Waterwet

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2023. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 13-10-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Wet van 29 januari 2009, houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterwet)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de overheid zich bij de zorg voor de bewoonbaarheid van het land alsmede de bescherming en verbetering van het milieu, waar die zorg gestalte krijgt in het waterbeheer, voor grote opgaven gesteld ziet, en dat het met het oog op een doeltreffende en doelmatige aanpak van het waterbeheer wenselijk is om het wettelijke instrumentarium te stroomlijnen en te moderniseren en daarbij het integraal beheer van watersystemen centraal te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1.1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:

  • deltafonds: fonds, bedoeld in artikel 7.22a;

  • deltaprogramma: programma, bedoeld in artikel 4.9;

  • Onze Minister: Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

  • Onze Ministers: Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat tezamen met Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ieder voor zover het aangelegenheden betreft die mede tot zijn verantwoordelijkheid behoren;

  • oppervlaktewaterlichaam: oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in de Omgevingswet;

  • zuiveringtechnisch werk: zuiveringtechnisch werk als bedoeld in de Omgevingswet.

Hoofdstuk 2. Doelstellingen en normen

[Vervallen per 01-01-2024]

Hoofdstuk 3. Organisatie van het waterbeheer

§ 1a. De deltacommissaris

Artikel 3.6a

  • 1 Er is een rechtstreeks onder Onze Minister ressorterende regeringscommissaris voor het deltaprogramma. Deze draagt de titel «deltacommissaris».

  • 2 De deltacommissaris wordt aangewezen bij koninklijk besluit, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad.

  • 3 De deltacommissaris wordt aangewezen voor een periode van ten hoogste zeven jaren en kan nog een maal aangewezen worden voor een periode van ten hoogste zeven jaren. De aanwijzing eindigt van rechtswege met ingang van de datum dat de uitoefening van de functie van deltacommissaris geen onderdeel meer uitmaakt van de werkzaamheden van de betreffende ambtenaar.

Artikel 3.6b

De deltacommissaris bevordert de totstandkoming en uitvoering van het deltaprogramma. Daartoe:

  • doet hij jaarlijks een voorstel voor het deltaprogramma en legt dit voor aan Onze Ministers;

  • bevordert hij overleg met betrokken bestuursorganen, bedrijven en maatschappelijke organisaties;

  • bewaakt hij de voortgang van de uitvoering van het deltaprogramma en rapporteert en adviseert daarover aan Onze Ministers.

Artikel 3.6c

De deltacommissaris verkrijgt ten behoeve van de totstandkoming en de uitvoering van het deltaprogramma desgevraagd van Onze Ministers de gegevens die aan hen bij of krachtens de wet dienen te worden verschaft.

Artikel 3.6d

  • 1 Ter uitvoering van artikel 3.6b voert de deltacommissaris regelmatig overleg met betrokken bestuursorganen van provincies, waterschappen en gemeenten.

  • 2 Aan het overleg kunnen, op uitnodiging, ook andere betrokken bestuursorganen deelnemen.

  • 3 In het overleg worden in ieder geval besproken de voortgang van de uitvoering van het deltaprogramma en voorstellen voor maatregelen en voorzieningen in het kader van het deltaprogramma.

Artikel 3.6e

De deltacommissaris is op het terrein van waterbeheer, natuur, milieu of ruimtelijke kwaliteit niet werkzaam in een andere publiek-bestuurlijke of ambtelijke functie of in de private sector.

Hoofdstuk 4. Plannen

[Vervallen per 01-01-2024]

Hoofdstuk 4a. Deltaprogramma

Artikel 4.9

  • 1 Er is een deltaprogramma.

  • 2 Het deltaprogramma bevat, in verband met de opgaven op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening:

    • a. maatregelen en voorzieningen van nationaal belang ter voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen en waterschaarste;

    • b. maatregelen en voorzieningen ter bescherming of verbetering van de chemische of ecologische kwaliteit van watersystemen, voor zover deze onderdeel uitmaken van de opgaven.

  • 3 Het deltaprogramma kan tevens ambities op andere beleidsterreinen bevatten, mits deze niet ten koste gaan van de opgaven, bedoeld in het tweede lid.

