Omzetbelasting, toelichting Tabel I

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010.]
Geraadpleegd op 11-12-2023.
Geldend van 06-01-2010 t/m 09-06-2010

Omzetbelasting, toelichting Tabel I

De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit is een actualisering van het besluit van 27 september 2007, nr. CPP 2007/536M ( Tabel I).

Er is een aantal tekstuele en inhoudelijke wijzigingen opgenomen. De inhoudelijke wijzigingen betreffen:

  • paragraaf 3.2.8: bij de splitsing van één vergoeding voor verschillende te onderscheiden diensten dient belastingplichtige uit te gaan van de marktwaarde van soortgelijke prestaties (marktwaardemethode), tenzij hij kan aantonen dat de methode van de werkelijke kosten een juister beeld geeft van de aan de te onderscheiden prestaties toe te rekenen vergoeding;

  • paragraaf 4.4: de prestatie van het in pension houden van paarden valt in drie delen te splitsen, te weten de verzorging (algemene tarief), de verhuur van de box (vrijgesteld) en het gelegenheid geven tot sportbeoefening (verlaagde tarief). Er worden richtlijnen gegeven voor de toerekening van de vergoeding aan de te onderscheiden prestaties;

  • post a 6: handalcoholen zijn nadrukkelijk uitgesloten van de toepassing van de post. De verwerkingsset van het intercept blood system valt onder het verlaagde tarief. De INOmax-therapie, bestaande uit inhalatiegas en de daarbij behorende apparatuur voor de behandeling van pulmonaire hypertensie bij pasgeborenen valt onder de post;

  • post a 8: luierbroekjes voor grotere kinderen, zijn onder de post gebracht;

  • post a 30: zoals opgenomen in het Belastingplan 2010 zijn alle andere dan papieren fysieke dragers waarop de inhoud van een boek is aangebracht onder de post gebracht. Dit geldt ook voor digitale educatieve informatie die is aangebracht op fysieke dragers en die kennelijk uitsluitend of nagenoeg uitsluitend is bestemd voor informatieoverdracht in het onderwijs. Borduur- en handwerkpatronen zijn boeken mits zij voldoen aan een aantal voorwaarden;

  • post a 32: de bijkomende verrichtingen bij de levering en het transport van gas zijn onder het verlaagde tarief gerangschikt. De procedure met betrekking tot de verklaring die de tuinbouwer aan de leverancier dient te verstrekken is aangepast;

  • post a 34: trippelstoelen zijn onder het verlaagde tarief gerangschikt. De tentopbouw die speciaal is vervaardigd en bestemd voor het hooglaagbed valt onder de post;

  • post a 35: een AED (automatische externe defibrillator) is aan te merken als een hart- en spierstimulator als bedoeld in de post. Hulphonden zijn per 1 januari 2010 onder het verlaagde tarief gerangschikt;

  • post a 36: de verhuur van de onder de post vallende producten (hulpmiddelen voor diabetici) valt onder het verlaagde tarief;

  • post a 37: katheters die worden gebruikt voor dotteren vallen onder de post. De verhuur van de onder de post vallende producten (medische hulpmiddelen) valt onder het verlaagde tarief;

  • post b 2: bij het Belastingplan 2010 is de verhuur van de in post a 30 bedoelde goederen onder het verlaagde tarief gerangschikt;

  • post b 3: clinics vallen onder de post als de betreffende ondernemer tevens het recht verleent gebruik te maken van een sportaccommodatie. Een vliegveld voor zweefvliegactiviteiten (vereniging) is een sportaccommodatie. Hathayoga is een vorm van actieve sportbeoefening;

  • post b 8: het schilderen en stukadoren van woningen na meer dan twee jaren na het tijdstip van eerste ingebruikneming is per 15 september 2009 onder het verlaagde tarief gerangschikt; een verwijzing naar het aanbrengen van isolatiemateriaal in onderdeel 5.4 is verwijderd in verband met de inwerkingtreding van post b 19;

  • post b 9: het taxi vervoer van personen over de weg anders dan per auto is bij het Belastingplan 2010 onder het verlaagde tarief gerangschikt;

  • post b 10 en 11: de omschrijving van het begrip ‘voor een korte periode verblijf houden’ is aangepast aan de omschrijving zoals die is neergelegd in het besluit Levering en verhuur van onroerende zaken, nr. CPP2008/137M;

  • post b 14/b 17: een rollenspel bij dinnergameshows is niet aan te merken als een muziek- of toneeluitvoering of als een prestatie van een uitvoerend kunstenaar. Een peepshow is sinds 1 januari 2008 niet langer aan te merken als een toneeluitvoering in de zin van de post;

  • post b 16: bij de goedkeuring betreffende het opfokken van dieren is ten behoeve van de praktijk het begrip ‘opfok van paarden’ verduidelijkt;

  • post b 17: repetities die samenhangen met en noodzakelijk zijn voor het optreden door de uitvoerend kunstenaar vallen onder het optreden;

  • post b 18: voor het transport van gas naar tuinbouwers is een nieuwe post opgenomen;

  • post b 19: zoals gewijzigd bij het Belastingplan 2010 is het aanbrengen van op energiebesparing gericht isolatiemateriaal, met uitzondering van het aanbrengen van glas, aan vloeren, muren en daken van woningen na meer dan twee jaren na het tijdstip van eerste ingebruikneming, onder het verlaagde tarief gerangschikt. Er is een overgangsmaatregel opgenomen voor het aanbrengen van ramen, deuren en kozijnen en daarmee gelijk te stellen constructieonderdelen inclusief beglazing met ten hoogste een warmtedoorgangscoëfficient (W/m2K) zoals genoemd in het Bouwbesluit;

  • post b 20: bij het Belastingplan 2010 is het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden binnen woningen onder het verlaagde tarief gebracht.

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Dit besluit geeft een toelichting op de reikwijdte en toepassing van Tabel I bij de Wet op de omzetbelasting 1968. In deze tabel zijn goederen en diensten opgenomen waarvoor het verlaagde omzetbelastingtarief geldt.

2. Gebruikte begrippen en afkortingen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Waar in het besluit het begrip levering wordt gebruikt, kunnen daaronder ook de intracommunautaire verwerving en invoer worden begrepen.

De in dit besluit gehanteerde term ‘aan de hand van het spraakgebruik’ moet worden gelezen als synoniem van ‘naar maatschappelijke opvattingen’.

3. Algemene opmerkingen bij de tabelposten

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

3.1. Omzetbelastingtarief bij invoer

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

De wijze waarop het omzetbelastingtarief bij invoer wordt bepaald, is vastgelegd in artikel 20 van de wet. Uit dit artikel blijkt dat voor de bepaling van het omzetbelastingtarief alleen de omzetbelastingwetgeving (en niet de douanewetgeving) van belang is. Het verlaagde tarief is dus alleen van toepassing als de goederen zijn te rangschikken onder één van de posten van Tabel I. De douanewetgeving is alleen van belang als daar uitdrukkelijk bij wordt aangesloten.

3.2. Samengestelde prestaties

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

3.2.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Bij transacties die uit meerdere elementen bestaan (samengestelde prestaties) moet voor de toepassing van het verlaagde tarief van Tabel I eerst worden bepaald of sprake is van één levering of één dienst of van meerdere afzonderlijke leveringen en/of diensten.

3.2.2. Kwalificatieregels

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Voor de beoordeling van samengestelde prestaties gelden de criteria zoals omschreven door het HvJ EG in met name de uitspraken van 25 februari 1999, Card Protection Plan, zaak C-349/96, punten 28 t/m 31, en 27 oktober 2005, Levob, zaak C-41/04, punten 18 t/m 22. Voor de toepassing van die criteria is niet van belang of de te beoordelen prestaties alleen leveringen, alleen diensten of een samenstel van leveringen en diensten omvatten. De criteria gelden ook voor combinaties van een levering van goederen en (bijkomende) diensten en omgekeerd.

3.2.3. Belang van alle feiten en omstandigheden

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Bij de kwalificatie van een prestatie die uit een serie elementen en handelingen bestaat, moet rekening worden gehouden met alle feiten en omstandigheden. Uit arresten van het HvJ EG over de kwalificatie van prestaties casu quo de eenheid van prestatie volgt dat er geen eenvoudige, absolute splitsingsregel bestaat, die voor alle gevallen tot een correcte uitkomst leidt.

3.2.4. In beginsel afzonderlijk beschouwen tenzij economisch een geheel

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Elke prestatie (levering of dienst) moet normaliter als onderscheiden en zelfstandig worden beschouwd. Dat geldt in beginsel ook voor de afzonderlijke prestaties die deel uitmaken van een samengestelde prestatie. Als echter economisch gesproken, bezien vanuit de positie van de modale consument (objectief), één prestatie wordt verricht, moet deze niet kunstmatig uit elkaar worden gehaald. Van één prestatie is sprake als de samenstellende elementen zeer nauw met elkaar zijn verbonden en die elementen afzonderlijk niet het vereiste praktische nut hebben.

3.2.5. Eén vergoeding is niet doorslaggevend

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Voor de beoordeling of sprake is van één of meer prestaties is het feit dat door de leverancier van de goederen of diensten één prijs in rekening wordt gebracht niet van doorslaggevende betekenis. Het gaat om de zienswijze van de modale consument. Het berekenen van één prijs kan wel een aanwijzing zijn. De omstandigheid dat één vaste prijs wordt berekend ongeacht of de aangeboden nevenprestaties wel of niet worden afgenomen, zal er sneller toe leiden dat die nevenprestaties als bijkomende prestaties worden aangemerkt.

3.2.6. Kenmerken bepalen kwalificatie

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Bij een samengestelde prestatie bepalen de meest kenmerkende elementen van die prestatie of het geheel is aan te merken als één levering of dienst en hoe die prestatie moet worden gekwalificeerd, rekening houdend met de zienswijze van de modale consument.

3.2.7. Bijkomende prestaties

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Bijkomende prestaties zijn prestaties die voor de modale klant geen doel op zich vormen. Zij maken de hoofdprestatie aantrekkelijker of zijn een middel om daarvan zo goed mogelijk te profiteren. Bijkomende prestaties zijn prestaties die samen met de hoofdprestatie worden verricht (in één transactie), die een kleine invloed hebben op de totaalprijs van de betreffende transactie en die door de leverancier van de hoofdprestatie worden verricht. Voor bijkomende prestaties geldt hetzelfde omzetbelastingtarief als voor de hoofdprestatie waaraan zij ondergeschikt zijn.

3.2.8. Splitsen vergoeding

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Bij een samengestelde prestatie tegen één vergoeding, die voor de tarieftoepassing in zelfstandige delen moet worden gesplitst, bestaan voor de methode van splitsing de volgende mogelijkheden:

  • de toerekening vindt plaats op basis van de gangbare prijzen (marktwaardemethode);

  • de vergoeding voor de verschillende deelprestaties is in beginsel evenredig aan het bedrag aan vergoeding dat voor de verschillende prestaties als zodanig in rekening is gebracht/ontvangen;

  • de vergoeding kan aan de verschillende deelprestaties worden toegerekend op basis van de verhouding van de inkoopprijzen of kostprijzen;

  • de toerekening van de vergoeding aan de verschillende deelprestaties moet worden geschat (waarbij eventueel rekening wordt gehouden met de kostprijzen van de onderscheiden prestaties).

De belastingplichtige dient bij de splitsing van een vergoeding de marktwaardemethode te hanteren, tenzij hij kan aantonen dat de methode van de werkelijke kosten voor het betrokken heffingstijdvak de werkelijke samenstelling van de als een geheel geleverde prestaties getrouw weergeeft (Hoge Raad 23 februari 2007, nr. 42. 387).

4. Bijzondere situaties

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

4.1. Verpakkingen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Verpakkingen dienen als omhulsel voor (andere) producten. Bij het begrip ‘verpakkingen’ kan worden gedacht aan:

  • wegwerpverpakkingen (bijv. het plastic, papieren, kartonnen, glazen of kunststof omhulsel van goederen);

  • kratten.

Verpakkingen zijn voor de modale afnemer slechts een onderdeel van de producten die hij/zij koopt. De verpakking gaat op in de levering van het product. Cadeauverpakkingen zijn in de regel een vorm van bijkomend dienstbetoon.

Bijzondere verpakkingen die voor de consument een zelfstandige gebruikswaarde hebben, moeten onder omstandigheden wel afzonderlijk worden beschouwd. Dat is bijvoorbeeld het geval als de verpakking een geldswaarde vertegenwoordigt die gelet op de waarde van het verpakte product aanzienlijk is (en die ook tot uitdrukking komt in de verkoopprijs van de combinatie).

4.2. Verpakte combinaties van goederen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Combinaties van goederen kunnen ook samen verpakt worden aangeboden. Dat is bijvoorbeeld het geval bij een kerstpakket dat een verpakte combinatie van onder post a 1 vallende eet- en drinkwaren, alcoholische dranken (algemene tarief) en gebruiks- of cadeauartikelen (algemeen tarief) vormt. Voor de tarieftoepassing moeten de goederen die tot de combinatie behoren, mits deze goederen ook afzonderlijk voor de modale consument te verkrijgen zijn, steeds afzonderlijk in aanmerking worden genomen.

4.3. Candy novelties

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

‘Candy novelties’ bestaan uit een combinatie van goederen, waarbij bepaalde goederen onder het verlaagde tarief vallen (meestal snoepgoed) en andere goederen (meestal speelgoed) onder het algemene tarief. Candy novelties worden voor één prijs verkocht en op verschillende manieren aangeboden. Het komt voor dat het snoepgoed in het speelgoed is ‘verpakt’, maar de omgekeerde situatie is ook mogelijk. In een aantal gevallen worden het snoepgoed en het speelgoed los van elkaar, maar als één combinatie, aangeboden.

Candy novelties hebben betrekking op een breed assortiment goederen, waarbij de waarde van de samenstellende delen sterk kan variëren. Bijvoorbeeld:

  • chocolade-eieren die speelgoedfiguurtjes bevatten;

  • speelgoedfiguurtjes waaraan snoepgoed is bevestigd;

  • plastic vormpjes met bijgeleverde bakmix, chocolade, kleurmiddelen e.d., waarmee kinderen zelf koekjes, figuurtjes e.d. kunnen maken;

  • ‘feest’pakketjes voor kinderen, bestaande uit zakjes die gevuld zijn met snoepgoed, kauwgom e.d. en speelgoedpoppetjes of ballonnen.

Voor de tarieftoepassing op dergelijke combinaties van goederen geldt als uitgangspunt dat de verschillende delen (het snoepgoed en het speelgoed) afzonderlijk worden beoordeeld. Dit geldt niet als de zelfstandigheid van de delen verloren is gegaan of als één der delen ten opzichte van de andere delen zodanig belangrijk is dat de andere delen daarin kunnen worden geacht te zijn opgegaan. Als een ondernemer geen splitsing kan of wil aanbrengen tussen het snoepgoed en het speelgoed, moet de totale vergoeding voor de candy novelty worden belast naar het algemene tarief.

Als de verkoopprijs van een candy novelty minder dan € 1,50 bedraagt, kan op de levering ervan het verlaagde tarief worden toegepast. Voor deze gevallen wordt er door de in praktijk opgedane ervaringen vanuit gegaan, dat het snoepgoed het kenmerkende element van de prestatie is, en het bijgeleverde speelgoedfiguurtje alleen bedoeld is om het snoepgoed aantrekkelijker te maken. Dit geldt ook bij grootverpakkingen als de individuele candy novelty als zodanig op de markt wordt gebracht voor een prijs die lager is als € 1,50.

4.4. Pensionstalling van paarden

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Over het algemeen wordt voor paarden die in een pensionstalling staan één vergoeding berekend. Het Gerechtshof Den Bosch (d.d. 20 maart 2008, nr. 06/00369) heeft bepaald dat de prestatie van het in pension houden van paarden in drie delen kan worden gesplitst, te weten de verzorging en voeding (algemene tarief), de verhuur van de paardenbox (vrijgesteld) en de instructie en training met het gebruik van de rijaccommodatie als het gelegenheid geven tot sportbeoefening (verlaagde tarief).

Uitgaande van de driedeling kan de ondernemer uitgaan van de navolgende toedeling van het bedrag dat aan de klant in rekening wordt gebracht aan deze prestaties.

 

Ruitersportcentra met pensionstalling met zowel een buiten- als een binnenrijbaan (rijaccommodatie):

– 1/3

verhuur box

vrijgesteld van btw

– 1/3

gelegenheid bieden tot sportbeoefening

verlaagde tarief

– 1/3

overige prestaties

algemene tarief

 

Ruitersportcentra met pensionstalling met alleen een buitenrijbaan:

– 35%

verhuur box

vrijgesteld van btw

– 12,5%

gelegenheid bieden tot sportbeoefening

verlaagde tarief

– 52,5%

overige prestaties

algemene tarief

 

Pensionstalling met alleen stalling en géén rijbaan:

– 35%

verhuur box

vrijgesteld van btw

– 65%

overige prestaties

algemene tarief

Het betreft hier een met de branche overeengekomen richtlijn. Wanneer een ondernemer van deze richtlijn wenst af te wijken omdat naar zijn mening zijn situatie wezenlijk afwijkend is, dient hij dit aannemelijk te maken.

5. Toelichting op de tabelposten

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Hierna worden de tabelposten per post toegelicht. In het geval de post geen toelichting vereist is deze niet opgenomen.

Post a 1

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

De tekst van post a 1 luidt:

‘voedingsmiddelen, te weten:

  • a. eet- en drinkwaren die plegen te worden aangewend voor menselijke consumptie;

  • b. producten die kennelijk zijn bestemd om te worden aangewend voor de bereiding van de onder a bedoelde eet- en drinkwaren en daarin geheel of ten dele opgaan;

  • c. producten die zijn bestemd om te worden aangewend als aanvulling op dan wel ter vervanging van de onder a bedoelde eet- en drinkwaren;

met dien verstande dat tot de voedingsmiddelen niet worden gerekend alcoholhoudende dranken;’

2. Voedingsmiddelen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

2.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

De meeste voedingsmiddelen kunnen worden gerangschikt onder post a 1, onderdeel a (eet- en drinkwaren). De onderdelen b en c van de post zijn opgenomen om te bereiken dat deze producten, als zij niet rechtstreeks kunnen worden aangemerkt als eet- en drinkwaren, ook vallen onder het begrip voedingsmiddelen. Met voedingsmiddelen worden alleen producten bedoeld die zijn bestemd voor oraal gebruik. De vorm van voedingsmiddelen is niet van belang; zowel verse, bereide als verduurzaamde voedingsmiddelen vallen onder de post.

Voor de afbakening van het begrip ‘voedingsmiddelen’ kan uit praktische overwegingen aansluiting worden gezocht bij de Warenwet en de daarop gebaseerde Warenwetbesluiten en Warenwetregelingen. In deze regelgeving is onder meer aangegeven aan welke voorwaarden producten moeten voldoen om in Nederland te koop aangeboden te mogen worden. Producten die voldoen aan de eisen die worden gesteld aan de verkoop van eet- en drinkwaren – met uitzondering van alcoholhoudende dranken – in de Warenwetgeving kunnen onder de post worden gerangschikt, tenzij in de volgende onderdelen anders is bepaald. Producten die niet voldoen aan die eisen zijn onderworpen aan het algemene tarief, tenzij in de volgende onderdelen anders is bepaald. De instantie die beoordeelt of wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn gesteld in de Warenwetgeving is de Keuringsdienst van Waren, onderdeel van de Voedsel en Waren Autoriteit. In geval van twijfel kan de ondernemer contact opnemen met deze instantie.

2.2. Levering of dienst

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Het verstrekken van voedingsmiddelen voor gebruik ter plaatse binnen het kader van het hotel-, café-, restaurant-, pension-, en aanverwant bedrijf is een dienst. Deze verstrekkingen vallen niet onder post a 1, maar worden in post b 12 onder het verlaagde tarief gebracht.

3. Eet- en drinkwaren (onderdeel a van de post)

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Het begrip eet- en drinkwaren moet ruim worden opgevat. Ook producten die pas geschikt zijn voor menselijke consumptie na een bepaalde bewerking (zoals het ontdoen van de schil) of na bereiding (toevoeging van water, koken, opwarmen en dergelijke) vallen er onder.

Het moet gaan om eet- en drinkwaren die normaal gebruikt worden voor menselijke consumptie. De daadwerkelijke bestemming en de vraag of ze uiteindelijk worden geconsumeerd is dus niet van belang.

Voorbeelden van goederen die onder de post vallen:

  • snoepgoed, waaronder kauwgom;

  • water dat niet onder post a 28 valt maar dat specifiek als voedingsmiddel herkenbaar is, bijvoorbeeld gesteriliseerd en gedemineraliseerd water dat wordt gebruikt voor het aanlengen van babyvoeding en dat ook geschikt is om direct door baby’s te worden gedronken.

Voorbeelden van goederen die niet onder de post vallen:

  • pruimtabak en dergelijke genotmiddelen;

  • producten die in het algemeen niet door mensen worden geconsumeerd, bijvoorbeeld bevroren spiering die als aasvis wordt verkocht aan sportvissers.

4. Ingrediënten (onderdeel b van de post)

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Onderdeel b van de post betreft producten die kennelijk zijn bestemd om te worden aangewend voor de bereiding van de in onderdeel a van de post bedoelde eet- en drinkwaren en daarin geheel of ten dele opgaan.

Met het begrip bereiding wordt gedoeld op zowel de huishoudelijke als de industriële bereiding van eet- en drinkwaren. Voor de voedingsmiddelenindustrie gaat het om producten als vruchtenpulp, diverse extracten, conserveringsmiddelen, evenals geur-, kleur- en smaakstoffen. Meer in het algemeen kan worden gedacht aan producten als gist, meel, bak- en braadmiddelen, kruiden, specerijen, zout, aroma's en essences.

Het gaat hier om een breed scala van producten: niet alleen producten die zijn vervaardigd uit natuurlijke grondstoffen, maar ook producten die zijn vervaardigd uit chemische producten. Producten waarvan alleen bepaalde − bijvoorbeeld aromatische − bestanddelen opgaan in de eet- en drinkwaren vallen er ook onder (zoals koffie, thee, kruidnagels en laurierbladen).

Soms moet binnen een groep producten een onderscheid worden gemaakt tussen producten die kennelijk wél voor menselijke consumptie zijn bestemd (verlaagde tarief) en producten die kennelijk niet voor menselijke consumptie zijn bestemd (algemene tarief).

Voorbeelden:

Wel bestemd voor menselijke consumptie

Niet bestemd voor menselijke consumptie

tafelazijn

schoonmaakazijn

koolzuurgas (CO2) dat, gelet op de cilinder waarin het wordt geleverd, uitsluitend kan worden aangewend voor de bereiding van koolzuurhoudende frisdranken waarin het opgaat

koolzuurgas voor andere toepassingen

tuinkruiden: tuinkruiden die plegen te worden aangewend voor menselijke consumptie

tuinkruiden die (vrijwel) uitsluitend worden aangewend als grondstof voor de bereiding van geneesmiddelen

kaascoating dat ter conservering op de kaaskorst wordt aangebracht en geschikt voor consumptie

kaascoating, zoals ‘plasticoat’, niet geschikt voor menselijke consumptie

Niet onder de post vallen essentiële oliën (ook wel etherische oliën genoemd) omdat ze gewoonlijk niet zijn bestemd voor de bereiding van eet- en drinkwaren. Het gaat hier om sterk geurende oliën bereid uit kruiden, planten of bomen die worden gebruikt als luchtverfrisser, bij de lichaamsverzorging, in het kader van aromatherapie en soms als smaakstof in de keuken.

