Regeling voertuigen

Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2026.
Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2009.
Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 08-10-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Afdeling 1. Begripsbepalingen

Artikel 1.1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • aanhangwagen: voertuig dat is bestemd om aan een motorvoertuig te worden gekoppeld, met inbegrip van een oplegger; in ieder geval wordt als aanhangwagen aangemerkt een voertuig van de voertuigcategorie O, R of S;

  • aanhangwagen met een stijve dissel: aanhangwagen met één as of één groep assen waarvan de dissel door de constructie ervan een statische belasting van ten hoogste 4.000 kg op het trekkende voertuig overbrengt, die niet voldoet aan de begripsbepaling van ‘middenasaanhangwagen’ en waarvan de koppeling die voor de voertuigcombinatie wordt gebruikt niet bestaat uit een koppelingspen en koppelingsschotel; in ieder geval wordt als aanhangwagen met een stijve dissel aangemerkt een aanhangwagen met carrosserietype DE;

  • achterlicht: licht dat, van de achterzijde gezien, de aanwezigheid van het voertuig kenbaar maakt en een aanwijzing is voor de breedte van het voertuig;

  • achteruitrijlicht: licht dat is bestemd voor het verlichten van de weg achter het voertuig en voor het waarschuwen van de overige weggebruikers dat het voertuig achteruit rijdt of achteruit gaat rijden;

  • aerodynamische voorzieningen en uitrusting: voorzieningen of uitrusting die zijn of is ontworpen om de luchtweerstand van voertuigen te verminderen, met uitzondering van verlengde cabines;

  • afneembare bovenbouw: zonder gebruik van gereedschap van een voertuig afneembare constructie met een vloeroppervlak van ten minste 5 m2, ingericht voor het vervoer van goederen of ingericht voor het uitvoeren van in hoofdzaak andere werkzaamheden dan het vervoer van personen of goederen, niet zijnde een gestandaardiseerde laadstructuur;

  • afsleepas: hulpmiddel bedoeld om één van de assen van een motorvoertuig te dragen;

  • akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem: systeem dat door middel van een geluidssignaal verkeersdeelnemers attendeert op de nadering van een hybride elektrisch voertuig of elektrisch aangedreven voertuig;

  • ambulance: voertuig dat hoofdzakelijk bestemd is voor het vervoer van zieken of gewonden en hiertoe een speciale uitrusting heeft; in ieder geval wordt als ambulance aangemerkt een voertuig voor speciale doeleinden van de voertuigcategorie M met subcategorie SC;

  • as: gemeenschappelijke draaiingsas van twee of meer wielen, die door een motor wordt aangedreven dan wel vrij draait en die uit een dan wel meer segmenten bestaat die in hetzelfde vlak loodrecht op de middellijn in lengterichting van het voertuig liggen;

  • asfaltwagen: bedrijfsauto of aanhangwagen die ontworpen en gebouwd is voor het vervoer van asfalt en hiertoe een speciale uitrusting heeft;

  • ashefinrichting: op een voertuig vast aangebrachte inrichting om de belasting op de as of assen naar gelang van de beladingstoestand van het voertuig te verlagen of te verhogen door het optrekken van de wielen van de bodem of het neerlaten van de wielen op de bodem, dan wel zonder het optrekken van de wielen van de bodem, teneinde de slijtage van de banden te verminderen wanneer het voertuig niet volledig beladen is, of het wegrijden van motorvoertuigen of voertuigcombinaties op een gladde bodem te vergemakkelijken door de belasting op de aangedreven as te vergroten;

  • asstel: combinatie van twee of meer assen, evenwijdig gelegen op een onderlinge afstand van minder dan 1,80 m;

  • autonome aanhangwagen: aanhangwagen met carrosserietype DB met ten minste twee assen, waarvan ten minste één as gestuurd is, die is uitgerust met een verticaal beweegbare trekinrichting, en een statische verticale belasting van minder dan 100 kg op het trekkende voertuig overbrengt;

  • BABW: Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;

  • bedrijfsauto: voertuig op vier of meer wielen, en ingericht voor:

    • a. het vervoer van goederen, of

    • b. het uitvoeren van andere werkzaamheden;

    in ieder geval wordt als bedrijfsauto aangemerkt een voertuig van de voertuigcategorie N;

  • belastbare as: as waarvan de belasting kan worden gevarieerd zonder dat de as met behulp van een ashefinrichting wordt opgetrokken;

  • bestuurde as: as die rechtstreeks door middel van de stuurinrichting door de bestuurder kan worden bediend;

  • bestuurd asstel: asstel dat rechtstreeks door middel van de stuurinrichting door de bestuurder kan worden bediend;

  • bijzondere bromfiets: bromfiets als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, onder d, van de wet;

  • bochtverlichting: verlichtingsfunctie voor betere verlichting in bochten;

  • bromfiets: voertuig van de voertuigcategorie L met de voertuigclassificatie L1e, L2e of L6e;

  • bromfietsaanhangwagen: niet-zelfaangedreven voertuig op wielen dat is ontworpen en gebouwd om door een bromfiets te worden getrokken;

  • bus: voertuig ingericht voor het vervoer van personen, met meer dan acht zitplaatsen, de bestuurderszitplaats niet meegerekend; als bus wordt in ieder geval aangemerkt een voertuig van de voertuigcategorie M met de voertuigclassificatie M2 of M3;

  • carrosserietype: carrosserietype als bedoeld in bijlage I bij verordening (EU) 2018/858;

  • CNG-installatie: installatie, bestaande uit een geheel van gemonteerde onderdelen dat het mogelijk maakt om als brandstof voor de voortstuwingsmotor gebruik te maken van Compressed Natural Gas (CNG);

  • contourmarkering: opvallende markering die dient om de horizontale en verticale dimensie (lengte, breedte en hoogte) van een voertuig aan te geven;

  • dagrijlicht: licht dat voorwaarts gericht is en wordt gebruikt om het voertuig tijdens het overdag rijden beter zichtbaar te maken;

  • dimlicht: licht waarmee de weg vóór het voertuig wordt verlicht zonder dat hierdoor andere weggebruikers worden verblind of gehinderd;

  • dolly: aanhangwagen van de voertuigcategorie O met carrosserietype DA, DB, DC of subcategorie SJ of aanhangwagen van de voertuigcategorie R, bestemd voor:

    • a. het koppelen van een oplegger aan een trekkend voertuig waarbij de dolly de voorzijde van een oplegger draagt;

    • b. het dragen van de achterzijde van in de lengte ondeelbare lading, indien deze lading het chassis van het voertuig vervangt;

    • c. het dragen van één van de assen van een motorvoertuig, de afsleepdolly; of

    • d. het koppelen van een ontheffingsplichtige oplegger aan een trekkend voertuig, waarbij de dolly de massa van de lading verdeelt over de achteras dan wel -assen van het trekkend voertuig en de as of assen van de dolly;

  • door alternatieve brandstoffen aangedreven voertuig: motorvoertuig van de voertuigcategorie M2, M3, N2 of N3 dat geheel of gedeeltelijk wordt aangedreven op basis van een alternatieve brandstof, te herkennen aan de vermelding op de voorgeschreven constructieplaat;

  • draagvermogen: toegelaten maximummassa die de band kan dragen;

  • driewielig motorrijtuig: voertuig van de voertuigcategorie L met de voertuigclassificatie L5e of L7e;

  • eCall-boordsysteem: noodsysteem als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van Verordening (EU) 2015/758 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 inzake typegoedkeuringseisen voor de uitrol van het op de 112-dienst gebaseerde eCall-boordsysteem en houdende wijziging van Richtlijn 2007/46/EG (PbEU 2015, L 123);

  • elektrisch aangedreven voertuig: motorvoertuig dat uitsluitend wordt aangedreven door een elektromotor waarvan de tractie-energie wordt geleverd door een in het motorvoertuig geïnstalleerde tractiebatterij;

  • elektrische aandrijflijn: aandrijflijn met elektrische circuit, bestaande uit:

    • a. de tractiebatterij;

    • b. de elektronische omzetters;

    • c. de tractiemotoren;

    • d. het laadcircuit;

    • e. de kabelset en de connectoren; en

    • f. de elektronische hulpapparatuur;

  • emissiebeheersingssysteem: emissiebeheersingssysteem als bedoeld in artikel 3, elfde lid, van verordening (EG) 715/2007;

  • emissievrije bedrijfsauto of bus: motorvoertuig van de voertuigcategorie M2, M3, N2 of N3 zonder interne verbrandingsmotor, of met een interne verbrandingsmotor die minder dan 1 g kooldioxide/kWh uitstoot, te herkennen aan de vermelding op de voorgeschreven constructieplaat;

  • fietsaanhangwagen: niet-zelfaangedreven voertuig op wielen dat is ontworpen en gebouwd om door een fiets te worden getrokken;

  • frontbeschermingsinrichting: afzonderlijke constructie die bedoeld is om het buitenoppervlak boven of onder de tot de originele uitrusting van het voertuig behorende bumper bij een botsing met een object te beschermen, met dien verstande dat hieronder niet worden begrepen constructies met een massa van minder dan 0,5 kg die uitsluitend bedoeld zijn ter bescherming van de lichten;

  • geconditioneerd voertuig: voertuig waarvan de vaste bovenbouw of gestandaardiseerde laadstructuur speciaal is ingericht voor het vervoer van goederen bij een gecontroleerde temperatuur en waarvan de zijwanden, met inbegrip van de isolatie, ten minste 45 mm dik zijn;

  • gedeeltelijke contourmarkering: contourmarkering die de horizontale dimensie (lengte) van een voertuig aangeeft door middel van een doorlopende lijn en de verticale dimensie (hoogte) van het voertuig door middel van een markering van de bovenhoeken;

  • gehandicaptenvoertuig: voertuig dat is ingericht voor het vervoer van een gehandicapte, niet breder is dan 1,10 m en niet is uitgerust met een motor, dan wel is uitgerust met een motor waarvan de door de constructie bepaalde maximumsnelheid niet meer dan 45 km/h bedraagt;

  • gelede bus: bus die bestaat uit twee of meerdere starre delen die scharnierend met elkaar verbonden zijn; de passagiersruimten van elk deel zijn zodanig met elkaar verbonden dat de passagiers zich vrij van het ene naar het andere deel kunnen bewegen; de starre delen zijn permanent met elkaar verbonden zodat deze alleen kunnen worden losgemaakt door ingrepen waarvoor uitrusting benodigd is die men gewoonlijk alleen in een werkplaats aantreft; in ieder geval wordt als gelede bus aangemerkt een voertuig met carrosserietype CC, CD, CG, CH, CK, CL, CO, CP, CS of CT;

  • gepantserd voertuig: voertuig dat bestemd is om de vervoerde personen of goederen te beschermen door middel van kogelwerende bepantsering; in ieder geval wordt als gepantserd voertuig aangemerkt een voertuig voor speciale doeleinden van de voertuigcategorie M, N of O en carrosserietype SB;

  • gestandaardiseerde laadstructuur: zonder gebruik van gereedschap van een voertuig afneembare laadbak als bedoeld in ISO 668:1995 die uitsluitend is ingericht voor het vervoer van goederen, niet zijnde een lastdrager of een tot het voertuig behorende uitrusting;

  • gestuurde as: as die wordt gestuurd door stuurkrachten, veroorzaakt door richtingverandering vanuit het voertuig zelf of vanuit het trekkend voertuig;

  • gestuurd asstel: asstel dat wordt gestuurd door stuurkrachten, veroorzaakt door richtingverandering vanuit het voertuig zelf of vanuit het trekkend voertuig;

  • gordel: geheel van banden met sluiting, verstelinrichtingen en bevestigingselementen dat in een motorvoertuig kan worden bevestigd en zodanig is ontworpen dat de kans op verwondingen voor de gebruiker bij botsing of plotselinge vertraging van het voertuig wordt verminderd doordat het de bewegingsmogelijkheid van het lichaam van de gebruiker beperkt en dat mede omvat alle onderdelen die energie kunnen opnemen of waarmee de gordel wordt ingetrokken;

  • gordelbevestigingspunten: delen van de voertuigcarrosserie of van de zitplaatsconstructie of andere delen van het voertuig waaraan gordels moeten worden vastgemaakt;

  • groot licht: licht dat de weg vóór het voertuig over een grote afstand verlicht;

  • handwagen met motorvermogen: motorvoertuig dat hoofdzakelijk is bestemd om te worden bestuurd door een voetganger;

  • hefbare as: as die door de ashefinrichting kan worden opgetrokken en neergelaten;

  • hoeklicht: licht dat wordt gebruikt voor aanvullende verlichting van het deel van de weg dat zich bij de voorhoek van het voertuig bevindt, aan de kant waarnaar het voertuig gaat draaien;

  • hoofdgroeven: brede groeven in het middelste gedeelte van het loopvlak van een band, welk gedeelte ongeveer 75% van de breedte van het loopvlak inneemt;

  • hybride elektrisch voertuig: motorvoertuig met ten minste twee verschillende energie-omzetters en ten minste twee verschillende energie-opslagsystemen aan boord ten behoeve van de mechanische aandrijving van het voertuig, waarbij in ieder geval energie wordt geput uit een opslagvoorziening voor elektrische energie of kracht;

  • inrichting voor indirect zicht: inrichting om het aan het voertuig grenzende gebied waar te nemen dat niet rechtstreeks kan worden waargenomen, zijnde een spiegel, een camera-monitor of een andere inrichting die de bestuurder informatie over het indirecte gezichtsveld geeft;

  • inschrijving: inschrijving in het kentekenregister als bedoeld in artikel 47 van de wet;

  • kampeerwagen: voertuig dat voorzien is van een woongedeelte met ten minste de volgende uitrusting die vast in het woongedeelte bevestigd is:

    • a. tafel, die eventueel eenvoudig te verwijderen is;

    • b. stoelen;

    • c. slaapgelegenheid, eventueel door de stoelen om te vormen;

    • d. kookvoorzieningen, en

    • e. opbergmogelijkheden;

    in ieder geval wordt als kampeerwagen aangemerkt een voertuig voor speciale doeleinden van de voertuigcategorie M met subcategorie SA;

  • kermis- en circusvoertuig: voertuig, niet zijnde een voertuig op rupsbanden, dat uitsluitend wordt gebruikt voor de feitelijke exploitatie van een kermis- of circusbedrijf;