  • 4 Van het deltaprogramma kunnen tevens deel uitmaken onderzoeken ten behoeve van de in het tweede en derde lid bedoelde maatregelen en voorzieningen.

  • 5 In het deltaprogramma wordt jaarlijks voor de eerstvolgende zes jaren zo gedetailleerd als redelijkerwijs mogelijk is aangegeven welke maatregelen en voorzieningen in die periode zullen worden uitgevoerd en welke middelen beschikbaar worden gesteld voor:

    • a. opgaven als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a respectievelijk onderdeel b, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen beheer en onderhoud enerzijds en aanleg anderzijds;

    • b. ambities als bedoeld in het derde lid, waarbij wordt aangegeven hoe deze ambities worden gefinancierd;

    • c. onderzoeken als bedoeld in het vierde lid.

    Tevens geeft het indicatief aan welke maatregelen of soorten van maatregelen in de daaropvolgende twaalf jaren worden voorzien en welke middelen daarvoor vermoedelijk beschikbaar zijn bij ongewijzigd beleid.

  • 6 Het deltaprogramma maakt zichtbaar op welke wijze daarmee bijgedragen wordt aan het bereiken van de aan waterveiligheid en zoetwatervoorziening gerelateerde hoofdzaken van het voor de fysieke leefomgeving te voeren integrale beleid zoals opgenomen in de nationale omgevingsvisie.

  • 7 In het deltaprogramma wordt aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met het voorstel en de adviezen, bedoeld in artikel 3.6b.

Artikel 4.10

  • 1 Onze Minister biedt jaarlijks, gelijktijdig met de begroting van het deltafonds voor het nieuwe jaar het deltaprogramma aan de Staten-Generaal aan.

  • 2 Onze Minister stelt de Staten-Generaal schriftelijk op de hoogte van de gevolgtrekkingen die hij aan de beraadslagingen in de Staten-Generaal over het deltaprogramma verbindt voor de uitvoering van dat programma.

  • 3 Gevolgtrekkingen als bedoeld in het tweede lid worden aangemerkt als onderdeel van het deltaprogramma.

Hoofdstuk 5. Aanleg en beheer van waterstaatswerken

[Vervallen per 01-01-2024]

§ 2. Projectprocedure voor waterstaatswerken

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 5.14

[Vervallen per 01-01-2024]

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2016. Zie het overzicht van wijzigingen]

§ 4. Gedoogplichten en bijzondere bevoegdheden

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 5.24

[Vervallen per 01-01-2024]

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2014. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 5.25

[Vervallen per 01-01-2024]

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2011. Zie het overzicht van wijzigingen]

Hoofdstuk 6. Handelingen in watersystemen

[Vervallen per 01-01-2024]

§ 1. Watervergunning en algemene regels

[Vervallen per 01-01-2024]

§ 2. Nadere bepalingen omtrent de watervergunning

[Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 6.14

[Vervallen per 01-01-2024]

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2023. Zie het overzicht van wijzigingen]

Hoofdstuk 7. Financiële bepalingen

§ 1. Heffingen

Artikel 7.1

  • 1 In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:

  • 2 Voor de toepassing van de paragrafen 1 en 2 wordt de exclusieve economische zone niet tot enig oppervlaktewaterlichaam gerekend.

Artikel 7.2

  • 1 Onder de naam verontreinigingsheffing vindt een heffing plaats ter zake van lozen op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk.

  • 2 Ter zake van lozen in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij een waterschap kan het algemeen bestuur van dat waterschap onder de naam verontreinigingsheffing een heffing instellen.

  • 3 Aan de heffing kunnen worden onderworpen:

    • a. ter zake van lozen vanuit een bedrijfsruimte of woonruimte: degene die het gebruik heeft van die ruimte;

    • b. ter zake van lozen met behulp van een riolering of een zuiveringtechnisch werk: degene bij wie die riolering of dat zuiveringtechnisch werk in beheer is;

    • c. ter zake van andere lozingen dan als bedoeld in onderdeel a of b: degene die loost.