Ook plantaardige olie die wordt geleverd om te worden gebruikt als motorbrandstof valt niet onder de post.

5. Voedingspreparaten (onderdeel c van de post)

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

5.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Onderdeel c van de post betreft producten die zijn bestemd om te worden aangewend als aanvulling op dan wel ter vervanging van de in onderdeel a van de post bedoelde eet- en drinkwaren. Deze producten kunnen mogelijk niet in de strikte zin van het woord worden beschouwd als een voedingsmiddel, maar het is wenselijk dat zij toch daaronder worden begrepen. Te denken valt aan voedingspreparaten en/of voedingssupplementen zoals vitaminen, mineralen, kruidenpreparaten, vermageringsproducten en vezeltabletten. Voor eventuele afbakeningsproblematiek wordt nog verwezen naar de eerder genoemde aansluiting bij de Warenwetgeving.

Niet onder de post valt bijvoorbeeld Haarlemmerolie. Dit product wordt aangeprezen als een huismiddel ter bestrijding van tal van kwalen en ongemakken bij mens en dier. Vanwege de algemene gebruiksmogelijkheden kan Haarlemmerolie niet als voedingspreparaat in de zin van de post worden aangemerkt.

5.2. Kruidenpreparaten

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Voorbeelden van goederen die onder de post vallen:

  • kruidenextracten waarvan volgens de gebruiksaanwijzing per keer enige druppels in water moeten worden opgelost;

  • kruidenhoestsiropen waarvan enkele malen per dag één kleine lepel moet worden ingenomen;

  • bloesem- of bloemenremedies. Bloesem- of bloemenremedies zijn tincturen – gemaakt van de bloesems van wilde struiken, bomen en planten – waarmee menselijke emoties worden beïnvloed;

  • door homeopaten verstrekte (kruiden)preparaten die niet als geneesmiddel zijn aan te merken in de zin van post a 6 van Tabel I.

Als de hier genoemde producten in vloeibare vorm worden geleverd bevatten zij soms alcohol. Als volgens het gebruiksvoorschrift slechts enkele malen per dag een kleine hoeveelheid mag worden ingenomen – bijvoorbeeld enkele druppels of een lepel – worden zij niet als alcoholhoudende dranken aangemerkt.

Eigenhandig door homeopaten vervaardigde producten zullen in de regel niet aan de voorwaarden van de hiervoor genoemde Warenwetgeving voldoen en zijn dan belast naar het algemene tarief.

Voorbeeld van goederen die niet onder de post vallen zijn kruidenpreparaten die opgelost in alcohol in de handel worden gebracht. Deze producten worden aangemerkt als alcoholhoudende dranken. Te denken valt aan kruidenwijn en op likeuren lijkende kruidenextracten. Kruidendranken met een alcoholgehalte van niet meer dan 1,2% worden niet als alcoholhoudende drank aangemerkt.

6. Alcoholhoudende dranken

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

6.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Alcoholhoudende dranken worden niet tot de voedingsmiddelen gerekend. Voor het onderscheid tussen alcoholvrije en alcoholhoudende dranken is het alcoholgehalte van belang. Voor bier (waaronder ook de mengsels van bier met wijn of limonade) ligt de grens op 0,5%. Voor andere alcoholhoudende dranken, zoals wijn, port, sherry en gedistilleerd, ligt de grens op 1,2%. Met het begrip dranken wordt gedoeld op producten die naar maatschappelijke opvatting als zodanig worden aangemerkt. In verband hiermee vallen onder het begrip alcoholhoudende dranken ook samengestelde alcoholhoudende dranken zoals advocaat, boerenjongens en boerenmeisjes. Eetwaren die alcoholhoudende stoffen bevatten (zoals bonbons) vallen niet onder het begrip alcoholhoudende dranken, maar onder het begrip voedingsmiddel.

6.2. Alcoholhoudende essences

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Alcoholhoudende essences worden niet als alcoholhoudende drank aangemerkt. Als zij kennelijk zijn bestemd voor de bereiding van eet- en drinkwaren die aan het verlaagde tarief zijn onderworpen, vallen zij onder het verlaagde tarief.

7. Verstrekking van voedingsmiddelen door commerciële internaten

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Commerciële internaten houden zich bezig met het verlenen van volledige verzorging van de aan hun zorgen toevertrouwde minderjarigen. De dienstverlening van de commerciële internaten bestaat onder meer uit het verlenen van huisvesting en bewassing en het vormen en begeleiden van de minderjarigen. De samenstellende elementen van deze dienstverlening zijn zo nauw met elkaar verbonden dat zij één prestatie vormen, waarop het algemene tarief van toepassing is. In dit kader verstrekken de internaten ook voedingsmiddelen. Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat het deel van de vergoeding dat is toe te rekenen aan de verstrekking van de in deze post bedoelde voedingsmiddelen, wordt belast naar het verlaagde tarief. Dat gedeelte wordt gesteld op de aan de voedingsmiddelen toe te rekenen kosten, met inbegrip van een toe te rekenen deel van de constante algemene kosten, vermeerderd met een op basis van de totale kosten bepaald deel van de winst.

Post a 2

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

De tekst van post a 2 luidt:

‘granen en peulvruchten die niet zijn te rangschikken onder post a 1;’

2. Algemeen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

De post heeft betrekking op de granen en peulvruchten die niet als voedingsmiddel als bedoeld in post a 1 kunnen worden aangemerkt.

3. Granen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Onder de post vallen tarwe, rogge, haver, maïs, rijst, kanariezaad, sorghumzaad, milletzaad, gierst, gerst, gort en dergelijke. Kanariezaad is het zaad van het gewas phalaris canariensis, kanariegras. Zie voor gemengd kanarievoer onderdeel 3.5 van de toelichting op post a 44.

Voorbeelden van goederen die onder de post kunnen worden gerangschikt:

  • gepeld en gebroken graan;

  • rijstmeel (ook rijstvoedermeel), gerstvoermeel en havermoutafvalmeel;

  • zemelgrint;

  • maïs-, rogge- en tarwekiemen;

  • boekweit en boekweitdoppen;

  • mengsels die uitsluitend al dan niet gebroken granen en/of meel en bloem van granen bevatten. Als er andere bestanddelen worden toegevoegd zoals (gemalen) veekoeken, dierlijke eiwitten, vitaminen en mineralen vallen de mengsels niet onder de post. Eventueel kunnen deze mengsels onder post a 44 vallen.

Niet onder de post vallen pellets (kleine brokken die worden gemaakt door het persen van verschillende soorten meel en bloem), eventueel kunnen deze pellets onder post a 44 vallen.

4. Peulvruchten

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Getoaste sojabonen vallen onder de post. Dit zijn sojabonen waaruit – door verhitting met stoom – een stof wordt verwijderd die de groei van eenmagige dieren belemmert.

Niet onder de post vallen:

  • voor de teelt van peulvruchten bestemde zaden en serradellazaad. Wel vallen deze zaden onder post a 41;

  • erwten- en bonenmeel. Dit zijn gemalen schillen, delen van zaadlobben en kiemen die als bijproduct vrijkomen bij de bereiding van voedingsmiddelen uit erwten en bonen.

Post a 3

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

De tekst van post a 3 luidt:

‘pootgoed bestemd voor de teelt van groenten en fruit;’

2. Pootgoed

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Onder de post vallen zowel de jonge groente- en fruitplanten die zijn bestemd voor de uitpoot van groenten en fruit als de delen van dergelijke planten (zoals wortels en wortelstokken), Voorbeelden van dergelijke planten zijn: plantuitjes, witlofwortelen, rabarberplanten, aardbeiplanten, champignonbroed en champignonmycelium.

Niet onder de post vallen champignoncompost en compost voor andere eetbare paddestoelen (zowel entbaar, geënt als doorgroeid) en champost, een champignoncompost die na de oogst is uitgeput en die als bodemverbeteraar kan worden gebruikt.

Champignoncompost is een mengsel van paardenmest, stro, gips en pluimveemest, dat via een specifiek fabricageproces wordt omgevormd tot een voedingsbodem voor champignons. Als de champignoncompost gereed is, kan aan de compost het champignonbroed of champignonmycelium worden toegevoegd. Champignonmycelium bestaat uit gesteriliseerde graankorrels die geheel zijn doorgroeid met champignonsporen. Champignoncompost kan in drie vormen aan champignontelers worden geleverd:

  • entbaar, dit is compost waaraan nog geen champignonmycelium is toegevoegd;

  • geënt, dit is compost waaraan kort vóór de levering champignonmycelium is toegevoegd;

  • doorgroeid, dit is compost waarin het champignonmycelium volledig is doorgegroeid.

Post a 4

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

De tekst van post a 4 luidt:

  • ‘a. rundvee, schapen, geiten, varkens en paarden;

  • b. andere dan de onder a vallende dieren die kennelijk zijn bestemd voor de voortbrenging of de productie van de in post 1 bedoelde voedingsmiddelen, alsmede dieren die kennelijk zijn bestemd voor het fokken van die dieren;

  • c. slachtafvallen van de onder a en b vallende dieren;

  • d. goederen die kennelijk zijn bestemd voor de voortplanting van de onder a en b vallende dieren;’

2. Rundvee, schapen, geiten, varkens en paarden (onderdeel a van de post)

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

3. Fok- en slachtdieren (onderdeel b van de post)

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Onder de post vallen dieren die kennelijk bestemd zijn voor de voortbrenging of de productie van voedingsmiddelen als bedoeld in post a 1 doordat zij zelf rechtstreeks voedingsmiddelen voortbrengen, of zelf als voedingsmiddel zullen dienen.

Voorbeelden van dieren die onder de post vallen:

  • slachtkuikens;

  • legkippen;

  • hazen;

  • fazanten;

  • garnalen, mosselen, en dergelijke zeeweekdieren;

  • diverse vissoorten zoals zalm en forel;

  • konijnen die kennelijk zijn bedoeld voor consumptie door de mens.

Voorbeelden van dieren die niet onder de post vallen:

  • zangvogels, sierduiven en aquariumvissen en dergelijke;

  • gevogelte en wild dat niet bestemd is voor consumptie maar dat (bijvoorbeeld) bestemd is voor dierentuinen, onderwijsinstellingen, parken of om als huisdier te worden gehouden;

  • hommelkolonies voor de bestuiving van cultuurgewassen in de tuinbouwsector.

4. Slachtafvallen (onderdeel c van de post)

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

4.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Onder slachtafvallen zijn te rangschikken:

  • kop, tong, hersenen, lever, hart, nieren, darmen, pens, maag, blaas, poten, pezen, longen, milt, zwezerik, uiers, organen voor farmaceutische doeleinden en dergelijke;

  • soepbeenderen;

  • bloed (waaronder ook gedroogd bloed).

Slachtafvallen die een gebruikelijke bewerking hebben ondergaan (zoals schoonmaken, zouten, drogen of bevriezen) vallen ook onder de post.

Onder de post vallen geen huiden, onderpoten, horens, haren, beenderen en zwoerd.