  • kinderbeveiligingssysteem: geheel van onderdelen, eventueel bestaande uit een combinatie van riemen of flexibele componenten met een sluiting, verstelinrichtingen en bevestigingselementen, soms tevens voorzien van een zitje of botsingsscherm, dat kan worden bevestigd aan een motorvoertuig, met het oogmerk de kans op verwonding van de gebruiker bij een botsing of een abrupte vertraging van het voertuig te verminderen doordat het de bewegingsmogelijkheid voor het lichaam van de gebruiker beperkt;

  • klapstoel: extra zitplaats om bij gelegenheid te worden gebruikt en die gewoonlijk is weggeklapt;

  • klimaatregelingssysteem: apparatuur die hoofdzakelijk bestemd is om de luchttemperatuur en de vochtigheid in de passagiersruimte van een voertuig te doen dalen;

  • lading: alle personen, dieren, goederen, lastdragers, alsmede zonder gebruik van gereedschap van het voertuig los te nemen laad- en losinrichtingen en voertuiguitrustingen, het reservewiel alsmede verwisselbare gedragen uitrustingsstukken daaronder niet begrepen;

  • landbouw- of bosbouwaanhangwagen: voertuig van de voertuigcategorie R, zijnde een in de landbouw of bosbouw gebruikte aanhangwagen die voornamelijk is bestemd om door een landbouw- of bosbouwtrekker te worden getrokken en voornamelijk is bedoeld voor het vervoeren van ladingen of het bewerken van materialen, waarbij de verhouding tussen de totale technisch toelaatbare massa in beladen toestand en de massa in onbeladen toestand van dit voertuig gelijk is aan of groter is dan 3,0;

  • landbouw- of bosbouwtrekker: voertuig van de voertuigcategorie T of C;

  • lastdrager: afneembare of uitschuifbare constructie die is bestemd voor het vervoer van goederen, met inbegrip van hulpmiddelen, en die:

    • a. aan de bumper, op de trekhaak of op het dak van een personenauto, bedrijfsauto, bus of driewielig motorrijtuig is aangebracht, dan wel is geïntegreerd in de achterzijde van het voertuig;

    • b. aan de achterzijde, op de trekdriehoek of trekboom van een (middenas) aanhangwagen met een technisch toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg is aangebracht, of

    • c. uitsluitend voor het vervoer van glas, plaatmateriaal of soortgelijke goederen aan één of beide zijkanten van een bedrijfsauto of aanhangwagen met een technisch toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg is aangebracht;

  • licht: inrichting voor het verlichten van de weg of het geven van een lichtsignaal aan andere weggebruikers, waaronder begrepen de achterkentekenplaatverlichting en retroreflectoren;

  • ligplaats: voorgeschreven ruimte om een persoon liggend in een bus, of op een draagbaar in een personenauto te vervoeren;

  • lijkwagen: voertuig dat hoofdzakelijk bestemd is voor het vervoer van overledenen en hiertoe een speciale uitrusting heeft; in ieder geval wordt als lijkwagen aangemerkt een voertuig voor speciale doeleinden van de voertuigcategorie M en met carrosserietype SD;

  • lijnmarkering: opvallende markering die dient om de horizontale dimensie (lengte en breedte) van een voertuig aan te geven door middel van een doorlopende lijn;

  • LNG-installatie: installatie, bestaande uit een geheel van gemonteerde onderdelen dat het mogelijk maakt om als brandstof voor de voortstuwingsmotor gebruik te maken van Liquefied Natural Gas (LNG);

  • loopvlak: deel van de band dat, gemeten symmetrisch ten opzichte van het midden, 50 mm minder bedraagt dan de breedte in de maataanduiding van de band;

  • LPG-installatie: installatie, bestaande uit een geheel van gemonteerde onderdelen dat het mogelijk maakt om als brandstof voor de voortstuwingsmotor gebruik te maken van Liquefied Petroleum Gas (LPG);

  • luchtband: band waarin zich in normale, bedrijfsvaardige toestand gas bevindt onder een hogere spanning dan de atmosferische;

  • manoeuvreerlicht: licht aan de zijkant van een motorvoertuig, dat wordt gebruikt voor aanvullende verlichting tijdens langzame manoeuvres;

  • markeringslicht: licht dat op het breedste punt van het voertuig zo hoog mogelijk is aangebracht, waardoor duidelijk de totale breedte van het voertuig wordt aangegeven. Dit licht is bestemd om voor bepaalde voertuigen en aanhangwagens de breedte- en achterlichten aan te vullen door in het bijzonder de aandacht te vestigen op de omvang;

  • massa in rijklare toestand voor motorrijtuigen met beperkte snelheid en mobiele machines: massa van het onbeladen voertuig, klaar voor normaal gebruik, met inbegrip van de massa van de bestuurder (75 kg), de standaarduitrusting volgens de specificaties van de fabrikant, koelvloeistof, smeermiddelen, brandstof en gereedschap; optionele accessoires niet inbegrepen;

  • massa in rijklare toestand voor voertuigen van de voertuigcategorie M en N: massa van het voertuig met de brandstoftank of brandstoftanks gevuld tot ten minste 90% van zijn of hun inhoud, met inbegrip van de massa van de bestuurder (75 kg), brandstof en vloeistoffen, voorzien van de standaarduitrusting volgens de specificaties van de fabrikant en, als het voertuig daarmee is uitgerust, de massa van de carrosserie, de cabine, de koppeling, reservewielen en het gereedschap;

  • massa in rijklare toestand voor voertuigen van de voertuigcategorie O: massa van het voertuig, met inbegrip van de brandstof en vloeistoffen, voorzien van de standaarduitrusting volgens de specificaties van de fabrikant, en, als de aanhangwagen daarmee is uitgerust, de massa van de carrosserie, extra koppelingen, reservewielen en het gereedschap;

  • massa ledig voertuig voor voertuigen van de voertuigcategorieën M en N: massa van het voertuig in rijklare toestand verminderd met 100 kg;

  • massa ledig voertuig voor voertuigen van de voertuigcategorie O: massa van het voertuig in rijklare toestand;

  • massa ledig voertuig voor voertuigen van de voertuigcategorie L:

    • a. massa van het voertuig zoals vermeld in de goedkeuring; of

    • b. indien niet vermeld in de goedkeuring, massa van het voertuig in rijklare toestand, verminderd met:

      • 1°. 7 kg voor voertuigen met de voertuigclassificatie L1e, L2e, L3e, L4e of L6e;

      • 2°. 100 kg voor voertuigen met de voertuigclassificatie L5e of L7e;

  • massa in rijklare toestand voor voertuigen van de voertuigcategorie L: massa van het voertuig als bedoeld in artikel 5 van verordening (EU) 168/2013;

  • massa in rijklare toestand voor voertuigen van de voertuigcategorieën T, C, R en S: onbeladen massa in rijklare toestand van het voertuig als bedoeld in artikel 2 van verordening (EU) 2015/208;

  • massieve band: band zonder luchtkamers, geheel vervaardigd van een elastisch materiaal;

  • mechanische koppelinrichting: alle onderdelen en inrichtingen op onderstellen, dragende gedeelten van de carrosserie en het chassis van voertuigen waarmee het trekkend voertuig en het getrokken voertuig met elkaar kunnen worden verbonden; tevens behoren hiertoe vaste of demontabele onderdelen voor de bevestiging, afstelling of het gebruik van deze koppelinrichtingen;

  • meeneemheftruck: motorrijtuig met beperkte snelheid of mobiele machine, zonder laadruimte, uitgerust met een hefinrichting waarvan het zwaartepunt van de te heffen last tussen de wielen en achter de vooras ligt en dat zelfstandig voor laad- en losactiviteiten kan worden ingezet;

  • metalen band: band waarvan het loopvlak geheel van vormvast materiaal is vervaardigd;

  • middenasaanhangwagen: aanhangwagen waarvan de as of assen, indien gelijkmatig belast, zich dicht bij het zwaartepunt van het voertuig bevindt respectievelijk bevinden, zodat een statische verticale belasting van ten hoogste 10% van de met de technisch toegestane maximummassa van de aanhangwagen overeenkomende belasting of van 1.000 kg, waarbij de lichtste belasting van toepassing is, wordt overgebracht op het trekkende voertuig; in ieder geval wordt als middenasaanhangwagen aangemerkt een voertuig met carrosserietype DC;

  • minister: Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

  • mistachterlicht: licht dat het voertuig bij dichte mist aan de achterzijde beter waarneembaar maakt;

  • mistvoorlicht: licht dat dient voor een betere verlichting van de weg bij mist of een soortgelijke toestand van verminderd zicht;

  • mobiele kraan: voertuig voor speciale doeleinden van de voertuigcategorie N met de voertuigclassificatie N3 en met carrosserietype SF dat niet is ingericht voor het vervoer van goederen, maar is voorzien van een kraan waarvan het hefmoment ten minste 400 kNm bedraagt;

  • mobiele machine: motorvoertuig dat speciaal is ontworpen en gebouwd voor het uitvoeren van werkzaamheden en niet is bedoeld voor personen- of goederenvervoer over de weg;

  • mobiliteitshandicap: eigenschap die het gebruik van het openbaar vervoer bemoeilijkt, bijvoorbeeld als gevolg van een lichamelijke, zintuiglijke of geestelijke handicap, meereizende kinderen of meegevoerde goederen;

  • motorfiets: voertuig van de voertuigcategorie L met de voertuigclassificatie L3e of L4e;

  • motorfietsaanhangwagen: niet-zelfaangedreven voertuig op wielen dat is ontworpen en gebouwd om door een motorfiets te worden getrokken;

  • motorrijtuig met beperkte snelheid: motorvoertuig met een maximumconstructiesnelheid van niet meer dan:

    • a. 25 km/h, niet ingericht voor het vervoer van personen en;

      • 1°. ingericht voor het bij op korte afstand van elkaar gelegen plaatsen afleveren of ophalen van goederen; of

      • 2°. voorzien van een stuurwiel en een trekinrichting, dat uitsluitend wordt gebruikt in de periode van 1 juli tot en met 30 november, een combinatie vormt met één of meer aanhangwagens die zijn ingericht voor het dragen van voorraadkisten of -kratten, en als samenstel, inclusief lading of uitrusting, niet breder is dan 1,3 m;

    • b. 45 km/h,

      • 1°. niet ingericht voor het vervoer van personen en wel ingericht voor het uitvoeren van werkzaamheden buiten wegen, aan wegen of aan werken op, in, langs en boven wegen;

      • 2°. voorzien van niet meer dan acht zitplaatsen, de bestuurderszitplaats niet meegerekend, dat een combinatie vormt met één of meer aanhangwagens die zijn ingericht voor het vervoer van personen;

  • motorvoertuig: motorrijtuig als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de wet;

  • noodstopsignaal: signaal om andere weggebruikers die zich achter het voertuig bevinden kenbaar te maken dat het voertuig sterk vertraagt en dat wordt gegeven door de gelijktijdige werking van alle remlichten of richtingaanwijzers;

  • ondeelbare lading: lading die ten behoeve van het vervoer over de weg niet in twee of meer ladingen kan worden gesplitst zonder dat zulks overmatige kosten of risico van schade meebrengt;

  • oplegger: aanhangwagen die ontworpen is om aan een opleggertrekkend voertuig of aan een dolly te worden gekoppeld en die op het trekkende voertuig of de dolly een aanzienlijke statische verticale belasting overbrengt; in ieder geval wordt als oplegger aangemerkt een voertuig met carrosserietype DA;

  • opleggertrekker: motorvoertuig dat hoofdzakelijk is ontworpen en gebouwd voor het trekken van opleggers; in ieder geval wordt als opleggertrekker aangemerkt een voertuig met carrosserietype BC;

  • opspatafscherming: inrichting die bestemd is om de verstuiving van water dat door de banden van een rijdend voertuig wordt opgeworpen, te beperken;

  • opvallende markering: markering die dient om een voertuig meer zichtbaarheid te geven door weerkaatsing van het licht afkomstig van een niet tot het voertuig behorende lichtbron, waarbij de waarnemer zich nabij deze lichtbron bevindt;

  • origineel emissiebeheersingssysteem: emissiebeheerssysteem dat onder de voor het betrokken voertuig verleende typegoedkeuring valt, bedoeld in artikel 3, twaalfde lid, van verordening (EG) 715/2007;

  • overig voertuig voor speciale doeleinden: voertuig van de voertuigcategorie M, N of O voor speciale doeleinden met carrosserietype SG niet zijnde een aanhangwagen voor het vervoer van uitzonderlijke ladingen, motorvoertuig voor het vervoer van uitzonderlijke ladingen, multifunctionele werktuigdrager of andere voertuigsoort genoemd in artikel 1.1a;

  • ov-auto: personenauto bestemd voor het verrichten van openbaar vervoer als bedoeld in artikel 1 van de Wet personenvervoer 2000;

  • parkeerlicht: licht dat is bestemd om de aanwezigheid van een geparkeerd voertuig aan te geven;

  • pendelas: samenstel van twee of meer assen in één lijn loodrecht op de lengte-as van het voertuig zodanig ingericht dat de belasting op alle wielen gelijkmatig verdeeld wordt overgebracht op het wegdek. Een samenstel van wielen op één wielnaaf wordt aangemerkt als één wiel;

  • personenauto: voertuig op vier of meer wielen, ingericht voor het vervoer van personen, met niet meer dan acht zitplaatsen, de bestuurderszitplaats niet meegerekend; in ieder geval wordt als personenauto aangemerkt een voertuig van de voertuigcategorie M met de voertuigclassificatie M1;

  • remlicht: licht dat wordt gebruikt om de weggebruikers die zich achter het voertuig bevinden kenbaar te maken dat de longitudinale beweging van het voertuig opzettelijk wordt vertraagd;

  • retroreflector: inrichting die is bestemd om de aanwezigheid van een voertuig kenbaar te maken door weerkaatsing van het licht afkomstig van een niet tot dat voertuig behorende lichtbron, waarbij de waarnemer zich nabij deze lichten bevindt;

  • richtingaanwijzer: licht dat is bestemd om andere weggebruikers kenbaar te maken dat de bestuurder het voornemen heeft naar links of naar rechts van richting te veranderen;

  • rijdend werktuig: bedrijfsauto die is ingericht voor het uitvoeren van in hoofdzaak andere werkzaamheden dan het vervoer van goederen of personen;

  • RVV 1990: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • samenstel van voertuigen: trekkend voertuig met een of meer aanhangwagens;

  • schadevoertuig: voertuig als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel u, van de wet. Hieronder wordt in ieder geval verstaan een voertuig:

    • a. waarvan de dragende carrosseriedelen ernstig zijn vervormd;

    • b. waarvan de langsbalken van het chassis ernstig zijn vervormd;

    • c. waarvan één of meer deurstijlen ernstig zijn vervormd;

    • d. waarvan het dak is verwijderd of de deur- of raamstijlen zijn doorgeknipt;

    • e. waarvan één of meer wielophangingen ernstig zijn vervormd in combinatie met één van de overige punten;

    • f. met ernstige brand- of waterschade, of

    • g. waarvan het frame ernstig is beschadigd;

  • semi-dieplader: open voertuig van de voertuigcategorie O met de voertuigclassificatie O3 of O4 waarvan het grotendeels verlaagde laadvlak zich in onbeladen toestand meer dan 0,70 m maar niet meer dan 1,10 m boven het wegdek bevindt, gemeten vanaf het wegdek tot aan de bovenkant van het laadvlak;

  • seriehybride voertuig: hybride elektrisch voertuig waarvan alleen de elektrische motor mechanisch met de wielen verbonden is;

  • staaklicht: licht aan de achterzijde van het voertuig dat voor de bestuurder de lengte van het voertuig kenbaar maakt;

  • stadslicht: licht dat, van de voorzijde gezien, de aanwezigheid van het voertuig kenbaar maakt en een aanwijzing is voor de breedte van het voertuig;

  • stoel: complete structuur met bekleding, al dan niet geïntegreerd in de carrosseriestructuur van het voertuig, die bestemd is om zitplaats te bieden aan één persoon;

  • subcategorie: subcategorie als bedoeld in bijlage I, deel A, bij verordening (EU) 2018/858;

  • taxi: personenauto bestemd voor taxivervoer als bedoeld in artikel 1 van de Wet personenvervoer 2000;

  • technisch toegestane maximummassa: door de fabrikant voor een voertuig op basis van de bouwkenmerken en de door het ontwerp bepaalde prestaties ervan vastgestelde maximummassa; de technisch toegestane maximummassa van een aanhangwagen of een oplegger omvat de statische massa die in aangekoppelde toestand op het trekkende voertuig wordt overgebracht;

  • terreinvoertuig: voertuig van de voertuigcategorie M of N met specifieke technische kenmerken waardoor het buiten de normale wegen kan worden gebruikt;

  • T-100 bus: bus die blijkens het kentekenregister is goedgekeurd voor een maximumsnelheid van 100 km/h;

  • verlengde cabine: aerodynamische vormgeving aan de voorzijde van een voertuig van de voertuigcategorie N2 en N3, te herkennen aan de vermelding op de voorgeschreven constructieplaat;

  • verlicht transparant: verlichting op een voertuig die uitsluitend informatie biedt over de bestemming of het gebruik van het voertuig, dan wel aanwijzingen weergeeft voor het overige wegverkeer;

  • verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk: inrichting die is ontworpen om door een voertuig te worden gedragen en waarmee aan het voertuig een extra functie wordt gegeven;

  • verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk: voertuig van de voertuigcategorie S, zijnde een in de landbouw of bosbouw gebruikte aanhangwagen die is ontworpen om getrokken te worden door een landbouw- of bosbouwtrekker en die de landbouw- of bosbouwtrekker een andere of extra functie geeft, van een vast gemonteerd werktuig is voorzien of is ontworpen om materiaal te bewerken, en die een laadplatform kan omvatten dat is ontworpen en gebouwd om de voor deze doeleinden benodigde gereedschappen en hulpstukken te dragen en om het tijdens het werk geproduceerde of benodigde materiaal tijdelijk op te slaan, en waarbij de verhouding tussen de totale technisch toegestane maximummassa in beladen toestand en de massa in onbeladen toestand van dit voertuig kleiner is dan 3,0;

  • verwisselbaar uitrustingsstuk: verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk;

  • voertuig van de voertuigcategorie C: voertuig als bedoeld in artikel 4, negende lid, van verordening (EU) 167/2013;

  • voertuig van de voertuigcategorie L: voertuig als bedoeld in artikel 4 van verordening (EU) 168/2013;

  • voertuig van de voertuigcategorie M: voertuig als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van verordening (EU) 2018/858;

  • voertuig van de voertuigcategorie N: voertuig als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van verordening (EU) 2018/858;

  • voertuig van de voertuigcategorie O: voertuig als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, van verordening (EU) 2018/858;

  • voertuig van de voertuigcategorie R: voertuig als bedoeld in artikel 4, tiende tot en met veertiende lid, van verordening (EU) 167/2013;

  • voertuig van de voertuigcategorie S: voertuig als bedoeld in artikel 4, vijftiende tot en met zeventiende lid, van verordening (EU) 167/2013;

  • voertuig van de voertuigcategorie T: voertuig als bedoeld in artikel 4, eerste tot en met achtste lid, van verordening (EU) 167/2013;

  • voertuig voor speciale doeleinden: voertuig van de voertuigcategorie M, N, of O met specifieke technische kenmerken om een functie te vervullen waarvoor speciale voorzieningen of uitrustingen vereist zijn;

  • volledige contourmarkering: contourmarkering die de omtrek (lengte, breedte en hoogte) van een voertuig aangeeft door middel van een doorlopende lijn;

  • voor rolstoelen toegankelijk voertuig: voertuig dat specifiek gebouwd of verbouwd is ten behoeve van een of meer personen die in hun rolstoel zitten, wanneer het voertuig op de weg rijdt; in ieder geval wordt als voor rolstoelen toegankelijk voertuig aangemerkt een voertuig voor speciale doeleinden van de voertuigcategorie M met voertuigclassificatie M1 en subcategorie SH;

  • waarschuwingsknipperlicht: gelijktijdige werking van alle richtingaanwijzers, bestemd om aan te geven dat het voertuig tijdelijk een bijzonder gevaar oplevert voor andere weggebruikers;

  • wagen: voertuig, met uitzondering van een motorvoertuig, aanhangwagen, niet-gemotoriseerd gehandicaptenvoertuig, fiets en zijspanwagen, doch met inbegrip van een handwagen met motorvermogen;

  • waterstofinstallatie: installatie, bestaande uit een geheel van gemonteerde onderdelen dat het mogelijk maakt om als brandstof voor de voortstuwingsmotor gebruik te maken van waterstof;

  • werklicht: licht dat is bestemd voor het verlichten van een plaats waar werkzaamheden worden verricht;

  • wet: Wegenverkeerswet 1994;

  • wielbasis:

    • a. ten aanzien van vóór 1 april 1983 in gebruik genomen voertuigen: de horizontaal, evenwijdig aan het middenlangsvlak van het voertuig gemeten afstand tussen het hart van de eerste as, van het eerste samenstel van assen of van de koppelingspen en het hart van de laatste as of het hart van het laatste samenstel van assen;

    • b. ten aanzien van na 31 maart 1983 in gebruik genomen voertuigen, niet zijnde opleggers of na 28 april 2009 in gebruik genomen middenasaanhangwagens: de horizontaal, evenwijdig aan het middenlangsvlak van het voertuig gemeten afstand tussen het hart van de eerste en het hart van de laatste as van het voertuig;

    • c. ten aanzien van na 31 maart 1983 in gebruik genomen opleggers of na 28 april 2009 in gebruik genomen middenasaanhangwagens: de horizontaal, evenwijdig aan het middenlangsvlak van het voertuig gemeten afstand tussen de verticale hartlijn van de koppeling en het hart van de laatste as;

  • zelfsturende as: as die wordt gestuurd doordat, door de wrijving van de banden op het wegdek, de wielen zelfstandig een zodanige stand innemen dat zij de cirkelbaan van het voertuig volgen;

  • zelfsturend asstel: asstel dat wordt gestuurd doordat, door de wrijving van de banden op het wegdek, de wielen zelfstandig een zodanige stand innemen dat zij de cirkelbaan van het voertuig volgen;

  • zijmarkeringslicht: licht dat, van de zijkant gezien, de aanwezigheid van het voertuig kenbaar maakt;

  • zijspanwagen: voertuig, al dan niet afneembaar verbonden aan de zijkant van een fiets, bromfiets of motorfiets;

  • zitbank: constructie die plaats biedt aan ten minste twee volwassenen;

  • zitplaats: constructie, inclusief bekleding, die al dan niet een integrerend deel vormt van de constructie van het voertuig, die plaats biedt aan een volwassen persoon, met dien verstande dat de zitplaats zowel een afzonderlijke zitplaats kan zijn als een gedeelte van een bank dat plaats biedt aan één persoon en die afhankelijk van de richting als volgt wordt aangeduid:

    • a. naar voren gerichte zitplaats: zitplaats die kan worden gebruikt terwijl het voertuig in beweging is en die zodanig naar de voorkant van het voertuig is gericht dat het middenlangsvlak van de zitplaats een hoek van minder dan + 10° of – 10° vormt met het middenlangsvlak van het voertuig;

    • b. naar achteren gerichte zitplaats: zitplaats die kan worden gebruikt terwijl het voertuig in beweging is en die zodanig naar de achterkant van het voertuig is gericht dat het middenlangsvlak van de zitplaats een hoek van minder dan + 10° of – 10° vormt met het middenlangsvlak van het voertuig;

    • c. zijdelings gerichte zitplaats: zitplaats die, gelet op haar gerichtheid ten opzichte van het middenlangsvlak van het voertuig, niet voldoet aan de onderdelen a en b.

Artikel 1.1a

In deze regeling wordt onder aanhangwagen, ambulance, bedrijfsauto, bijzondere bromfiets, bromfiets, bus, dolly, driewielig motorrijtuig, gelede bus, gepantserd voertuig, kampeerwagen, landbouw- of bosbouwaanhangwagen, landbouw- of bosbouwtrekker, lijkwagen, middenasaanhangwagen, mobiele kraan, mobiele machine, motorfiets, motorrijtuig met beperkte snelheid, oplegger, opleggertrekker, ov-auto, overige voertuig voor speciale doeleinden, personenauto, taxi, voor rolstoelen toegankelijk voertuig en verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk:

  • a. mede verstaan een voertuig dat blijkens het kentekenregister een zodanig voertuig is;

  • b. niet verstaan een ander van de genoemde voertuigsoorten.

Afdeling 2. Besluiten van volkenrechtelijke organisaties of van één of meer instellingen van de Europese Unie

Artikel 1.2

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • richtlijn 70/157/EEG: richtlijn 70/157/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lidstaten betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen (PbEG 1970, L 42);

  • richtlijn 2005/64/EG: richtlijn 2005/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen inzake herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing, en tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad (PbEG 2005, L 310);

  • richtlijn 2006/40/EG: richtlijn 2006/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende emissies van klimaatregelingsapparatuur in motorvoertuigen en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad (PbEU 2006, L 161);

  • richtlijn 2006/42/EG: Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van Richtlijn 95/16/EG (PbEU 2006 L 157);

  • verordening (EG) 715/2007: Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) (PbEU 2007, L 171);

  • verordening (EG) 78/2009: Verordening (EG) nr. 78/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot de bescherming van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers, tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van Richtlijn 2003/102/EG en Richtlijn 2005/66/EG (PbEU 2009, L 35);

  • verordening (EG) 79/2009: Verordening (EG) nr. 79/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen op waterstof en tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG (PbEU 2009, L 35);

  • verordening (EG) 595/2009: Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 en Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 80/1269/EEG, 2005/55/EG en 2005/78/EG (PbEU 2009, L 188);

  • verordening (EG) 661/2009: Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PbEU 2009, L 200);

  • verordening (EU) 167/2013: Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 5 februari 2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen (PbEU 2013, L 60);

  • verordening (EU) 168/2013: Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers (PbEU 2013, L 60);

  • verordening (EU) 3/2014: Gedelegeerde verordening (EU) nr. 3/2014 van de Commissie van 24 oktober 2013 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende functionele veiligheidsvoorschriften voor de goedkeuring van twee- of driewielige voertuigen en vierwielers (PbEU 2014, L 7);

  • verordening (EU) 44/2014: Gedelegeerde verordening (EU) Nr. 44/2014 van de Commissie van 21 november 2013 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voertuigconstructie en algemene voorschriften voor de goedkeuring van twee- of driewielige voertuigen en vierwielers (PbEU 2014, L 25);

  • verordening EU 134/2014: Gedelegeerde Verordening (EU) 134/2014 van de Commissie van 16 december 2013 tot aanvulling van Verordening (EU) 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de voorschriften voor milieuprestaties en prestaties van de aandrijfeenheid en tot wijziging van bijlage V bij die verordening (PbEU 2014, L53);

  • verordening (EU) 540/2014: Verordening (EU) nr. 540/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende het geluidsniveau van motorvoertuigen en vervangende geluidsdempingssystemen, en tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van Richtlijn 70/157/EEG (PbEU 2014, L 158);

  • verordening 901/2014: Uitvoeringsverordening (EU) 901/2014 van de Commissie van 18 juli 2014 tot uitvoering van Verordening (EU) 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de administratieve voorstellen voor de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers (PbEU 2014, L249);

  • verordening (EU) 1322/2014: gedelegeerde verordening (EU) nr. 1322/2014 van de Commissie van 19 september 2014 tot aanvulling en wijziging van Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat de voertuigconstructie en algemene voorschriften voor de goedkeuring van landbouw- en bosbouwvoertuigen betreft (PbEU 2014, L 364);

  • verordening (EU) 2015/758: Verordening (EU) 2015/758 van het Europees parlement en de Raad van 29 april 2015 inzake typegoedkeuringseisen voor de uitrol van het op de 112-dienst gebaseerde eCall-boordsysteem en houdende wijziging van Richtlijn 2007/46/EG (PbEU 2015, L 123);

  • verordening (EU) 2016/1628: Verordening (EU) 2016/1628 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden voor verontreinigende gassen en deeltjes en typegoedkeuring voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines gemonteerde interne verbrandingsmotoren, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1024/2012 en (EU) nr. 167/2013, en tot wijziging en intrekking van Richtlijn 97/68/EG (PbEU 2016, L 252);

  • verordening (EU) 2018/858: Verordening (EU) nr. 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2007 en (EG) nr. 595/2009 en tot intrekking van Richtlijn 2007/46/EG (PbEU 2018, L 151);

  • Verordening 2018/985: Gedelegeerde verordening (EU) 2018/985 van de commissie van 12 februari 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft voorschriften voor milieuprestaties en prestaties van de aandrijfeenheid voor landbouw- en bosbouwvoertuigen en de motoren daarvan en tot intrekking van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/96 van de Commissie (PbEU 2018, L 182);

  • verordening (EU) 2019/2144: Verordening (EU) 2019/2144 van het Europees parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende de voorschriften voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd wat de algemene veiligheid ervan en de bescherming van de inzittenden van voertuigen en kwetsbare weggebruikers betreft, tot wijziging van Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 78/2009, (EG) nr. 79/2009 en (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 631/2009, (EU) nr. 406/2010, (EU) nr. 672/2010, (EU) nr. 1003/2010, (EU) nr. 1005/2010, (EU) nr. 1008/2010, (EU) nr. 1009/2010, (EU) nr. 19/2011, (EU) nr. 109/2011, (EU) nr. 458/2011, (EU) nr. 65/2012, (EU) nr. 130/2012, (EU) nr. 347/2012, (EU) nr. 351/2012, (EU) nr. 1230/2012 en (EU) 2015/166 van de Commissie (PbEU 2019, L 325).

