aan de docent rapporteert.

  • 4. moet binnen verschillende culturen/disciplines en op verschillende niveaus kunnen samenwerken.

2.1. Kerntaken en taakgebieden

Kerntaak 1:. didactisch handelen*

Voorbereiden, verzorgen en evalueren van activerend onderwijs afgestemd op het naar in werksituaties vereiste gedrag.

Kerntaak 2:. begeleiden van deelnemers in hun leerproces*

Begeleiden van deelnemers bij de uitvoering van leeractiviteiten.

Kerntaak 3:. begeleiden van toetsmomenten*

Verzorgen van formatieve toetsen en uitvoeren van toetsmomenten als objectief beoordelaar.

  • * Welke taken de instructeur in de praktijk uitvoert is afhankelijk van de organisatie en/of afdeling waarin hij werkzaam is en de ervaring van de functionaris (mono-multi, beginnend-ervaren).

Competentiematrix

Kerntaken

Competenties

 

Innoveren en creativiteit

Oordelen

Resultaatgericht

Flexibel

(taakgericht) Leiderschap

Inleven

Mondeling communiceren

Leren en reflecteren

       

didactisch handelen

1

1

1

1

1

1

1

1

       

begeleiden van deelnemers in hun leerproces

         

1

1

1

       

begeleiden van toetsmomenten

 

1

       

1

         

In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.

3.1. Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria per taakgebied

Kerntaak 1:. didactisch handelen

Voorbereiden, verzorgen en evalueren van activerend onderwijs afgestemd op het naar in werksituaties vereiste gedrag.

Werkzaamheden:

  • Systematisch voorbereiden van het onderwijs aan de hand van een aanwezig lesplan.

  • Verzorgen van activerend onderwijs door het toepassen van onderwijskundige concepten, didactische modellen en (digitale) leermiddelen en -materialen met het lesplan als leidraad.

  • Creëren van een optimaal leerklimaat waarin geloof in eigen kunnen en positieve relaties binnen de deelnemersgroep kenmerkend zijn.

  • Evalueren van de leeractiviteiten met de deelnemers en rapporteren van de bevindingen aan de verantwoordelijke docent.

Kerntaak 2:. begeleiden van deelnemers in hun leerproces

Begeleiden van deelnemers bij de uitvoering van leeractiviteiten.

Werkzaamheden:

  • Sturen en begeleiden van groepsprocessen tijdens de leergang.

  • Geven van feedback aan de deelnemer(s) tijdens de uitvoering van leeractiviteiten.

  • Signaleren en rapporteren van leer- en/of motivatieproblemen aan de verantwoordelijke docent.

Kerntaak 3:. begeleiden van toetsmomenten

Verzorgen van formatieve toetsen en uitvoeren van toetsmomenten als objectief beoordelaar.

Werkzaamheden:

  • Afnemen en beoordelen van formatieve toetsmomenten.

  • Signaleren en rapporteren van geconstateerde hiaten in kennis en/of kunde aan de verantwoordelijke docent/leidinggevende.

  • Optreden als beoordelaar waarbij aan de hand van beoordelingscriteria een objectieve en onafhankelijke beoordeling voorzien van schriftelijke en mondelinge beargumenteerde feedback wordt gegeven.

Bijlage A. behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement m. Functie manager veiligheid

Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub m Besluit personeel veiligheidsregio’s

1.1. Algemene informatie

Functienaam

Manager veiligheid

Beschrijving van de functie

Met de benaming manager veiligheid doelen we op een leidinggevende die op strategisch niveau werkt. Deze niveauaanduiding betekent dat het accent in zijn 1 werkzaamheden ligt in de ontwikkeling van beleid op de middellange termijn; hij overziet een meerjarencyclus van 4 jaar.

   
 

De manager veiligheid heeft zitting in het managementteam (MT). Door verschillen in korpsgrootte en de mate waarin regionalisering is doorgevoerd kan de setting van het MT verschillen. Het beeld bij de manager veiligheid is dat hij steeds meer zitting zal hebben in het MT van een veiligheidsregio en steeds minder in het MT van een korps of een gemeente.

   
 

Hij rapporteert en legt verantwoording af, direct of indirect, aan de leiding van de regionale brandweerorganisatie.

1 Overal in dit document waar de manager veiligheid in de mannelijke vorm wordt aangeduid, kan nadrukkelijk ook vrouwelijke vorm gelezen worden. Slechts omwille van de leesbaarheid is voor een enkelvoudige (mannelijke) aanduiding gekozen.

2.1. Kerntaken

Kerntaak 1:. Initiëren van strategisch beleid voor het eigen organisatieonderdeel/werkgebied en bijdragen aan het strategisch beleid van de organisatie als geheel

De manager veiligheid is lid van het MT. Daarin heeft hij een tweeledige rol. Enerzijds draagt hij bij aan de totstandkoming van strategisch beleid voor de organisatie. Anderzijds heeft hij z’n eigen werkgebied waarvoor hij een meerjarenplan en meerjarenbegroting ontwikkelt als onderdeel van het meerjarenplan en de meerjarenbegroting van de organisatie. De manager veiligheid draagt daarbij zorg voor het beheren en beheersen van het beleid binnen zijn eigen organisatieonderdeel/werkgebied.

Kerntaak 2:. Prioriteren en implementeren van vastgesteld beleid voor het eigen organisatieonderdeel/werkgebied

De manager veiligheid geeft binnen zijn eigen organisatieonderdeel/werkgebied richting aan de implementatie van het vastgestelde beleid binnen de regionale brandweerorganisatie. Hij treedt hierin sturen en bepalend op. Specifiek geeft hij hierin sturing aan de uitwerking van programma’s.

Kerntaak 3:. Randvoorwaarden creëren voor de personele zorg en de inzet van middelen en situationeel leidinggeven aan zijn organisatieonderdeel/werkgebied

De manager veiligheid is verantwoordelijk voor de personele zorg en de inzet van middelen van het organisatieonderdeel/werkgebied. Dit betreft de uitvoering van de HRM-taken en de inzet van middelen waarvoor de kaders wettelijk of door de eigen organisatie zijn vastgesteld.

Kerntaak 4:. Randvoorwaarden creëren voor en acteren in relevante netwerken

Voor de manager veiligheid is het opbouwen en onderhouden van een netwerk cruciaal. Langs deze weg kan hij tijdig anticiperen op ontwikkelingen en is hij in beeld in zowel de mono- als multidisciplinaire omgeving.

Functie: manager veiligheid

Kerntaken

Kern

Organisatie

Omgeving

 

Leren/reflecteren

Ondernemen

Visie

Coachen

Leiderschap

Resultaatgericht

Plannen, organiseren en coördineren

Analyseren

Kosten bewust

Netwerken

Samenwerken

Maatschappelijk georiënteerd

Politiek-bestuurlijk inzicht

Communiceren

Initiëren van strategisch beleid voor het eigen organisatieonderdeel/werkgebied en bijdragen aan het strategisch beleid van de organisatie als geheel

3

3

2

       

3

   

3

 

3

3

Prioriteren en implementeren van vastgesteld beleid voor het eigen organisatieonderdeel/werkgebied

3

 

3

3

         

3

   

Randvoorwaarden creëren voor de personele zorg en de inzet van middelen en situationeel leidinggeven aan zijn organisatieonderdeel/werkgebied

2

3

       

2

       

3

Randvoorwaarden creëren voor en acteren in relevante netwerken

2

           

3

 

2

2

 

Vakgebieden

Professie

Niveau

Basis

Overdracht

Expert

Risico’s en Veiligheid

 

*

 

Operationele voorbereiding

 

*

 

Incidentbestrijding

 

*

 

Voorbereiding rampenbestrijding en crisisbeheersing

 

*

 

In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt

Kennisgebieden

Professie

Niveau

Basis

Overdracht

Expert

Informatiemanagement

   

*

Financieel management

   

*

Bestuurskunde (beleidstheorie/publieke organisatie)

   

*

Projectmatig werken

 

*

 

3.1. Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria

Kerntaak 1:. Initiëren van strategisch beleid voor het eigen organisatieonderdeel/werkgebied en bijdragen aan het strategisch beleid van de organisatie als geheel

Werkzaamheden

  • Signaleren, interpreteren en prioriteren van relevante ontwikkelingen:

    • buiten de brandweer (maatschappelijk, politiek, wetgeving en ketenpartners)

    • binnen de brandweer (personeel en middelen)

    • binnen het eigen organisatieonderdeel (vaktechnisch).

  • Ontwikkelen van het meerjarenplan en de meerjarenbegroting voor het eigen organisatieonderdeel/werkgebied en zorg dragen voor samenhang in de veiligheidsketen.

  • Afstemmen van eigen beleidsvoorstellen met:

    • MT-leden

    • andere organisatieonderdelen/werkgebieden en

    • relevante externe partijen.

  • Beheren en beheersen van het effect van het (strategisch) beleid.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Leren/reflecteren (3)

  • Ondernemen (3)

  • Visie (2)

  • Analyseren (3)

  • Samenwerken (3)

  • Politiek bestuurlijk inzicht (3)

  • Communiceren (3)

Beoordelingscriteria

  • Kan de relevantie van gesignaleerde ontwikkelingen overtuigend onderbouwen.

  • Anticipeert op mogelijke problemen en meevallers bij het behalen van de resultaten om waar mogelijk achterblijven van doelen te voorkomen.

  • Managementrapportage voldoet aan de interne voorschriften (format, aspecten en omvang)

  • Besluiten tot bijsturing zijn verantwoord onderbouwd.

  • De leiding van de regionale brandweerorganisatie is tevreden over de wijze van rapporteren.

  • Is extern actief en proactief in (brandweer)netwerken.

  • Weet te handelen en te acteren in een netwerk- en procesmatige omgeving.

Kerntaak 2:. Prioriteren en implementeren van vastgesteld beleid voor het eigen organisatieonderdeel/werkgebied

Werkzaamheden

  • Prioriteren van het (strategische) beleid van het eigen organisatieonderdeel/werkgebied in overeenstemming met het algemeen beleid.

  • Vertalen van het meerjarenplan van het eigen organisatieonderdeel/werkgebied naar een concreet jaarplan met deelplannen en programmering, in samenspraak met direct betrokkenen.

  • Begeleiden, motiveren, reflecteren en coachen van de betrokkenen bij het uitwerken van het beoogde beleid en deelplannen.

  • Periodiek laten rapporteren door managers en overige betrokkenen over de voortgang in de implementatie van het vastgestelde beleid.

  • Opstellen van een periodieke managementrapportage, over de behaalde resultaten ten opzichte van de gestelde doelen en benutting van resources. In deze rapportage worden nadrukkelijk ook de afwijkingen in de implementatie van het beleid benoemd en het effect daarvan op lange termijn.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Leren/reflecteren (3)

  • Ondernemen (3)

  • Visie (3)

  • Leiderschap (3)

  • Resultaatgericht (3)

  • Maatschappelijk georiënteerd (3)

Beoordelingscriteria

  • Deelplannen hebben een rechtstreekse relatie met het algemeen beleid; hun bijdrage aan het algemeen beleid is geëxpliciteerd.

  • De opdrachten (of taakstellingen) aan de tactisch manager zijn SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdsgebonden) geformuleerd.

  • Motiveert betrokkenen om de opdrachten uit te voeren.

Kerntaak 3:. Randvoorwaarden creëren voor de personele zorg en de inzet van middelen en situationeel leidinggeven aan zijn organisatieonderdeel/werkgebied

Werkzaamheden

  • Leidinggeven aan het overleg van zijn organisatieonderdeel.

  • Situationeel leidinggeven aan managers en overige betrokkenen bij hun taak als leidinggevende.

  • Zorg dragen voor een goede verdeling van de werkeenheden: de juiste competentieontwikkelingen en uitdagingen beleggen bij de juiste medewerkers.

  • Het voeren van gesprekken met medewerkers in het kader van het vastgestelde HRM-beleid (zoals functionerings-, POP- en beoordelingsgesprekken)

  • Beslissen binnen gestelde kaders van de organisatie over werving en selectie, benoeming, ontwikkeling, promotie en ontslag.

  • Het creëren van randvoorwaarden voor de inzet van middelen (o.a. financiën, ict, huistvesting) voor het optimaal functioneren van de organisatie.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Leren/reflecteren (3)

  • Ondernemen (3)

  • Visie (2)

  • Coachen (3)

  • Kosten bewust (2)

Beoordelingscriteria

  • Zorgt ervoor dat de managers en overige betrokkenen een duidelijk beeld hebben van de verwachtingen van de manager veiligheid ten aanzien van hun functioneren.

  • Draagt zorg voor individuele uitdaging en steun in ontwikkeling aan de managers en overige betrokkenen.

  • Er is sprake van aantoonbare ontwikkeling van managers en overige betrokkenen passend bij de organisatiedoelen.

  • De gesprekken uit de P-cyclus voldoen aan lokaal/regionaal gestelde eisen.

Kerntaak 4:. Randvoorwaarden creëren voor en acteren in relevante netwerken

Werkzaamheden

  • Identificeren van relevante belangen en actoren binnen en buiten de brandweer.

  • Het oprichten van, deelnemen aan en onderhouden van relevante netwerken.

  • Vertalen van belangen en activiteiten van het netwerk naar belangen en activiteiten van de organisatie en vice versa.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Leren/reflecteren (3)

  • Ondernemen (3)

  • Visie (2)

  • Netwerken (3)

  • Maatschappelijk georiënteerd (2)

  • Politiek bestuurlijk inzicht (2)

Beoordelingscriteria

  • Onderhoudt contacten die leiden tot verdieping of verscherping van input voor voorstellen voor brandweer.

  • Verkrijgt medestanders voor voorstellen.

  • Heeft een goed imago bij externe partijen op zowel het mono- als multidisciplinair terrein.

Bijlage A. behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement n. Functie manschap

Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub n Besluit personeel veiligheidsregio’s

1.1. Algemene informatie

Functienaam: Manschap

Beschrijving van de functie: De manschap:

  • 1. bestrijdt met een brandweereenheid, onder leiding van een bevelvoerder, het incident. Hij heeft binnen de brandweereenheid een specifieke taak, waarvan de inhoud kan verschillen per soort incident: brand, hulpverlening, gevaarlijke stoffen en waterongevallen. In voorkomende gevallen kan er sprake zijn van dienstverlening. De situatie ter plaatse is bepalend voor de uit te voeren taak. Bij zijn werkzaamheden hanteert de manschap de standaardbepakking van de tankautospuit.

  • 2. werkt in de repressieve dienst van de overheidsbrandweer. Hij voert zijn werkzaamheden voor het grootste deel uit op de plaats van het incident, ongeacht het tijdstip van de dag.

  • 3. voert zijn werkzaamheden onder leiding van een bevelvoerder uit. Hij is zelf of met zijn eenheid verantwoordelijk voor het kiezen van werkzaamheden en bijbehorende middelen die passen bij de opdracht van de bevelvoerder. Bij de incidentbestrijding werkt hij volgens (veiligheids)procedures en werkafspraken.

  • 4. verricht werkzaamheden die variëren en in wisselende en van tevoren niet bekende situaties moeten worden toegepast. Hierbij kan het in beperkte mate nodig zijn van procedures af te wijken en creatief een oplossing te zoeken binnen de gestelde kaders, zonder dat de veiligheid in het geding komt en het beoogde resultaat wordt behaald. Tevens is de manschap verantwoordelijk voor het bijhouden van zijn vakinhoudelijke competenties.

2.1. Kerntaken en taakgebieden

Kerntaak 1:. uitrukken naar het incident*

De manschap rukt uit samen met collega manschap(pen), bevelvoerder en chauffeur in een brandweereenheid1. Hij komt, voor zover mogelijk, voorbereid (persoonlijke bescherming, incidentafhankelijke middelen en een begrepen/bevestigde opdracht) aan bij het incident.

Kerntaak 2:. verkennen van het incident*

De manschap verkent, al dan niet samen met leden van zijn eenheid, methodisch en veilig het incident. Hij neemt, zo nodig, middelen mee ter ondersteuning. Hij meldt de bevindingen aan de bevelvoerder.

Kerntaak 3:. bestrijden van het incident*

De manschap richt, al dan niet samen met leden van zijn eenheid, een veilige werkomgeving in. Hij voert de opdracht van de bevelvoerder uit en kiest hierbij zelf de middelen en de werkwijze om dit te realiseren.

Kerntaak 4:. herstellen na het incident*

De manschap ruimt, al dan niet samen met leden van zijn eenheid, de materialen op. Hij zorgt, teruggekomen op de kazerne, ervoor dat de brandweereenheid weer uitruk gereed is. De manschap werkt mee aan nazorg, evaluatie en eventueel benodigde registratie.

* het incident kan zijn: brand, hulpverlening, gevaarlijke stoffen of waterongevallen. In voorkomende gevallen kan er ook sprake zijn van dienstverlening.

Competentiematrix

Kerntaken

Competenties

 

Accuraat

Stressbestendig

Samenwerken

Probleem oplossen

Innoveren / creativiteit

Arbeidsveiligheid

Daadkracht

Flexibel

Mondeling communiceren

Leren en reflecteren

uitrukken

1

1

1

   

1

1

 

1

 

verkennen

1

1

1

1

1

1

1

 

1

 

bestrijden

1

1

1

1

1

1

1

1

1

 

herstellen

1

1

1

   

1

   

1

1

In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.

