1. Grondstoffen- en watergebruik
Kringloopsluiting, levensduurverlenging, biobased en circulaire economie, recycling,
hergebruik, afval(water)inzameling en -verwerking
1.1. Biobased economy
F 1100
Productieapparatuur voor grondstoffen of producten op basis van biomassa
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
F 1101
Productieapparatuur voor (producten van) biobased plastics
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
F 1106
Productiesysteem met micro-organismen
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
F 1115
Productieapparatuur voor lignine-asfalt
-
a. bestemd voor: het toepassen van lignine bij de productie van asfalt, waarbij:
-
– het bindmiddel van het met de asfaltcentrale geproduceerde lignine-asfalt gemiddeld
voor ten minste 45% op gewichtsbasis bestaat uit lignine, en
-
– de toegepaste lignine een afvalstof of bijproduct is,
-
b. bestaande uit: uitsluitend productieapparatuur die technisch noodzakelijk is voor
het toepassen van lignine bij de productie van asfalt.
1.2. Producten slimmer maken en gebruiken (refuse, rethink, reduce)
F 1200
Nieuwe en innovatieve grondstofbesparende productieapparatuur
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
A 1201
Grondstofbesparende productieapparatuur
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
B 1202
Grondstofbesparende industriële apparatuur
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
B 1211
3D-printer voor het vervangen van (industriële) productieapparatuur
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
F 1212
Reinigingsinstallatie op basis van laser
-
a. bestemd voor: het reinigen of opruwen van machineonderdelen, halffabricaten, producten
of (gevel)oppervlakken, niet zijnde scheepshuiden, met een laser in een afgesloten
behuizing, waarbij de afgezogen lucht gefilterd wordt uitgeblazen naar de buitenlucht,
-
b. bestaande uit: een laserbron, een laserpistool, besturing, behuizing en een afzuig-
en filterunit.
D 1215
Apparatuur voor rugpapiervrije etiketten
-
a. bestemd voor: het printen, snijden en aanbrengen van uitsluitend rugpapiervrije etiketten
(linerless) op verpakkingen en onderdelen met een etiketteermachine voor industriële
toepassingen,
-
b. bestaande uit: een industriële etiketteermachine.
F 1216
Tankinstallatie voor ruitensproeiervloeistof
-
a. bestemd voor: het verpakkingsvrij afleveren van ruitensproeiervloeistof aan motorvoertuigen
met een tankinstallatie, waarbij de installatie is voorzien van een betalingsterminal
die permanent met het internet verbonden is,
-
b. bestaande uit: een afleverpunt voor ruitensproeiervloeistof en een betalingsterminal,
met uitzondering van een overkapping en een vloeistofdichte vloer.
B 1221
Chemicaliënvrije koelwaterbehandelingsinstallatie (aanpassen bestaande situatie)
-
a. bestemd voor: het bij een bestaande koelinstallatie vervangen van de behandeling van
koelwater met chloor of andere chemische middelen, door ontsmetting en al dan niet
ontkalking van koelwater met:
-
1. hydrodynamische cavitatie,
-
2. ozonoxidatie,
-
3. elektrolyse,
-
4. uv-bestraling, of
-
5. een combinatie van de bovenstaande technieken,
waarbij onder punt 1 tot en met 5 geldt dat:
-
– de betreffende koelinstallatie wordt gebruikt voor de koeling van een productieproces,
-
– het behandelde koelwater wordt gerecirculeerd in de betreffende koelinstallatie,
-
– bij toepassing van een antiscalant, dit een biopolymeer moet zijn,
-
– in geval van lozing van koelwater met een warmtevracht van ten hoogste 50 megawatt,
er wordt voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving,
-
– in geval van lozing van koelwater met een warmtevracht van meer dan 50 megawatt, er
een vergunning voor lozing is afgegeven, en
-
– de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel drie jaar of meer bedraagt, uitgaande van
de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten,
niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van het behandelen van
koelwater met chemicaliën,
-
b. bestaande uit: apparatuur voor hydrodynamische cavitatie, oxidatiereactor(en), apparatuur
voor het genereren van ozon, een elektrolysereactor of een uv-bestralingseenheid.