Artikel 1.3

  • 1 De vermelding in deze regeling, voor zover daarbij niet anders is aangegeven, van een EU-richtlijn omvat mede elke in het kader van de Europese Unie tot stand gekomen richtlijn tot wijziging van die richtlijn. Het tot stand komen van een dergelijke richtlijn wordt door de minister bekendgemaakt in de Staatscourant.

  • 2 Een wijziging van een richtlijn als bedoeld in het eerste lid, treedt voor de toepassing van deze regeling in werking met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uiterlijk uitvoering moet zijn gegeven, tenzij de minister een eerder tijdstip bepaalt. Indien een wijzigingsrichtlijn of een gewijzigde richtlijn de lidstaten verplicht tot dan wel de mogelijkheid biedt voor het afzonderlijk bepalen van de datum van toepassing van een of meer deelaspecten van die wijzigingsrichtlijn respectievelijk gewijzigde richtlijn, wordt deze eveneens door de minister bepaald.

  • 3 De bekendmaking, bedoeld in het eerste lid, vermeldt:

    • a. de vindplaats van de wijzigingsrichtlijn;

    • b. de kaderrichtlijn of de bijzondere richtlijn die wordt gewijzigd;

    • c. het artikel of artikelonderdeel waarop de wijziging betrekking heeft;

    • d. de dag of het tijdstip, bedoeld in het tweede lid, eerste volzin; en

    • e. in voorkomend geval datum en deelaspect als bedoeld in het tweede lid, tweede volzin.

  • 4 Indien een verordening of een gewijzigde verordening de lidstaten verplicht tot dan wel de mogelijkheid biedt voor het afzonderlijk bekendmaken van de datum van toepassing van een of meer deelaspecten van die verordening respectievelijk gewijzigde verordening, wordt deze datum door de minister bekend gemaakt.

  • 5 Het eerste tot en met derde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van reglementen van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE-reglementen) en verordeningen tot wijziging van een richtlijn.

Hoofdstuk 2. Voertuigidentificatienummer en datum eerste toelating

Artikel 2.1

  • 1 In het kader van een aanvraag tot inschrijving of tenaamstelling, een individuele goedkeuring of een door de Dienst Wegverkeer uitgevoerd onderzoek kan door de Dienst Wegverkeer het voertuigidentificatienummer worden vastgesteld.

  • 2 Indien van een voertuig het voertuigidentificatienummer ontbreekt, teniet is gegaan of geheel of ten dele onleesbaar is geworden, kan door de Dienst Wegverkeer een voertuigidentificatienummer worden vastgesteld, toegekend en ingeslagen.

  • 3 Het voertuigidentificatienummer wordt vastgesteld, toegekend en ingeslagen op de wijze, bepaald in bijlage I.

Artikel 2.2

  • 1 Onder de datum waarop een voertuig in gebruik is genomen, wordt in deze regeling verstaan de datum van eerste toelating van het voertuig zoals vermeld in het kentekenregister.

  • 2 De datum van eerste toelating, bedoeld in het eerste lid, wordt door de Dienst Wegverkeer vastgesteld op de wijze, bepaald in bijlage II.

  • 3 Voor voertuigen waarvoor vóór 1 januari 1995 een kentekenbewijs is afgegeven waarop geen datum eerste toelating is vermeld, wordt als datum eerste toelating beschouwd de op het kentekenbewijs vermelde datum van afgifte van deel I van het kentekenbewijs. Indien op het kentekenbewijs onder ‘bijzonderheden’ een bouwjaar is vermeld, wordt als datum eerste toelating beschouwd 30 juni van dit bouwjaar.

Hoofdstuk 3. Nadere regels in verband met de goedkeuringen bedoeld in hoofdstuk III van de Wegenverkeerswet 1994

Afdeling 1. Nationale goedkeuringen voertuigen categorieën M, N en O

Artikel 3.1.0

Verordening (EU) 2018/858 is van overeenkomstige toepassing op fabrikanten, de wijze waarop een nationale typegoedkeuring als bedoeld in dit hoofdstuk wordt verleend en het toezicht op de conformiteit van de productie, tenzij anders is bepaald in deze afdeling of in verband met de uitvoering van deze afdeling, in door de Dienst Wegverkeer vastgestelde alternatieve voorschriften.

Artikel 3.1.1

  • 1 Voertuigen van voertuigcategorieën M, N en O voldoen voor het verkrijgen van een nationale kleine serie typegoedkeuring aan de voor de desbetreffende voertuigcategorie vastgestelde goedkeuringseisen in bijlage II, deel I, bij verordening (EU) 2018/858.

  • 2 In afwijking van het eerste lid voldoen voertuigen met de voertuigclassificatie M1 of N1, voor het verkrijgen van een nationale kleine serie typegoedkeuring aan de voor de desbetreffende voertuigcategorie vastgestelde goedkeuringseisen in bijlage II, deel I, aanhangsel 1, tabel 1 respectievelijk 2, bij verordening (EU) 2018/858.

  • 3 In afwijking van het eerste lid voldoen voertuigen voor speciale doeleinden van de voertuigcategorieën M, N, en O, voor het verkrijgen van een nationale kleine serie typegoedkeuring aan de voor de desbetreffende voertuigcategorie vastgestelde goedkeuringseisen in bijlage II, deel III, bij verordening (EU) 2018/858.

  • 4 In afwijking van het eerste tot en met derde lid, kan de Dienst Wegverkeer vrijstelling verlenen van de in de genoemde bijlagen bij verordening (EU) 2018/858 voor de desbetreffende voertuigcategorie opgenomen goedkeuringseisen en een nationale kleine serie typegoedkeuring verlenen, indien en voor zover wordt voldaan aan de in verband daarmee door de Dienst Wegverkeer vastgestelde alternatieve voorschriften, bedoeld in artikel 42, tweede lid, van die verordening.

  • 5 De artikelen 33, 34 en 35, met uitzondering van artikel 35, tweede lid, onderdeel e, van verordening (EU) 2018/858 zijn van overeenkomstige toepassing op de wijzigingen in en de geldigheidsduur van nationale kleine serie goedkeuringen als bedoeld in dit artikel.

Artikel 3.1.2

  • 1 Voertuigen van voertuigcategorieën M, N en O, met een datum van eerste toelating op of na 1 september 2020 voldoen voor het verkrijgen van een nationale individuele goedkeuring aan:

    • a. de voor de desbetreffende voertuigcategorie vastgestelde goedkeuringseisen in bijlage II, deel I, bij verordening (EU) 2018/858; en

    • b. aan de in hoofdstuk 5 voor de desbetreffende voertuigcategorie vastgestelde permanente eisen.

  • 2 In afwijking van het eerste lid voldoen voertuigen voor speciale doeleinden van de voertuigcategorieën M, N, en O, voor het verkrijgen van een nationale individuele goedkeuring aan:

    • a. de voor de desbetreffende voertuigcategorie vastgestelde goedkeuringseisen in bijlage II, deel III, bij verordening (EU) 2018/858; en

    • b. aan de in hoofdstuk 5 voor de desbetreffende voertuigcategorie vastgestelde permanente eisen.

  • 3 Onverminderd het eerste en tweede lid, voldoen niet-seriematig geproduceerde voertuigen tevens aan de eisen wat betreft deugdelijkheid en weggedrag van een voertuig, bedoeld in artikel 3, onderdeel b, van bijlage IX van deze regeling.

  • 4 In afwijking van het eerste en tweede lid, kan de Dienst Wegverkeer vrijstelling verlenen van de in de bijlage II bij verordening (EU) 2018/858 voor de desbetreffende voertuigcategorie opgenomen goedkeuringseisen en een nationale individuele goedkeuring verlenen indien en voor zover wordt voldaan aan de in verband daarmee door de Dienst Wegverkeer vastgestelde alternatieve voorschriften, als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van die verordening.

  • 5 De Dienst Wegverkeer beschikt in elk geval over alternatieve voorschriften als bedoeld in het vierde lid, in verband met de goedkeuring van voertuigen die ten behoeve van het gebruik door een gehandicapte zijn aangepast.

Artikel 3.1.3

  • 1 Voertuigen van voertuigcategorieën M, N en O, met een datum van eerste toelating van voor 1 september 2020 voldoen voor het verkrijgen van een nationale individuele goedkeuring aan de voor de desbetreffende voertuigcategorie vastgestelde goedkeuringseisen in bijlage IV, zoals deze bijlage luidde op 31 augustus 2020.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, kan de Dienst Wegverkeer vrijstelling verlenen van de in het eerste lid voor de desbetreffende voertuigcategorie bedoelde goedkeuringseisen en een individuele goedkeuring verlenen indien en voor zover wordt voldaan aan de in verband daarmee door de Dienst Wegverkeer vastgestelde alternatieve voorschriften.

  • 3 De Dienst Wegverkeer beschikt in elk geval over alternatieve voorschriften als bedoeld in het tweede lid, in verband met de goedkeuring van voertuigen die ten behoeve van het gebruik door een gehandicapte zijn aangepast.

  • 4 In afwijking van het eerste lid kan de Dienst Wegverkeer in verband met de goedkeuring van een voertuig met een datum van eerste toelating van voor 1 januari 1978 dat in de oorspronkelijke uitvoering niet voldoet aan de op het betreffende voertuig van toepassing zijnde permanente eisen, van deze eisen vrijstelling verlenen.

Artikel 3.1.3a

  • 1 De Dienst Wegverkeer kan voertuigen van voertuigcategorieën M, N en O die niet aan de in artikel 3.1.2, eerste of tweede lid, of 3.1.3 bedoelde goedkeuringseisen wat betreft afmetingen en massa’s kunnen voldoen, hiervan ontheffing verlenen en voor deze voertuigen een nationale individuele goedkeuring verlenen.

  • 2 Deze nationale individuele goedkeuring wordt verleend voor zover wordt voldaan aan de in verband daarmee door de Dienst Wegverkeer vastgestelde alternatieve voorschriften.

  • 3 In het goedkeuringscertificaat voor het voertuig wordt beschreven voor welke goedkeuringseisen een ontheffing is verleend en wordt vermeld dat om die reden het rijden met het voertuig alleen is toegestaan indien een ontheffing als bedoeld in artikel 149 of 149a van de wet aanwezig is.

Artikel 3.1.4

Onverminderd de toepassing van bijlage II bij verordening (EU) 2018/858, worden, voor zover van toepassing bij een EU-goedkeuring of nationale goedkeuring van een voertuig, aanhangwagen, systeem, onderdeel of technische eenheid daarvan, tevens de volgende richtlijnen in acht genomen:

  • a. tot 1 juli 2027, de eisen met betrekking tot het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen, bedoeld in richtlijn 70/157/EEG;

  • b. de eisen met betrekking herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassingen, bedoeld in richtlijn 2005/64/EG; en

  • c. de eisen betreffende emissies van klimaatregelingsapparatuur in motorvoertuigen, bedoeld in richtlijn 2006/40/EG.

Artikel 3.1.5

  • 1 Om als taxi in gebruik te kunnen worden genomen beschikt een voertuig over een nationale individuele goedkeuring of nationale typegoedkeuring voor het gebruik als taxi.

  • 2 Voor goedkeuring als bedoeld in het eerste lid voldoet de taxi aan de in het derde, vierde, vijfde of zesde lid bedoelde goedkeuringseisen.

  • 3 Een taxi met een EU-typegoedkeuring wordt goedgekeurd indien het voldoet aan bijlage VI omdat het een voertuig betreft dat is typegoedgekeurd met een vaste indeling en deuren aan beide zijden van elke zitrij met een drempelhoogte van minder dan 50 cm vanaf het wegdek. Hierbij wordt het hoogste aantal te vervoeren personen gelijkgesteld aan het aantal zitplaatsen, met uitzondering van de bestuurderszitplaats.

  • 4 Een taxi met een EU-typegoedkeuring met een vaste indeling die niet is uitgevoerd met deuren aan beide zijden van elke zitrij wordt goedgekeurd, indien het voertuig voldoet aan bijlage VI. De zitplaatsen met deuren aan beide zijden van de zitrij worden verondersteld te voldoen aan bijlage VI. Hierbij wordt het hoogste aantal te vervoeren personen gelijkgesteld aan het aantal bereikbare zitplaatsen, met uitzondering van de bestuurderszitplaats.

  • 5 Een taxi met een variabele indeling wordt per indeling goedgekeurd, indien het voertuig voldoet aan bijlage VI. Hierbij wordt het hoogste aantal te vervoeren personen per indeling gelijkgesteld aan het aantal bereikbare zitplaatsen, met uitzondering van de bestuurderszitplaats.

  • 6 Overige taxi’s worden beoordeeld op de in bijlage VI gestelde eisen ten aanzien van:

    • a. een vaste indeling volgens de typegoedkeuring en deuren aan beide zijden van elke zitrij;

    • b. inrichtingen met zitplaatsen anders dan onder a; en

    • c. de gedeelten ten behoeve van andere vormen van vervoer dan op zitplaatsen.

      Hierbij wordt het hoogste aantal te vervoeren personen per indeling gelijkgesteld aan het aantal bereikbare zitplaatsen, dan wel andere vervoersplaatsen, met uitzondering van de bestuurderszitplaats.

  • 7 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op ov-auto’s.

  • 8 Voor een taxi en ov-auto als bedoeld in het vijfde en zesde lid, wordt een goedkeuringsdocument afgegeven waaruit blijkt dat het voertuig is goedgekeurd voor het gebruik als taxi onderscheidenlijk ov-auto.