3.1. Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria per taakgebied

Kerntaak 1:. uitrukken naar het incident*

De manschap rukt uit samen met collega manschap(pen), bevelvoerder en chauffeur in een brandweereenheid. Hij komt, voor zover mogelijk, voorbereid (persoonlijke bescherming, incidentafhankelijke middelen en een begrepen/bevestigde opdracht) aan bij het incident.

Werkzaamheden:

  • Kiest zijn persoonlijke beschermingsmiddelen (afhankelijk van de situatie).

  • Kiest middelen voor de verkenning (afhankelijk van de situatie).

  • Zoekt informatie op en deelt deze.

  • Deelt zijn specifieke kennis met de bevelvoerder.

  • Bereidt zich mentaal voor.

Kerntaak 2:. verkennen van het incident*

De manschap verkent, al dan niet samen met leden van zijn eenheid, methodisch en veilig het incident. Hij neemt, zo nodig, middelen mee ter ondersteuning. Hij meldt de bevindingen aan de bevelvoerder.

Werkzaamheden:

  • Verkent het incident op:

    • risico’s die veiligheid brandweereenheid en slachtoffer(s) kunnen bedreigen.

    • slachtoffers en wat hun toestand is.

    • soort incident, specifieke bijzonderheden en stadium.

    • Uitbreidingsmogelijkheden.

  • Verricht metingen.

  • Geeft bevindingen door aan bevelvoerder en/of eenheid.

  • Voert handelingen uit die geen uitstel dulden.

Kerntaak 3:. bestrijden van het incident*

De manschap richt, al dan niet samen met leden van zijn eenheid, een veilige werkomgeving in. Hij voert de opdracht van de bevelvoerder uit en kiest hierbij zelf de middelen en de werkwijze om dit te realiseren.

Werkzaamheden:

  • Richt een veilige werkomgeving in:

    • Zet incidentlocatie af.

    • Voert zo nodig metingen uit.

    • Richt het werkgebied in en maakt het benodigde materiaal inzet gereed.

  • Redt slachtoffer(s):

    • Past levensreddende handelingen toe.

    • Stelt het slachtoffer gerust.

    • Brengt het slachtoffer in veiligheid.

    • Redt dieren.

  • Bestrijdt het incident:

    brand:

    • Voert de door de bevelvoerder gekozen tactiek uit.

    • Maakt waterwinning gereed.

    • Past verschillende aflegsystemen toe.

    • Past verschillende (na)blustechnieken toe.

    hulpverlening:

    • Stabiliseert het object/voertuig.

    • Past bevrijdingstechnieken toe met hulpverleningsmateriaal.

    • Bestrijdt de gevolgen van stormschade en/of wateroverlast.

    gevaarlijke stoffen:

    • Neemt beperkende maatregelen m.b.t. het gevaar of de verspreiding van de gevaarlijke stof.

    • Voert ontsmettingsprocedure uit.

    waterongevallen:

    • Traceert het object/slachtoffer a.d.h.v. sporen en m.b.v. omstanders.

    • Ondersteunt het duikteam met hand- en spandiensten.

  • Werkt samen met overige brandweereenheden en andere hulpverleningsdiensten.

  • Voert schade beperkende maatregelen uit.

Kerntaak 4:. herstellen na het incident*

De manschap ruimt, al dan niet samen met leden van zijn eenheid, de materialen op. Hij zorgt, teruggekomen op de kazerne, ervoor dat de brandweereenheid weer uitruk gereed is. De manschap werkt mee aan nazorg, evaluatie en eventueel benodigde registratie.

Werkzaamheden:

  • Ruimt de incidentlocatie op:

    • Ruimt de gebruikte materialen, middelen, uitrusting op en ontsmet/reinigt zo nodig.

    • Laat de incidentlocatie opgeruimd en zo veilig mogelijk achter.

  • Maakt samen met de brandweereenheid het ingezette voertuig weer inzet gereed.

  • Neemt met de ploegleden deel aan een evaluatiegesprek over de inzet.

  • Neemt, na een traumatische ervaring, deel aan een nazorgtraject.

  • Werkt mee aan eventueel benodigde registratie.

Bijlage A. behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement o

[Red: Vervallen.]

Bijlage A. behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement p. Functie medewerker brandpreventie

Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub p Besluit personeel veiligheidsregio’s

1.1. Algemene informatie

Functienaam

Medewerker brandpreventie

Beschrijving van de functie

De functie Medewerker brandpreventie brengt verschillende verantwoordelijkheden met zich mee. De medewerker brandpreventie:

1. maakt, samen met de specialist brandpreventie en de controleur brandpreventie, onderdeel uit van het cluster brandpreventie. Hierin fungeert de specialist brandpreventie als klankbord;

2. beoordeelt en adviseert op het gebied van brandpreventieve voorzieningen;

3. houdt zich bezig met werkzaamheden op het gebied van toezicht en handhaving;

4. geeft voorlichting en adviseert op het gebied van brandpreventie;

5. signaleert preparatieve en repressieve aandachtspunten.

   
 

Kern van de functie is behandeling van standaard vraagstukken.

2.1. Kerntaken

Kerntaak 1:. Adviseren bij standaard en niet-complexe plantoetsing

De medewerker brandpreventie adviseert bij standaard bouwvergunningen en niet-complexe milieuvergunningen en meldingen. Daarnaast behandelt hij vergunningen op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en Brandbeveiligingsverordening (BBV) in het kader van brandveilig gebruik. Adviseren bij en behandelen van gebruiksmeldingen en gebruiksvergunningen op basis van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken behoren ook tot de werkzaamheden.

Kerntaak 2:. Uitvoeren van inspecties brandpreventie

De medewerker brandpreventie voert (integrale brandveiligheids-) inspecties uit en rapporteert hierover.

Kerntaak 3:. Onderhouden van netwerken en relevante in- en externe contacten

De medewerker brandpreventie onderhoudt contacten met alle partners die van belang zijn voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden.

Kerntaak 4:. Geven van voorlichting over brandpreventie

De medewerker brandpreventie geeft voorlichting over zijn werkzaamheden aan diverse doelgroepen, zorgt voor informatieoverdracht aan de repressieve dienst en werkt mee aan voorlichtingscampagnes.

Functie: medewerker brandpreventie

Kerntaken

Organisatie

Omgeving

 

analyseren

oordelen

accuraat

flexibel

mondeling communiceren

onafhankelijk

samenwerken

Adviseren bij standaard en eenvoudige plantoetsing

1

1

1

   

1

1

Uitvoeren van inspecties brandpreventie

1

1

1

1

1

1

 

Onderhouden van netwerken en relevante in- en externe contacten

           

1

Geven van voorlichting over brandpreventie

       

1

   

Er zijn geen vakmatige en kenniscompetenties voor de medewerker brandpreventie vastgesteld.

In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.

3.1. Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria

Kerntaak 1:. Adviseren bij standaard en niet-complexe plantoetsing

Werkzaamheden

Bouw- en milieuvergunningen en meldingen

  • Neemt deel aan vooroverleg met internen (collega’s) en externen (o.a. afdeling Bouwtoezicht, afdeling Milieu en aanvrager c.q. diens gemachtigde).

  • Toetst het onderdeel brandveiligheid van de aanvraag op ontvankelijkheid.

  • Toetst standaardvergunningen (waarbij geen gelijkwaardigheid is toegepast) en stelt (bij milieuvergunningen en meldingen) indien nodig aanvullende eisen en/of voorwaarden op met betrekking tot:

  • - bouwkundige voorzieningen;

  • - installatietechnische voorzieningen (goedkeuring Programma van Eisen (PvE) e.d. (ook voor bouwplantoetsing)).

  • Stelt een schriftelijk advies op voor de vergunning verlenende afdelingen.

Vergunningen op basis van APV en BBV in het kader van het brandveilig gebruik

  • Neemt deel aan vooroverleg met internen (collega’s) en externen (o.a. afdeling Bouwtoezicht, afdeling Milieu en aanvrager c.q. diens gemachtigde).

  • Beoordeelt het onderdeel brandveiligheid van de aanvraag op ontvankelijkheid.

  • Beoordeelt de aanvraag inhoudelijk en stelt indien nodig aanvullende eisen en voorwaarden op.

  • Toetst het object aan de hand van tekeningen, eventueel ter plaatse.

  • Stelt een schriftelijk advies op voor de vergunning verlenende afdelingen.

Gebruiksmeldingen en gebruiksvergunningen op basis van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken

  • Neemt indien nodig deel aan vooroverleg met internen (collega’s) en externen (o.a. afdeling Bouwtoezicht, afdeling Milieu en aanvrager c.q. diens gemachtigde).

  • Beoordeelt de melding of de aanvraag gebruiksvergunning en stelt eventueel nadere voorwaarden.

  • Beoordeelt de organisatorische voorzieningen (bijv. ontruimingsplan).

  • Toetst het object aan de hand van tekeningen, eventueel ter plaatse.