4.2. Honden- of kattenvoer

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Slachtafvallen die gemalen of gesneden, in zakjes verpakt of in worstvorm, in de handel worden gebracht onder de benaming honden- of kattenvoer of een soortgelijke aanduiding, vallen onder de post. Dit geldt ook als maximaal 4% zetmeel als bindmiddel is toegevoegd. Als deze producten verdere bewerkingen ondergaan vallen zij niet onder de post. Voorbeelden van dergelijke bewerkingen zijn het toevoegen van groenten, mineralen, vitaminen, geneesmiddelen of het steriliseren en in blik of anderszins verpakken, om bederf te voorkomen.

5. Levering van sperma en embryo’s voor de onder a en b vallende dieren (onderdeel d van de post)

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Onderdeel d van de post is van toepassing op de levering en invoer van goederen, zoals sperma en embryo’s, bestemd voor de voortplanting van de in onderdeel a en b bedoelde dieren. Het gaat hier om de levering van deze goederen zonder de dienst van het kunstmatig insemineren.

Het kunstmatig insemineren van en het transplanteren van embryo’s bij deze dieren valt onder post b 13, onderdeel b. Zie post b 13, onderdeel 4 van dit besluit.

Post a 6

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

De tekst van post a 6 luidt:

‘geneesmiddelen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Geneesmiddelenwet, voorbehoedmiddelen, infusievloeistoffen, alsmede kennelijk voor geneeskundige doeleinden bestemde inhalatiegassen;’

2. Geneesmiddelen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

2.1. Definitie van het begrip ‘geneesmiddel’

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Een geneesmiddel is een substantie of een samenstel van substanties die bestemd is om te worden toegediend of aangewend voor dan wel op enigerlei wijze wordt gepresenteerd als zijnde geschikt voor:

  • 1e. het genezen of voorkomen van een ziekte, gebrek, wond of pijn bij de mens,

  • 2e. het stellen van een geneeskundige diagnose bij de mens, of

  • 3e. het herstellen, verbeteren of anderszins wijzigen van fysiologische functies bij de mens door een farmacologisch, immunologisch of metabolisch effect te bewerkstelligen.

2.2. Geneesmiddelen in de zin van de post

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

  • De definitie van het begrip ‘geneesmiddel’ onder 2.1 heeft tot gevolg dat ‘in vivo diagnostica’ onder de post vallen. Middelen voor het stellen van een medische diagnose via een laboratoriumonderzoek, de ‘in vitro diagnostica’, vallen niet onder de post.

  • Alleen geneesmiddelen die in een farmaceutische vorm in de handel zijn gebracht, kunnen onder de post vallen. Een farmaceutische vorm is de fysieke vorm waarin een geneesmiddel is gebracht met het oog op de toediening of aanwending bij de mens (artikel 1, eerste lid, onderdeel v, van de Geneesmiddelenwet). Hierbij valt te denken aan pillen, poeders, tabletten, capsules, zalven, gels, crèmes, drankjes en injectievloeistoffen. Ook een geneesmiddel dat samen met een medisch hulpmiddel voor éénmalig gebruik één geïntegreerd product vormt, is een farmaceutische vorm. Voorbeelden hiervan zijn:

    • gevulde injectiespuiten;

    • gassen die geneesmiddelen bevatten;

    • vernevelaars gevuld met geneesmiddelen;

    • pleisters die geneesmiddelen bevatten;

    • implantaten die geneesmiddelen bevatten;

    • spiraaltje dat hormonen (oestrogeen) afgeeft;

    • ioniserend apparaatje, dat via de huid medicijnen afgeeft;

    • wondbehandelingsmiddelen met geneesmiddelen;

    • wortelkanaalvullende middelen met geneesmiddelen.

    De enkele aanduiding of aanprijzing dat het in farmaceutische vorm in de handel gebrachte product geschikt is voor het genezen (enz.) van enige aandoening (enz.) bij de mens is niet genoeg voor rangschikking onder de post. Een dergelijke aanduiding moet, vanwege het subjectieve karakter ervan, worden ondersteund door gegevens die de aanduiding of aanprijzing in meer objectieve zin ondersteunen. Deze objectivering kan bijvoorbeeld bestaan uit:

    • een schriftelijke verklaring van een deskundige op het terrein van de werking van geneesmiddelen, dat de aanduiding/aanprijzing van het desbetreffende product klopt. Bij een deskundige valt onder meer te denken aan de onder het ministerie van VWS ressorterende Inspectie voor de Volksgezondheid, een overkoepelende organisatie van apothekers, artsen e.d. (KNMP, KNMG e.d.);

    • wetenschappelijke rapporten waarin de aanduiding/aanprijzing van het product wordt bevestigd;

    • de aanwezigheid van bepaalde werkzame bestanddelen in het desbetreffende product die ook voorkomen in producten die op basis van de Geneesmiddelenwet als geneesmiddelen zijn geregistreerd.

  • Producten die naar spraakgebruik (primair) een andere functie bezitten dan de functie van geneesmiddel (bijv. verzorgingsproducten, cosmetica, alcoholhoudende dranken) vallen buiten het toepassingsgebied van de post. Niet onder post vallen daarom:

    • de van oudsher bekende huismiddelen voor het opheffen van bepaalde kwalen of ter versterking van de algemene fysieke gesteldheid van de mens (zoals bijvoorbeeld Pleegzuster Bloedwijn, Haarlemmerolie, wonderolie, glycerine kamferspiritus en venkelwater);

    • collageen implantaten, steriele implantaten die in hoge mate gezuiverd rundercollageen bevatten en die zijn bestemd om in de menselijke huid te worden geïnjecteerd ter correctie van onregelmatigheden in de (opper)huid (zoals acnelittekens, fronslijnen en rimpels);

    • huidbeschermende preparaten die worden gebruikt als onderlaag voor verband ten einde de huid tegen beschadiging, irritatie, bloeding of ontsteking te beschermen bij de verwijdering van het verband (zie ook onderdeel 10 bij post a 8);

    • zogenoemde ‘handalcoholen’, producten die worden toegepast voor de desinfectie van de handen of de desinfectie van de intacte huid.

  • Geneesmiddelen in de zin van de Geneesmiddelenwet vallen soms mede of zelfs uitsluitend onder de werking van een specifieke wettelijke regeling. Voor de toepassing van het verlaagde tarief is dit niet van belang. Zo kan dit tarief ook worden toegepast op de geneesmiddelen in farmaceutische vorm waarvoor mede het bepaalde in de Opiumwet (Stb. 1928, 167) van toepassing is (opiaten) en op geneesmiddelen waarvoor mede het bepaalde in de Kernenergiewet (Stb. 1963, 82) van toepassing is (de zgn. radiofarmaca). Hetzelfde geldt voor uit bloed(plasma) bereide producten en sera en vaccins, die uitsluitend onder de werking van de Wet inzake bloedtransfusie (Stb. 1988, 546) onderscheidenlijk de Wet op sera en vaccins (Stb. 1927, 91) vallen.

  • Dialysevloeistoffen zijn doorgaans als geneesmiddelen in de zin van de Geneesmiddelenwet toegelaten (en zijn als zodanig herkenbaar via het aan hen toegekende RVG-nummer) en vallen daarom onder de post.

  • Botregeneratieve producten worden gebruikt om defecten in botten te herstellen. Botregeneratieve producten kunnen een synthetische basis hebben maar ook een natuurlijke basis (bestanddelen zijn dan afkomstig van dieren, overleden mensen of lichaamseigen bot). Het basismateriaal wordt op een zodanige manier bewerkt dat een product ontstaat dat te vergelijken is met ‘eigen’ bot. Nadat het botregeneratieve product is geïmplanteerd in het defecte bot, zorgt het er voor dat het lichaam zelf weer botweefsel aanmaakt waardoor het defecte bot herstelt of aangroeit. Botregeneratieve producten zijn bestemd voor eenmalig gebruik en worden toegepast in de tandheelkunde en orthopedie. Gelet op de functie, namelijk herstel van botstructuren, zijn botregeneratieve producten aan te merken als geneesmiddelen in de zin van de post, ongeacht of het geïmplanteerde materiaal na korte of lange tijd weer uit het lichaam weer verdwijnt.

2.3. (niet) geregistreerde geneesmiddelen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Met de komst van de Geneesmiddelenwet per 1 juli 2007 wordt de term ‘(niet) geregistreerde geneesmiddelen’ niet langer gebruikt. In bedoelde wet is sprake van ‘het verlenen van een handelsvergunning’ aan degenen die een geneesmiddel op de markt willen brengen. Omdat materieel niets is gewijzigd en in de praktijk (ook bij VWS) nog steeds sprake is van (niet) geregistreerde geneesmiddelen, blijven die termen hierna gehanteerd.

2.3.1. Geregistreerde geneesmiddelen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Vrijwel alle geneesmiddelen zijn geregistreerd. Dit geldt voor zowel de reguliere als de homeopathische geneesmiddelen. De door het College ter beoordeling van geneesmiddelen (CBG) voor Nederland toegelaten geneesmiddelen zijn voorzien van een registratienummer. Voor de reguliere geneesmiddelen is dit een RVG-nummer, voor homeopathische geneesmiddelen is dit een RVH-nummer. In de Regeling Geneesmiddelenwet (Stcrt. 29 juni 2007, nr. 123) is aangegeven aan welke voorwaarden (ten aanzien van aanduiding en dergelijke) homeopathische geneesmiddelen moeten voldoen.

2.3.2. Niet geregistreerde geneesmiddelen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Er zijn ook geneesmiddelen die (nog) niet zijn geregistreerd. Het betreft bijvoorbeeld geneesmiddelen die zich nog in het stadium van proefneming bevinden of geneesmiddelen die voor een individueel geval in een apotheek worden bereid. Het feit dat een bepaald product niet is geregistreerd betekent nog niet dat de toepassing van de post is uitgesloten. Het is voldoende dat het product is bestemd om te worden gebruikt, of wordt aangeduid of aanbevolen als zijnde geschikt voor het genezen, lenigen of voorkomen van enige aandoening, ziekte(verschijnsel), pijn, verwonding of gebrek bij de mens. Daarbij is natuurlijk ook vereist dat het product in een farmaceutische vorm in de handel wordt gebracht.

3. Voorbehoedmiddelen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Onder ‘voorbehoedmiddelen’ worden verstaan alle niet als geneesmiddelen aan te merken anticonceptiva. De (anticonceptie)pil, zoals omschreven in de Geneesmiddelenwet, valt als geneesmiddel al onder de post. Als voorbehoedmiddel in de zin van de post kunnen worden aangemerkt: het spiraaltje, het pessarium, het condoom (het klassieke en het vrouwencondoom) en de zaaddodende pasta.

Glijmiddelen kunnen niet onder de post worden gerangschikt. Ik keur goed dat glijmiddelen die samen met één of meerdere condooms in één verpakking voor één prijs worden geleverd, delen in de toepassing van het verlaagde tarief.

4. Infusievloeistoffen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

De levering van infusievloeistoffen is onderworpen aan het verlaagde tarief. Tot de infusievloeistoffen behoren onder meer suiker- of zoutoplossingen die bestemd zijn om door middel van een infuus te worden toegediend. Een spoelvloeistof voor het spoelen van een (verblijfs)katheter (een wat samenstelling betreft op een infusievloeistof gelijkende zoutoplossing) is overigens een aan registratie onderworpen farmaceutisch product.

De vloeibare voeding die via een sonde aan de mens wordt toegediend is op grond van post a 1 onderworpen aan het verlaagde tarief.

5. Hulpmiddelen bij transport en opslag van bloed e.d.

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Goedkeuring

Onder de volgende voorwaarden keur ik goed dat steriele medische hulpmiddelen voor eenmalig gebruik onder het verlaagde tarief worden gerangschikt.