F 1230
Apparatuur voor beheer van metaalbewerkingsvloeistoffen
-
a. bestemd voor: het volcontinu en automatisch meten en conditioneren van metaalbewerkingsvloeistoffen,
waarbij op basis van de meetresultaten alleen die hulpstoffen worden aangevuld die
nodig zijn om de samenstelling van de metaalbewerkingsvloeistof constant te houden,
-
b. bestaande uit: sensoren, doseerpompen en regelapparatuur.
C 1250
Cadmium- en fluorvrije zonnepanelen met terugnamegarantie en losmaakbare zonnecellen
Hierbij geldt dat:
-
– duurzame energieopwekkingsinstallaties geen onderdeel zijn van een gebouw volgens
bedrijfsmiddel G 5200 tot en met D 5230,
-
– onder natuurgebied wordt verstaan een bijzonder nationaal natuurgebied als bedoeld
in artikel 2.44, tweede lid, van de Omgevingswet,
-
– onder landbouwgrond wordt verstaan landbouwareaal dat valt onder artikel 4, lid 1,
onder e, van Verordening 1307/2013,
-
– onder hergebruik wordt verstaan elke handeling waarbij producten of componenten die
geen afvalstoffen zijn, opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als dat waarvoor
zij waren bedoeld, en
-
– onder recycling wordt verstaan elke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw
worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel
of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het
omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd
zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal.
E 1271
Transformator met giethars of biobased olie
Hierbij geldt dat:
-
– het bedrijfsmiddel voor 50% van het investeringsbedrag in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek,
-
– onder hoogspanning wordt verstaan wisselspanning van 1 kilovolt en hoger,
-
– onder laagspanning wordt verstaan wisselspanning lager dan 1 kilovolt, en
-
– onder biomassa wordt verstaan de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen
en residuen van biologische oorsprong uit de landbouw, met inbegrip van plantaardige
en dierlijke stoffen, de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, met inbegrip van de
visserij en de aquacultuur, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van afval, met
inbegrip van industrieel en huishoudelijk afval van biologische oorsprong.
A 1281
Grondstofbesparend printsysteem voor ontinktbare inkt
-
a. bestemd voor: het industrieel digitaal printen op papier of (golf)karton, waarbij:
-
– het drukwerk met een offsetdruksysteem aanzienlijk wordt verminderd,
-
– uitsluitend inkt wordt gebruikt die een INGEDE certificaat heeft met een deinkability
score ‘good’ en een score van ten minste 71 punten, vastgesteld volgens de INGEDE testmethode
11, beoordeeld volgens de Assessment of printed product Recyclability Deinkability
Score (EPRC 2017), of de eerdere richtlijn vastgesteld in 2009,
-
– de toegepaste primers, inkten, toners en hulpstoffen geen (potentiële) zeer zorgwekkende
stoffen bevatten, en
-
– de investering ten minste € 250.000 exclusief btw bedraagt,
-
b. bestaande uit: een printsysteem.
Hierbij geldt dat:
-
– onder industrieel wordt verstaan grootschalig en met een hoge mate van mechanisering
en automatisering,
-
– onder zeer zorgwekkende stof verstaan wordt een stof die voldoet aan één of meer van
de criteria of voorwaarden, bedoeld in artikel 57 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie
en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen
(REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende
wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PbEU 2007, L 136). Dit zijn stoffen die ernstige en vaak onomkeerbare
effecten kunnen hebben op de menselijke gezondheid en het milieu. Deze stoffen zijn
bijvoorbeeld kankerverwekkend, mutageen, giftig voor de voortplanting, persistent
of bioaccumulerend, en
-
– onder potentiële zeer zorgwekkende stof wordt verstaan stof die mogelijk voldoet aan
de criteria voor een zeer zorgwekkende stof, maar nog niet als een zeer zorgwekkende
stof is geïdentificeerd. Dit kan zijn omdat bepaalde gegevens ontbreken of omdat de
evaluatie van de beschikbare gegevens nog moet plaatsvinden.