Afdeling 2. Nationale goedkeuringen personenauto’s, bedrijfsauto’s en bussen met een maximumconstructiesnelheid van ten hoogste 25 km/h

Artikel 3.2.0

Verordening (EU) 2018/858 is van overeenkomstige toepassing op fabrikanten, de wijze waarop een nationale typegoedkeuring als bedoeld in dit hoofdstuk wordt verleend en het toezicht op de conformiteit van de productie, tenzij anders is bepaald in deze afdeling of in verband met de uitvoering van deze afdeling, in door de Dienst Wegverkeer vastgestelde alternatieve voorschriften.

Artikel 3.2.1

  • 1 Voertuigen met een maximumconstructiesnelheid van ten hoogste 25 km/h die bij een maximumconstructiesnelheid van meer dan 25 km/h voertuigen van voertuigcategorieën M en N zouden zijn, met een datum van eerste toelating op of na 1 januari 2021 voldoen voor het verkrijgen van een nationale individuele goedkeuring aan:

    • a. de voor de overeenkomstige voertuigcategorie M respectievelijk N vastgestelde eisen in bijlage II, deel I, van verordening (EU) 2018/858; en

    • b. aan de in hoofdstuk 5 voor de desbetreffende voertuigcategorie vastgestelde permanente eisen.

  • 2 Voor het verkrijgen van een nationale individuele goedkeuring als bedoeld in het eerste lid, blijven buiten beschouwing:

    • a. VN/ECE-reglement nr. 29 inzake uniforme voorschriften voor de goedkeuring van bedrijfsvoertuigen wat de bescherming van de inzittenden van de cabine betreft;

    • b. VN/ECE-reglement nr. 95 inzake uniforme voorschriften voor de goedkeuring van voertuigen met betrekking tot de bescherming van de inzittenden bij een zijdelingse botsing;

    • c. VN/ECE-reglement nr. 97 inzake uniforme voorschriften voor de goedkeuring van voertuigalarmsystemen (VAS) en van motorvoertuigen wat hun alarmsysteem (AS) betreft;

    • d. richtlijn 2005/64/EG;

    • e. verordening (EG) 78/2009;

    • f. verordening (EG) 661/2009, al dan niet in samenhang met VN/ECE-reglement nr. 117 wat rolgeluidemissies, grip op natwegdek en rolweerstand van banden betreft;

    • g. Verordening (EU) nr. 65/2012 van de Commissie van 24 januari 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat schakelindicatoren betreft en tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2012, L 280);

    • h. verordening (EU) 2015/758.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, kan de Dienst Wegverkeer vrijstelling verlenen van de in de bijlage II, deel I, van verordening (EU) 2018/858 opgenomen goedkeuringseisen voor de voertuigcategorie waarbinnen het voertuig zou kunnen vallen en een nationale individuele goedkeuring verlenen voor zover wordt voldaan aan de in verband daarmee door de Dienst Wegverkeer vastgestelde alternatieve voorschriften.

  • 4 De Dienst Wegverkeer stelt in elk geval alternatieve voorschriften als bedoeld in het derde lid vast voor de goedkeuring van voertuigen die ten behoeve van het gebruik door een gehandicapte zijn aangepast..

Artikel 3.2.2

Voertuigen met een maximumconstructiesnelheid van ten hoogste 25 km/h die bij een maximumconstructiesnelheid van meer dan 25 km/h voertuigen van voertuigcategorieën M en N zouden zijn, met een datum van eerste toelating van voor 1 januari 2021, voldoen voor het verkrijgen van een nationale individuele goedkeuring aan de in hoofdstuk 5 voor de desbetreffende voertuigcategorie vastgestelde permanente eisen.

Afdeling 3. Nationale goedkeuringen voertuigen categorieën L

Artikel 3.3.0

Verordening (EU) 168/2013 is van overeenkomstige toepassing op fabrikanten, de wijze waarop een nationale typegoedkeuring als bedoeld in dit hoofdstuk wordt verleend en het toezicht op de conformiteit van de productie, tenzij anders is bepaald in deze afdeling of in verband met de uitvoering van deze afdeling, in door de Dienst Wegverkeer vastgestelde alternatieve voorschriften.

Artikel 3.3.1

  • 1 Voertuigen van de voertuigcategorie L voldoen voor het verkrijgen van een nationale kleine serie typegoedkeuring aan de voor de desbetreffende voertuigclassificatie van categorie L vastgestelde goedkeuringseisen in de bijlagen II en V tot en met VIII bij verordening (EU) 168/2013.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de Dienst Wegverkeer vrijstelling verlenen van de in de genoemde bijlagen bij verordening (EU) 168/2013 voor de desbetreffende voertuigcategorie opgenomen goedkeuringseisen en een nationale kleine serie typegoedkeuring verlenen, indien en voor zover wordt voldaan aan de in verband daarmee door de Dienst Wegverkeer vastgestelde alternatieve voorschriften, als bedoeld in artikel 42, tweede lid, van die verordening.

  • 3 De artikelen 34 tot en met 37, met uitzondering van artikel 37, tweede lid, onderdeel c, van verordening (EU) 168/2013 zijn van overeenkomstige toepassing op de wijzigingen in en de geldigheidsduur van nationale kleine serie goedkeuringen als bedoeld in dit artikel.

Artikel 3.3.2

  • 1 Voertuigen van voertuigcategorie L, met een datum van eerste toelating op of na 1 september 2020 voldoen voor het verkrijgen van een nationale individuele goedkeuring:

    • a. aan de voor de desbetreffende voertuigclassificatie van categorie L vastgestelde goedkeuringseisen van bijlage II en V tot en met VIII bij verordening (EU) 168/2013 met uitzondering van de eisen opgenomen in:

      • de bijlagen V en XI bij verordening (EU) 3/2014; en

      • de bijlagen III, IV, XII, XV en XVII bij verordening (EU) 44/2014;

    • b. aan de in hoofdstuk 5 voor de desbetreffende voertuigcategorie vastgestelde permanente eisen.

  • 2 Onverminderd het eerste lid voldoen niet-seriematig geproduceerde voertuigen tevens aan de eisen wat betreft deugdelijkheid en weggedrag als bedoeld in artikel 3 of, indien niet van toepassing artikel 6, van bijlage IX van deze regeling.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan de Dienst Wegverkeer voor een voertuig vrijstelling verlenen van de in het eerste lid voor de desbetreffende voertuigcategorie opgenomen goedkeuringseisen en een nationale individuele goedkeuring verlenen indien en voor zover wordt voldaan aan de in verband daarmee door de Dienst Wegverkeer vastgestelde alternatieve voorschriften.

  • 4 De Dienst Wegverkeer beschikt in elk geval over alternatieve voorschriften als bedoeld in het derde lid, in verband met de goedkeuring van voertuigen die ten behoeve van het gebruik door een gehandicapte zijn aangepast.

Artikel 3.3.3

  • 1 Voertuigen van voertuigcategorie L met een datum van eerste toelating van voor 1 september 2020 voldoen voor het verkrijgen van een nationale individuele goedkeuring aan de voor de desbetreffende voertuigcategorie vastgestelde goedkeuringseisen in bijlage IV, zoals deze bijlage luidde op 31 augustus 2020.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de Dienst Wegverkeer voor een voertuig vrijstelling verlenen van de in het eerste lid voor de desbetreffende voertuigcategorie opgenomen goedkeuringseisen en een individuele goedkeuring verlenen indien en voor zover wordt voldaan aan de in verband daarmee door de Dienst Wegverkeer vastgestelde alternatieve voorschriften.

  • 3 De Dienst Wegverkeer beschikt in elk geval over alternatieve voorschriften als bedoeld in het tweede lid, in verband met de goedkeuring van voertuigen die ten behoeve van het gebruik door een gehandicapte zijn aangepast

  • 4 In afwijking van het tweede lid kan de Dienst Wegverkeer in verband met de goedkeuring van een voertuig met een datum van eerste toelating van voor 1 januari 1978 dat in de oorspronkelijke uitvoering niet voldoet aan de op het betreffende voertuig van toepassing zijnde permanente eisen, ook van deze eisen vrijstelling verlenen.

Afdeling 4. Nationale typegoedkeuringen bijzondere bromfietsen

Artikel 3.4.0

Verordening (EU) 168/2013 is van overeenkomstige toepassing op fabrikanten, de wijze waarop een nationale typegoedkeuring als bedoeld in dit hoofdstuk wordt verleend en het toezicht op de conformiteit van de productie, tenzij anders bepaald in deze afdeling of in verband met de uitvoering van deze afdeling, in door de Dienst wegverkeer vastgestelde alternatieve voorschriften.

Artikel 3.4.1

  • 1 Bijzondere bromfietsen voldoen voor het verkrijgen van een nationale typegoedkeuring aan:

    • a. de eisen in:

      • 1°. VN/ECE-reglement nr. 3;

      • 2°. VN/ECE-reglement nr. 10;

      • 3°. VN/ECE-reglement nr. 14;

      • 4°. VN/ECE-reglement nr. 16 of VN/ECE-reglement nr. 44;

      • 5°. VN/ECE-reglement nr. 50 of VN/ECE-reglement nr. 56 en VN/ECE-reglement nr. 74;

      • 6°. VN/ECE-reglement nr. 60;

      • 7°. VN/ECE-reglement nr. 67 of VN/ECE-reglement nr. 110;

      • 8°. VN/ECE-reglement nr. 75;

      • 9°. VN/ECE-reglement nr. 78;

      • 10°. VN/ECE-reglement nr. 81;

      • 11°. VN/ECE-reglement nr. 136;

      • 12°. verordening (EU) 3/2014, bijlage II, IV, VII tot en met IX, XII, deel I, XIII tot en met XV, punt 1.1. en 1.2, XVIII en XIX;

      • 13°. verordening (EU) 44/2014, bijlage II, VI, VIII, X, XIV en XVI.

      • 14°. verordening (EU) 134/2014, bijlage X, aanhangsel 1 en 1.1;

      • 15°. verordening (EU) 901/2014, bijlage V;

    • b. de in hoofdstuk 5 voor de bijzondere bromfiets vastgestelde permanente eisen.

  • 2 Van het eerste lid kan worden afgeweken in het geval niet aan die eisen wordt voldaan door het innovatieve karakter van het voertuig of door de toepassing van innovatieve technieken, indien met een risicobeoordeling opgesteld door een deskundige en onafhankelijke instantie wordt aangetoond op welke wijze het veiligheids- en milieubeschermingsniveau van die eisen wordt gewaarborgd.

  • 3 Een bijzondere bromfiets die is bedoeld voor personenvervoer biedt ten hoogste acht zitplaatsen voor passagiers. De zitplaatsen bieden voldoende ruimte voor de te vervoeren persoon, zijn voorzien van een heupgordel en, indien die zijn bedoeld voor een kind, zijn voorzien van een duidelijke vermelding van het maximale gewicht waarvoor de zitplaatsen zijn bedoeld.

Afdeling 5. Nationale goedkeuringen voertuigen categorieën T, C, R en S

Artikel 3.5.0

Verordening (EU) 167/2013 is van overeenkomstige toepassing op fabrikanten, de wijze waarop een nationale typegoedkeuring als bedoeld in dit hoofdstuk wordt verleend en het toezicht op de conformiteit van de productie, tenzij anders is bepaald in deze afdeling of in verband met de uitvoering van deze afdeling, in door de Dienst Wegverkeer vastgestelde alternatieve voorschriften.

Artikel 3.5.1

  • 1 Voertuigen van voertuigcategorieën T, C, R en S voldoen voor het verkrijgen van een nationale kleine serie typegoedkeuring aan de voor de desbetreffende voertuigcategorie vastgestelde goedkeuringseisen in bijlage I bij verordening (EU) 167/2013.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de Dienst Wegverkeer vrijstelling verlenen van de in de genoemde bijlage bij verordening (EU) 167/2013 voor de desbetreffende voertuigcategorie opgenomen goedkeuringseisen en een nationale kleine serie typegoedkeuring verlenen, indien en voor zover wordt voldaan aan de in verband daarmee door de Dienst Wegverkeer vastgestelde alternatieve voorschriften, bedoeld in artikel 37, eerste lid, tweede alinea, van die verordening.

  • 3 De artikelen 29 tot en met 32, met uitzondering van artikel 32, tweede lid, onderdeel c, van verordening (EU) 167/2013 zijn van overeenkomstige toepassing op de wijzigingen in en de geldigheidsduur van nationale kleine serie goedkeuringen als bedoeld in dit artikel.

Artikel 3.5.2

  • 1 Voertuigen van de voertuigcategorieën T en C, met een datum van eerste toelating op of na 1 september 2020 voldoen voor het verkrijgen van een nationale individuele goedkeuring:

    • a. aan de voor de desbetreffende categorie vastgestelde goedkeuringseisen in bijlage I bij verordening (EU) 167/2013, met uitzondering van de eisen opgenomen in:

      • 1°. bijlagen III tot en met XI, XIII, XV, XVI, XVII, XX, XXII, XXV en XXIX bij verordening (EU) 1322/2014;

      • 2°. bijlagen I en II bij verordening (EU) 2018/985; en

      • 3°. bijlagen X, XVIII, XXI en XXIII bij verordening (EU) 2015/208; en

    • b. aan de in hoofdstuk 5 voor de desbetreffende voertuigcategorie vastgestelde permanente eisen.

  • 2 Voertuigen van voertuigcategorieën R en S met een eerste toelating op of na 1 september 2020 voldoen voor het verkrijgen van een nationale individuele goedkeuring:

    • a. aan de voor de desbetreffende categorie vastgestelde goedkeuringseisen in bijlage I bij verordening (EU) 167/2013, met uitzondering van de eisen opgenomen in:

      • 1°. bijlagen XXII, XXV, XXVI en XXIX bij verordening (EU) 1322/2014; en

      • 2°. bijlage XVIII, XXI en XXII bij verordening (EU) 2015/208; en

    • b. aan de in hoofdstuk 5 voor de desbetreffende voertuigcategorie vastgestelde permanente eisen.

  • 3 In afwijking van het eerste en tweede lid, kan de Dienst Wegverkeer voor een voertuig vrijstelling verlenen van de in die leden voor de desbetreffende voertuigcategorie opgenomen goedkeuringseisen en een nationale individuele goedkeuring verlenen indien en voor zover wordt voldaan aan de in verband daarmee door de Dienst Wegverkeer vastgestelde alternatieve voorschriften.

  • 4 De Dienst Wegverkeer beschikt in elk geval over alternatieve voorschriften als bedoeld in het derde lid, in verband met de goedkeuring van voertuigen van de voertuigcategorieën T en C die ten behoeve van het gebruik door een gehandicapte zijn aangepast.