Voorwaarden

  • de hulpmiddelen dienen uitsluitend te zijn bestemd voor het transport en/of de opslag van bloed, bloedcomponenten en/of infuusvloeistoffen en dienen daarmee in aanraking te komen en;

  • de hulpmiddelen voldoen aan de eisen die gesteld zijn in het Besluit medische hulpmiddelen.

Onder de in dit onderdeel van de post bedoelde steriele medische hulpmiddelen kunnen worden gerangschikt steriele, voor eenmalig gebruik bestemde

  • infusiesets;

  • transfusiesets;

  • verlengslangen;

  • infusiekranen;

  • infuus- en bloedfilters;

  • drukmeetsets;

  • adaptors;

  • lege zakken;

  • bloedafnamehulpmiddelen zoals bloedlijnen voor hartlong machines;

  • wafers, hulpstukken waarmee de slangen van verschillende bloedzakken worden doorgesneden en aan elkaar kunnen worden gelast.

Ook de verwerkingsset van het intercept blood system valt onder het verlaagde tarief. Deze set is een steriel medisch hulpmiddel voor eenmalig gebruik en bestaat uit verschillende zakken, een chemische stof en een filter. De verwerkingsset wordt als een geheel verkocht en is bestemd voor de opslag en het transport van bloedbestanddelen (Rechtbank Haarlem, 23 april 2009, nr. AWB 08/03677).

Losse naalden, katheters en dergelijke, die worden gebruikt om de desbetreffende stoffen aan de patiënt toe te dienen, kunnen niet onder deze medische hulpmiddelen worden gerangschikt. Deze naalden en katheters worden overigens, omdat hierbij de wensen van de gebruikers een zeer belangrijke rol spelen, nooit in een totaal systeem geleverd. Losse katheters vallen onder posta 37.

Voorbeelden van producten en productgroepen die niet onder de in dit onderdeel bedoelde steriele medische hulpmiddelen kunnen worden gerangschikt zijn:

  • infuuspompen;

  • bloedscheidingsapparatuur;

  • beluchters;

  • controllers of volumeregeling;

  • lege, niet steriele infuuszakken;

  • toedieningsystemen voor enterale voeding;

  • voedingssondes;

  • katheterspoellijnen;

  • sealapparatuur;

  • bloedbank hulpmateriaal, zoals tangetjes, klemmen en persen;

  • afsluitstopjes en -kapjes;

  • mandrijnen;

  • ampullen.

Blaasspoellijnen, katheterspoellijnen, intraveneuze katheters, afzuigkatheters en urologiekatheters vallen onder post a 37.

Het komt voor dat in één set goederen worden geleverd die aan verschillende tarieven zijn onderworpen en die hun zelfstandigheid hebben behouden. In dat geval dient de vergoeding voor de set te worden gesplitst in een aan het verlaagde tarief en een aan het algemene tarief onderworpen deel. Wanneer een ondernemer geen splitsing wil aanbrengen wordt de totale vergoeding belast naar het algemene tarief.

Goederen die (ook) worden gebruikt voor diagnostische doeleinden vallen niet onder de goedkeuring. Daardoor vallen bloedbuisjes waarin afgenomen bloed wordt opgevangen en die bepaalde additieven, reagentia of testmiddelen bevatten, niet onder het verlaagde tarief. Dat geldt ook wanneer het doel van de in de bloedbuisjes aanwezige middelen niet verder reikt dan het afgenomen bloed − bijvoorbeeld door het voorkomen van stolling of door het afsplitsen van bestanddelen − geschikt te maken voor verder onderzoek.

6. Inhalatiegassen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Onder de post kunnen mede worden gerangschikt inhalatiegassen die kennelijk zijn bestemd voor medische doeleinden. Het gaat hier bijvoorbeeld om zuurstof die en lachgas dat bij de behandeling van patiënten in ziekenhuizen enz. wordt gebruikt.

Bij de levering van zuurstof en lachgas is voor de tarieftoepassing niet van belang in welke vorm (gas of vloeibaar) de zuurstof wordt aangeboden. Het verlaagde tarief is ook van toepassing op de (eventuele) vergoeding die aan de gebruikers in rekening wordt gebracht voor de ter beschikking stelling van zuurstofcilinders, -vaten en dergelijke. Zie verder post a 37 voor de hulpmiddelen.

Het inhalatiegas INOmax voor de behandeling van pulmonaire hypertensie bij pasgeborenen valt onder de post. De levering van de INOmax en de ter beschikking stelling van de daarbij behorende INO-apparatuur (INOvent, INOcal en de INOmeter) wordt als één prestatie aangemerkt, namelijk de levering van medisch inhalatiegas. INOmax kan niet worden toegediend zonder de bijbehorende INO-apparatuur. Vanuit de afnemer staat de levering en toediening van het inhalatiegas centraal. De elementen afzonderlijk hebben geen praktisch nut.

7. Administratiekosten apothekers.

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Apothekers brengen aan cliënten die de aan hen geleverde genees- en verbandmiddelen enz. niet contant betalen maar op rekening kopen, boven de vergoeding voor de geleverde genees- en verbandmiddelen een bedrag aan administratiekosten in rekening. Dat bedrag moet worden geacht deel uit te maken van de vergoeding voor de geleverde genees- en verbandmiddelen. In verband daarmee zou, strikt genomen, het bedrag voor administratiekosten in voorkomende gevallen moeten worden gesplitst in een gedeelte dat betrekking heeft op aan het verlaagde tarief onderworpen goederen, en een gedeelte dat betrekking heeft op aan het algemene tarief onderworpen goederen. Omdat de goederen die op rekening worden gekocht in overwegende mate aan het verlaagde tarief zijn onderworpen, keur ik om praktische redenen het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur goed dat de vergoeding voor administratiekosten in haar geheel wordt geacht deel uit te maken van de vergoeding waarop het verlaagde tarief van toepassing is.

Post a 7

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

De tekst van post a 7 luidt:

‘diergeneesmiddelen als zijn bedoeld in de Diergeneesmiddelenwet, met uitzondering van diergeneesmiddelen voor in vitro gebruik;’

2. Algemeen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Producten die zijn aan te merken als diergeneesmiddel in de zin van de Diergeneesmiddelenwet (Stb. 1985, 410) worden belast naar het verlaagde tarief. Voorwaarde is dat zij worden toegepast bij of aan het dier zelf (in vivo gebruik). Niet onder het verlaagde tarief vallen de middelen die worden toegepast op weefsel of lichaamsvloeistoffen die uit dieren afkomstig zijn om een diagnose te stellen (in vitro gebruik).

Grondstoffen voor de bereiding van diergeneesmiddelen worden niet als diergeneesmiddelen in de zin van de Diergeneesmiddelenwet aangemerkt.

3. Diergeneesmiddel

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Op grond van artikel 1, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenwet wordt als diergeneesmiddel aangemerkt elke substantie die is bestemd om al dan niet na be- of verwerking te worden gebruikt voor:

  • het genezen, lenigen of voorkomen van enige aandoening, ziekte, ziekteverschijnsel, pijn, verwonding of gebrek van een dier;

  • het herstellen, verbeteren of wijzigen van het functioneren van organen van een dier;

  • het onderkennen van een ziekte of gebrek bij dieren door toepassing bij een dier.

De bestemming moet kunnen worden vastgesteld aan de hand van bijvoorbeeld de aard, vorm, verpakking of aanduiding van het product.

Alle informatie over geregistreerde diergeneesmiddelen (Europese en Nederlandse) en de diergeneesmiddelen waarvoor een registratie in Nederland is aangevraagd, is terug te vinden in de diergeneesmiddelendatabase die door het CBG op het internet is gepubliceerd (www.cbg-meb.nl). Als registratie (nog) niet is vereist zal op de verpakking in ieder geval het woord diergeneesmiddel moeten worden vermeld en de diersoort(en) waarvoor het diergeneesmiddel is bestemd. Dit betekent dat het verlaagde tarief voor in Nederland toegelaten diergeneesmiddelen alleen van toepassing is op de levering van producten, die als diergeneesmiddel in de handel worden gebracht en die ook overigens aan de in de Diergeneesmiddelenwet genoemde vereisten voldoen.

4. Middelen ter bestrijding van ongedierte bij dieren

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Middelen die worden gebruikt voor de bestrijding van ongedierte (zoals vlooien, luizen en teken) bij dieren zijn onder te verdelen in:

  • a. middelen die zijn bestemd voor inwendig gebruik door het dier (zgn. endoparasiticiden). Deze middelen worden, als zij aan de daartoe in de Diergeneesmiddelenwet gestelde voorwaarden voldoen, als diergeneesmiddel aangemerkt en vallen als zodanig onder de post. Zij zijn herkenbaar aan het registratienummer op de verpakking van deze middelen (zie ook onderdeel 3).

  • b. middelen die zijn bestemd voor uitwendig gebruik (zgn. ectoparasiticiden), waarbij een onderscheid dient te worden gemaakt tussen:

    • middelen die op het dier zelf worden toegepast (bijvoorbeeld vlooienbanden);

    • middelen die in de verblijfsomgeving van het dier worden toegepast (bijvoorbeeld sprays).

De op het dier zelf toegepaste middelen vallen vanaf 1 januari 1995 voor het toelatingsregime onder de Diergeneesmiddelenwet. Zij vallen onder de post als zij aan de daarin gestelde voorwaarden voldoen en als zodanig herkenbaar zijn aan het registratienummer op de verpakking.

De middelen die in de verblijfsomgeving van het dier worden toegepast vallen niet onder de werking van de Diergeneesmiddelenwet. Zij worden ook niet toegepast voor of bij het dier zelf. Deze middelen vallen niet onder de post.

5. Dierenartsen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

In gevallen waarin een dierenarts bij de geneeskundige behandeling van een ziek dier een diergeneesmiddel toedient, is sprake van een naar het algemene tarief belaste dienst waarin het toedienen van het diergeneesmiddel opgaat.

Als de dierenarts na de behandeling van het zieke dier aan de verzorger van het dier diergeneesmiddelen levert, verricht de dierenarts een afzonderlijke aan het verlaagde tarief onderworpen levering van diergeneesmiddelen.

In gevallen waarin het op correcte wijze splitsen van de aan de levering van diergeneesmiddelen toe te rekenen omzet vanuit de administratie onmogelijk is, kan de inspecteur een praktische regeling treffen. Een in dat kader aan te brengen forfaitaire splitsing van de omzet dient gebaseerd te zijn op, en zo nauwkeurig mogelijk aan te sluiten bij de praktijkgegevens van de betrokken dierenarts.

Post a 8

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

De tekst van post a 8 luidt:

‘verbandmiddelen zoals watten, windsels, gaas, hechtmiddelen, pleisters, tampons, spalken en daarmee gelijk te stellen artikelen die kennelijk zijn bestemd voor geneeskundige doeleinden, alsmede gevulde verbanddozen, damesverband, kraammatrassen en incontinentiematerialen;’

2. Verbandmiddelen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

De opsomming van verbandmiddelen is niet limitatief. Onder de post vallen niet alleen de in het bijzonder genoemde middelen, maar ook middelen die:

  • 1. wat betreft gebruik aan de genoemde artikelen zijn gelijk te stellen, en

  • 2. zijn ontwikkeld en worden aangeboden voor geneeskundige doeleinden.

Voor een ‘open’ omschrijving van het begrip is gekozen om ook de nieuwste artikelen op het gebied van de verbandmiddelen onder de post te doen vallen.

Het begrip verbandmiddel omvat naar spraakgebruik alleen producten die ertoe dienen een beschadigd (in het bijzonder: gewond) of ziek lichaamsdeel te bedekken.