1.3. Levensduur verlengen (reuse, repair, refurbish, remanufacture, repurpose)
F 1300
Productieapparatuur voor refurbishen of hergebruik
-
a. bestemd voor: het verminderen van het gebruik van primaire grondstoffen, door:
-
1. het vervaardigen van gerefurbishte producten die ten minste tot de oorspronkelijke
nieuwstaat zijn teruggebracht en waarop een productgarantie van ten minste 1 jaar
wordt verleend, of
-
2. het vervaardigen van nieuwe producten met gebruikte onderdelen,
waarbij onder punt 1 en 2 geldt dat:
-
b. bestaande uit: apparatuur die technisch noodzakelijk is voor het refurbishen of hergebruiken
van onderdelen in nieuwe producten, met uitzondering van gebouwen, vervoersmiddelen
en interne transportmiddelen.
Hierbij geldt dat:
-
– onder hergebruik wordt verstaan elke handeling waarbij producten of componenten die
geen afvalstoffen zijn, opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als dat waarvoor
zij waren bedoeld, en
-
– onder refurbishen wordt verstaan een proces waarbij een product wordt opgeknapt of
verbeterd tot nieuwstaat, door gebruik te maken van onderdelen van bestaande producten,
componenten en materialen met een vergelijkbare functie, waarbij garantie gegeven
wordt op het opgeknapte of verbeterde product.
F 1301
Apparatuur of voorziening voor demontage ten behoeve van hergebruik of recycling
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
F 1306
Afvulmachine voor herbruikbare verpakkingen
-
a. bestemd voor: het afvullen van herbruikbare verpakkingen van consumenten bij supermarkten
of detailhandel met een afvulmachine, waarbij:
-
– de afvulmachine uitsluitend ingezet wordt voor het hergebruik van verpakkingen, en
-
– het hergebruik van verpakkingen en de afvulmachine niet gangbaar zijn,
-
b. bestaande uit: een afvulmachine.
Hierbij geldt dat:
F 1307
Tapsysteem voor water en frisdranken
-
a. bestemd voor: het ter plaatste produceren en tappen van niet-alcoholische dranken,
waarbij:
-
– het tapsysteem is aangesloten op de waterleiding,
-
– de dranken worden geproduceerd voor consumptie op locatie bij de horeca of voor het
vullen van herbruikbare bekers en flessen van consumenten, en
-
– de verkoop of het gebruik van voorverpakte dranken ten opzichte van de bestaande situatie
ter plaatse wordt verminderd,
-
b. bestaande uit: een tapsysteem en al dan niet geïntegreerde koeler, carbonator, filter,
mengsysteem voor (sap)concentraten, watermeter of betaalmodule.
F 1308
Inzamel- en geldretoursysteem voor herbruikbare bekers
-
a. bestemd voor: het inzamelen van herbruikbare bekers en overige drank- en voedselverpakkingen
in een gesloten kringloop, waarbij sprake is van een geldretoursysteem door het toepassen
van borg,
-
b. bestaande uit: inzamelapparatuur, sorteersystemen, opslagvoorzieningen, scanapparatuur,
geldretoursystemen en met uitzondering van schoonmaakapparatuur en herbruikbare verpakkingen.
F 1310
Herbruikbare uitvaartkist
-
a. bestemd voor: het tijdens rouwplechtigheden omhullen van een binnenkist, waarbij:
-
– de binnenkist bestaat uit duurzame biomassa, en
-
– de (onderdelen van de) omhullende uitvaartkist opnieuw gebruikt worden,
-
b. bestaande uit: een herbruikbare buitenkist of frame voor het omhullen van de binnenkist
met zijpanelen, kopstukken, bovenplaat en al dan niet de volgende onderdelen: aan
de uitvaartkist te koppelen kandelaars en plateaus voor bloemstukken.
Hierbij geldt dat:
-
– onder biomassa de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen
van biologische oorsprong uit de landbouw wordt verstaan, met inbegrip van plantaardige
en dierlijke stoffen, de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, met inbegrip van de
visserij en de aquacultuur, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van afval, met
inbegrip van industrieel en huishoudelijk afval van biologische oorsprong, en
-
– van duurzame biomassa in ieder geval sprake is als de biomassa binnen de voorwaarden
van NTA 8080 (Better Biomass certificaat) is geproduceerd. Onder duurzame biomassa
worden ook biomassareststromen en afvalstoffen verstaan.
F 1315
Apparatuur voor hergebruik van absorptiekorrels
-
a. bestemd voor: het scheiden van verzadigde en onverzadigde absorptiekorrels voor oliën
en chemicaliën, waardoor ten minste 80% van de onverzadigde absorptiekorrels wordt
teruggewonnen en hergebruikt,
-
b. bestaande uit: apparatuur voor het terugwinnen van onverzadigde absorptiekorrels.
Hierbij geldt dat:
A 1340
Waterbesparende voorziening of installatie
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
1.4. Recycling (recycle)
F 1400
Nieuwe en innovatieve recyclingapparatuur
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
A 1401
Recyclingapparatuur
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
B 1405
Terugwinningsinstallatie voor grondstoffen uit afvalwater of waterzuiveringsslib (aanpassen
bestaande situatie)
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
F 1407
Terugwinningsapparatuur voor grondstoffen uit afgassen
-
a. bestemd voor: het met ten minste 90% rendement terugwinnen van ten minste één van
de volgende grondstoffen uit de afgassen van een productieproces in de glas-, staal-,
metaal-, halfgeleider- of chemische industrie:
-
1. waterstof,
-
2. stikstof,
-
3. methaan,
-
4. waterstofsulfide, of
-
5. tinoxide,
waarbij onder punt 1 tot en met 5 geldt dat:
-
– deze grondstoffen of procesgassen opnieuw in dit proces worden gebruikt of een andere
nuttige toepassing krijgen, en
-
– de terugwinning geen gangbare praktijk is in de betreffende industrie,
-
b. bestaande uit: apparatuur voor het terugwinnen van grondstoffen of procesgassen uit
afgassen, met uitzondering van onderdelen voor de toepassing van de teruggewonnen
grondstoffen of procesgassen.
F 1409
Apparatuur voor de chemische recycling van afvalstoffen
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
F 1411
Opwerkingsinstallatie voor AEC-bodemas
-
a. bestemd voor: het opwerken van AEC-bodemas tot niet-vormgegeven bouwstof als bedoeld
in de Regeling bodemkwaliteit 2022, waarbij:
-
– de uitloging van de niet-vormgegeven bouwstof de maximale emissiewaarden genoemd in
tabel 1 van bijlage A bij de Regeling bodemkwaliteit 2022 niet overschrijdt,
-
– de input van de opwerkingsinstallatie AEC-bodemas betreft dat is ontdaan van (ferro)metalen
en te storten of verbranden residu, en
-
– ten minste 85% van de input van de opwerkingsinstallatie wordt opgewerkt tot niet-vormgegeven
bouwstof, gemeten als massa droge stof zoals deze als ruwe bodemas (exclusief metalen)
uit de betreffende AEC komt,
-
b. bestaande uit: een opwerkingsinstallatie voor van (ferro)metalen en residu ontdaan
AEC-bodemas en al dan niet een wasstraat.
Hierbij geldt dat:
F 1418
Recyclingapparatuur voor textiel
Hierbij geldt dat:
-
– onder textielafval wordt een afvalstof verstaan die bestaat uit textielvezels, zoals
kleding, touw en autogordels, en
-
– onder chemische recycling wordt verstaan een proces waarbij de afvalstof op moleculair
niveau wordt afgebroken in kleinere eenheden of wordt opgelost, met als oogmerk de
verkregen kleinere of opgeloste eenheden in te zetten bij de productie van nieuwe
materialen of grondstoffen al dan niet vergelijkbaar met de materialen waaruit de
afvalstof bestaat, maar niet zijnde brandstoffen.
F 1419
Recyclingapparatuur voor spuitbussen
-
a. bestemd voor: het verwerken van spuitbussen tot metalen, vloeistoffen en gassen, waarbij:
-
– ten minste 80% van de metalen worden gerecycled, en
-
– de vrijkomende vloeistoffen en gassen nuttig worden toegepast,
-
b. bestaande uit: recyclingapparatuur voor spuitbussen.
F 1461
Depolymerisatie-installatie voor polyesterafval
-
a. bestemd voor: het afbreken van condensatiepolymeren in polyester- of polyethyleentereftalaat
(pet-)afvalstromen door glycolyse en katalyse in een continu proces, waarbij:
-
– de afvalstroom bestaat uit gekleurde afvalstoffen of afvalstoffen die niet mechanisch
gerecycled kunnen worden tot een grondstof voor de productie van petflessen,
-
– de procestemperatuur ten hoogste 200 graden Celsius bedraagt,
-
– de geproduceerde monomeren de kwaliteit van primaire grondstoffen hebben, en
-
– ten minste 99% van de vrijkomende reactieproducten worden toegepast als grondstof
voor nieuwe polyesters,
-
b. bestaande uit: een reactor, een centrifuge, een kristallisatie-eenheid, een filter,
een destillatiekolom en al dan niet de volgende onderdelen: een voorbewerkingsinstallatie,
een toe- en afvoersysteem en opslagvoorzieningen.
F 1490
Recyclinginstallatie voor luiers
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
1.5. Toepassen van recyclaat (recycle)
A 1500
Verwerkingsapparatuur voor gerecyclede grondstoffen
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
F 1561
Verwerkingsapparatuur voor plastic zwerfafval
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
F 1565
Verwerkingsinstallatie voor rubbergranulaat
-
a. bestemd voor: het verwerken van rubbergranulaat dat afkomstig is van gebruikte autobanden
of infill van kunstgrasvelden, waarbij:
-
b. bestaande uit: installatie voor de verwerking van rubbergranulaat.
F 1570
Asfaltcentrale voor toepassen van ten minste 65% PAK-arm asfaltrecyclaat
-
a. bestemd voor: het produceren van asfalt met een asfaltcentrale, waarbij:
-
– hoofdzakelijk asfaltmengsels op basis van ten minste 65% gerecycled PAK-arm asfalt
worden geproduceerd,
-
– het te recyclen asfalt overdekt wordt opgeslagen,
-
– het te recyclen asfalt op productietemperatuur wordt gebracht door indirecte verwarming,
en
-
– de emissie van polycyclische aromatische koolwaterstoffen de toegestane norm niet
overschrijdt,
-
b. bestaande uit: een asfaltcentrale.
Hierbij geldt dat:
-
– het bedrijfsmiddel voor ten hoogste € 4.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking
komt voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen,
en
-
– onder recyclaat wordt verstaan een stof of materiaal ontstaan uit afvalstoffen waarvoor
geldt dat deze zonder verdere verwerking toegepast kan worden als grondstof. Dit kan
een afvalstof zijn maar ook een stof die de status einde-afval heeft als aan de voorwaarden
hiervan wordt voldaan.
1.6. Betere afvalscheiding (recycle)
A 1600
Scheidingsapparatuur voor afvalstoffen
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
D 1601
Inzamelapparatuur of -voorziening voor monostromen
-
a. bestemd voor: het aan de bron gescheiden inzamelen van afvalstromen, waarbij:
-
– de inzameling leidt tot meer of zuiverdere afvalstromen dan gangbaar is voor de betreffende
afvalstroom,
-
– de recycling van de afvalstroom aantoonbaar verbetert ten opzichte van wat gangbaar
is voor de betreffende afvalstroom, en
-
– de inzameling niet plaatsvindt door middel van multi-afvalbakken in publieke ruimtes
of kantoren,
-
b. bestaande uit: inzamelvoorzieningen of apparatuur die leidt tot betere recycling,
met uitzondering van investeringen in statiegeld(retour)systemen, gebouwen en vervoersmiddelen.
Hierbij geldt dat:
-
– onder recycling wordt verstaan elke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw
worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel
of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het
omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd
zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal.
A 1613
Glasversnipperaar voor horecabedrijven
-
a. bestemd voor: het op locatie van een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet granuleren van glasafval (non-return glas) afkomstig van dit horecabedrijf, waarbij
het gegranuleerde glas:
-
– wordt afgevoerd door of aangeboden aan een afvalverwerkend bedrijf, en
-
– wordt gerecycled tot nieuw glas,
-
b. bestaande uit: een glasversnipperaar.