  • Stelt een schriftelijk advies op voor de vergunning verlenende afdelingen.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Analyseren (1)

  • Oordelen (1)

  • Accuraat (1)

  • Onafhankelijk (1)

  • Samenwerken (1)

Beoordelingscriteria

  • Past de regelgeving en de achtergronden correct toe.

  • Is in staat om tijdig een helder, compleet en inhoudelijk goed schriftelijk advies voor de milieuvergunning of voor de bouwaanvraag op te stellen. Inhoudelijke kwaliteit wil zeggen dat het advies:

    • voldoet aan de regelgeving en achtergronden hiervan;

    • (t.a.v. de milieuvergunning) handhaafbaar is;

    • realistisch is.

  • Heeft overtuigingskracht d.w.z. dat hij zijn advies krachtig naar voren kan brengen zodat anderen ervoor gewonnen worden.

  • Weegt de belangen van betrokkenen.

  • Bereikt de doelen van het (voor)overleg: voor de andere partij is duidelijk wat er van hem verwacht wordt en wat hij terug kan verwachten.

  • Kan tekeningen lezen.

  • Heeft basiskennis op het gebied van installatietechniek.

  • Heeft een professionele beroepshouding.

Kerntaak 2:. Uitvoeren van inspecties brandpreventie

Werkzaamheden

  • Neemt dossier door, en vult het aan waar nodig.

  • Voert op locatie een (integrale brandveiligheids-)inspectie uit (aan de hand van een checklist): tijdens de bouw, periodiek tijdens het gebruik en n.a.v. klachten.

  • Geeft bij een inspectie, in samenwerking met andere inspectie-instellingen, op onderdelen een (schriftelijk) oordeel aan de vergunningverlener.

  • Neemt passende maatregelen bij direct levensbedreigende situaties.

  • Stelt inspectie-/controlerapport op voor de eigen organisatie (dossiervorming).

  • Voert (zo nodig) herinspectie uit.

  • Signaleert repressieve aandachtspunten en communiceert deze met de betreffende afdeling.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Analyseren (1)

  • Oordelen (1)

  • Accuraat (1)

  • Flexibel (1)

  • Mondeling communiceren (1)

  • Onafhankelijk (1)

Beoordelingscriteria

  • Is in staat om tijdig een helder, compleet en inhoudelijk goed inspectierapport op te stellen. Inhoudelijke kwaliteit wil zeggen dat duidelijk is:

    • wat geïnspecteerd is en met welk doel;

    • welke criteria daarbij gehanteerd zijn;

    • wat de bevindingen zijn;

    • welke eventuele vervolgactiviteiten voortvloeien uit de bevindingen.

  • Is in staat om te bepalen of repressief (veilig) optreden mogelijk is.

  • Houdt rekening met het gedrag van constructies en materialen bij brand.

  • Voert de inspectie correct uit: de inspectielijst is volledig en afgewerkt.

  • Gaat respectvol om met gebruikers van het te inspecteren object.

  • Heeft overtuigingskracht in woord en geschrift.

  • Is zowel mondeling als schriftelijk communicatief vaardig.

  • Heeft een professionele beroepshouding.

Kerntaak 3:. Onderhouden van netwerken en relevante in- en externe contacten

Werkzaamheden

  • Draagt informatie over aan collega’s van o.a. de afdelingen Proactie, Preparatie en Repressie en de gemeentelijke afdelingen.

  • Beoordeelt preventieve informatie op aanvalsplannen en bereikbaarheidskaarten.

  • Onderhoudt contacten met private relaties en publieke (vergunnings-) partners.

  • Neemt deel aan overlegvormen binnen de eigen organisatie.

  • Neemt deel aan project- en werkgroepen.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Samenwerken (1)

Beoordelingscriteria

  • Gebruikt zijn netwerk op het moment dat hij het nodig heeft.

  • Weet waar en bij wie hij welke kennis kan halen.

  • Heeft basiskennis van die preparatieve en repressieve activiteiten van de brandweer, die van belang zijn voor zijn vakgebied.

  • Heeft een professionele beroepshouding.

Kerntaak 4:. Geven van voorlichting over brandpreventie

Werkzaamheden

  • Geeft voorlichting m.b.t. brandveiligheidsaspecten:

    • aan klanten over vergunningen en ontruimingsplannen;

    • aan betrokkenen na een incident;

    • aan doelgroepen (zorginstellingen, horeca, scholen etc.);

    • aan (in)directe collega’s binnen de brandweer.

  • Heeft informatieoverdracht over brandpreventieve zaken t.b.v. de repressieve dienst.

  • Werkt mee aan voorlichtingscampagnes.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Mondeling communiceren (1)

Beoordelingscriteria

  • Is in staat informatie te geven die doel- en doelgroepgericht is.

  • Is in staat de informatie over te dragen overeenkomstig de voorwaarde van een goede presentatie.

  • Heeft het analytisch vermogen om tot een keuze te komen.

  • Heeft een professionele beroepshouding.

Bijlage A. behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement q. Functie medewerker operationele voorbereiding

Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub q Besluit personeel veiligheidsregio’s

1.1. Algemene informatie

Functienaam

Medewerker operationele voorbereiding

Beschrijving van de functie

De medewerker operationele voorbereiding werkt op een afdeling die zich bezighoudt met preparatie en voert daar (mono- en multidisciplinaire) werkzaamheden uit die nodig zijn om de repressieve dienst en de multidisciplinaire voorzieningen zo effectief en efficiënt mogelijk te laten functioneren. Afhankelijk van de invulling van de functie binnen het korps voert de medewerker operationele voorbereiding werkzaamheden op een of meer van de volgende gebieden uit:

• planvorming;

• materieelbeheer (onderhoud, vervanging en verbetering);

• opleiden en oefenen.

2.1. Kerntaken

Planvorming

Kerntaak 1:. Verlenen van logistieke ondersteuning

De medewerker operationele voorbereiding draagt er zorg voor dat de benodigde middelen op het juiste moment op de juiste plaats zijn zodat de repressieve taak goed uitgevoerd kan worden.

Kerntaak 2:. Leveren van informatie voor de operationele dienst

De medewerker operationele voorbereiding draagt zorg voor de controle van bluswatervoorzieningen (o.a. brandkranen), zoekt en verstrekt informatie aan de repressieve dienst over actuele wijzigingen in de infrastructuur in het verzorgingsgebied (bijvoorbeeld in de vorm van bereikbaarheid- en aanvalskaarten) en zoekt en verstrekt informatie aan de repressieve dienst over objecten, zoals de bereikbaarheid van veiligheidsvoorzieningen in objecten.

Materieelbeheer

Kerntaak 3:. Uitvoeren van taken op het gebied van materieel beheer

De medewerker operationele voorbereiding zorgt voor onderhoud van materieel en materiaal. Hij2adviseert zijn leidinggevende over nieuw aan te schaffen materieel en materiaal en geeft input voor beleid op het gebied van materieelbeheer. Hij verzorgt instructie over het gebruik van materieel en materiaal.

Functie: Medewerker operationele voorbereiding

Kerntaken

Organisatie

Omgeving

 

Innoveren/creativiteit

Problemen oplossen

Plannen, organiseren en coördineren

Flexibel

Daadkracht

Mondeling communiceren

Verlenen van logistieke

           

ondersteuning

   

1

1

1

 

Leveren van informatie voor de operationele dienst

1

 

1

   

1

Uitvoeren van taken op het gebied van onderhoud en aanschaf

1

1

 

1

 

1

Er zijn geen vakmatige en kenniscompetenties voor de medewerker operationele voorbereiding vastgesteld.

In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.

3.1. Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria

Kerntaak 1:. Verlenen van logistieke ondersteuning

Werkzaamheden

  • Stelt een logistiek verzorgingsplan op voor langdurig en grootschalig brandweeroptreden.

  • Draagt er zorg voor dat de benodigde middelen op het juiste moment op de juiste plaats zijn zodat de repressieve taak goed uitgevoerd kan worden.

  • Zorgt dat de voorraden ten behoeve van de repressieve dienst op orde zijn.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Plannen, organiseren en coördineren (1)

  • Flexibel (1)

  • Daadkracht (1)

Beoordelingscriteria

  • Kan planmatig en projectmatig werken.

  • Is in staat om flexibel te handelen en in te spelen op onmiddellijke behoeften.

  • Is in staat om er voor te zorgen dat de voorraden van de repressieve dienst op orde zijn.

  • Heeft kennis van de activiteiten van de brandweer die van belang zijn voor de logistieke ondersteuning van de repressieve dienst.

  • Is communicatief vaardig, zowel mondeling als schriftelijk.

  • Kent het netwerk van interne en externe partners.

  • Heeft kennis van de brandweerorganisatie en de multidisciplinaire partners.

Kerntaak 2:. Leveren van informatie voor de operationele dienst

Werkzaamheden

  • Draagt zorg voor de controle van bluswatervoorzieningen (o.a. brandkranen).