Verbandmiddelen die gebruikt worden in de diergeneeskunde vallen ook onder de post (zie onderdeel 15 bij deze post).

De zogenoemde bandagelens, een lens die na een oogoperatie wordt gebruikt om het oog af te dekken en dient als ‘verband’, valt onder de post.

Gebruiksartikelen, zoals kleding en schoeisel, die een therapeutische werking bezitten, vallen niet onder de post.

3. Watten

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Onder watten zijn te begrijpen celstofwatten, geïmpregneerde watten, verbandwatten, vette watten, steriele wattenstaafjes die bestemd zijn voor chirurgische doeleinden en dergelijke. Niet onder de post vallen autopoetswatten, bijouteriewatten (juwelierswatten), poederdonsjes, toiletwatten en niet-steriele wattenstaafjes enz..

Ik keur goed dat witte watten die voor allerlei huishoudelijke doeleinden (waaronder geneeskundige) worden gebruikt, onder de post worden gerangschikt.

4. Windsels

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Windsels worden gemaakt uit diverse stoffen en gebruikt voor verschillende doeleinden. Het gaat bijvoorbeeld om elastische windsels, hydrofiele windsels, gipswindsels en dergelijke.

Voorbeelden van goederen die onder de post vallen:

  • immobiliserende verbandsystemen (bijvoorbeeld een tricot kous waarin een twee componentenvloeistof wordt gegoten) die na het aanleggen dienen om het te fixeren lichaamsdeel te verharden;

  • al dan niet elastische kniebanden, dijbeenbanden, enkelbanden, elleboogbanden en polsbanden;

  • elastische kousen die door bedlegerige patiënten worden gedragen ter voorkoming van trombose;

  • elastische kousen, als zij een drukwaarde van tenminste 25 mm kwik hebben (daaruit volgt indeling in klasse 2 of hoger van de zgn. lijst van Bernink);

  • flexibele (kunst)stof omhulsels die zijn gevuld met een substantie, die na verhitting of koeling als warmte- of koudekompres om (delen van) armen, benen en dergelijke worden gewikkeld ten einde blessures te behandelen, als zij als (warmte- of koude) kompres in de handel worden gebracht;

  • zogenoemde stompsokken van wol, tricot enz. Dit zijn speciaal vervaardigde hoesjes die een gebruiker in staat stellen om een prothese permanent te gebruiken.

Een redelijke wetstoepassing brengt met zich dat ook oefenverbanden, ofwel dikke windsels, die als oefenmateriaal worden gebruikt bij o.a. EHBO-cursussen onder de post vallen.

Producten die naar uiterlijk en gebruiksmogelijkheden als een kant-en-klaar kledingstuk moeten worden aangemerkt vallen niet onder de post.

5. Gaas

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Het betreft hier niet alleen hydrofielgaas ter afdekking van wonden, maar ook allerlei artikelen van gaas zoals kompressen en stroken, alsmede kompressen van bijvoorbeeld celstof in gaas of celstof in textielvlies.

Goedkeuring

Ik keur goed dat incisiefolie, een uiterst dunne kleeffolie die op de huid van patiënten wordt aangebracht voordat de incisie wordt gemaakt, wondfolie en infusiefolie, onder de post worden gerangschikt.

6. Hechtmiddelen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Bij hechtmiddelen kan worden gedacht aan de traditionele draad (catgut, zijde, kunststof) en hechtzijde, aan hechtkrammetjes en aan hechtnietjes en -clips.

Bij de levering van hechtdraad wordt de naald soms vast aan de hechtdraad meegeleverd. Ik keur goed dat draad en naald dan als één geheel als hechtmiddel onder de post valt.

Voor het aanbrengen van nietjes en clips wordt zgn. hechtapparatuur (nietmachines) gebruikt. Deze hechtapparatuur kan niet delen in het verlaagde tarief voor hechtmiddelen. Dit geldt ook voor de bij hechtapparatuur behorende instrumenten zoals een verwijdertang en een weefselmeetinstrument.

Vaak wordt een hechtapparaat samen met nietjes of clips tegen één vergoeding geleverd. De nietjes of clips, die meestal vervaardigd zijn van titanium of chirurgisch staal, vertegenwoordigen daarbij een niet onaanzienlijke waarde. Voor de tarieftoepassing moet de vergoeding worden gesplitst in een naar het verlaagde tarief te belasten deel (de nietjes en/of clips) en een naar het algemene tarief te belasten deel (het hechtapparaat). Voor het vaststellen van het naar het verlaagde tarief te belasten deel van de vergoeding kan de prijs die voor een los te leveren cassette nietjes of clips in rekening wordt gebracht, als richtsnoer dienen.

7. Pleisters

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Tot pleisters in de zin van de post behoren niet alleen hecht- en wondpleisters, maar ook:

  • elastisch (net)verband waarmee bijvoorbeeld hydrofielgaas kan worden gefixeerd;

  • likdoornpleisters en likdoornringen;

  • katheterpleisters, speciaal gevormde pleisters die worden gebruikt om neussondes, drainagekatheters e.d. op hun plaats te houden;

  • sporttapes die specifiek zijn ontwikkeld voor gebruik op het lichaam en die dienen om (de gevolgen van) blessures te bestrijden of te voorkomen.

8. Tampons

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Het betreft alle tampons die gebruikt worden bij geneeskundige behandelingen, bijvoorbeeld gynaecologische tampons en tampons voor tandheelkundig gebruik.

9. Spalken

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Naast de traditionele rechte spalken vallen (hulp)middelen die dezelfde functie hebben onder de post. Voorbeelden daarvan zijn:

  • buigzame aluminium strips voor de behandeling van gebroken vingers;

  • scharnierende spalken zoals knie- en elleboogscharnieren;

  • verstelbare hielbakjes van kunststof of metaal;

  • thermoplastisch polyethyleen schuim (plastazote) dat via verhitting aan het lichaam kan worden gemodelleerd en dat wordt gebruikt voor de vervaardiging van bijvoorbeeld lichte spalken.

10. Met verbandmiddelen gelijk te stellen artikelen die kennelijk zijn bestemd voor geneeskundige doeleinden.

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Alleen producten die qua functie op één lijn zijn te stellen met verbandmiddelen kunnen onder de post worden gerangschikt. Onder de post kunnen bijvoorbeeld doekjes worden gerangschikt die zijn geïmpregneerd met een ontsmettingsstof en die zijn bestemd voor het – ter voorkoming van infecties – ontsmetten van de huid bij het toedienen van injecties.

Proceduretrays (ook wel aangeduid als behandelmodules, logist-O.K. of O.K.-setjes) zijn pakketten die diverse artikelen bevatten die bij operaties worden gebruikt zoals verbandmiddelen, afdekmaterialen, een operatiejas, handdoekjes, kleef- en steristrips en dergelijke. Omdat wordt aangenomen dat de samenstellende delen hun zelfstandigheid hebben behouden, geldt voor de verbandmiddelen het verlaagde tarief en voor de andere artikelen het algemene tarief.

De Vacuum Assisted Closure (VAC) is een set bestaande uit een steriel verpakte polyurethaan wondbedekker met bijbehorende slangenset, pompen, incisiefolie en/of opvangbeker. De wondbedekker zorgt voor het ontstaan van onderdruk in de wondholte of onder een huidtransplantaat of -flap, waardoor de wondranden naar het centrum van de wond worden getrokken, wat de genezing van de wond bevordert. Het wondvocht wordt verzameld in de bij de set behorende opvangbeker. De set valt niet onder post.

Goedkeuring

Ik keur goed dat de voor eenmalig gebruik bestemde onderdelen van de VAC (de wondbedekker met slangenset, de incisiefolie en de opvangbeker) onder de post worden gerangschikt. De tot de VAC behorende goederen die meerdere malen zijn te gebruiken (de pompen) vallen onder het algemene tarief.

Een botregeneratie-membraan is een soort vliesje dat door de tandarts/kaakchirurg onder het worteloppervlak van een tand of kies in het kaakbot wordt geïmplanteerd ter afsluiting van een defect in − onder meer − het kaakbot. Botregeneratie-membranen kunnen van verschillende materialen zijn vervaardigd (kunststof, maar ook dierlijk of humaan weefsel). De membranen zijn al dan niet door het menselijk lichaam afbreekbaar. Gelet op hun eigenschappen en toepassingsmogelijkheden zijn de membranen op één lijn te stellen met verband- of hechtmiddelen. Ze kunnen daarom onder de post worden gerangschikt.

Ook ander botvervangend materiaal dat zorgt voor het bijeenhouden van omliggend bot en dat nieuw eigen lichaamsbot laat opkomen op plaatsen waar het botvervangend materiaal is aangebracht (omdat daar bot is weggeslagen), kan onder de post worden gerangschikt. Botregeneratieve producten vallen onder post a 6.

Ook de zogenoemde tourniquet die wordt aangebracht net iets boven de wond valt onder de post. Dit product bestaande uit een band met een klemfunctie zorgt er voor dat beschadigd weefsel op die plaats zodanig wordt dichtgedrukt, dat de slagader stopt met bloeden.

Voorbeelden van goederen die niet onder de post vallen:

  • operatielakens, slopen, afdekdoeken en dergelijke afdekmaterialen (al dan niet steriel en/of voor eenmalig gebruik, of voorzien van een stukje incisiefolie), operatiemaskers, operatiekapjes, overtrekken, spuugdoekjes en dergelijke;

  • gebruiksartikelen met een bepaalde therapeutische en/of (veronderstelde) heilzame werking, zoals speciale (rheuma)hemden, steunkousen, ‘medische’ schapenvachten e.d;

  • huidbeschermende preparaten die worden gebruikt als onderlaag voor verband om de huid bij verwijdering van het verband te beschermen tegen beschadiging, irritatie, bloeding of ontsteking;

  • proprioceptieve inlegzolen ter verbetering van de lichaamshouding en beweging (zie ook onderdeel 11 bij post a 35).

11. Verbanddozen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Tot de in de post genoemde gevulde verbanddozen behoren ook gevulde verbandetuis en zakapotheken.

12. Damesverband

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Inwendig en uitwendig damesverband en inlegkruisjes vallen onder de post. Ook de zogenoemde ‘keeper’, een rubberen reservoirtje met een inhoud van 30 cc dat ertoe dient menstruatiebloed op te vangen en dat op dezelfde wijze wordt ingebracht als een damestampon, kan onder de post worden gerangschikt.

13. Kraammatrassen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Kraammatrassen vallen onder de post. Ik keur goed dat ook zoogkompressen, kraampakketten (met o.a. kraamverband) en sluitlakens onder de post worden gerangschikt. Ook herbruikbare zoogkompressen van siliconen vallen onder de post.

14. Incontinentiematerialen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Met het begrip ‘incontinentiematerialen’ wordt gedoeld op het gehele scala aan producten dat als doel heeft om incontinentie te voorkomen of de gevolgen van incontinentie te verlichten of tegen te gaan. Incontinentiematerialen zijn zowel producten die incontinente personen in/aan hun lichaam dragen, als producten die op gebruiksartikelen zoals matrassen, meubilair e.d. worden gelegd om die artikelen te beschermen tegen de gevolgen van incontinentie. Bij incontinentie die niet het gevolg is van ziekte (zoals in het algemeen het geval is bij baby’s en kleine kinderen) kan de post geen toepassing vinden. Reguliere babyluiers zijn daarom niet onder de post te rangschikken. De (pyama)luierbroekjes, die speciaal zijn ontwikkeld voor kinderen vanaf vier jaar en/of met een gewichtsklasse van 17 tot 30 kilogram, kunnen wel onder de post worden gerangschikt.

Bij incontinentiematerialen gaat het zowel om absorberende producten als om producten die juist voorkomen dat absorberende producten moeten worden gebruikt. Voorbeelden van absorberende producten zijn:

  • speciale luiers voor incontinente gehandicapte kinderen die op recept van een arts door apothekers worden verstrekt. Hierbij dient de apotheker met behulp van het recept van een arts aannemelijk te maken, dat het verlaagde tarief van toepassing is;

  • slips en broeken (de zgn. fixatie- of netbroeken) die ten doel hebben incontinentieluiers die niet zijn voorzien van bevestigingspunten op hun plaats houden;

  • badslips voor incontinente personen, die bij het zwemmen worden gedragen.

Voorbeelden van producten die voorkomen dat absorberende producten moeten worden gebruikt zijn incontinentieklemmen en urethrastoppen.

Onder incontinentiematerialen zijn zowel de voor éénmalig gebruik als de voor meermalig gebruik bestemde producten te begrijpen.

De levering van de tot plaswekkersets (sets die ertoe dienen bedplassen bij kinderen van 6 jaar en ouder op te heffen) behorende plasbroekjes en plasmatten met bijbehorende snoertjes, kunnen onder de post worden gerangschikt. Het gaat om broekjes en matten waarin een laagje zilverdraad is verwerkt. De speciale plasbroekjes en -matten zijn via snoertjes aan de plaswekker verbonden en geven aan de plaswekker het signaal dat er urine in het plasbroekje of op de plasmat terecht is gekomen. Als plaswekkersets als één geheel worden geleverd, keur ik goed dat het verlaagde tarief wordt toegepast. De verhuur van de plaswekker met bijbehorende batterijen is aan het algemene tarief onderworpen.

Voorbeelden van goederen die niet onder de post vallen:

  • de speciaal voor incontinente personen bestemde hygiënische middelen als speciale zepen en spray;

  • matrassen e.d. die zijn bekleed met materiaal dat incontinentiebestendig is. De matrassen zijn bedoeld om op te slapen en hebben niet de primaire functie om de (gevolgen van) incontinentie tegen te gaan;

  • producten die niet specifiek zijn ontwikkeld om incontinentie te voorkomen, te verlichten of tegen te gaan maar alleen een (al dan niet verondersteld) zijdelings effect hierop hebben, zoals medische schapenvachten.

15. Dierverbandmiddelen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Aangezien met het begrip geneeskundige doeleinden wordt gedoeld op de aanwending binnen zowel de humane geneeskunde als de diergeneeskunde, kunnen ook de specifiek voor dieren bestemde verbandmiddelen – bijvoorbeeld speciale bandages – onder het verlaagde tarief vallen. Onder het begrip dierverbandmiddelen zijn verder te rangschikken:

  • klauwzak en hondensok, die een gewonde dierenpoot tegen vocht en vuil van buiten beschermen en daarnaast dienen voor het op de plaats houden van de − bijvoorbeeld met een gaasje − op de wond aangebrachte medicijnen;

  • breuknetje, een verstevigd stukje gaas dat bij een navelbreuk de naar buiten tredende darmen moet terugdringen;

  • hechtclips, hechtkrammen, pluggen voor de fixatie van de lebmaag en schede(hecht)band;

  • zgn. beendraden met behulp waarvan (soms) bij breuken in de kaak of van de tanden fixatie plaatsvindt;

  • uit twee componenten bestaande snelhardende kunststof (zoals ‘Technovit’) die bij de fixatie van breuken wordt gebruikt.

Paardenbandages hebben in hoofdzaak een preventieve functie (voorkomen van blessures e.d.) en zijn daarom niet als dierverbandmiddel aan te merken.

16. Verbandmiddelensets

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Verbandmiddelensets zijn sets bestemd voor een bepaalde geneeskundige of chirurgische behandeling. De sets bevatten naast verbandmiddelen (gaas, watten, windsels en dergelijke) ook andere artikelen zoals bakjes, schaaltjes, pincetten, mesjes, handschoenen en dergelijke. De sets worden doorgaans gesteriliseerd in één verpakking geleverd. Omdat wordt aangenomen dat de samenstellende delen hun zelfstandigheid hebben behouden, geldt voor de verbandmiddelen het verlaagde tarief. Voor de andere onderdelen van de sets geldt het algemene tarief, tenzij ze kunnen worden gerangschikt onder één van de andere posten van de tabel.

Goedkeuring

Ik keur goed dat een set die is samengesteld uit verbandmiddelen, een bakje of schaaltje voor eenmalig gebruik en ten hoogste twee pincetten voor eenmalig gebruik, wordt gerangschikt onder het verlaagde tarief.

Post a 28

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

2. Algemeen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Met het begrip ‘water’ wordt gedoeld op het drinkwater dat via het openbare leidingnet wordt geleverd.

Onder de post vallen ook gedistilleerd water en warm water.

Ik keur goed dat ‘ander’ water, ook wel aangeduid als B-water, grijs water of huishoud/industrie/landbouwwater, onder het verlaagde tarief valt. Het gaat hier om in mindere mate gezuiverd oppervlaktewater dat niet voor menselijke consumptie geschikt is, maar wel bruikbaar is voor niet-consumptieve doeleinden, bijv. voor spoelwerkzaamheden en beregening van gewassen. Onder ander water kan ook regenwater worden begrepen.

Niet onder de post vallen:

  • gedemineraliseerd, ontijzerd en onthard water;

  • zeewater en rivierwater, al dan niet bestemd voor wetenschappelijke doeleinden;

  • ijs en stoom.

Water dat niet onder post a 28 valt maar dat specifiek als voedingsmiddel herkenbaar is, valt onder post a 1.

3. Bijkomende verrichtingen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Het vastrecht en de belasting op leidingwater behoren tot de vergoeding voor de levering van water en vallen ook onder het verlaagde tarief.

De bijkomende verrichtingen van de waterleverancier die rechtstreeks verband houden met de levering van water delen in de toepassing van het verlaagde tarief. Het betreft onder meer de volgende vergoedingen/kosten:

  • de meterhuur voor het (ver)plaatsen, onderhouden en herstellen van watermeters;

  • de onder de benaming ‘leidinghuur’, ‘onderhoud dienstleiding’, ‘aansluitkosten’ en dergelijke aan de afnemers berekende kosten voor aanleg, aansluiting en onderhoud van een dienstleiding;

  • de vergoeding voor het aansluiten van een woonhuis op het openbare leidingnet;

  • de vergoeding voor het aanleggen van een tijdelijke aansluiting;

  • de vergoeding voor het plaatsen, verhuren, onderhouden en herstellen van brand- en bouwleidingen die als dienstleiding fungeren;

  • de vergoeding voor het beschikbaar houden van brandbluscapaciteit;

  • de vergoeding voor het plaatsen, verhuren, onderhouden en herstellen van standpijpen;

  • de vergoeding voor het inspecteren van binnenhuisaansluitingen en het controleren van watermeetinrichtingen;

  • de vergoeding voor het sluiten en openen van een dienstkraan bij de aanvang of het einde van de levering van water;

  • de transport- en arbeidskosten voor de levering van water aan schepen, land- en tuinbouwbedrijven, of voor tijdelijke aansluitingen;

  • de vergoeding die wordt voldaan om te voorkomen dat de watertoevoer wordt afgesloten wegens wanbetaling.

Het verlaagde tarief is niet van toepassing op:

  • het plaatsen, onderhouden en beproeven van brandkranen;

  • het aansluiten van een binnenleiding op een brandleiding;

  • het beproeven van tanks en meetinstrumenten;

  • het verrichten van laboratoriumwerkzaamheden;

  • het tegen vergoeding inspecteren van waterleidingen en/of installaties door een waterleidingbedrijf op de aanwezigheid van legionellabacteriën.

Post a 29

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

De tekst van post a 29 luidt:

  • ‘a. kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten, voor zover deze worden ingevoerd;

  • b. kunstvoorwerpen voor zover deze worden geleverd door:

    • 1°. de maker of diens rechtverkrijgende onder algemene titel; of

    • 2°. een ondernemer, andere dan een wederverkoper, die ingevolge artikel 15, eerste lid, de belasting ter zake van zijn verkrijging volledig in aftrek brengt;’

2. Algemeen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten zijn gedefinieerd in artikel 2a, eerste lid, onderdeel m, van de wet in verbinding met artikel 4, tweede lid, van de uitvoeringsbeschikking en de bij die beschikking behorende bijlage J. Het verlaagde tarief geldt voor leveringen en opleveringen (zie de toelichting op post b16).

3. Kunstvoorwerpen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

3.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

In post 1 van bijlage J zijn de volgende goederen als ‘kunstvoorwerpen’ aangewezen:

  • a. schilderijen, collages en dergelijke decoratieve platen, schilderijen en tekeningen geheel van de hand van de kunstenaar, met uitzondering van bouwtekeningen en andere tekeningen voor industriële, commerciële, topografische en dergelijke doeleinden en van met de hand versierde voorwerpen alsmede van beschilderd doek voor theatercoulissen, voor achtergronden van studio's of voor dergelijk gebruik (GN-code 9701);

  • b. originele gravures, originele etsen en originele litho's, dat wil zeggen een of meer door de kunstenaar geheel met de hand vervaardigde platen die in een beperkte oplage rechtstreeks in het zwart of in kleuren zijn afgedrukt, ongeacht het materiaal waarop dit afdrukken is geschied en ongeacht de gevolgde techniek, met uitzondering van de mechanische en van de fotomechanische reproductietechniek (GN-code 9702 00 00);

  • c. originele standbeelden en origineel beeldhouwwerk, ongeacht het materiaal waarvan zij vervaardigd zijn, mits het werk geheel van de hand van de kunstenaar is; afgietsels van beeldhouwwerken in een oplage van maximaal acht exemplaren, die door de kunstenaar of diens rechthebbenden wordt gecontroleerd (GN-code 9703 00 00);

  • d. tapisserieën (GN-code 5805 00 00) en wandtextiel (GN-code 6304 00 00), met de hand vervaardigd volgens originele ontwerpen van kunstenaars, mits er niet meer dan acht exemplaren van elk zijn;

  • e. unieke voorwerpen van keramiek, geheel van de hand van de kunstenaar en door hem gesigneerd;

  • f. emailwerk op koper, geheel met de hand vervaardigd tot maximaal acht genummerde en door de kunstenaar of het atelier gesigneerde exemplaren, met uitsluiting van sieraden, juwelen en edelsmeedwerk;

  • g. foto's die genomen zijn door de kunstenaar, door hem of onder zijn toezicht zijn afgedrukt, gesigneerd en genummerd, met een oplage van maximaal 30 exemplaren voor alle formaten en dragers samen.

3.2. Maker

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

De kunstenaar is de ontwerper en maker van een kunstvoorwerp. Derden die een kunstvoorwerp in opdracht van de maker vervaardigen, vallen dus niet onder dit begrip. De levering van een kunstvoorwerp door deze derden valt niet onder het verlaagde tarief. Voor de beoordeling of iemand kunstenaar is, is bepalend of deze persoon schilderijen, beeldhouwwerken enz. ontwerpt die naar maatschappelijke opvattingen als kunstvoorwerp worden aangemerkt.