  • 4 Ter zake van de verontreinigingsheffing van een waterschap wordt voor de toepassing van het derde lid, onderdeel a:

    • a. gebruik van een woonruimte door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het door de heffingsambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;

    • b. gebruik door degene aan wie een deel van een bedrijfsruimte in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven, met dien verstande dat degene die het deel in gebruik heeft gegeven, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • c. het ter beschikking stellen van een woonruimte of bedrijfsruimte voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die ruimte ter beschikking heeft gesteld, met dien verstande dat degene die de ruimte ter beschikking heeft gesteld, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie de ruimte ter beschikking is gesteld.

  • 5 De opbrengst van de verontreinigingsheffing komt ten goede aan de bekostiging van het beheer van het watersysteem van de beheerder.

Artikel 7.3

  • 1 Voor de verontreinigingsheffing geldt als grondslag de hoeveelheid en hoedanigheid van de stoffen die in een kalenderjaar worden geloosd. Als heffingsmaatstaf geldt de vervuilingswaarde van de stoffen die in een kalenderjaar worden geloosd, uitgedrukt in vervuilingseenheden.

  • 2 Eén vervuilingseenheid vertegenwoordigt met betrekking tot:

    het zuurstofverbruik: het jaarlijks verbruik van 54,8 kilogram zuurstof.

Artikel 7.5

  • 1 Het aantal vervuilingseenheden wordt berekend met behulp van door de heffingplichtige, gedurende elk etmaal van het kalenderjaar ondernomen meting, bemonstering en analyse verkregen gegevens, overeenkomstig bij ministeriële regeling, onderscheidenlijk belastingverordening te stellen regels.

  • 2 Op aanvraag van de heffingplichtige staat de heffingsambtenaar onder nader te stellen voorwaarden toe dat van de frequentie van meting, bemonstering en analyse, bedoeld in het eerste lid, wordt afgeweken indien door de heffingplichtige aannemelijk wordt gemaakt dat voor de berekening van de vervuilingswaarde met gegevens over meting, bemonstering en analyse van een beperkt aantal etmalen kan worden volstaan. Deze beslissing wordt genomen bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 3 De bepaling van het zuurstofverbruik van de stoffen welke in een kalenderjaar worden geloosd, geschiedt op basis van de som van het chemisch zuurstofverbruik en het zuurstofverbruik door omzetting van stikstofverbindingen.

  • 4 Indien de uitkomst van de methode tot bepaling van het chemisch zuurstofverbruik in belangrijke mate is beïnvloed door biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen, wordt op die uitkomst een correctie toegepast, overeenkomstig bij ministeriële regeling, onderscheidenlijk belastingverordening te stellen regels.

Artikel 7.6

  • 1 Het tarief van de heffing ter zake van lozingen op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk bedraagt € 37,28 per vervuilingseenheid.

  • 2 In afwijking van het eerste lid bedraagt het tarief per vervuilingseenheid van de heffing ter zake van lozingen op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk vanuit een zuiveringtechnisch werk voor het biologisch zuiveren van huishoudelijk afvalwater 50% van het in het eerste lid genoemde bedrag.

  • 3 Het tarief van de heffing ter zake van lozingen op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij een waterschap is gelijk aan het door dat waterschap voor het desbetreffende belastingjaar vastgestelde tarief van de zuiveringsheffing, bedoeld in artikel 122d van de Waterschapswet.

  • 4 In afwijking van het eerste lid is van heffing vrijgesteld de in het tweede lid bedoelde lozing indien deze plaatsvindt anders dan door de beheerder, mits de hoeveelheid afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen niet is toegenomen.

Artikel 7.8

  • 1 Van verontreinigingsheffing zijn vrijgesteld:

    • a. lozingen die plaatsvinden met behulp van een openbaar vuilwaterriool;

    • b. lozingen van stoffen vanuit een zuiveringtechnisch werk door een beheerder op een oppervlaktewaterlichaam dat bij hem in beheer is;

    • c. lozingen van stoffen afkomstig uit een zuiveringtechnisch werk anders dan door de beheerder, mits het lozen plaatsvindt op een oppervlaktewaterlichaam dat bij die beheerder in beheer is en de hoeveelheid afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen niet is toegenomen.

  • 2 Voorts kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur onderscheidenlijk bij belastingverordening nadere regels worden gesteld met betrekking tot de verontreinigingsheffing.

§ 2. Verontreinigingsheffing door het Rijk

Artikel 7.10

  • 1 De verontreinigingsheffing ter zake van lozen op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk wordt door Onze Minister bij wege van aanslag geheven. De heffing wordt geheven over het kalenderjaar.

  • 3 Voor de toepassing van de Algemene wet treedt Onze Minister in de plaats van Onze Minister van Financiën.

  • 4 Voorts treden voor de toepassing van de Algemene wet de daartoe bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaar of ambtenaren in de plaats van het bestuur van 's Rijksbelastingen en van de inspecteur, onderscheidenlijk van de ambtenaren van de rijksbelastingdienst.

  • 5 Van een besluit als bedoeld in het vierde lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 7.11

  • 1 Indien een bedrijfs- of woonruimte of een zuiveringtechnisch werk bij meer dan één persoon in gebruik of beheer is, kan de heffingsambtenaar een belastingaanslag inzake de in artikel 7.10, eerste lid, bedoelde heffing ter zake van die ruimte of van dat zuiveringtechnisch werk ten name van één van die personen stellen.

  • 2 De heffingsambtenaar is bevoegd voor een zelfde in artikel 7.2, derde lid, bedoelde heffingplichtige, bestemde belastingaanslagen van dezelfde soort op één aanslagbiljet te verenigen.

Artikel 7.12

De door Onze Minister aangewezen ambtenaren die voor de toepassing van de Algemene wet in de plaats treden van de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, zijn, voor zover dit voor het heffen van de in artikel 7.10, eerste lid, bedoelde heffing redelijkerwijs nodig is, bevoegd:

  • a. elke plaats met medeneming van de benodigde apparatuur, zo nodig met behulp van de sterke arm, met uitzondering van een woonruimte zonder toestemming van de gebruiker of de gebruikers, te betreden;

  • b. monsters te nemen ter zake van lozingen op oppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk.

Artikel 7.13

  • 2 Een voorlopige aanslag voor de in het eerste lid bedoelde heffing waarvan het aanslagbiljet een dagtekening heeft die ligt in het jaar waarover deze is vastgesteld, is invorderbaar in zoveel gelijke termijnen als er na de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, nog maanden van het jaar overblijven. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3 Indien toepassing van het tweede lid niet leidt tot meer dan twee maandelijkse termijnen, is de in dat lid bedoelde belastingaanslag twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet invorderbaar.

§ 4a. Het deltafonds

Artikel 7.22a

  • 1 Er is een deltafonds.

  • 2 Het deltafonds heeft ten doel de financiering en bekostiging van:

    • a. maatregelen en voorzieningen ter voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste;

    • b. maatregelen en voorzieningen ter bescherming of verbetering van de chemische of ecologische kwaliteit van watersystemen;

    • c. het inwinnen, bewerken en verspreiden van met de onderdelen a en b samenhangende gegevens en het verrichten van met de onderdelen a en b samenhangende onderzoeken.

Artikel 7.22c

De ontvangsten van het deltafonds zijn:

  • a. een bijdrage ten laste van de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat;

  • b. bijdragen ten laste van andere begrotingen van het Rijk;

  • c. bijdragen van derden;

  • d. andere ontvangsten in het kader van het bereiken van de doelen van het deltafonds.

Artikel 7.22d

  • 1 Ten laste van het deltafonds komen de uitgaven ten behoeve van:

    • a. aanleg, verbetering, beheer, onderhoud en bediening van waterstaatswerken die bij het Rijk in beheer zijn of zullen zijn, ter voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen en waterschaarste;

    • b. maatregelen en voorzieningen ter bescherming of verbetering van de chemische of ecologische kwaliteit van watersystemen;

    • c. het inwinnen, bewerken en verspreiden van met de onderdelen a en b samenhangende gegevens;

    • d. met de onderdelen a en b samenhangende onderzoeken.

  • 2 Onze Minister kan uit het deltafonds subsidies verstrekken ten behoeve van:

    • a. aanleg, verbetering, beheer, onderhoud en bediening van waterstaatswerken die niet bij het Rijk in beheer zijn of zullen zijn, ter voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen en waterschaarste;

    • b. maatregelen en voorzieningen ter bescherming of verbetering van de chemische of ecologische kwaliteit van watersystemen;

    • c. met de onderdelen a en b samenhangende onderzoeken.

  • 5 Ten laste van het deltafonds kunnen eveneens uitgaven worden gebracht ten behoeve van maatregelen en voorzieningen als bedoeld in artikel 7.22a, tweede lid, onderdelen a en b, alsmede ten behoeve van het inwinnen, verspreiden en bewerken van gegevens en het doen van onderzoek als bedoeld in artikel 7.22a, tweede lid, onderdeel c, met betrekking tot buiten het Nederlandse grondgebied gelegen delen van de stroomgebieddistricten Eems, Maas, Rijn en Schelde.

  • 6 Ten laste van het deltafonds komen tevens uitgaven ten behoeve van het bureau ter ondersteuning van de werkzaamheden van de deltacommissaris, de huisvestingskosten van het bureau en verdere aan de taakvervulling van de deltacommissaris verbonden uitgaven.

  • 7 Ten laste van het deltafonds komen voorts andere uitgaven en subsidies in het kader van het bereiken van de doelen van dat fonds.

§ 5. Financiering en bekostiging maatregelen primaire waterkeringen

Artikel 7.23

  • 1 Onze Minister verleent aan de beheerder op aanvraag een subsidie voor het treffen van maatregelen, indien:

    • a. de maatregelen nodig zijn vanwege:

    • b. de maatregelen voor het kalenderjaar waarin de subsidie wordt verstrekt zijn opgenomen in een jaarlijks door Onze Minister vast te stellen programma; en

    • c. bij maatregelen die betrekking hebben op een deel van een primaire waterkering als bedoeld in de Omgevingswet waarop een krachtens artikel 20.1, derde lid, van de Omgevingswet gestelde andere parameter van toepassing is en nodig zijn vanwege het eerste lid, onderdeel a, onder 1° of 2°, die andere parameter is overschreden.

  • 2 De subsidie, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend voor negentig procent van de geraamde kosten van een sober en doelmatig ontwerp van de maatregelen. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de kostenraming en de subsidiabele kosten.

  • 4 Bij de voorbereiding van het programma, bedoeld in het eerste lid, en van de regeling, bedoeld in het tweede lid, worden de besturen van de waterschappen gehoord.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur worden de maatregelen aangewezen waarvoor in afwijking van het tweede lid subsidie wordt verleend voor honderd procent van de kosten van uitvoering. Daarbij worden de aard en omvang van deze maatregelen aangeduid en de locaties en de betrokken beheerders vermeld.

Artikel 7.24

  • 1 Een waterschap is een jaarlijkse bijdrage aan Onze Minister verschuldigd ter bestrijding van de kosten verbonden aan de verstrekking van subsidies voor maatregelen die nodig zijn vanwege:

  • 2 De jaarlijkse bijdrage wordt berekend volgens de formule:

    B = 0,50 x R1 (I/IT + WG/WGT) + 0,40 x R2 (I/IT + WG/WGT), waarin

    B voorstelt: de te berekenen bijdrage in euro’s;

    R1 voorstelt: een bedrag in euro’s dat gelijk is aan het bedrag dat ten laste van een begroting als bedoeld in artikel 7.22c, eerste lid, onder a of b, ten bate van de begroting van het desbetreffende jaar wordt toegevoegd aan het deltafonds ten behoeve van subsidies voor de maatregelen die zijn aangewezen krachtens artikel 7.23, vijfde lid, en dat tezamen met R2 niet hoger is dan het in het vierde lid genoemde maximum;

    R2 voorstelt: een bedrag in euro’s dat gelijk is aan het bedrag dat ten laste van een begroting als bedoeld in artikel 7.22c, eerste lid, onder a of b, ten bate van de begroting van het desbetreffende jaar wordt toegevoegd aan het deltafonds ten behoeve van subsidies voor maatregelen als bedoeld in het eerste lid, die niet zijn aangewezen krachtens artikel 7.23, vijfde lid, en dat tezamen met R1 niet hoger is dan het in het vierde lid genoemde maximum;

    I voorstelt: het aantal ingezetenen in het gebied van het waterschap op de peildatum;

    IT voorstelt: het aantal ingezetenen in de gebieden van de waterschappen tezamen op de peildatum;

    WG voorstelt: de som van de op basis van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarden van de gebouwde onroerende zaken in het gebied van het waterschap op de peildatum;

    WGT voorstelt: de som van de op basis van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarden van de gebouwde onroerende zaken in de gebieden van de waterschappen tezamen op de peildatum.

  • 3 De peildatum, bedoeld in het tweede lid, is 1 januari 2010 voor de jaarlijkse bijdrage voor de kalenderjaren 2011 tot en met 2014 en voor elke daaropvolgende aaneengesloten periode van vier kalenderjaren telkens 1 januari van het laatste kalenderjaar dat voorafgaat aan de betrokken periode.

  • 4 Het in het tweede lid aan de som van R1 en R2 gestelde maximum bedraagt in 2014 131 x 106 euro’s en vanaf 2015 181 x 106 euro’s, met dien verstande dat met ingang van 2016 het laatstgenoemde bedrag ten opzichte van het loon- en prijspeil van 2011 jaarlijks wordt geĩndexeerd volgens de Index Bruto Overheidsinvesteringen, zoals toegepast door Onze Minister van Financiën in de Voorjaarsnota.

  • 5 Middelen die bestemd zijn voor subsidies ten behoeve van maatregelen als bedoeld in het eerste lid, kunnen tevens worden besteed aan:

    • a. uitgaven van het Rijk ten behoeve van zodanige maatregelen, mits deze uitgaven de kosten van een subsidie voor zodanige maatregelen niet te boven gaan;

    • b. uitgaven of subsidies ten behoeve van een of meer andere maatregelen, al dan niet zijnde waterbeheermaatregelen, die tezamen een vergelijkbaar beschermingsniveau bieden, indien een maatregel als bedoeld in het eerste lid zeer kostbaar of maatschappelijk zeer ingrijpend is en de uitgaven of subsidies voor dergelijke andere maatregelen de kosten van een subsidie voor een maatregel als bedoeld in het eerste lid niet te boven gaan, waarbij zo nodig kan worden afgeweken van de artikelen 7.22a en 7.22d;

    • c. eenmalige subsidies voor maatregelen die nodig zijn om bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen andere dan primaire waterkeringen in overeenstemming te brengen met de omgevingswaarden, bedoeld in artikel 2.13, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet.

Artikel 7.25

Ten behoeve van de vaststelling van de hoogte van de bijdrage, bedoeld in artikel 7.24, verschaft het dagelijks bestuur van een waterschap Onze Minister voor 1 maart van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de peildatum valt, de volgende gegevens:

  • a. het aantal ingezetenen in het gebied van het waterschap op de peildatum, en

  • b. de som van de op basis van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarden van de gebouwde onroerende zaken in het gebied van het waterschap op de peildatum.

Artikel 7.26

  • 1 Onze Minister stelt de verplichting tot betaling van de bijdrage, bedoeld in artikel 7.24, jaarlijks voor 1 mei vast.

  • 2 Indien de slotwet van de begroting van het deltafonds daartoe aanleiding geeft, wordt de verplichting tot betaling door Onze Minister gewijzigd.

  • 3 Indien de verplichting tot betaling op grond van het tweede lid wordt gewijzigd, is over de te betalen of terug te betalen geldsom geen wettelijke rente verschuldigd.

  • 4 Krachtens het eerste of tweede lid verschuldigde geldsommen kunnen door Onze Minister worden ingevorderd bij dwangbevel.

  • 5 Onze Minister kan een aan een waterschap terug te betalen geldsom verrekenen met een van hetzelfde waterschap krachtens het eerste of tweede lid te vorderen geldsom voor een ander kalenderjaar.