Artikel 3.5.3

  • 1 Voertuigen van voertuigcategorieën T, C, R en S met een datum van eerste toelating van voor 1 september 2020 voldoen voor het verkrijgen van een nationale individuele goedkeuring aan de voor de desbetreffende voertuigcategorie vastgestelde goedkeuringseisen in bijlage IV, zoals deze bijlage luidde op 31 augustus 2020.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de Dienst Wegverkeer voor een voertuig vrijstelling verlenen van de in het eerste lid voor de desbetreffende voertuigcategorie opgenomen goedkeuringseisen en een individuele goedkeuring verlenen indien en voor zover wordt voldaan aan de in verband daarmee door de Dienst Wegverkeer vastgestelde alternatieve voorschriften.

  • 3 De Dienst Wegverkeer beschikt in elk geval over alternatieve voorschriften als bedoeld in het tweede lid, in verband met de goedkeuring van voertuigen van de voertuigcategorieën T en C die ten behoeve van het gebruik door een gehandicapte zijn aangepast.

  • 4 In afwijking van het eerste lid kan de Dienst Wegverkeer in verband met de goedkeuring van een voertuig met een datum van eerste toelating van voor 1 januari 1978 dat in de oorspronkelijke uitvoering niet voldoet aan de op het betreffende voertuig van toepassing zijnde permanente eisen, ook van deze eisen vrijstelling verlenen.

Artikel 3.5.4

  • 1 De Dienst Wegverkeer kan voertuigen van voertuigcategorieën T, C, R en S die niet aan de in artikel 3.5.2, eerste of tweede lid, of 3.5.3 bedoelde goedkeuringseisen wat betreft afmetingen en massa’s kunnen voldoen, hiervan ontheffing verlenen en voor deze voertuigen een nationale individuele goedkeuring verlenen.

  • 2 Deze nationale individuele goedkeuring wordt verleend voor zover wordt voldaan aan de in verband daarmee door de Dienst Wegverkeer vastgestelde alternatieve voorschriften.

  • 3 In het goedkeuringscertificaat voor het voertuig wordt beschreven voor welke goedkeuringseisen een ontheffing is verleend en wordt vermeld dat daarom het rijden met het voertuig alleen is toegestaan indien een ontheffing als bedoeld in artikel 149 of 149a van de wet aanwezig is.

Afdeling 6. Nationale goedkeuringen mobiele machines

Artikel 3.6.1

  • 1 Mobiele machines voldoen voor het verkrijgen van een nationale typegoedkeuring aan:

    • a. de eisen in:

      • 1°. richtlijn 2006/42/EG;

      • 2°. verordening (EU) 2016/1628;

      • 3°. bijlage XX bij verordening (EU) 2015/208;

      • 4°. VN/ECE-reglement nr. 100 inzake uniforme voorschriften voor de goedkeuring van voertuigen wat de specifieke voorschriften voor de elektrische aandrijflijn betreft;

      • 5°. bijlage X van deze regeling ten aanzien van specifieke onderdelen en de installatie voor in een al dan niet tot vloeistof verdicht gas; en

    • b. de in hoofdstuk 5 voor de desbetreffende voertuigcategorie vastgestelde permanente eisen.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, kan de Dienst Wegverkeer vrijstelling verlenen van de in het eerste lid voor de desbetreffende voertuigcategorie opgenomen goedkeuringseisen en een nationale typegoedkeuring verlenen voor zover wordt voldaan aan de in verband daarmee door de Dienst Wegverkeer vastgestelde alternatieve voorschriften.

Artikel 3.6.2

  • 1 De Dienst Wegverkeer kan voor mobiele machines die niet aan de in artikel 3.6.1, eerste of tweede lid, bedoelde goedkeuringseisen wat betreft afmetingen en massa’s kunnen voldoen, hiervan ontheffing verlenen en voor deze voertuigen een nationale typegoedkeuring verlenen.

  • 2 Deze nationale typegoedkeuring wordt verleend voor zover wordt voldaan aan de in verband daarmee door de Dienst Wegverkeer vastgestelde alternatieve voorschriften.

  • 3 In het goedkeuringscertificaat voor het voertuig wordt beschreven van welke goedkeuringseisen een ontheffing is verleend en wordt vermeld dat om die reden het rijden met het voertuig alleen is toegestaan indien een ontheffing als bedoeld in artikel 149 of 149a van de wet aanwezig is in het voertuig.

Artikel 3.6.3

  • 1 Mobiele machines met een datum van eerste toelating op of na 1 januari 2021 voldoen voor het verkrijgen van een nationale individuele goedkeuring aan:

    • a. de eisen in:

      • 1°. richtlijn 2006/42/EG;

      • 2°. verordening (EU) 2016/1628;

      • 3°. bijlage XX bij verordening (EU) 2015/208;

      • 4°. VN/ECE-reglement nr. 100 inzake uniforme voorschriften voor de goedkeuring van voertuigen wat de specifieke voorschriften voor de elektrische aandrijflijn betreft;

      • 5°. bijlage X van deze regeling ten aanzien van specifieke onderdelen en de installatie voor in een al dan niet tot vloeistof verdicht gas; en

    • b. de in hoofdstuk 5 voor de desbetreffende voertuigcategorie vastgestelde permanente eisen.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, kan de Dienst Wegverkeer voor een voertuig vrijstelling verlenen van de in het eerste lid voor de desbetreffende voertuigcategorie opgenomen goedkeuringseisen en een nationale individuele goedkeuring verlenen voor zover wordt voldaan aan de in verband daarmee door de Dienst Wegverkeer vastgestelde alternatieve voorschriften.

  • 3 De Dienst Wegverkeer stelt in elk geval alternatieve voorschriften als bedoeld in het tweede lid vast voor de goedkeuring van voertuigen die ten behoeve van het gebruik door een gehandicapte zijn aangepast.

Artikel 3.6.4

  • 1 De Dienst Wegverkeer kan voor mobiele machines die niet aan de in artikel 3.6.3, eerste of tweede lid, bedoelde goedkeuringseisen wat betreft afmetingen en massa’s kunnen voldoen, hiervan ontheffing verlenen en voor deze voertuigen een nationale individuele goedkeuring verlenen.

  • 2 Deze nationale individuele goedkeuring wordt verleend voor zover wordt voldaan aan de in verband daarmee door de Dienst Wegverkeer vastgestelde alternatieve voorschriften.

  • 3 In het goedkeuringscertificaat voor het voertuig wordt beschreven van welke goedkeuringseisen een ontheffing is verleend en wordt vermeld dat om die reden het rijden met het voertuig alleen is toegestaan indien een ontheffing als bedoeld in artikel 149 of 149a van de wet aanwezig is in het voertuig.

Afdeling 7. Voorlopige nationale individuele goedkeuringen bij nieuwe technologieën of nieuwe concepten

Artikel 3.7.1

  • 1 De Dienst Wegverkeer kan een voorlopige nationale individuele goedkeuring voor ten hoogste twee jaar verlenen voor een voertuig als bedoeld in dit hoofdstuk of van systemen, onderdelen of technische eenheden daarvan waarin nieuwe technologieën zijn toegepast die onverenigbaar zijn met een of meer van de eisen voor die goedkeuring, bedoeld in dit hoofdstuk.

  • 2 De Dienst Wegverkeer kan de in het eerste lid bedoelde voorlopige nationale individuele goedkeuring verlenen indien:

    • a. bij de aanvraag de redenen zijn vermeld waarom de nieuwe technologieën of nieuwe concepten tot gevolg hebben dat de voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden daarvan, onverenigbaar zijn met de eisen voor goedkeuring;

    • b. in de aanvraag voor de goedkeuring veiligheids- en milieuaspecten van de nieuwe technologie of het nieuwe concept zijn beschreven, alsmede de maatregelen die zijn getroffen om er voor te zorgen dat ten minste een even hoog veiligheids- en milieubeschermingsniveau wordt gewaarborgd als wordt geboden door de voorschriften waarvan ontheffing wordt verleend; en

    • c. er testbeschrijvingen en -resultaten worden overgelegd die aantonen dat aan de voorwaarde van onderdeel b wordt voldaan.

  • 3 Onverminderd het tweede lid kan de Dienst Wegverkeer ter bescherming van inzittenden van het voertuig, ter bescherming van kwetsbare weggebruikers of in verband met de bescherming van de gezondheid, veiligheid, het milieu of andere aspecten van het openbaar belang, aanvullende eisen en voorwaarden verbinden aan het verlenen van een voorlopige nationale individuele goedkeuring. Deze eisen en voorwaarden mogen niet destructief zijn.

  • 4 De Dienst Wegverkeer kan een maximum aantal op grond van dit artikel te verlenen goedkeuringen aan voertuigen of vergelijkbare voertuigen van dezelfde fabrikant vaststellen.

  • 5 De in het eerste lid bedoelde termijn kan met ten hoogste vijf jaar worden verlengd, indien ten behoeve van die nieuwe technologieën of nieuwe concepten nationale, Europese of internationale wetgeving, in voorbereiding is.

Artikel 3.7.2

De Dienst Wegverkeer weigert een voorlopige nationale individuele goedkeuring als bedoeld in artikel 3.7.1 indien:

  • a. een individuele EU-goedkeuring, voor een het voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid waarin nieuwe technologieën of nieuwe concepten zijn toegepast als bedoeld in artikel 39 van verordening (EU) 2018/858, artikel 40 van verordening (EU) 168/2013 of artikel 35 van verordening (EU) 167/2013, meer in de rede ligt;

  • b. de toegepaste nieuwe technologieën zodanig vergaand zijn dat ontheffing van een of meer van de eisen voor goedkeuring bedoeld in dit hoofdstuk, niet in de rede ligt.

Artikel 3.7.3

Een op grond van artikel 3.7.1 afgegeven voorlopige nationale individuele goedkeuring wordt door de Dienst Wegverkeer omgezet in een definitieve nationale individuele goedkeuring met ingang van de dag dat voor het betreffende voertuig of systemen, onderdelen of technische eenheden daarvan, een wettelijke regeling voor goedkeuring in werking treedt.

Afdeling 8. Nationale goedkeuringen voor systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen, uitrustingsstukken, en voorzieningen ter bescherming van inzittenden van voertuigen en kwetsbare weggebruikers

Artikel 3.8.1

Retroreflecterende voorzieningen voor fietsen, zijspanwagens aan fietsen, fietsaanhangwagens en wagens voldoen voor het verkrijgen van een nationale typegoedkeuring aan de voorschriften opgenomen in bijlage Vb van deze regeling.

Artikel 3.8.2

Onverminderd artikel 29, derde lid, van verordening (EU) 2018/858 voldoet een rem- of stuurinrichting die is bedoeld om deel uit te maken van een voertuig van de voertuigcategorie O3 of O4, voor een nationale typegoedkeuring aan de voor het desbetreffende onderdeel voor het betreffende aangegeven voertuig relevante eisen opgenomen in bijlage II, deel I, bij verordening (EU) 2018/858 of aan de daarvoor door de Dienst Wegverkeer vastgestelde alternatieve voorschriften.

Artikel 3.8.3

Een reminrichting die is bedoeld om deel uit te maken van een mobiele machine voldoet voor het verkrijgen van een nationale individuele goedkeuring aan de relevante voorschriften opgenomen in hoofdstuk 5, afdeling 7a, paragraaf 8, van deze regeling.

Afdeling 9. Taken en bevoegdheden in verband met goedkeuringen door de Dienst Wegverkeer

Artikel 3.9.1

Tenzij hierin is voorzien in een EU-verordening in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen, stelt de Dienst Wegverkeer de wijze van keuren vast in verband met de nationale goedkeuringen, bedoeld in dit hoofdstuk, met uitzondering van wijze van keuren van de permanente eisen.

Artikel 3.9.2

  • 1 De Dienst Wegverkeer maakt, indien de voorwaarden of de beperkingen waaronder een EU- of nationale goedkeuring van een voertuig is verleend en dit ten behoeve van de handhaving van de permanente eisen bedoeld in hoofdstuk 5, noodzakelijk is, hiervan aantekening in het kentekenregister.

  • 2 Indien een aanvullende nationale individuele goedkeuring is verleend als bedoeld in artikel 3.1.5 wordt door de Dienst Wegverkeer bij de inschrijving in het kentekenregister van een:

    • a. taxi als bedoeld in artikel 3.1.5, derde en vierde lid, vermeld ‘Taxi, ingericht voor het vervoer van ten hoogste […] personen buiten de bestuurder’;

    • b. taxi als bedoeld in artikel 3.1.5, vijfde en zesde lid, vermeld ‘Taxi, zie goedkeuringsdocument’.

    • c. ov-auto als bedoeld in artikel 3.1.5, zevende lid, vermeld ‘-ov-auto, ingericht voor het vervoer van ten hoogste […] personen buiten de bestuurder’ dan wel ‘ov-auto, zie goedkeuringsdocument’.

Artikel 3.9.3

De Dienst Wegverkeer houdt in elk geval conformiteitscontroles op het overeenstemmen van de productie en de regelingen inzake het overeenstemmen van de productie van:

  • a. door hem verleende nationale kleine serie goedkeuringen op voertuigen en op systemen, onderdelen en technische eisen daarvan als bedoeld in dit hoofdstuk;

  • b. door hem verleende typegoedkeuringen op grond van een VN/ECE-reglement;

  • c. de producten, genoemd in afdeling 8.

