De DSI, bestaat uit personeel van Politie en Defensie en is op 1 juli 2006 opgericht.
De DSI is beheersmatig ondergebracht bij het Korps landelijke politiediensten en heeft
tot taak:
-
a. het bestrijden van alle vormen van ernstig geweld dan wel terrorisme over het gehele
geweldsspectrum;
-
b. de beveiliging van personen en objecten in bijzondere situaties, waaronder het beveiligen
van ambtenaren van de Algemene inlichtingen- en veiligheidsdienst bij operaties van
die dienst;
-
c. het uitvoeren van andere door de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
van Justitie en van Defensie opgedragen bijzondere onderdelen van de politietaak.
De DSI heeft bij de bestrijding van alle voorkomende vormen van ernstig geweld dan
wel terrorisme en in bijzondere gevallen de algehele leiding over de inzet van speciale
eenheden, met uitzondering van die gevallen waarin de AOE’en zelfstandig optreden.
De inzet gebeurt onder het gezag van het Openbaar Ministerie. Het stelsel van speciale
eenheden bestaat uit de AOE’en en de DSI. De DSI is een bijzondere bijstandseenheid,
zoals bedoeld in artikel 60 van de Politiewet 1993, en bestaat uit de Unit Interventie (UI), de Unit Expertise & Operationele Ondersteuning
(UE&OO) en de Unit Interventie Mariniers (UIM). Van deze laatstgenoemde unit ligt
het beheer bij het ministerie van Defensie.
Inzet van de DSI komt in principe pas aan de orde op het moment dat zich een situatie
voordoet die het geweldsniveau van de AOE’n overstijgt. Het geweldsniveau van de AOE’n
kan worden geduid als het aanhouden van verdachten indien redelijkerwijs mag worden
aangenomen dat levensbedreigende omstandigheden tegen de politie of anderen dreigen.
Dit gezien in de context van het beëindigen van een reguliere criminele situatie,
ongeacht eventuele verbanden met terroristische activiteiten, waarbij de kans op escalatie
op aard en omvang naar het geweldsniveau van de DSI als verwaarloosbaar wordt ingeschat.
Hierbij wordt opgemerkt dat de inzet van de DSI in plaats van de AOE’n, aangewezen
kan zijn vanwege de te verwachten maatschappelijke impact van de dreiging, ondanks
dat sprake is van een situatie die zich in principe beperkt tot het geweldsniveau
van de AOE’en.
Tot slot kan worden opgemerkt dat bij calamiteiten van terrorisme, buitensporig en/of
grootschalig geweld, of in bijzondere gevallen de AOE’en ter ondersteuning van de
DSI kunnen worden ingezet. De AOE’en die in gezamenlijkheid met de overige eenheden
van de DSI kunnen worden ingezet vallen in dat geval onder de algemene leiding van
het hoofd DSI. Het hoofd DSI wijst hierbij een operationeel commandant aan. In geval
van een inzet van de DSI bestaande uit de UE&OO, tezamen met een AOE, kan ook een
AOE chef door het hoofd DSI worden aangewezen als operationeel commandant in plaats
van het hoofd van de UE&OO. Dit zal bijvoorbeeld kunnen voorkomen wanneer een beperkt
aantal lange afstand precisieschutters ondersteuning verlenen aan een AOE en het zwaartepunt
van de inzet bij het optreden van de AOE ligt. De beslissing hierover ligt uitsluitend
bij het hoofd van de DSI, die de algehele leiding houdt tijdens de inzet.
Op 11 februari 2009 is bij de DSI de AOE-KLPD ingesteld. Deze eenheid bestaat uit
personeel van de DSI maar betreft een zelfstandige juridische entiteit, wat feitelijk
meebrengt dat hetzelfde personeel op een verschillende rechtsgrond en met een andere
bewapening en uitrusting optreedt. Op uitvoeringsniveau zijn de benodigde afspraken
gemaakt, inhoudende dat het AOE-KLPD, via het uitvoeren van inzetten voor het landelijk
parket en het verlenen van assistentie aan andere AOE’n een gelimiteerd aantal inzetten
op jaarbasis uitvoert.