Hoofdstuk 8. Handhaving

[Vervallen per 01-01-2024]

Hoofdstuk 10. Slotbepalingen

Artikel 10.3

Indien voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet van 14 maart 2018 tot wijziging van de Waterwet en van de Wet maritiem beheer BES in verband met de uitvoering van de wijziging van het Protocol van 1996 bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen van 1972 (mariene geo-engineering) (Stb. 98) voor een activiteit als bedoeld in artikel 6.3, eerste lid, onderdeel d, een watervergunning is verleend, berust deze op artikel 6.3, eerste lid, aanhef en onderdeel d, mits de activiteit in bijlage 4 bij het op 7 november 1996 te Londen tot stand gekomen Protocol bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen van 1972 (Trb. 1998, 134) is aangemerkt als een activiteit waarvoor een vergunning kan worden verleend.

Artikel 10.4

  • 1 Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de volledige inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet.

  • 2 Onverminderd het eerste lid zendt Onze Minister vóór 1 januari 2025 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de artikelen 7.23 tot en met 7.26.

Artikel 10.5

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 29 januari 2009

Beatrix

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. C. Huizinga-Heringa

Uitgegeven de twaalfde maart 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage I. Primaire waterkeringen en dijktrajecten als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2015. Zie het overzicht van wijzigingen]

Bijlage 264629.png
Kaart 1: Noord-Nederland
Bijlage 264630.png
Kaart 2: Midden-Nederland
Bijlage 257877.png
Kaart 3: Zuid-West Nederland
Bijlage 264631.png
Kaart 4: Limburg

Bijlage IA. Rijksdriehoekscoördinaten begrenzingen dijktrajecten als bedoeld in artikel 1.3, tweede lid

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2020. Zie het overzicht van wijzigingen]

Traject

Beginpunt

Eindpunt

 
 

X

Y

X

Y

 

1-1

209653

610745

206219

609839

 

1-2

206219

609839

209653

610745

 

2-1

185760

606974

170840

605505

 

2-2

170840

605505

185760

606974

 

3-1

155445

602424

144741

598119

 

3-2

144742

598119

155445

602424

 

4–1

133.163

589.773

134.096

590.085

 

4–2

134.096

590.085

133.163

589.773

 

5-1

112567

558327

119733

576775

 

5-2

119733

576775

112567

558327

 

6-1

177262

539619

153258

544493

 

6-2

153258

544493

154105

567249

 

6-3

154105

567249

179480

592644

 

6-4

179480

592644

204405

601934

 

6-5

204405

601934

216161

601054

 

6-6

216161

601054

253851

603456

 

6-7

253851

603456

276791

584521

 

7-1

195173

519105

185608

514144

 

7-2

185608

514144

177263

539622

 

8-1

160680

475073

138779

482584

 

8-2

138779

482584

155909

500652

 

8-3

155909

500652

171994

513513

 

8-4

171994

513513

186770

503645

 

8-5

186770

503645

177821

492155

 

8-6

177821

492155

167033

486659

 

8-7

167033

486659

160680

475073

 

9-1

223120

504085

201902

516879

 

9–2

201.902

516.879

195.317

519.225

 

10-1

200190

502567

199187

515698

 

10-2

199187

515698

191128

508821

 

10-3

191128

508821

200190

502567

 

11-1

202254

497760

187519

503868

 

11-2

193009

505087

193009

505087

(gesloten traject)

11-3

187519

503868

184503

492932

 

12-1

122746

545196

131682

549716

 

12-2

131682

549716

135858

531917

 

13-1

102162

498527

104555

526714

 

13-2

104555

526714

106093

532122

 

13-3

106093

532122

110007

550827

 

13-4

110007

550827

114952

549715

 

13-5

114952

549715

122746

545196

 

13-6

135858

531917

147789

522936

 

13-7

147789

522936

129694

512795

 

13-8

129694

512795

133452

503197

 

13-9

133452

503197

126138

488518

 

13a-1

129369

484290

129369

484290

(gesloten traject)

13b-1

136234

496309

136234

496309

(gesloten traject)

14-1

109982

446912

99230

436695

 

14-2

99230

436695

84432

436197

 

14-3

84432

436197

71043

441849

 

14-4

71043

441849

67837

444644

 

14-5

67837

444644

77756

456910

 

14-6

77756

456910

79853

459315

 

14-7

79853

459315

86592

467952

 

14-8

86592

467952

87622

469672

 

14-9

87622

469672

90297

474328