Afdeling 10. Uitzonderingen als bedoeld in artikel 21, vijfde lid, van de wet, op de goedkeuringsverplichting, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet

Artikel 3.10.1

Geen goedkeuring als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet, is vereist voor:

  • a. voertuigen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van verordening (EU) 2018/858 die niet bestemd zijn voor gebruik op de openbare weg;

  • b. voertuigen op rupsbanden of ontworpen en gebouwd of aangepast voor exclusief gebruik door de strijdkrachten als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel c en d, van verordening (EU) 2018/858;

  • c. voertuigen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van verordening (EU) 168/2013 die niet bestemd zijn voor gebruik op de openbare weg;

  • d. voertuigen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdelen b, d, e, f, g en h, van verordening (EU) 168/2013 waarop die verordening niet van toepassing is;

  • e. voertuigen op verwisselbare machines als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van verordening (EU) 167/2013 waarop die verordening niet van toepassing is;

  • f. trekker als bedoeld in artikel 3, punt 8, van verordening (EU) 167/2013 met een door de constructie bepaalde maximale snelheid van minder dan 6 km/h;

  • g. voertuigen van de voertuigcategorieën T, C, R en S met een datum van eerste toelating van voor 1 januari 2016;

  • h. mobiele machines en aanhangwagens als bedoeld in artikel 1b van het Kentekenreglement;

  • i. motorrijtuigen met beperkte snelheid;

  • j. bijzondere bromfietsen als bedoeld in artikel 20b van de Wegenverkeerswet 1994 zoals dat luidt op 1 juli 2023;

  • k. voertuigen waarvan op grond van artikel 48, derde lid, van de wet geen goedkeuring is vereist;

  • l. voertuigen ten behoeve waarvan voor het gebruik van de weg door Onze Minister een vrijstelling op grond van artikel 147 van de wet is verleend;

  • m. systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen, uitrustingsstukken en voorzieningen die specifiek ten behoeve van de in de onderdelen a tot en met i genoemde voertuigen of motorrijtuigen op de markt worden gebracht;

  • n. systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen, uitrustingsstukken en voorzieningen die dienen ter vervanging van en zijn bedoeld voor montage op voertuigen van speciale doeleinden als bedoeld in artikel 3.1.1, derde lid, waarbij van de voor die systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen, uitrustingsstukken of voorzieningen geldende eisen, vrijstelling is verleend;

  • o. systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen, uitrustingsstukken en voorzieningen die dienen ter vervanging van en zijn bedoeld voor montage op voertuigen waarvoor een nationale individuele goedkeuring als bedoeld in dit hoofdstuk is verleend;

  • p. voorzieningen die ter bescherming van inzittenden van voertuigen en kwetsbare weggebruikers zijn ontworpen indien en voor zover hiervoor geen specifieke goedkeuringseisen zijn vastgesteld als bedoeld in artikel 21, tweede lid, van de wet.

Artikel 3.10.2

  • 1 De Dienst Wegverkeer weigert EU- of nationale goedkeuring van een voertuig waarvoor goedkeuring is vereist indien voor de goedkeuring van dat betreffende voertuig geen goedkeuringseisen zijn vastgesteld.

  • 2 De Dienst Wegverkeer stelt Onze Minister in kennis van een weigering als bedoeld in het eerste lid.

Afdeling 11. Op de markt aanbieden, registreren of in gebruik nemen van voertuigen uit restantvoorraad

Artikel 3.11.1

  • 1 Een fabrikant die een voertuig als bedoeld in artikel 39 van verordening (EU) 167/2013, artikel 44 van verordening (EU) 168/2013 of artikel 49 van verordening (EU) 2018/858 toch nog op de markt wil aanbieden of in de handel wil brengen, kan, zo spoedig mogelijk nadat de goedkeuring ongeldig is geworden, daarvoor een verzoek indienen bij de Dienst Wegverkeer.

  • 2 Een verzoek als bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van:

    • a. het voertuigidentificatienummer;

    • b. het desbetreffende typegoedkeuringsnummer en, indien van toepassing, de variant en uitvoering ervan;

    • c. de plaats of plaatsen waar de voertuigen in voorraad worden gehouden;

    • d. het technisch voorschrift of de technische voorschriften waaraan de voertuigen niet voldoen, en

    • e. de technische of economische redenen waarom de voertuigen niet aan de nieuwe technische voorschriften kunnen voldoen.

  • 3 In verband met de behandeling van de aanvraag bepaalt de Dienst Wegverkeer:

    • a. dat de fabrikant de Dienst Wegverkeer in de gelegenheid stelt op een door deze dienst te bepalen wijze een controle uit te voeren, of

    • b. dat de fabrikant een in de Nederlandse taal gestelde verklaring omtrent de juistheid van de opgave, van een accountant als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het accountantsberoep, dan wel van een daaraan gelijk te stellen buitenlandse accountant, overlegt.

Artikel 3.11.2

Voor het maximaal aantal complete en voltooide voertuigen als bedoeld in verordening (EU) 2018/858 dat overeenkomstig de restant voorraadprocedure in gebruik wordt genomen geldt de beperking als beschreven in bijlage V, onder B, punt 2, van die verordening.

Artikel 3.11.3

  • 1 Een fabrikant die een bijzondere bromfiets die deel uitmaakt van een voorraad en die niet op de markt kan worden aangeboden of niet langer op de markt kan worden aangeboden of in het verkeer kan worden gebracht omdat nieuwe technische voorschriften in werking zijn getreden waarvoor die niet is goedgekeurd toch nog op de markt wil aanbieden of in de handel wil brengen, kan, zo spoedig mogelijk nadat de goedkeuring ongeldig is geworden, daarvoor een verzoek indienen bij de Dienst Wegverkeer.

  • 2 Het eerste lid is alleen van toepassing op bijzondere bromfietsen die zich op het Nederlandse grondgebied bevinden en waarvoor ten tijde van hun productie een geldige nationale typegoedkeuring was verleend, maar die niet op de markt zijn aangeboden of in het verkeer zijn gebracht voor deze nationale typegoedkeuring ongeldig werd.

Artikel 3.11.4

  • 1 Uiterlijk twee weken nadat de geldigheid van een aanwijzing die is verleend op grond van artikel 20b van de WVW 1994 zoals die luidde tot 1 januari 2024 is vervallen, verstrekt de fabrikant een overzicht van het aantal op basis van de aanwijzing geproduceerde bijzondere bromfietsen in de periode na inwerkingtreding van deze bepaling tot het moment waarop de aanwijzing is vervallen en die nog niet tot de weg zijn toegelaten, aan de Dienst Wegverkeer op een door de Dienst Wegverkeer te bepalen wijze.

  • 2 In het kader van de controle omtrent de juistheid van het verstrekte overzicht bepaalt de Dienst Wegverkeer:

    • a. dat de fabrikant de Dienst Wegverkeer in de gelegenheid stelt op een door deze dienst te bepalen wijze een controle uit te voeren, of

    • b. dat de fabrikant een in de Nederlandse taal gestelde verklaring omtrent de juistheid van de opgave, van een accountant als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het accountantsberoep overlegt.

Afdeling 12. Uit de handel nemen of terugroepen

Artikel 3.12.1

  • 1 Indien een fabrikant voertuigen, systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen, uitrustingsstukken, voorzieningen die voor dergelijke voertuigen en aanhangwagens daarvan zijn bestemd of voorzieningen ter bescherming van inzittenden en kwetsbare weggebruikers uit de handel neemt als bedoeld in artikel 27 van de wet, omdat deze niet conform dit hoofdstuk of de daaraan gestelde eisen in de desbetreffende geharmoniseerde technische reglementen als bedoeld in de overeenkomst van 1958 zijn goedgekeurd of indien de nationale- of VN/ECE goedkeuring op basis van onjuiste gegevens is verleend, zijn de hieronder genoemde artikelen van overeenkomstige toepassing:

    • a. artikel 9 van verordening 167/2013 indien het betreft voertuigen van de voertuigcategorieën T, C, R en S;

    • b. artikel 10 van verordening (EU) 168/2013 indien het betreft voertuigen van de voertuigcategorie L of bijzondere bromfiets; of

    • c. artikel 14, eerste tot en met derde lid, van verordening (EU) 2018/858 indien het betreft voertuigen van de voertuigcategorieën M, N en O;

  • 2 In verband met het in het kader van het markttoezicht uit de handel nemen of terugroepen van voertuigen, systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen, uitrustingsstukken, voorzieningen die voor dergelijke voertuigen en aanhangwagens daarvan zijn bestemd of voorzieningen ter bescherming van inzittenden en kwetsbare weggebruikers als bedoeld in artikel 27 van de wet, die zijn voorzien van een nationale typegoedkeuring als bedoeld in dit hoofdstuk of zijn voorzien van een VN/ECE-goedkeuring, maar waarvan op basis van verkregen informatie of klachten voldoende redenen zijn om aan te nemen dat ze een ernstig risico vormen voor de gezondheid, de veiligheid, het milieu of andere aspecten van de bescherming van het openbaar belang of omdat ze niet voldoen aan de voor goedkeuring gestelde eisen, zijn de hieronder genoemde artikelen van overeenkomstige toepassing:

    • a. de artikelen 41 en 43 tot en met 46 van verordening 167/2013 indien het betreft voertuigen van de voertuigcategorieën T, C, R en S;

    • b. de artikelen 46 tot en met 51 van verordening (EU) 168/2013 indien het betreft voertuigen van de voertuigcategorie L of bijzondere bromfiets;

    • c. de artikelen 51, 52, 55 en 56 van verordening (EU) 2018/858 indien het betreft voertuigen van de voertuigcategorieën M, N en O.

  • 3 In afwijking van het tweede lid, blijven de in dat lid van overeenkomstige toepassing verklaarde artikelen die betrekking hebben op de relatie tussen de lidstaat en de commissie of op verplichtingen voor de commissie buiten toepassing.

Hoofdstuk 4. Aanwijzing artikelen uit EU-verordeningen en -richtlijnen als bedoeld in artikel 29 en 31 van de wet waarvoor inbreuken tot sancties aanleiding geven

Artikel 4.1

  • 1 Het door een marktdeelnemer in strijd handelen met artikelen van een EU-verordening in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen zonder dat goedkeuring is verleend of indien de indruk van goedkeuring wordt gewekt met documenten, certificaten van overeenstemming, voorgeschreven platen of goedkeuringsmerken, die zijn vervalst als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onderdeel a, van de wet, heeft betrekking op het handelen in strijd met:

    • a. artikel 72, tweede lid, onderdeel f, van verordening (EU) 167/2013;

    • b. artikel 76, tweede lid, onderdeel f, van verordening (EU) 168/2013;

    • c. artikel 84, derde lid, onderdeel b, van verordening (EU) 2018/858.

  • 2 Het door een marktdeelnemer in strijd handelen met artikelen van een EU-verordening in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen doordat niet aan de voor goedkeuring gestelde eisen wordt voldaan, als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onderdeel b, van de wet, heeft betrekking op het handelen in strijd met:

    • a. artikel 72, eerste lid, in samenhang met artikel 17, 18 of 19, van verordening (EU) 167/2013;

    • b. artikel 76, eerste lid, in samenhang met artikel 9, van verordening (EU) 168/2013;

    • c. artikel 84, eerste lid, in samenhang met artikel 5, van verordening (EU) 2018/858;

    • d. artikel 41, eerste lid, van verordening (EU) 2019/1020 juncto artikel 2bis van richtlijn 70/157/EEG tot 1 juli 2027 indien het geluidsniveau of de uitlaatinrichting van een voertuig niet beantwoordt aan de voorschriften van bijlage I van die richtlijn of indien een uitlaatrichting of een onderdeel daarvan dat wordt beschouwd als technische eenheid, niet in overeenstemming is met het type waarvoor goedkeuring is verleend;

    • e. artikel 41, eerste lid, van verordening (EU) 2019/1020 juncto artikel 5, eerste lid, onderdeel b, derde lid, onderdeel b en vijfde lid, onderdeel b, van richtlijn 2006/40/EG indien niet wordt voldaan aan de in de artikelleden bedoelde emissies van klimaatregelingsapparatuur, klimaatsystemen of klimaatregelingssystemen.

  • 3 Het door een marktdeelnemer in strijd handelen met artikelen van een EU-verordening in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen door zonder goedkeuring te handelen in strijd met een ontheffing, vrijstelling of vergunning of terwijl in strijd met de daaraan verbonden voorschriften of beperkingen wordt gehandeld als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onderdeel c, van de wet, heeft betrekking op het handelen in strijd met:

    • a. artikel 72, eerste lid, in samenhang met artikel 35, van verordening (EU) 167/2013;

    • b. artikel 76, eerste lid, in samenhang met artikel 40, van verordening (EU) 168/2013;

    • c. artikel 84, eerste lid, in samenhang met artikel 39, van verordening (EU) 2018/858.

  • 4 Het door een marktdeelnemer in strijd handelen met artikelen van een EU-verordening in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen door die te voorzien van vervalste of onjuiste certificaten van overeenstemming, platen of goedkeuringsmerken met het doel anderen te misleiden als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onderdeel d, van de wet heeft betrekking op het handelen in strijd met:

    • a. artikel 72, tweede lid, onderdeel f, van verordening (EU) 167/2013;

    • b. artikel 76, tweede lid, onderdeel f, van verordening (EU) 168/2013;

    • c. artikel 84, derde lid, onderdeel b, van verordening (EU) 2018/858.

Artikel 4.2

Het door een marktdeelnemer in strijd handelen met artikelen van een EU-verordening in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen door die zonder certificaten van overeenstemming of zonder voorgeschreven platen of goedkeuringsmerken op de markt aan te bieden of in de handel te brengen als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de wet, heeft betrekking op het handelen in strijd met:

  • a. artikel 72, eerste lid, in samenhang met artikel 33 of 34, van verordening (EU) 167/2013;

  • b. artikel 76, eerste lid, in samenhang met artikel 38 of 39, van verordening (EU) 168/2013;

  • c. artikel 84, eerste lid, in samenhang met artikel 36, 37, 38 of 39, van verordening (EU) 2018/858.

Artikel 4.3

  • 1 Het door een marktdeelnemer in strijd handelen met artikelen van een EU-verordening in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen door het gebruik van manipulatie-instrumenten of -strategieën of het vervalsen van testresultaten als bedoeld in artikel 29, derde lid, onderdeel a, van de wet, heeft betrekking op het handelen in strijd met:

    • a. artikel 13, tweede lid, onderdeel b of d, van verordening (EG) 715/2007;

    • b. artikel 7, eerste lid, en 11, tweede lid, onderdeel b of d, van verordening (EG) 595/2009;

    • c. artikel 72, tweede lid, onderdeel b of d, van verordening (EU) 167/2013;

    • d. artikel 76, tweede lid, onderdeel b of d, juncto artikel 19 van verordening (EU) 168/2013;

    • e. artikel 11, tweede lid, onderdeel b, van verordening (EU) 2015/758;

    • f. artikel 84, tweede lid, onderdeel b, van verordening (EU) 2018/858.

  • 2 Het door een marktdeelnemer in strijd handelen met artikelen van een EU-verordening in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen door het afleggen van valse verklaringen als bedoeld in artikel 29, derde lid, onderdeel b, van de wet, heeft betrekking op het handelen in strijd met:

    • a. artikel 13, tweede lid, onderdeel a, van verordening (EG) 715/2007;

    • b. artikel 11, tweede lid, onderdeel a, van verordening (EG) 595/2009;

    • c. artikel 72, tweede lid, onderdeel a, van verordening (EU) 167/2013;

    • d. artikel 76, tweede lid, onderdeel a, van verordening (EU) 168/2013;

    • e. artikel 11, tweede lid, onderdeel a, van verordening (EU) 2015/758;

    • f. artikel 84, tweede lid, onderdeel a, van verordening (EU) 2018/858;

    • g. artikel 41, eerste lid, van verordening (EU) 2019/1020 juncto artikel 8 van verordening (EU) 540/2014.