  • Zoekt en verstrekt informatie aan de repressieve dienst over actuele wijzigingen in de infrastructuur in het verzorgingsgebied (bijvoorbeeld in de vorm van bereikbaarheid- en aanvalskaarten).

  • Zoekt en verstrekt informatie aan de repressieve dienst over objecten, zoals de bereikbaarheid van veiligheidsvoorzieningen in objecten.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Innoveren/creativiteit (1)

  • Plannen, organiseren en coördineren (1)

  • Mondeling communiceren (1)

Beoordelingscriteria

  • Is in staat om de informatie te verzamelen die nodig is om de repressieve taak uit te voeren.

  • Kan op accurate wijze deze informatie verspreiden.

  • Is in staat om in samenwerking met de repressieve dienst plannen, procedures en instructies te ontwikkelen, te implementeren en te evalueren.

  • Is communicatief vaardig, zowel mondeling als schriftelijk.

  • Beschikt over overtuigingskracht.

  • Kan planmatig werken.

  • Is in staat om flexibel te handelen.

  • Heeft kennis van de activiteiten van de brandweer die van belang zijn voor de repressieve dienst.

  • Heeft kennis van relevante ontwikkelingen in het verzorgingsgebied.

  • Is bekend met het netwerk van interne en externe partners.

  • Heeft kennis van de brandweerorganisatie en de multidisciplinaire partners.

Kerntaak 3:. Uitvoeren van taken op het gebied van materieel beheer

Werkzaamheden

  • Draagt zorg voor onderhoud van materieel en materiaal.

  • Adviseert aan zijn leidinggevende over nieuw aan te schaffen materieel en materiaal.

  • Adviseert aan zijn leidinggevende over het beleid op het gebied van materieel beheer.

  • Draagt zorg voor gebruiksinstructie ten aanzien van materieel en materiaal.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Innoveren/creativiteit (1)

  • Problemen oplossen (1)

  • Flexibel (1)

  • Mondeling communiceren (1)

Beoordelingscriteria

  • Beschikt over relevante technische kennis en kan deze zonodig toepassen.

  • Is in staat om te bepalen aan welke eisen nieuw aan te schaffen materieel of materiaal moet voldoen.

  • Is op de hoogte van relevante ontwikkelingen en eisen op het gebied van arbeidsveiligheid.

  • Is op de hoogte van de relevante ontwikkelingen binnen het vakgebied t.a.v. materieel, materiaal en onderhoud.

  • Kan op een accurate wijze de gebruikersinformatie overdragen.

  • Is communicatief vaardig, zowel mondeling als schriftelijk.

  • Kan planmatig en projectmatig werken.

  • Is in staat om flexibel te handelen.

  • Heeft kennis van de organisatie en activiteiten van de brandweer.

  • Heeft kennis van relevante ontwikkelingen in het verzorgingsgebied.

  • Is bekend met het netwerk van interne en externe partners.

  • In staat om te gaan met tegenstrijdige belangen.

Bijlage A. behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement r. Functie medewerker opleiden en oefenen

Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub r Besluit personeel veiligheidsregio’s

1.1. Algemene informatie

Functienaam

Medewerker opleiden en oefenen

Beschrijving van de functie

De medewerker opleiden en oefenen is werkzaam op een afdeling die zich bezig houdt met voorbereiding. Hij draagt bij aan het opstellen, beheren en uitvoeren van het regionaal en/of gemeentelijk opleidings- en oefenbeleidsplan, zowel multi- als monodisciplinair. De medewerker opleiden en oefenen voert werkzaamheden uit op volgende gebieden:

• Het mede ontwikkelen van opleidings- en oefenbeleid en -trajecten (incl. bijscholing).

• Het organiseren van (grootschalige) opleidings- en oefentrajecten.

• De kwaliteitsbewaking van opleidings- en oefentrajecten.

   
 

Afhankelijk van de invulling van de functie binnen het korps, het district of de regio verricht de medewerker opleiden en oefenen werkzaamheden op een of meer van deze gebieden. Dat betekent dat niet alle werkzaamheden bij de kerntaken uit dit kwalificatieprofiel van toepassing hoeven te zijn.

   
 

De functie maakt deel uit van het cluster opleiden en oefenen (samen met de specialist opleiden en oefenen, de oefencoördinator, de docent en de instructeur). De medewerker opleiden en oefenen rapporteert aan de specialist opleiden en oefenen of aan het hoofd opleiden en oefenen.

2.1. Kerntaken

Kerntaak 1:. Draagt bij aan het ontwikkelen van beleid op het gebied van opleiden en oefenen

De medewerker opleiden en oefenen levert een inhoudelijke bijdrage aan het opstellen van het (meerjaren)beleid op het gebied van opleiden en oefenen en het regionaal of gemeentelijk jaarplan voor opleiden en oefenen. Hij draagt voor zijn eigen bijdrage zorg voor de afstemming van het meerjarenbeleid met opleidings- en oefenplannen van andere diensten en de behoefte van de werkomgeving (de eigen organisatie en die van de partners).

Kerntaak 2:. Coördineert de uitvoering van beleid

De medewerker opleiden en oefenen vertaalt het vastgestelde beleid in (regionale) opleidings- en oefentrajecten en draagt in overleg met het regionaal opleidingsinstituut en het regionaal oefenbureau zorg voor de uitvoering ervan.

Kerntaak 3:. Kwaliteitsbewaking

De medewerker opleiden en oefenen bewaakt de kwaliteit van de uitvoering van de opleidings- en oefentrajecten. Hij verzamelt evaluatiegegevens en vertaalt deze naar voorstellen voor mogelijke aanpassingen van beleid. De medewerker opleiden en oefenen is verantwoordelijk voor de registratie van relevante opleidings- en oefengegevens dan wel de organisatie daarvan.

Functie: medewerker opleiden en oefenen

Kerntaken

Organisatie

Omgeving

 

Leren en reflecteren

Plannen, organiseren en coördineren

Resultaatgericht

Flexibel

Daadkracht

Mondeling communiceren

Samenwerken

Bijdragen aan beleidsontwikkeling

1

1

     

1

1

Coördineert de uitvoering van beleid

1

2

1

1

1

1

2

Kwaliteitsbewaking

1

1

   

1

 

1

Er zijn geen vakmatige en kenniscompetenties voor de medewerker opleiden en oefenen vastgesteld.

In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.

3.1. Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria

Kerntaak 1:. Draagt bij aan het ontwikkelen van beleid op het gebied van opleiden en oefenen

Werkzaamheden

De medewerker opleiden en oefenen:

  • Levert een inhoudelijke bijdrage aan het opstellen van regionaal en/of gemeentelijk beleid voor opleiden en oefenen en maakt daarbij gebruik van regionale en landelijke richtlijnen.

  • Stelt op basis van evaluaties verbetervoorstellen op en draagt bij aan de vertaling naar en implementatie van nieuw beleid aangaande de inhoud en organisatie van toekomstige opleidings- en oefenactiviteiten.

  • Stemt samen met betrokkenen het (concept) meerjarig opleidings- en oefenbeleid af op vergelijkbare opleidings- en oefenplannen van andere diensten en op de behoefte van de werkomgeving (de eigen organisatie en die van de partners).

  • Inventariseert de bestaande en toekomstige vraag van de eigen organisatie en die van de partners op het gebied van opleiden en oefenen.

  • Zorgt voor een structuur om het opleidings- en oefenbeleid te implementeren.

  • Adviseert de specialist opleiden en oefenen.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Leren en reflecteren (1)

  • Plannen, organiseren en coördineren (1)

  • Mondeling communiceren (1)

  • Samenwerken (1)

Beoordelingscriteria

  • Heeft kennis en kunde van de personen, functies, netwerken, overlegstructuren en processen in de eigen organisatie en die van de partners.

  • Is in staat om beleidsinformatie aan te leveren die onderbouwd, relevant en duidelijk is.

  • Is in staat om verbetervoorstellen te vertalen naar de praktijk.

  • Heeft kennis van regionale en landelijke richtlijnen op het gebied van opleiden en oefenen.

  • Is in staat om de behoefte aan opleiden en oefenen te inventariseren.

  • Is een volwaardig (inhoudelijk) gesprekspartner voor alle betrokkenen o.a. doordat hij zich kan inleven in de belangen van deze betrokkenen.

Kerntaak 2:. Coördineert de uitvoering van beleid

Werkzaamheden

De medewerker opleiden en oefenen:

  • Stelt samen met andere betrokkenen het opleidings- en oefenjaarplan op.

  • Ontwikkelt en organiseert samen met andere betrokkenen opleidings- en oefentrajecten.

  • Vervult een rol bij de uitvoering van opleidings- en oefentrajecten in zowel mono- als multidisciplinaire contexten.

  • Coördineert de inzet van de functionarissen die betrokken zijn bij opleidings- en oefentrajecten.

  • Communiceert het opleidings- en oefentraject naar alle direct bij opleiden en/of oefenen betrokken functionarissen.

