Afkoop eigen risico bij autoverhuur (1989)

[Regeling vervallen per 10-07-2018.]
Geraadpleegd op 26-04-2024.
Geldend van 06-11-1989 t/m 09-07-2018

Besluit van 6 november 1989, nr. VB 89/1905

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten

  • 1. Bij brief van 04-08-1988, nr. VB88/1246, Infobulletin volgnr. 88/542, is een faciliteit getroffen i.v.m. de geconstateerde bijzondere samenloop van o.b. en assurantiebelasting verschuldigd t.z.v. het bij de verhuur van auto's berekende bedrag aan "afkoop eigen risico.

    Autoverhuurbedrijven brengen dit bedrag naast de overeengekomen huurprijs aan de huurder in rekening, als de huurder zich wenst in te dekken tegen het risico van aan de gehuurde auto op te lopen en voor rekening van de huurder komende schade.

    De faciliteit houdt in dat het bedrag aan "afkoop eigen risico" voor de heffing van o.b. tot nader order op analoge wijze als de casco-premie wordt behandeld, onder de voorwaarde dat ook daadwerkelijk assurantiebelasting wordt betaald.

    Mij is vanuit de branche van de autoverhuur aangegeven dat de faciliteit slechts in weinig gevallen uitkomst biedt.

    Dit blijkt het gevolg te zijn van het feit dat er niet steeds een afzonderlijke casco-premie aan de huurder wordt berekend en aan een verzekeraar wordt doorbetaald, zodat niet sprake is van een met een doorlopende post gelijk te stellen bedrag -een zgn. quasi-doorlopende post- in de zin van art. 4, letter b Uitv.Besl. OB'68.

    Dit laatste is immers een uitdrukkelijke voorwaarde verbonden aan de faciliteit: het bedrag aan "afkoop eigen risico" blijft enkel buiten de heffing van o.b. indien de casco-premie daarbuiten blijft.

    Praktisch gezien betekent e.e.a. dat de aldus geboden faciliteit qua uitwerking niet geheel beantwoordt aan de bedoelingen ervan.

    In deze omstandigheid heb ik aanleiding gevonden de faciliteit voorshands nader aan te vullen met de mogelijkheid per 01-01-1990 het bedrag aan "afkoop eigen risico" buiten de heffing van o.b. te laten, mits terzake wordt afgezien van de aanspraak op de aftrek van voorbelasting.

    Uiteraard geldt ook hier de eis dat daadwerkelijk assurantiebelasting wordt betaald.

    Overigens behoeft voor wat betreft het o.b.-aspect van het bedrag aan "afkoop eigen risico" op het verleden niet te worden teruggekomen.

  • 2. Het komt vaak voor dat bedrijven een verzekerde auto verhuren tegen een all-in-prijs zonder afzonderlijke berekening van een casco-premie, terwijl het risico van casco-schade niet wordt ondergebracht bij een verzekeraar maar zelf wordt gedragen d.m.v. fondsvorming in eigen beheer ter dekking van de schade.

    In dat geval kan niet een voor de heffing van assurantiebelasting relevante verzekeringsprestatie worden onderkend, anders dan de verzekeringsprestatie i.v.m. het eventueel in rekening gebrachte bedrag aan "afkoop eigen risico.

    Wel is over de all-in-prijs o.b. verschuldigd.

  • 3. M.b.t. de in punt 5 van de brief van 04-08-1988 genoemde verzekeringen - bijv. reisverzekeringen en ongevallenverzekeringen- zij erop gewezen dat deze verzekeringen voor de heffing van o.b. afzonderlijk -los van de verhuur van de auto- in aanmerking worden genomen.

    De voor deze prestaties berekende bedragen blijven uit hoofde van art. 11, lid 1, letter k OB'68 buiten de heffing van o.b. en kunnen dus niet worden aangemerkt als zgn. quasi-doorlopende posten.

    Verder gaat het hier niet om zodanig bijkomstige prestaties dat terzake het aftrekrecht op enigerlei wijze in stand zou kunnen blijven.

    Overigens zijn ongevallen- en ladingverzekeringen vrijgesteld van assurantiebelasting.

Naar boven