Wijzigingsbesluit Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, enz. (regels vergoeding belastingheffing gebruik dienstauto’s)

[Regeling materieel uitgewerkt per 01-01-2011.]
Geraadpleegd op 07-10-2024.
Geldend van 19-04-2009 t/m heden

Besluit van 29 januari 2009 tot wijziging van het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, het Rechtspositiebesluit burgemeesters en het Rechtspositiebesluit wethouders in verband met het stellen van regels betreffende een vergoeding voor de belastingheffing voor het gebruik van dienstauto’s

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 24 november 2008, 2008-0000551734, BFO;

Gelet op de artikelen 43 en 65 van de Provinciewet en de artikelen 44 en 66 van de Gemeentewet;

De Raad van State gehoord (advies van 11 december 2008, No. W04.08.0509/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 21 januari 2009, 2009-0000021131, DCB/CZW/WVOB;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel V

Indien aan de commissaris van de Koning een dienstauto ter beschikking is gesteld en hij voor zover voor het gebruik van deze dienstauto een naheffing van loon- en inkomstenbelasting is verschuldigd, wordt deze naheffing door de provincie aan de commissaris van de Koning vergoed. De vergoeding betreft de gebruteerde verschuldigde loon- en inkomstenbelasting voor het gebruik van de dienstauto en de heffingsrente, in de periode van 1 januari 2001 tot 1 januari 2006.

Artikel VI

Indien aan de burgemeester een dienstauto ter beschikking is gesteld en voor zover voor het gebruik van deze dienstauto een naheffing van loon- en inkomstenbelasting is verschuldigd, wordt deze naheffing door de gemeente aan de burgemeester vergoed. De vergoeding betreft de gebruteerde verschuldigde loon- en inkomstenbelasting voor het gebruik van de dienstauto en de heffingsrente in de periode van 1 januari 2002 tot 1 januari 2006.

Artikel VII

Dit besluit treedt in werking twee maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met dien verstande dat:

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 29 januari 2009

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Uitgegeven de negentiende februari 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin