Besluit voertuigen

Geraadpleegd op 13-10-2024.
Geldend van 01-01-2023 t/m heden

Besluit van 21 februari 2009, houdende de vaststelling van nationale verkoopverboden en bepalingen met betrekking tot de algemene periodieke keuring van voertuigen, en tot intrekking van het Voertuigreglement (Besluit voertuigen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 4 december 2008, nr. CEND/HDJZ-2008/1657 sector AWW, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 34, eerste lid, 73, tweede lid, onderdelen a en b, 81, eerste lid, en 91, tweede lid, en 179, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

De Raad van State gehoord (advies van 17 december 2008, nr. W09.08.0530/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 12 februari 2009, nr. CEND/HJDZ-2009/51 sector AWW, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 2. Verbodsbepalingen

Artikel 2

  • 1 Het is verboden om radarontvangstapparaten die geschikt zijn om de aanwezigheid aan te tonen van een apparaat dat tot doel heeft om een overschrijding van de maximumsnelheid vast te stellen, in te voeren, te koop aan te bieden, in voorraad te hebben of af te leveren.

  • 2 Het eerste lid geldt niet voor de apparaten die in Nederland worden ingevoerd en waarvan door middel van handelsbescheiden wordt aangetoond dat de apparaten aansluitend worden uitgevoerd naar een andere lidstaat van de Europese Unie.

  • 3 Het is verboden om apparaten die geschikt zijn om de teller van een motorrijtuig stil te zetten of op andere wijze te manipuleren, te vervaardigen, in te voeren, in voorraad te hebben, te koop aan te bieden, af te leveren of te vervoeren.

Artikel 3

  • 1 Het is de bestuurder van een motorrijtuig verboden met dat motorrijtuig te rijden en de eigenaar of houder van een motorrijtuig verboden met dat motorrijtuig te laten rijden, indien in of aan het motorrijtuig een radarontvangstapparaat aanwezig is als bedoeld in artikel 2, eerste lid.

  • 2 Het is de bestuurder van een motorrijtuig verboden met dat motorrijtuig te rijden en de eigenaar of houder van een motorrijtuig verboden met dat motorrijtuig te laten rijden, indien in of aan het motorrijtuig een apparaat aanwezig is als bedoeld in artikel 2, derde lid.

Hoofdstuk 3. Periodieke keuring van voertuigen

Afdeling 1. Uitzondering keuringsplicht

§ 1. Uitzondering voertuigen

Artikel 4

  • 1 Artikel 72, eerste lid, van de wet geldt niet voor:

    • a. landbouw- en bosbouwtrekkers:

      • 1°. op wielen met een maximumconstructiesnelheid van 40 km/h of minder;

      • 2°. op rupsbanden; of

      • 3°. die worden gebruikt voor landbouw-, tuinbouw-, bosbouw-, veeteelt- of visserijdoeleinden hoofdzakelijk op het terrein waar zulke activiteit plaatsvindt, met inbegrip van landwegen, bospaden of akkers;

    • b. motorrijtuigen met beperkte snelheid;

    • c. mobiele machines;

    • d. motorfietsen;

    • e. bromfietsen;

    • f. driewielige motorrijtuigen met een ledige massa van niet meer dan 400 kg;

    • g. aanhangwagens met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg;

    • h. aanhangwagens die uitsluitend bestemd zijn om te worden voortbewogen door landbouw- of bosbouwtrekkers, motorrijtuigen met beperkte snelheid of mobiele machines; en

    • i. verwisselbare getrokken uitrustingsstukken.

  • 2 Artikel 72, eerste lid, van de wet geldt niet voor een motorrijtuig of een aanhangwagen, met uitzondering van taxi’s, ov-auto’s en bussen, waarvan de datum van eerste toelating ten minste vijftig jaar geleden is.

Artikel 5

Artikel 72, eerste lid, van de wet geldt niet voor een motorrijtuig, niet zijnde een landbouw- of bosbouwtrekker, of aanhangwagen met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg, zolang sinds de datum van eerste toelating van het voertuig nog geen jaar is verstreken.

Artikel 6

Artikel 72, eerste lid, van de wet geldt niet voor een taxi of ov-auto, zolang sinds de datum van eerste toelating van het voertuig nog geen jaar is verstreken.

Artikel 7

Artikel 72, eerste lid, van de wet geldt niet voor ambulances zolang sinds de datum van eerste toelating van het voertuig nog geen jaar is verstreken.