  • Regelt opleidings- en oefenfaciliteiten.

  • Stelt zonodig een begroting op voor een kleinschalige opleiding of oefening.

  • Draagt zorg voor de registratie van opleidingen en/of oefeningen of de organisatie daarvan.

  • Organiseert (tussentijdse) toetsen, examens en beoordelingsmomenten.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Leren en reflecteren (1)

  • Plannen, organiseren en coördineren (2)

  • Resultaatgericht (1)

  • Flexibel (1)

  • Daadkracht (1)

  • Mondelinge communicatie (1)

  • Samenwerken (2)

Beoordelingscriteria

  • Kan een jaarplan opstellen volgens regionale richtlijnen.

  • Kan in mono- en multidisciplinair verband (een bij-)scholing en/of oefening organiseren.

  • Heeft kennis van de personen, functies, netwerken, overlegstructuren en processen in het werkgebied (de eigen organisatie en die van de partners).

  • Is in staat om een begroting voor kleinschalige opleidingen of oefeningen op te stellen.

  • Is in staat om opleidingen en oefeningen te registreren en deze registraties te raadplegen.

  • Heeft kennis van de relevante reglementen en richtlijnen voor opleiden, examineren en oefenen.

Kerntaak 3:. Kwaliteitsbewaking

Werkzaamheden

  • Monitort de kwaliteit van de uitvoering van een mono- of multidisciplinaire opleiding of oefening.

  • Ontwikkelt en organiseert samen met andere betrokkenen het evaluatietraject voor een mono- of multidisciplinaire opleiding of oefening.

  • Verzamelt en verwerkt relevante (evaluatie)gegevens en maakt daarbij gebruik van de beschikbare middelen.

  • Rapporteert de resultaten van de evaluatie.

  • Vertaalt evaluatiegegevens naar verbetervoorstellen voor het beleid en/of de uitvoering.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Leren en reflecteren (1)

  • Plannen, organiseren en coördineren (1)

  • Daadkracht (1)

  • Samenwerken (1)

Beoordelingscriteria

  • Kan, zowel in een mono- als multidisciplinaire context, de kwaliteit van een (bij)scholing- en/of oefentraject bewaken.

  • Is in staat een mondelinge of schriftelijke evaluatie (mede) te ontwikkelen en uit te voeren.

  • Kan het belang van evalueren omschrijven.

  • Is in staat om (evaluatie)gegevens te verzamelen en te verwerken.

  • Is in staat om de uitkomsten van een evaluatie te analyseren en te verwerken in een rapportage.

  • Is in staat om de evaluatiegegevens te vertalen naar concrete verbetervoorstellen voor beleid en/of uitvoering.

Bijlage A. behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement s. Functie meetplanleider

Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub s Besluit personeel veiligheidsregio’s

1.1. Algemene informatie

Functienaam

Meetplanleider (MPL)

Beschrijving van de functie

Evenals de Adviseur Gevaarlijke Stoffen (AGS) is de MPL een specialist op het gebied van gevaarlijke stoffen. De MPL wordt ingezet in het effectgebied als dit volgens de ‘inzetprocedure gevaarlijke stoffen’ of andere relevante procedures gewenst is. Meestal wordt de MPL ingezet vanaf GRIP2 of wanneer de leidinggevende om zijn inzet verzoekt.

   
 

De MPL zorgt voor het aansturen en coördineren van de meetploegen die in het effectgebied metingen moeten verrichten. Hij ¹ interpreteert en analyseert de aan hem doorgegeven waarnemings- en meetresultaten. Aan de hand van gegevens uit het incident is de MPL in staat om een inschatting te maken van de grootte van het effectgebied en de daarbij horende risico’s voor de bevolking in dat effectgebied. Op grond van zijn bevindingen adviseert hij het hoofd stafsectie brandweer en de AGS over de te nemen noodzakelijke maatregelen.

   
 

De MPL werkt nauw samen met de AGS voor wat betreft informatie-uitwisseling. Als hulpmiddelen maakt de MPL gebruik van naslagwerken, mallen, plotgegevens en OGS-software. De MPL treedt op als backoffice ten behoeve van de AGS. Bij meer complexe incidenten zal een (tweede) AGS optreden als adviseur van het OT en/of als intermediair tussen lokaal commando, externe deskundigheid en bestuur voor informatie gerelateerd aan gevaarlijke stoffen.

¹ Overal waar in deze bijlage ‘hij’ wordt geduid kan ook ‘zij’ worden gelezen.

2.1. Kerntaken

Kerntaak 1:. Analyseren en beoordelen van effecten van incidenten

Op basis van de gegevens die de MPL van de AGS en de meetploegen krijgt, analyseert en beoordeelt de MPL de mogelijke gevolgen van een incident voor de omgeving. Analytisch vermogen is hierbij van belang.

Kerntaak 2:. Vormen advies

Op basis van de beschikbare gegevens vormt de MPL adviezen over de maatregelen in het effectgebied. Hierbij houdt hij rekening met mogelijke ontwikkelingen van het incident, de operationele mogelijkheden en houdt hij rekening met de multidisciplinaire belangen van betrokkenen. Dit doet hij in nauwe samenwerking met de GAGS.

Kerntaak 3:. Optreden als MPL (overdragen advies en samenwerken met betrokken partijen) bij incidenten met gevaarlijke stoffen

Onder turbulente omstandigheden verifieert de MPL de inschatting van het effectgebied door het leiden van de meetplanorganisatie. De MPL brengt een gefundeerd en toepasbaar advies uit op basis van kerntaak 1 en 2. Flexibiliteit, werken onder tijdsdruk, omgaan met keuzes en dilemma’s, rekening houden met betrokken partijen en afstemming met de AGS spelen een belangrijke rol. Communicatie en informatie zijn hierbij van groot belang.

Functie: meetplanleider

Kerntaken

Organisatie

Omgeving

 

Analyseren

Plannen, organiseren en coördineren

Accuraat

Oordelen

Daadkracht

Inleven

Communiceren

Samenwerken

Analyseren en beoordelen van effecten van incidenten

2

 

3

3

3

3

2

3

Vormen van advies

2

         

2

 

Optreden als MPL bij incidenten met gevaarlijke stoffen

 

2

3

     

2

3

Vakgebieden

Professie

Niveau

Basis

Overdracht

Expert

Risico’s en Veiligheid

 

*

 

Incidentbestrijding

 

*

 

In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt

3.1. Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria

Kerntaak 1:. Analyseren en beoordelen van effecten van incidenten

Werkzaamheden

Op basis van de gegevens die de MPL van de AGS en de meetploegen krijgt, analyseert en beoordeelt de MPL de mogelijke gevolgen van een incident voor de omgeving. Analytisch vermogen is hierbij van belang.

Dit brengt de volgende werkzaamheden met zich mee:

  • Verzamelt informatie bij verschillende bronnen:

    • over incident: bij meldkamer/alarmcentrale en AGS

    • actief raadplegen (externe) informatiebronnen

    • volgen incidentontwikkeling (incl. bestrijding).

  • Stelt, aan de hand van de gegevens over het incident, een meet- en of verkenningsstrategie op.

  • Maakt een analyse van de:

    • grootte van het effectgebied

    • de indeling in hot-warm-cold zone

    • mogelijke risico’s voor de bevolking in het effectgebied op basis van interventiewaarden in samenwerking met de GAGS

    • de noodzaak om meetploegen in te zetten

    • acute noodzaak voor alarmering van de bevolking op basis van eerste informatie.

  • Interpreteert meet- en verkennings gegevens en trekt hieruit conclusies over:

    • de verspreiding van gevaarlijke stoffen

    • het al dan niet bijstellen van de indeling in hot-warm-cold zone

    • de noodzaak van het treffen van maatregelen voor de bevolking in de hot-warm-cold zone.

  • Denkt vooruit in het incident, houdt rekening met scenario-ontwikkeling en het tijdspad.

Vraagt indien nodig een second opinion aan.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren MPL

  • Analyseren (2)

  • Accuraat (3)

  • Oordelen (3)

  • Daadkracht (3)

  • Inleven (3)

  • Communiceren (2)

  • Samenwerken (3)

Beoordelingscriteria

  • Eigen tempo aansluiten op tempo incident, vooruit denken in incident, proactief.

  • Kwaliteit/relevantie van de wijze van analyse.

  • Kunnen analyseren van meetresultaten

  • Kunnen en durven bijstellen van de meetstrategie en het advies.

  • Analytisch vermogen op afstand.

Kerntaak 2:. Vormen advies

Werkzaamheden

Op basis van de beschikbare gegevens vormt de MPL adviezen over de maatregelen in het effectgebied. Hierbij houdt hij rekening met mogelijke ontwikkelingen van het incident, de operationele mogelijkheden en houdt hij rekening met de multidisciplinaire belangen van betrokkenen. Dit doet hij in nauwe samenwerking met de AGS.