3.3. Gebruiksvoorwerpen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Voorwerpen die het karakter hebben van een gebruiksvoorwerp (met uitzondering van lijfsieraden die zijn aan te merken als beeldhouwwerk) vallen niet onder de post. Dit is het geval als het kunstzinnige karakter van de voorwerpen ondergeschikt is aan de gebruiksfunctie ervan. Voorbeelden van voorwerpen die niet als kunstvoorwerp maar als gebruiksvoorwerp worden aangemerkt:

  • kunstzinnig vervaardigde tafels of stoelen;

  • namaakdieren van kunstbont die het karakter hebben van knuffeldier/speelgoed;

  • kledingstukken die door een kunstenaar zijn beschilderd, maar die naar hun functie zijn bestemd om als kleding te worden gedragen;

  • lijkkisten, urnen en kleding die door kunstenaars worden vervaardigd ter herdenking van overledenen of voor gebruik bij begrafenissen en crematies;

  • objecten die een soortgelijke functie vervullen als amuletten. Deze objecten worden aangeschaft vanwege de (veronderstelde) werking en niet zozeer vanwege een artistieke waarde.

3.4. Schilderijen, enz. (post 1, onderdeel a, bijlage J)

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Of een voorwerp als een schilderij kan worden aangemerkt moet naar het spraakgebruik worden beoordeeld. Beschilderde goederen zijn pas dan als schilderijen in de zin van de post aan te merken als zij het karakter hebben van schilderijen. Hierbij geldt de voorwaarde dat het eventuele overige gebruik dat van die goederen kan worden gemaakt onbetekenend van aard is. Kledingstukken die door een kunstenaar zijn beschilderd, maar die naar hun functie zijn bestemd om als kleding te worden gedragen vallen daarom niet onder de post.

Lijsten waarin schilderijen, schilderingen, tekeningen, collages en dergelijke decoratieve platen, gravures, etsen en litho’s zijn ingelijst, volgen het tarief van die kunstvoorwerpen, als de aard en de waarde van die lijsten in overeenstemming zijn met die van bedoelde kunstvoorwerpen.

3.5. Originele gravures, etsen en litho's (post 1, onderdeel b, bijlage J)

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Goedkeuring

Ik keur goed dat onder de post worden gerangschikt:

  • originele houtsneden;

  • zeefdrukken die door een kunstenaar − al dan niet in samenwerking met een zeefdrukker − handmatig zijn vervaardigd, mits zij door de kunstenaar handmatig zijn genummerd en gesigneerd in een maximale oplage van 250 exemplaren. Als de oplage hoger is dan 250 exemplaren, geldt voor de gehele oplage het algemene tarief.

3.6. Originele standbeelden en origineel beeldhouwwerk (post 1, onderdeel c, bijlage J)

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Onder de post vallen niet alleen werken die rechtstreeks uit harde materialen, zoals steen en hout, zijn gehouwen, maar ook werken van de beeldhouwkunst die uit brons of andere materialen zijn gegoten en werken van de beeldhouwkunst die uit andere materialen dan steen, hout of metaal zijn vervaardigd.

Lijfsieraden en ander ambachtswerk met een commercieel karakter en in serie vervaardigde reproducties en afgietsels met een commercieel karakter van metaal, gips, enz. kunnen niet worden gerangschikt onder de post.

Beeldhouwwerk met een commercieel karakter valt niet onder de post, zelfs niet als het is ontworpen of vervaardigd door kunstenaars. Er is sprake van een beeldhouwwerk met een commercieel karakter als dat werk naar maatschappelijke opvattingen uiterlijke gelijkenis vertoont met industriële of ambachtelijke producten. Daarbij zijn de vormgeving, de afmetingen, de materiaalkeuze, de kleur enz. van dat werk bepalend voor de beoordeling/waarneming van de gelijkenis. Door de gelijkenis moet voor de toepassing van het btw-tarief worden aangenomen dat het beeldhouwwerk concurreert met gelijkaardige industriële of ambachtelijke producten waarvoor het algemene btw-tarief geldt. In dergelijke gevallen is niet van belang of het betreffende beeldhouwwerk in een museumcollectie wordt opgenomen en of de prijs aanmerkelijk verschilt van de industriële of ambachtelijk vervaardigde, gelijkaardige producten. Voorbeeld: een kunstenaar levert een door hem ontworpen gouden ring met edelstenen, die alleen qua kleur van de edelstenen verschilt van een ambachtelijk vervaardigde gouden ring. Doorgaans zal er geen uiterlijke gelijkenis bestaan waar het gaat om volstrekt persoonlijke en unieke creaties waarmee de kunstenaar een esthetisch ideaal tot uitdrukking brengt.

Een door een kunstenaar ontworpen en geleverde gedenksteen is niet aan te merken als een beeldhouwwerk in de zin van de post. Omdat de gedenksteen uiterlijke gelijkenis vertoont met industriële of ambachtelijke gedenkstenen, is de steen aan te merken als grafmonument. Het verlaagde tarief is daarop niet van toepassing.

3.7. Unieke voorwerpen van keramiek, geheel van de hand van de kunstenaar en door hem gesigneerd (post 1, onderdeel e, bijlage J);

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Het criterium dat de keramische voorwerpen uniek moeten zijn, houdt in dat van het uiteindelijke voorwerp geen tweede nagenoeg identiek exemplaar is of zal worden vervaardigd. Dit betekent dat in serie gemaakte producten, waarbij de ambachtelijke vaardigheid het artistiek scheppend vermogen overheerst, niet als kunstvoorwerpen in de zin van de post kunnen worden aangemerkt. Een serie met de hand vervaardigde, vrijwel identieke, bekers (bijvoorbeeld voorzien van een beschildering van een kat), is niet aan te merken als een serie unieke voorwerpen van keramiek.

3.8. Verhuur van kunstvoorwerpen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Goedkeuring

Ik keur goed dat de verhuur van kunstvoorwerpen (of het op een andere manier tegen vergoeding ter beschikking stellen) door de kunstenaar onder het verlaagde tarief valt.

Het verlaagde tarief is niet van toepassing als kunstwerken worden verhuurd of uitgeleend door een ander dan de kunstenaar die het kunstwerk heeft vervaardigd. De uitlening van kunstwerken door instellingen voor kunstuitleen is daarom onderworpen aan het algemene tarief.

4. Voorwerpen voor verzamelingen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

4.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

In post 2 van bijlage J zijn de volgende goederen als ‘voorwerpen voor verzamelingen’ aangewezen:

  • postzegels, fiscale zegels, gefrankeerde enveloppen en postkaarten, eerstedag-enveloppen en dergelijke, gestempeld of ongestempeld, voor zover zij niet geldig zijn of niet geldig zullen worden (GN-code 9704 00 00);

  • verzamelingen en voorwerpen voor verzamelingen, met een zoölogisch, botanisch, mineralogisch, anatomisch, historisch, archeologisch, paleontologisch, etnografisch of numismatisch belang (GN-code 9705 00 00).

4.2. Postzegels enz. (post 2, onderdeel a, bijlage J)

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Ongestempelde postzegels vallen alleen onder de post als zij niet (meer) voor het frankeren van poststukken kunnen worden gebruikt. De levering door TNT NV van postzegels die in Nederland kunnen worden gebruikt voor het frankeren van poststukken, valt onder de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel m, van de wet.

4.3. Andere verzamelingen (post 2, onderdeel b, bijlage J)

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

De levering van bankbiljetten en munten die in enig land de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben is vrijgesteld, tenzij zij gewoonlijk niet als wettig betaalmiddel worden gebruikt of verzamelwaarde hebben (artikel 11, eerste lid, letter i van de wet). Munten met verzamelwaarde kunnen worden ondergebracht in een verzameling van numismatisch belang in de zin van de post, mits zij:

  • de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben en bovendien verzamelwaarde hebben; of

  • de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben verloren en verzamelwaarde hebben; of

  • nooit de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben gehad en uitsluitend verzamelwaarde hebben.

Bankbiljetten behoren tot (voorwerpen voor) verzamelingen van numismatisch belang, als aan de hiervoor genoemde voorwaarden is voldaan.

Historische landkaarten kunnen onder de verzamelvoorwerpen van historisch belang worden gerangschikt.

5. Antiquiteiten

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

5.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

In post 3 van bijlage J zijn als ‘antiquiteiten’ aangewezen:

  • andere voorwerpen dan kunstvoorwerpen en voorwerpen voor verzamelingen, ouder dan 100 jaar (GN-code 9706 00 00).

6. Instellingen voor kunstuitleen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Instellingen voor kunstuitleen stellen zich ten doel hedendaagse beeldende kunstwerken onder een zo groot mogelijk publiek te verspreiden. Daartoe verwerven deze instellingen werken van kunstenaars die zij tegen vergoeding – in het algemeen op basis van abonnement – uitlenen. Als de abonnementhouder dat wil kan hij het kunstwerk – eventueel op termijn – kopen. In verband daarmee kan de abonnementhouder vaak gebruik maken van de mogelijkheid om een bepaald percentage van het abonnementsgeld te sparen. Dit spaartegoed kan de abonnementhouder bij aankoop van het kunstwerk gebruiken om de verschuldigde koopsom geheel of gedeeltelijk te voldoen. Een ondernemer die kunstwerken uitleent, moet omzetbelasting voldoen over het totale abonnementsgeld. Dat geldt dus ook voor het deel van het abonnementsgeld dat als spaartegoed wordt aangehouden. Als dat spaartegoed op een later moment wordt gebruikt om een kunstwerk te kopen, dan wordt dat bedrag opnieuw in de heffing van omzetbelasting betrokken. Om dubbele heffing te voorkomen keur ik het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur goed dat geen omzetbelasting wordt geheven over het gedeelte van het abonnementsgeld dat de abonnementhouder met het oog op de toekomstige aankoop van een kunstwerk als spaartegoed bij een instelling voor kunstuitleen aanhoudt. Als het spaartegoed wordt gebruikt voor de aankoop van een kunstwerk, moet het spaartegoed worden gerekend tot de vergoeding voor de levering van het kunstwerk. Voor deze levering is dan omzetbelasting verschuldigd. Deze goedkeuring geldt ook voor artotheken en instellingen die op commerciële basis kunstwerken uitlenen.

Post a 30

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

De tekst van post a 30 luidt:

‘boeken, met inbegrip van alle andere dan papieren fysieke dragers waarop de inhoud van een boek is aangebracht; digitale educatieve informatie die is aangebracht op fysieke dragers en die kennelijk uitsluitend of nagenoeg uitsluitend is bestemd voor informatieoverdracht in het onderwijs; dagbladen, weekbladen, tijdschriften en andere tenminste driemaal per jaar periodiek verschijnende uitgaven;’

2. Boeken

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

2.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 11-06-2010 met terugwerkende kracht tot en met 10-06-2010]

Of een drukwerk als boek kan worden aangemerkt moet naar spraakgebruik worden beoordeeld. Hierbij spelen verschillende kenmerken van dat drukwerk een rol, zoals:

  • de omvang en de inhoud;

  • de wijze waarop de bladen tot een geheel zijn verbonden;

  • de uiterlijke verschijningsvorm (die moet in belangrijke mate overeenkomen met de gangbare vorm waarin boeken verschijnen).

Niet van belang is wie de leverancier is.

Losbladige boeken en losse banden voor boeken die samen met de inhoud worden geleverd kunnen onder de post worden gerangschikt. Van belang is hier dat de inhoud van deze uitgaven voor iedere afnemer gelijk is, en dat de tekst en afbeeldingen op de afzonderlijke bladzijden samenhang vertonen.

Voorbeelden van drukwerken die onder de post kunnen worden gerangschikt:

  • catalogi voor leesbibliotheken en boekhandelaren;

  • kleurboeken, al dan niet voorzien van teksten en/of versjes en dergelijke, mits zij de uiterlijke verschijningsvorm van een boek hebben;

  • losbladige uitgaven die zonder band worden geleverd en die door de gebruiker zelf worden opgeborgen in een band naar keuze. Het moet dan gaan om uitgaven die aan de hiervoor genoemde kenmerken van een boek voldoen, als zij van een band zouden zijn voorzien;

  • losse muziekuitgaven;