Artikel 8

Artikel 72, eerste lid, van de wet geldt niet voor een ander motorrijtuig dan in de artikelen 5 tot en met 7 bedoeld, ten aanzien van:

  • a. motorrijtuigen met een verbrandingsmotor die wordt gevoed door al dan niet tot vloeistof verdicht gas of diesel zolang sinds de datum van eerste toelating van het motorrijtuig nog geen drie jaren zijn verstreken;

  • b. motorrijtuigen, niet zijnde de motorrijtuigen als bedoeld in onderdeel a, zolang sinds de datum van eerste toelating van het motorrijtuig nog geen vier jaren zijn verstreken.

§ 2. Overige uitzonderingen

Artikel 9

Artikel 72, eerste lid, van de wet geldt niet voor een motorrijtuig of een aanhangwagen op de dag waarop dat voertuig naar aanleiding van de aanvraag van een keuringsrapport aan een keuring wordt onderworpen.

Artikel 10

Artikel 72, eerste lid, van de wet geldt niet voor:

  • a. bij ministeriële regeling aangewezen motorrijtuigen en aanhangwagens:

    • 1°. waarvoor een bijzonder kenteken als bedoeld in het Kentekenreglement is opgegeven,

    • 2°. die een keuring als bedoeld in de artikelen 22 of 26 van de wet ondergaan en waarvoor een bij ministeriële regeling vastgesteld kenteken is opgegeven, of

    • 3°. Op de dag waarop zij overeenkomstig de bij ministeriële regeling vastgestelde voorschriften worden onderzocht in verband met de inschrijving en tenaamstelling;

  • b. bij ministeriële regeling aangewezen categorieën van rijdende werktuigen.

Artikel 11

  • 1 Een motorrijtuig of een aanhangwagen mag gedurende twee maanden na het tijdstip waarop artikel 72, eerste lid, van de wet voor dat voertuig gelding verkrijgt, op de weg staan zonder dat voor dat voertuig een keuringsbewijs is afgegeven waarvan de geldigheidsduur niet is verstreken.

  • 2 Een motorrijtuig of een aanhangwagen mag gedurende twee maanden na het tijdstip waarop de geldigheidsduur van een voor dat motorrijtuig of die aanhangwagen afgegeven keuringsbewijs verstrijkt, op de weg staan zonder dat voor dat motorrijtuig of die aanhangwagen een keuringsbewijs is afgegeven waarvan de geldigheidsduur niet is verstreken.

Artikel 12

Artikel 72, eerste lid, van de wet geldt niet voor motorrijtuigen en aanhangwagens die behoren tot de bedrijfsvoorraad van een natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een erkenning als bedoeld in artikel 62 van de wet is verleend.

Afdeling 2. Keuringsrapport

§ 1. Aanvraag keuringsrapport en verplichtingen

Artikel 14

  • 1 Degene die een keuringsrapport aanvraagt bij de Dienst Wegverkeer, stelt het motorrijtuig of de aanhangwagen waarvoor de afgifte van het rapport wordt gevraagd, voor een keuring ter beschikking van een door de Dienst Wegverkeer met het verrichten van de keuring belaste functionaris, op een door deze bepaalde plaats en bepaald tijdstip.

  • 2 Degene die een keuringsrapport aanvraagt bij een ingevolge artikel 84 van de wet erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon, stelt ter verkrijging daarvan het motorrijtuig of de aanhangwagen waarvoor de afgifte van het rapport wordt gevraagd, voor een keuring ter beschikking van een door die persoon met het verrichten van de keuring belaste functionaris op een door deze bepaalde plaats en bepaald tijdstip.

§ 2. Aanvang geldigheidsduur keuringsbewijs

Artikel 15

  • 1 De geldigheidsduur van een keuringsbewijs vangt aan met ingang van de dag van afgifte.

  • 2 Indien een keuringsbewijs wordt afgegeven binnen twee maanden vóór het tijdstip waarop artikel 72, eerste lid, van de wet voor het betrokken voertuig gelding verkrijgt, vangt de geldigheidsduur van het keuringsbewijs aan met ingang van dat tijdstip, mits, voor zover artikel 72, eerste lid, van de wet vóór dat tijdstip op grond van een ingevolge een andere wet dan de wet afgegeven keuringsbewijs niet geldt, dat document voorafgaande aan de behandeling van de aanvraag wordt overgelegd.

  • 3 Indien een keuringsbewijs wordt afgegeven binnen twee maanden vóór het tijdstip waarop de geldigheidsduur van een eerder voor het betrokken voertuig afgegeven keuringsbewijs verstrijkt, vangt de geldigheidsduur van het keuringsbewijs aan met ingang van dat tijdstip, mits vorenbedoeld eerder afgegeven keuringsbewijs voorafgaande aan de behandeling van de aanvraag wordt overgelegd.