Dit brengt de volgende werkzaamheden met zich mee:

  • Vormt een advies over:

    • de mogelijke concentratiecontouren voor de verschillende interventiewaarden en de vertaling daarvan in de hot-warm-cold zone

    • te nemen maatregelen ten bate van de bescherming van hulpverleners (multidisciplinair) en de bevolking gerelateerd aan de hot-warm-cold zone

    • te nemen maatregelen ter beperking van schade in het effectgebied

    • gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen in het effectgebied

    • waarschuwen/alarmeren van de omgeving bij acuut gezondheidsgevaar (bij concentraties > LBW/AGW)

    • andere, voor de bestrijding van het incident noodzakelijke, informatie.

  • Vertaalt zijn bevindingen naar een gemotiveerd advies in de vorm van een plot met voorgestelde maatregelen voor het hoofd stafsectie brandweer en de (tweede) AGS.

    Stelt, bijvoorbeeld op basis van ontwikkelingen of second opion, het advies bij.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren MPL

  • Analyseren (2)

  • Communiceren (2)

Beoordelingscriteria

  • Structureren, prioriteiten stellen.

  • Adviezen zijn inhoudelijk correct en overzichtelijk.

  • Adviezen zijn geloofwaardig (op maat/proportionaliteit), kort en krachtig en passend bij het tijdspad van het incident.

Kerntaak 3:. Optreden als MPL (overdragen advies en samenwerken met betrokken partijen) bij incidenten met gevaarlijke stoffen

Werkzaamheden

Onder turbulente omstandigheden verifieert de MPL de inschatting van het effectgebied door het leiden van de meetplanorganisatie. De MPL brengt een gefundeerd en toepasbaar advies uit op basis van kerntaak 1 en 2. Flexibiliteit, werken onder tijdsdruk, omgaan met keuzes en dilemma’s, rekening houden met betrokken partijen en afstemming met de AGS spelen een belangrijke rol. Communicatie en informatie zijn hierbij van groot belang.

Dit brengt de volgende werkzaamheden met zich mee:

  • Bij acute noodzaak voor alarmering van de bevolking op basis van eerste informatie:

    • informeert de verantwoordelijk functionaris voor het activeren van de procedure voor het waarschuwen van de bevolking

    • bepaalt en controleert de geactiveerde sirenes

    • controleert of bijbehorende procedures, zoals voorlichting en opschaling, uitgevoerd worden.

  • Geeft uitvoering aan de meetstrategie en stemt deze af met de AGS; stelt deze zonodig bij op basis van meetresultaten.

  • Stuurt meetploegen aan:

    • bepaalt locatie meetpunten

    • bepaalt de meetmethode

    • bepaalt het noodzakelijke beschermingsniveau van de meetploegen

    • geeft duidelijke opdrachten aan de meetploegen.

  • Werkt samen met:

    • AGS (in brongebied of adviseur OT, second opinion)

    • centralist (informatie en aansturen meetploegen)

    • hoofd stafsectie brandweer

    • andere hulpdiensten.

  • Volgt het incident- en bestrijdingsverloop ten behoeve van kerntaak 1.

Informeert en draagt advies voortvloeiend uit kerntaak 2 over aan hoofd stafsectie brandweer en AGS.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren MPL

  • Plannen, organiseren en coördineren (2)

  • Accuraat (3)

  • Communiceren (2)

  • Samenwerken (3)

Beoordelingscriteria

  • Eigen tempo aansluiten op tempo incident, vooruit denken in incident, proactief.

  • Effectief blijven functioneren onder turbulente omstandigheden en grote druk.

  • Op een daadkrachtige en veilige wijze aansturing geven aan meetploegen.

  • Werkwijze en advies motiveren (met vakinhoudelijke argumenten) en uitleggen, uitvoerbaarheid bespreken, communiceren en informeren.

  • Gevraagd en ongevraagd adviseren.

  • Daadkrachtig en zelfverzekerd maar flexibel.

  • Rekening houden met betrokken partijen, met oog voor de verschillende belangen (ook multidisciplinair).

Bijlage A. behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement t. Functie oefencoördinator

Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub t Besluit personeel veiligheidsregio’s

1.1. Algemene informatie

Functienaam

Oefencoördinator

Beschrijving van de functie

De oefencoördinator:

1. maakt deel uit van het vakgebied opleiden en oefenen en werkt samen met de Specialist opleiden en oefenen, de medewerker opleiden en oefenen, de instructeur en de oefenleider;

2. opereert hoofdzakelijk monodisciplinair;

3. implementeert het oefenbeleid door het te vertalen in een oefenprogramma;

4. is verantwoordelijk voor de uitvoering van het oefenprogramma;

5. evalueert de oefeningen en bewaakt de oefenkwaliteit.

2.1. Kerntaken

Kerntaak 1:. Bijdragen aan beleidsvorming op het gebied van oefenen

De oefencoördinator levert een bijdrage aan de beleidsvorming op het gebied van oefenen. Hij 3maakt daarbij gebruik van zijn kennis op het gebied van de oefenbehoefte, de leerpunten uit incidenten en de evaluatie van oefenactiviteiten.

Kerntaak 2:. Vertalen van oefenbeleid naar jaarlijkse oefendoelen en thema’s

De oefencoördinator ontwikkelt oefenprogramma’s binnen de daarvoor geldende randvoorwaarden. Hij werkt daarvoor samen met de Specialist opleiden en oefenen.

Kerntaak 3:. Coördineren en uitvoeren van het oefenprogramma

De oefencoördinator zorgt ervoor dat het oefenprogramma daadwerkelijk uitgevoerd wordt.

Kerntaak 4:. Evalueren en kwaliteitszorg

De oefencoördinator evalueert en registreert de oefenresultaten en levert hiermee een bijdrage aan kwaliteitszorg.

Functie: oefencoördinator

Kerntaken

Organisatie

Omgeving

 

Innoveren en creativiteit

Plannen, organiseren en coördineren

Resultaat gericht

Analyseren

Probleem oplossen

Oordelen

Daadkracht

Mondeling communiceren

Flexibiliteit

Bijdragen aan beleidsvorming op het gebied van oefenen

 

1

 

1

   

1

1

 

Vertalen van oefenbeleid naar jaarlijkse oefendoelen en thema’s

1

1

1

1

   

1

1

 

Coördineren en uitvoeren van het oefenprogramma

1

1

1

1

1

 

1

1

1

Evalueren en kwaliteitszorg

1

 

1

1

 

1

1

1

 

Er zijn geen vakmatige en kenniscompetenties voor de oefencoördinator vastgesteld.

In supplement gg is de competentiematrix uitgewerkt.

3.1. Uitwerking kerntaken en beoordelingscriteria

Kerntaak 1:. Bijdragen aan beleidsvorming op het gebied van oefenen

Werkzaamheden

  • Draagt bij aan beleid door in overleg met de korpsleiding en/of de specialist opleiden en oefenen:

    • de oefenbehoefte vast te stellen;

    • de leerpunten van (lokale) incidenten en evaluatiegegevens van voorgaande oefeningen te vertalen naar beleid betreffende de inhoud en organisatie van toekomstige oefenactiviteiten;

    • op basis van input van de specialist opleiden en oefenen het meerjarig oefenbeleid af te stemmen met regionale en landelijke richtlijnen en met de behoefte van de werkomgeving;

    • oefenplannen van het eigen korps te vergelijken met soortgelijke oefenplannen van andere diensten.

  • Neemt deel aan overlegstructuren binnen het eigen vakgebied.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Plannen, organiseren en coördineren (1)

  • Analyseren (1)

  • Daadkracht (1)

  • Mondeling Communiceren (1)

Beoordelingscriteria

  • Is in staat om met overtuiging en onderbouwd zijn bijdrage te leveren aan het ontwikkelen van beleid.

  • Moet een beperkte probleemanalyse kunnen maken.

  • Stelt zich op als volwaardig gesprekspartner doordat hij zich kan inleven in belangen van anderen en dit objectief weet te vertalen in adviezen (op zijn niveau) ten aanzien van het beleid.

  • Weet de juiste probleemeigenaar (functionaris) voor acties uit de evaluaties aan te spreken.

Kerntaak 2:. Vertalen van oefenbeleid naar jaarlijkse oefendoelen en thema’s

Werkzaamheden

  • Ontwikkelt i.s.m. de specialist opleiden en oefenen oefenprogramma’s voor de reguliere taak (basisbrandweerzorg en specialismen) en grootschalig optreden (afhankelijk van de grootte van het korps).

  • Structureert en implementeert het oefenbeleid.

  • Hanteert de oefensystematiek zoals gepresenteerd in de (actuele) Leidraad Oefenen.

  • Stemt de oefenfrequentie af op in het beleid vastgelegde behoefte.

  • Stemt het oefenprogramma af op de randvoorwaarden: budget, beschikbaarheid personeel, planning en faciliteiten.

