Inleiding
[Regeling vervallen per 01-07-2010]
Elektronische detentie (ED) is in 2003 gestart als pilot. De pilot is opgezet voor
zogenaamde zelfmelders die een vrijheidsstraf van niet meer dan 90 dagen opgelegd
hebben gekregen. De directe aanleiding voor de start van de pilot was het cellentekort.
Gaandeweg is elektronische detentie echter een effectief instrument gebleken om de
kortdurende detentie als gevolg van een korte vrijheidsstraf terug te dringen. Deze
laatste geldt als de minst effectieve straf in termen van terugdringen recidive.
Met ED kan detentieschade worden voorkomen en kan de veroordeelde zijn werk en woning
behouden. Het verlies van werk en woning is een van de belangrijkste factoren die
ten grondslag liggen aan (hernieuwd) crimineel gedrag. Volgens wetenschappelijk onderzoek
blijken factoren als het ontbreken van werk, inkomen, huisvesting en een adequaat
sociaal netwerk een belangrijke rol te vervullen bij het voorkomen van recidive.
Daarnaast kunnen tijdens ED reeds lopende individuele trajecten gericht op onderwijs,
werk, inkomen, huisvesting en zorg worden voortgezet. Deze continuïteit zorgt ervoor
dat zinvolle trajecten om recidive te voorkomen niet worden afgebroken, maar succesvol
kunnen worden afgerond.
De meerwaarde van elektronische detentie als zelfstandige executiemodaliteit wordt
ondersteund door het rapport van de Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt) van
juli 2007 ‘Uitvoering elektronische detentie’. De pilots van ED zijn daarin positief
beoordeeld. De ISt heeft geconstateerd dat de feitelijke recidive tijdens de ED-periode
uiterst gering is. ED lijkt daarmee volgens de ISt een effectief alternatief voor
een korte detentie in een penitentiaire inrichting. Gelet hierop heb ik besloten om
ED als executiemodaliteit voor deze doelgroep te handhaven.
In mijn brief van 4 september 2007 heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over de positieve
uitkomsten van het ISt-onderzoek en de wijze waarop elektronische detentie wordt toegepast. Daarin heb ik ook aangegeven dat het onderzoek voor mij aanleiding is de pilots te
voorzien van een wettelijke basis door middel van het wetsvoorstel thuisdetentie.
Tot het moment dat is voorzien in een wettelijke basis wordt ED uitgevoerd op basis
van de aangepaste circulaire.
Nu ED niet langer meer een noodkarakter heeft, moet scherper in beeld moet worden
gebracht welke doelgroep in aanmerking moet komen voor ED om daadwerkelijk bij te
kunnen dragen aan de doelstelling van recidivevermindering.
Deze executiemodaliteit is alleen zinvol als de voorwaarden van ED voor de veroordeelde
naleefbaar zijn. Dit betekent dat bepaalde categorieën niet in aanmerking komen voor
ED, zoals personen met een ernstige psychische stoornis of verslaving. Verder is het
noodzakelijk dat de veroordeelde voldoet aan bepaalde randvoorwaarden, zoals het hebben
van een woning. Daarnaast brengt het extramurale karakter van ED met zich mee dat
het alleen wordt toegepast bij personen, waarvan het verantwoord is dat deze hun straf
buiten de muren van de inrichting uitzitten.
Met de onderhavige circulaire wordt de doelgroep strikter afgebakend en worden de
uitsluitingsgronden voor ED aangescherpt en uitgebreid. In de circulaire zijn eveneens
– voor zover relevant – de aanbevelingen uit het rapport van de Inspectie voor Sanctietoepassing
(ISt) van juli 2007 ‘Uitvoering elektronische detentie’ meegenomen. Dit alles dient
om uiteindelijk te komen tot een zorgvuldigere en uniforme uitvoering van ED.
Kort samengevat luiden de wijzigingen als volgt. De definitie van de doelgroep zelfmelders
is verduidelijkt. Doelgroep zijn de zelfmelders ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging
is gelast van één of meer vrijheidsstraffen met een totale duur van maximaal 90 dagen
(voorheen: 3 maanden). Hiermee is duidelijk dat veroordeelden met meerdere vrijheidsstraffen
alleen in aanmerking komen voor ED indien de vrijheidstraffen bij elkaar opgeteld
maximaal 90 dagen bedragen.
De circulaire is op een aantal punten tekstueel gewijzigd, om de procedure te verduidelijken.
De uitsluitingsgronden onder 5 zijn uitgebreid met:
-
– veroordeelden voor een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf
van zes jaren of meer is gesteld en dat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit
van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad, (5.b.);
-
– veroordeelden die vervangende hechtenis moeten ondergaan als gevolg van het in gebreke
blijven bij de uitvoering van een taakstraf, (5.f.);
-
– veroordeelden, waarbij de rechter in zijn vonnis de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf
door middel van ED uitdrukkelijk heeft uitgesloten (5.k.);
-
– veroordeelden met een zedenverleden (5.l.);
-
– geweldsdelinquenten (5.m.), dit betekent dat de procedure omtrent geweldsdelinquenten en de adviserende rol
van het OM is komen te vervallen;
-
– veroordeelden, die in de afgelopen vijf jaar een straf in ED hebben ondergaan (5.o.).
Als voorwaarde voor ED is nu toegevoegd dat de veroordeelde zich tijdens ED onthoudt
van het drinken van alcohol (zie 6.f.). Ten slotte is onder 9.d. (Arbeid) toegevoegd dat de directeur van de PIA de werkplek moet goedkeuren.
De dagvergoeding van €7,50 wordt alleen uitgekeerd, indien de veroordeelde kan aantonen
dat hij als gevolg van de ED geen uitkering meer ontvangt, dan wel zijn betaalde baan
niet kan voortzetten (zie 10.).