§ 3. Geldigheidsduur keuringsbewijs

Artikel 16

  • 1 Een keuringsbewijs is geldig voor de duur van een jaar.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is het keuringsbewijs geldig voor de duur van twee jaren indien het keuringsbewijs is afgegeven voor een ander motorrijtuig dan in de artikelen 5 tot en met 7 bedoeld, en:

    • a. dat is uitgerust met een verbrandingsmotor die niet wordt gevoed door al dan niet tot vloeistof verdicht gas of diesel; en

    • b. sinds de datum van eerste toelating op het moment van afgifte van het keuringsbewijs een termijn van zeven jaren nog niet is verstreken.

  • 3 In afwijking van het eerste lid is voorts het keuringsbewijs waarvan de datum van afgifte 30 jaren of meer ligt na de datum van eerste toelating geldig voor de duur van twee jaren indien het desbetreffende keuringsbewijs is afgegeven voor een ander motorrijtuig dan in de artikelen 5 tot en met 7 bedoeld.

  • 4 In afwijking van het eerste tot en met derde lid is een keuringsbewijs afgegeven voor een landbouw- of bosbouwtrekker geldig voor de duur van twee jaren.

Afdeling 3. Herkeuring en deskundigenonderzoek

§ 1. Herkeuring

Artikel 19

Het verzoek om herkeuring, bedoeld in artikel 90, derde lid, van de wet, wordt ingediend door op het keuringsrapport dan wel het steekproefcontrolerapport aan te tekenen dat om herkeuring wordt verzocht en deze aantekening te ondertekenen alsmede hiervan kennis te geven aan degene die het keuringsrapport dan wel het steekproefcontrolerapport heeft afgegeven. Laatstgenoemde doet hiervan onverwijld mededeling aan de Dienst Wegverkeer.

Artikel 21

De Dienst Wegverkeer doet, indien een beschikking tot weigering van de afgifte van een keuringsbewijs is afgegeven door een erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon, aan deze afschrift toekomen van het na de herkeuring afgegeven keuringsrapport.

§ 2. Deskundigenonderzoek

Artikel 22

  • 1 De verzoeker legt voorafgaande aan het in artikel 91 van de wet bedoelde deskundigenonderzoek aan de deskundige die door de Dienst Wegverkeer is aangewezen om het onderzoek te verrichten, het keuringsbewijs dat is afgegeven voor het motorrijtuig of de aanhangwagen waarop het verzoek betrekking heeft over.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde deskundige geeft de daar bedoelde bescheiden na afloop van het onderzoek aan de verzoeker terug, met dien verstande dat het keuringsbewijs niet wordt teruggegeven indien de geldigheid van het voor het voertuig afgegeven keuringsbewijs vervalt overeenkomstig artikel 91, zesde lid, van de wet.

  • 3 De verzoeker heeft het recht bij het onderzoek aanwezig te zijn.

Artikel 23

De Dienst Wegverkeer doet, indien de keuring op grond waarvan het keuringsrapport werd afgegeven is verricht door een erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon, aan deze afschrift toekomen van de uitslag van het onderzoek.

Hoofdstuk 3a. Experiment acceptatie buitenlandse algemene periodieke keuringen

[Vervallen per 01-10-2018]

Paragraaf 2. Afwijkingen

[Vervallen per 01-10-2018]

Artikel 23c. Afgifte keuringsbewijzen door buitenlandse keuringsinstanties

[Vervallen per 01-10-2018]

Artikel 23h. Erkenningsregeling periodieke keuring en regeling bevoegdheid tot keuren niet van toepassing

[Vervallen per 01-10-2018]

Hoofdstuk 3b. Tellerstanden

Artikel 23j

De in artikel 70m van de wet bedoelde categorieën motorrijtuigen zijn motorrijtuigen van de rijbewijscategorieën A, A1, A2 en B, voor zover deze harder kunnen en mogen rijden dan 25 km/u.

Artikel 23k

  • 2 Het eerste lid, onder i, is niet van toepassing op motorrijtuigen van de rijbewijscategorieën A, A1 en A2.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 27

De volgende besluiten worden ingetrokken:

Artikel 28

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 21 februari 2009

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat

,

C. M. P. S. Eurlings

Uitgegeven de zesentwintigste maart 2009

De Minister van Justitie

E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage Tabel met datums vanaf wanneer de APK-plicht geldt voor landbouw- en bosbouwtrekkers met een datum van eerste toelating vóór 1 januari 2021 als bedoeld in artikel 25a, eerste lid

[Vervallen per 01-01-2023]