  • 3 Het door een marktdeelnemer in strijd handelen met artikelen van een EU-verordening in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen door het achterhouden van gegevens of technische specificaties als bedoeld in artikel 29, derde lid, onderdeel c, van de wet, heeft betrekking op het handelen in strijd met:

    • a. artikel 13, tweede lid, onderdeel c, van verordening (EG) 715/2007;

    • b. artikel 11, tweede lid, onderdeel c, van verordening (EG) 595/2009;

    • c. artikel 72, tweede lid, onderdeel c, van verordening (EU) 167/2013;

    • d. artikel 76, tweede lid, onderdeel c, van verordening (EU) 168/2013;

    • e. artikel 11, tweede lid, onderdeel c, van verordening (EU) 2015/758;

    • f. artikel 84, tweede lid, onderdeel c, van verordening (EU) 2018/858;

    • g. artikel 41, eerste lid, van verordening (EU) 2019/1020 juncto artikel 5, tweede lid, van richtlijn 2005/64/EG;

  • 4 Het door een marktdeelnemer in strijd handelen met artikelen van een EU-verordening in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen door het weigeren van toegang tot informatie als bedoeld in artikel 29, derde lid, onderdeel d, van de wet, heeft betrekking op het handelen in strijd met:

    • a. artikel 72, tweede lid, onderdeel e, van verordening (EU) 167/2013;

    • b. artikel 76, tweede lid, onderdeel e, van verordening (EU) 168/2013;

    • c. artikel 84, derde lid, onderdeel a, van verordening (EU) 2018/858.

  • 5 Het door een marktdeelnemer in strijd handelen met artikelen van een EU-verordening in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen door het niet nakomen van op hem rustende verplichtingen als bedoeld in artikel 29, derde lid, onderdeel e, van de wet, heeft betrekking op het handelen in strijd met:

    • a. artikel 13, eerste lid, in samenhang met artikel 4, eerste, tweede of derde lid, 5, eerste of tweede lid, of 11, eerste lid, van verordening (EG) 715/2007;

    • b. artikel 11, eerste lid, in samenhang met artikel 4, eerste of tweede lid, artikel 5, eerste, tweede of derde lid, 5bis, of artikel 9, van verordening (EG) 595/2009;

    • c. artikel 72, eerste lid, in samenhang met artikel 7, 8, 9, 10, 11,12, 13, 14, 15, 16, 53, 54 of 55 van verordening (EU) 167/2013;

    • d. artikel 76, eerste lid, in samenhang met artikelen 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 55, 56, 57 58 of 59 van verordening (EU) 168/2013;

    • e. artikel 11, eerste lid, in samenhang met artikel 4, 5 of artikel 11, tweede lid, onderdeel e, van verordening (EU) 2015/758;

    • f. artikel 84, eerste lid, in samenhang met artikel 9, vijfde lid, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 48, 49, 50, 59 of 65, van verordening (EU) 2018/858;

    • g. artikel 41, eerste lid, van verordening (EU) 2019/1020 juncto de artikelen 5 tot en met 7 van verordening (EU) 540/2014.

Artikel 4.4

Het door een technische dienst in strijd handelen met artikelen van een EU-verordening in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen als bedoeld in artikel 31, van de wet, heeft betrekking op het handelen in strijd met:

  • a. artikel 72, tweede lid, onderdeel a, b en c, in samenhang met artikel 66 of 67 van verordening (EU) 167/2013;

  • b. artikel 76, tweede lid, onderdelen a, b en c, in samenhang met artikel 70 of 71 van verordening (EU) 168/2013;

  • c. artikel 84, tweede lid, in samenhang met artikel 78, 80 of 81 van verordening (EU) 2018/858.

Hoofdstuk 5. Permanente eisen

Afdeling 1. Algemeen

Artikel 5.1.1

  • 1 Het is de bestuurder van een voertuig verboden daarmee te rijden en de eigenaar of houder verboden daarmee te laten rijden, indien het voertuig:

    • a. niet deugdelijk van bouw of inrichting is, dan wel rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud verkeert;

    • b. zodanig is gebouwd of ingericht dat de bestuurder onvoldoende uitzicht naar voren of opzij heeft, of

    • c. niet voldoet aan de in de afdelingen 2 tot en met 17 van dit hoofdstuk ten aanzien van de bouw of inrichting van voertuigen van de categorie waartoe het voertuig behoort, gestelde eisen.

  • 2 Het is de bestuurder en de eigenaar of houder van een voertuig verboden het voertuig te laten staan, indien het voertuig niet voldoet aan de in de afdelingen 2 tot en met 17 van dit hoofdstuk ten aanzien van de verplichte rode retroreflectoren aan de achterzijde van voertuigen gestelde eisen.

Artikel 5.1.2

Het is de bestuurder van een voertuig of een samenstel van voertuigen verboden daarmee te rijden en de eigenaar of houder verboden daarmee te laten rijden, indien niet wordt voldaan aan de in afdeling 18 van dit hoofdstuk ten aanzien van het gebruik van voertuigen of samenstellen van voertuigen van de categorie of categorieën, waartoe die voertuigen behoren, gestelde eisen.

Artikel 5.1.3

Het is de bestuurder van een voertuig verboden daarmee te rijden en de eigenaar of houder verboden daarmee te laten rijden, indien niet wordt voldaan aan de aantekeningen die ingevolge artikel 52b van de wet voor het voertuig in het kentekenregister zijn opgenomen.

Artikel 5.1.4

Gehandicaptenvoertuigen zonder motor moeten voldoen aan de in afdeling 9 van dit hoofdstuk aan fietsen gestelde eisen, met uitzondering van het in artikel 5.9.6 ter zake van de afmetingen bepaalde, waarvoor artikel 5.10.6 in de plaats treedt.

Artikel 5.1.4a

Het is de bestuurder van een voertuig verboden daarmee te rijden en de eigenaar of houder verboden daarmee te laten rijden, indien het voertuig niet voldoet aan de aan het gebruik verbonden eisen als bedoeld in artikel 71, tweede lid, van de wet, die worden bedoeld in artikel 11, eerste lid, van verordening (EG) 715/2007 of artikel 7, tweede lid, 9 of 11, tweede lid, tweede en derde alinea, van verordening (EG) 595/2009.

Artikel 5.1.5

  • 1 Artikel 72, eerste lid, van de wet is niet van toepassing op:

    • a. een voertuig waarvoor een kenteken is opgegeven dat de lettergroep ZZZ bevat, dan wel de lettergroep ZZ of de enkele letter A, E, H, K, L, N, P, S, T, V, W, X of Z en twee groepen van twee cijfers;

    • b. een voertuig waarvoor een kenteken is opgegeven ter zake waarvan een kentekenbewijs als bedoeld in artikel 21 van het Kentekenreglement is afgegeven;

    • c. een voertuig op de dag dat dit door ambtenaren van de Dienst Wegverkeer of door de ambtenaren, bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, wordt onderzocht in verband met de inschrijving of de wijziging van de inschrijving;

    • d. rijdende werktuigen met:

      • 1°. een lengte van meer dan 12,00 m;

      • 2°. een breedte van meer dan 2,55 m, indien de toegestane maximummassa niet meer bedraagt dan 10.000 kg;

      • 3°. een breedte van meer dan 2,60 m, indien de toegestane maximummassa meer bedraagt dan 10.000 kg;

      • 4°. een toegestane maximummassa van meer dan 50.000 kg, dan wel

      • 5°. een toegestane maximumlast onder enige as van meer dan 10.000 kg voor een niet-aangedreven as, dan wel van meer dan 11.500 kg voor een aangedreven as.

  • 2 Van de in het eerste lid, onderdeel d, bedoelde uitzondering wordt melding gemaakt in het kentekenregister.

Artikel 5.1.6

  • 1 Het is de bestuurder van een personenauto of bedrijfsauto met een massa in rijklare toestand van niet meer dan 1.280 kg, die in gebruik is genomen na 31 december 2011 en reeds vóór de datum van eerste ingebruikname van een klimaatregelingssysteem is voorzien, verboden dit klimaatregelingssysteem te vullen of te laten vullen met gefluoreerde broeikasgassen met een aardopwarmingsvermogen van meer dan 150.

  • 2 Het is de bestuurder van een personenauto of bedrijfsauto met een massa in rijklare toestand van niet meer dan 1.280 kg, welke is voorzien van een klimaatregelingssysteem, verboden dit klimaatregelingssysteem te vullen of te laten vullen met gefluoreerde broeikasgassen met een aardopwarmingsvermogen van meer dan 150, tenzij het voertuig in gebruik is genomen voor 1 januari 2018 en het klimaatregelingssysteem reeds dergelijke gassen bevat.

  • 3 Het is de bestuurder van een personenauto of bedrijfsauto met een massa in rijklare toestand van niet meer dan 1.280 kg, die is voorzien van een klimaatregelingssysteem waaruit een abnormale hoeveelheid koelvloeistof lekt, verboden dit klimaatregelingssysteem bij te vullen of te laten bijvullen met gefluoreerde broeikasgassen dan nadat de noodzakelijke herstelling is voltooid.

Afdeling 1a. Vaststelling kenmerken voertuigen

Artikel 5.1a.1

Bij de vaststelling van de afmetingen van motorvoertuigen en samenstellen daarvan, met uitzondering van gehandicaptenvoertuigen, worden delen en onderdelen buiten beschouwing gelaten overeenkomstig bijlage VIII, hoofdstuk 1, titel 1, paragraaf 1.

Artikel 5.1a.2

  • 1 De wielbasis van een voertuig wordt gemeten bij onbeladen toestand van het voertuig met alle wielen op het wegdek en in de stand van rechtuitrijden.

  • 2 De afmetingen van voertuigen alsmede de last onder de as of assen worden, onverminderd het bepaalde in afdeling 18 van hoofdstuk 5, bepaald bij onbeladen toestand van het voertuig.

Artikel 5.1a.3

  • 1 Voor de bepaling van het aantal wielen wordt een samenstel van wielen die op één wielnaaf zijn gemonteerd, aangemerkt als één wiel.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, worden voor het bepalen van het aantal wielen van motorfietsen, driewielige motorrijtuigen en bromfietsen twee op dezelfde as gemonteerde wielen als een wiel beschouwd, indien de afstand tussen de middens van de contactvlakken van deze wielen met de grond kleiner is dan 460 mm.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a. landbouw- of bosbouwtrekkers,

    • b. motorrijtuigen met beperkte snelheid,

    • c. mobiele machines,

    • d. landbouw- of bosbouwaanhangwagens, en

    • e. verwisselbare getrokken uitrustingsstukken.

Artikel 5.1a.4

  • 1 Voor de bepaling van het aantal lichten wordt als één licht aangemerkt elke combinatie van twee of meer al dan niet identieke lichten die:

    • a. dezelfde functie vervullen;

    • b. licht van dezelfde kleur uitstralen, en

    • c. een verlichtingsinrichting vormen waarvan:

      • 1°. de lichtdoorlatende gedeelten van de lichten op een zelfde verticaal vlak ten minste 60,0% beslaan van het oppervlak van de kleinste vierhoek die om de lichtdoorlatende gedeelten van de lichten kan worden beschreven, of

      • 2°. de onderlinge afstand tussen de lichtdoorlatende gedeelten niet meer dan 75 mm bedraagt.

  • 2 Het eerste lid, onderdeel c, is niet van toepassing, indien het voertuig is uitgerust met van fabriekswege aangebrachte lichten.

Artikel 5.1a.5

Met betrekking tot de verlichting moet voor de bepaling van de hoogte boven het wegdek en de afstand vanaf het punt van de grootste breedte van het voertuig, worden gemeten de kortste afstand vanaf de rand van het lichtdoorlatende gedeelte.

Afdeling 1b. Algemene bepalingen wijze van keuren

Artikel 5.1b.1

Met betrekking tot de in dit hoofdstuk opgenomen eisen en de wijze van keuren daarvan, wordt verstaan onder:

  • a. bedrijfstemperatuur: temperatuur van een motor na ongeveer vijftien minuten functioneren onder normale bedrijfsomstandigheden;

  • b. stationair toerental: toerental van de draaiende motor, waarbij:

    • 1°. de koudstartinrichting of het handgas niet is ingeschakeld;

    • 2°. het gaspedaal of het handgas en het koppelingspedaal in ruststand zijn;

    • 3°. de keuzehendel van de versnellingsbak in de neutrale stand staat bij een niet- of halfautomatische versnellingsbak dan wel in de parkeerstand of in de neutrale stand bij een volautomatische versnellingsbak;

    • 4°. lampen en andere stroomverbruikers niet zijn ingeschakeld, met uitzondering van lampen die bij het starten automatisch gaan branden; en

    • 5°. geen hydraulische functies actief zijn;

  • c. controleapparaat: controleapparaat als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 betreffende tachografen in het wegvervoer, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (PbEU 2014, L 60).

Artikel 5.1b.2

  • 1 De keuring van de in dit hoofdstuk opgenomen eisen wordt uitgevoerd zonder demontage, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

  • 2 De keuring van de in dit hoofdstuk opgenomen eisen wordt uitgevoerd met de banden op de juiste spanning.

  • 3 De keuring van de in dit hoofdstuk opgenomen eisen wordt uitgevoerd zonder rijproef, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

  • 4 De keuring van voertuigen met variabele afmetingen wordt uitgevoerd in de stand waarin het voertuig ter keuring wordt aangeboden.

Artikel 5.1b.3

  • 1 Indien in dit hoofdstuk een visuele controle wordt voorgeschreven en deze controle onvoldoende uitsluitsel biedt, wordt het desbetreffende onderdeel aanvullend op één van de volgende wijzen gecontroleerd:

    • a. door gebruik te maken van hulpmiddelen zoals een spiegel, hamertje, bandijzer, staalborstel of schuurpapier, en

    • b. door het uitoefenen van een kracht, al dan niet met behulp van gereedschap.

  • 2 Teneinde een goede controle te waarborgen, worden de hierna vermelde onderdelen verwijderd of geopend in de daarachter beschreven gevallen:

    a.

    wieldoppen;