  • Signaleert uitvoeringsproblemen bij het vertalen van beleid en komt met oplossingen.

  • Verwerkt leerpunten ten aanzien van de randvoorwaarden in het nieuwe programma.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Innoveren en creativiteit (1)

  • Plannen, organiseren en coördineren (1)

  • Resultaatgericht (1)

  • Analyseren (1)

  • Daadkracht (1)

  • Mondeling communiceren (1)

Beoordelingscriteria

  • Kan de oefensystematiek uitleggen.

  • Kan de oefensystematiek toepassen.

  • Plant het oefenprogramma op basis van de randvoorwaarden.

  • Is in staat een aantrekkelijk programma neer te zetten wat geaccepteerd wordt in de doelgroep en waarbij de vooraf bepaalde oefendoelen gehaald worden.

  • Draagt het oefenprogramma uit en creëert daarmee draagvlak en acceptatie.

Kerntaak 3:. Coördineren en uitvoeren van het oefenprogramma

Werkzaamheden

  • Vertaalt het oefenprogramma naar een planning.

  • Communiceert het oefenprogramma binnen de eigen organisatie en richting overige betrokkenen.

  • Stemt in geval van gezamenlijke oefeningen af met betrokken partijen.

  • Coördineert de planning van de inzet van vakinhoudelijk deskundigen, oefenleiders, ensceneerders, veiligheidsfunctionarissen, waarnemers, beoordelaars en overige betrokkenen tijdens de voorbereiding en in de uitvoering.

  • Beslist over aanpassingen in de uitvoering van het oefenprogramma (in overleg met de specialist opleiden en oefenen).

  • Regelt oefenfaciliteiten.

  • Bewaakt het budget voor de uitvoering van het oefenprogramma.

  • Begroot de kosten van een oefening.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Innoveren en creativiteit (1)

  • Plannen, organiseren en coördineren (1)

  • Resultaatgericht (1)

  • Analyseren

  • Probleemoplossen (1)

  • Daadkracht (1)

  • Mondeling Communiceren (1)

  • Flexibel (1)

Beoordelingscriteria

  • Zorgt dat tijdig alle juiste middelen en personen beschikbaar zijn om de oefening uit te kunnen voeren.

  • Communiceert op de juiste wijze met de verschillende betrokkenen elk op hun eigen niveau (inlevingsvermogen).

  • Speelt snel en flexibel in op wijzigingen in randvoorwaarden zoals: planning en de beschikbaarheid middelen, personen en faciliteiten.

  • Blijft bij het behalen van zijn oefendoelen binnen het budget en maakt daarbij op creatieve wijze keuzes.

  • Kan een oefening realistisch begroten.

  • Maakt vooraf een juiste inschatting van de veiligheidsaspecten bij een oefening.

Kerntaak 4:. Evalueren en kwaliteitszorg

Werkzaamheden

  • Houdt de registratie van oefeningen bij.

  • Evalueert tussentijds de voortgang en het rendement van de uitvoering van het oefenprogramma.

  • Verzorgt de eindevaluatie van de oefencyclus.

  • Bericht over de resultaten aan de betrokkenen, de leidinggevende en de specialist opleiden en oefenen.

  • Gebruikt de evaluatiegegevens voor eventuele bijstelling van het oefenprogramma.

  • Levert input met betrekking tot normstelling voor het oefenbeleidsplan.

Vereiste competenties en niveaus van functioneren

  • Innoveren en creativiteit (1)

  • Resultaatgericht (1)

  • Analyseren (1)

  • Oordelen (1)

  • Daadkracht (1)

  • Mondeling Communiceren (1)

Beoordelingscriteria

  • Houdt accuraat de registratie bij in de hem daarvoor beschikbaar staande systemen of middelen.

  • Kan het belang van registreren motiveren.

  • Weet op juiste wijze de evaluatiegegevens te vertalen naar verbeterpunten voor het oefenprogramma en kan deze toelichten.

  • Kan uitleg geven over de wijze van registreren en evalueren in het kader van kwaliteitszorg.

Bijlage A. behorende bij artikel 1 lid 1 Regeling personeel veiligheidsregio’s

Supplement u. Functie officier van dienst

Functie zoals genoemd in artikel 2 lid 1 sub u Besluit personeel veiligheidsregio’s

1.1. Algemene informatie

Functienaam: officier van dienst (OvD)

Beschrijving van de functie: De officier van dienst:

  • 1. vervult vier rollen. Elke rol brengt verschillende verantwoordelijkheden met zich mee en vereist andere competenties. De vier rollen van de OvD zijn leiding geven aan de brandweereenheden bij repressief optreden, initiëren en coördineren van motorkapoverleg bij multidisciplinair repressief optreden, lid van het Commando Plaats Incident (CoPI) namens de Brandweer en medewerker in het actiecentrum Brandweerzorg. In één incident kan een OvD meerdere rollen vervullen.

  • 2. werkt in de repressieve dienst van de Brandweer. Hij voert zijn werkzaamheden, afhankelijk van de rol, in verschillende omgevingen zoals het incidentterrein, het CoPI en het actiecentrum Brandweer, uit.

  • 3. zijn functie bevindt zich functioneel tussen de bevelvoerder en de Taakcommandant Brandweer of de Algemeen Commandant Brandweerzorg. De OvD geeft bij repressief optreden leiding aan de bevelvoerders. Bij grootschalig repressief optreden is de OvD pelotonscommandant, en staat hij onder bevel van de Taakcommandant Brandweer. De OvD is gelijkwaardig lid van het motorkapoverleg. In het CoPI staat de OvD onder leiding van de Leider CoPI als het gaat om de multidisciplinaire samenwerking. De OvD staat als het gaat om het monodisciplinaire optreden onder leiding van de Algemeen Commandant Brandweerzorg. Dit geldt voor zowel de rol als lid van het CoPI als voor de rol van medewerker in het actiecentrum Brandweerzorg.

  • 4. kan te maken krijgen met zowel kleine als grootschalige incidenten die zowel kleine als grote politiek-maatschappelijke impact kunnen hebben. De OvD moet een analyse maken van het incident, de verwachte ontwikkeling van het incident en het daarbij meest passende brandweeroptreden. Daarbij moet in acht worden genomen dat het incident over het algemeen dynamisch is en kan plaatsvinden in een slecht overzichtelijke omgeving. De OvD heeft daarbij te maken met verschillende verwachtingen vanuit de omgeving (mono versus multi) en maatschappelijke belangen. Tijdens het optreden moet de OvD functioneren onder tijdsdruk en kan hij te maken hebben met mentale belasting.

2.1. Kerntaken en taakgebieden

Kerntaak 1:. leidinggeven aan brandweereenheden bij de bestrijding van het incident

De OvD maakt een analyse van het incident en de te verwachten incidentontwikkeling. Op basis hiervan besluit de OvD tot een passende brandweerinzet en geeft leiding aan de uitvoerende brandweerprocessen in het veld. Bij grootschalig repressief optreden is de OvD pelotonscommandant en staat dan onder leiding van de Taakcommandant Brandweer.

Kerntaak 2:. initiëren en coördineren van multidisciplinaire samenwerking

Bij multidisciplinair repressief optreden kan de OvD het multidisciplinaire overleg in het motorkapoverleg opstarten en coördineren en schaalt zo nodig op naar GRIP 1 of 2.

Kerntaak 3:. deelnemen aan het CoPI

Bij multidisciplinair optreden vertegenwoordigt de OvD de brandweer in het CoPI in de rol van Taakcommandant Brandweer (deze rol wordt in opgeschaalde situaties door de Hoofd Officier van Dienst (HOvD) ingevuld). Draagt bij aan het totaalbeeld door multidisciplinair relevante aspecten uit de monodisciplinaire inzet in te brengen. Stemt af met de multipartners en draagt bij aan het teamresultaat. Vertaalt de multidisciplinaire besluiten uit het CoPI naar monodisciplinaire acties.

Kerntaak 4:. deelnemen aan het actiecentrum Brandweerzorg

Bij grootschalig monodisciplinair optreden of bij multidisciplinair repressief optreden adviseert, ondersteunt en informeert de OvD de Algemeen Commandant Brandweerzorg in het actiecentrum Brandweerzorg. Levert een bijdrage aan de operationele brandweerprocessen.

Competentiematrix

Kerntaken

Competenties

 

Accuraat

Stressbestendig

Samenwerken

Analyseren

Plannen, organiseren en coördineren

Maatschappelijk georiënteerd

Mondeling communiceren

Daadkracht

Inleven

Leren en reflecteren

   

leidinggeven aan brandweereenheden bij de bestrijding van het incident

2

3

2

2

2

2

2

3

2

2

   

initiëren en coördineren van multidisciplinaire samenwerking

2

2

2

2

2

2

2

3

2

2

   

deelnemen aan het CoPI

3

2

3

2

2

2

2

3

2

2

   

deelnemen aan het actiecentrum Brandweerzorg

2

1

2