1.7. Voorkomen van emissies uit afvalstoffen
F 1700
Productieapparatuur voor het vervangen van (potentiële) zeer zorgwekkende stoffen,
nanodeeltjes of microplastics (aanpassen bestaande situatie)
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
F 1704
Installatie voor het afbreken van microverontreinigingen in water
-
a. bestemd voor: het aantoonbaar verminderen van de emissie van de volgende stoffen naar
een rioolwaterzuivering of het oppervlaktewater door deze volledig af te breken tot
onschadelijke componenten:
-
1. nanodeeltjes kleiner dan 50 nanometer, niet zijnde nutriënten,
-
2. microplastics kleiner dan 50 micrometer,
-
3. medicijnresten,
-
4. (potentiële) zeer zorgwekkende stoffen, niet zijnde (resten van) gewasbeschermingsmiddelen,
of
-
5. opkomende stoffen die een belemmering vormen voor een duurzame drinkwaterproductie,
waarbij onder punt 1 tot en met 5 geldt dat:
-
– de installatie specifiek gericht moet zijn op het volledig afbreken van één of meer
van bovengenoemde stoffen en daarmee aanvullend is op een waterzuiveringsinstallatie
voor het verlagen van de zuiveringslast van het afvalwater, en
-
– met de investering een hogere saneringsinspanning wordt gerealiseerd dan vastgesteld
door het bevoegd gezag ten aanzien van het verwijderen van deze stoffen,
-
b. bestaande uit: apparatuur voor het afbreken van microverontreinigingen zoals een (chemische
of elektrochemische) oxidatiereactor, een uv-bestralingseenheid, een sonolysereactor,
een plasmatronreactor, een geavanceerd biofilter en al dan niet apparatuur voor het
meten of detecteren van microverontreinigingen en met uitzondering van voorzuiveringsapparatuur.
Hierbij geldt dat:
-
– onder zeer zorgwekkende stof wordt verstaan een stof die voldoet aan één of meer van
de criteria of voorwaarden, bedoeld in artikel 57 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie
en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen
(REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende
wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PbEU 2007, L 136). Dit zijn stoffen die ernstige en vaak onomkeerbare
effecten kunnen hebben op de menselijke gezondheid en het milieu. Deze stoffen zijn
bijvoorbeeld kankerverwekkend, mutageen, giftig voor de voortplanting, persistent
of bioaccumulerend, en
-
– onder potentiële zeer zorgwekkende stof wordt verstaan een stof die mogelijk voldoet
aan de criteria voor een zeer zorgwekkende stof, maar nog niet als een zeer zorgwekkende
stof is geïdentificeerd. Dit kan zijn omdat bepaalde gegevens ontbreken of omdat de
evaluatie van de beschikbare gegevens nog moet plaatsvinden.
A 1705
Verwijderingsinstallatie voor microverontreinigingen in water
-
a. bestemd voor: het aantoonbaar verminderen van de emissie van de volgende stoffen naar
een rioolwaterzuivering of het oppervlaktewater door deze te verwijderen uit afvalwater:
-
1. nanodeeltjes kleiner dan 50 nanometer, niet zijnde nutriënten,
-
2. microplastics kleiner dan 50 micrometer,
-
3. medicijnresten,
-
4. (potentiële) zeer zorgwekkende stoffen, niet zijnde (resten van) gewasbeschermingsmiddelen,
of
-
5. opkomende stoffen die een belemmering vormen voor een duurzame drinkwaterproductie,
waarbij onder punt 1 tot en met 5 geldt dat:
-
– de verwijderingsinstallatie specifiek gericht moet zijn op het verwijderen één of
meer van de bovengenoemde stoffen en daarmee aanvullend is op een waterzuiveringsinstallatie
voor het verlagen van de zuiveringslast van het afvalwater,
-
– met de investering een hogere saneringsinspanning wordt gerealiseerd dan vastgesteld
door het bevoegd gezag ten aanzien van het verwijderen van deze stoffen, en
-
– de investering op bedrijfsniveau niet leidt tot het lozen van meer brijn,
-
b. bestaande uit: apparatuur voor het verwijderen van microverontreinigingen zoals ionenwisseling,
foam fractionation, electro-coagulatie, poederkooldosering of een membraaninstallatie
en al dan niet apparatuur voor het meten of detecteren van microverontreinigingen
en met uitzondering van voorzuiveringsapparatuur.
Hierbij geldt dat:
-
– onder zeer zorgwekkende stof wordt verstaan een stof die voldoet aan één of meer van
de criteria of voorwaarden, bedoeld in artikel 57 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie
en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen
(REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende
wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PbEU 2007, L 136). Dit zijn stoffen die ernstige en vaak onomkeerbare
effecten kunnen hebben op de menselijke gezondheid en het milieu. Deze stoffen zijn
bijvoorbeeld kankerverwekkend, mutageen, giftig voor de voortplanting, persistent
of bioaccumulerend, en
-
– onder potentiële zeer zorgwekkende stof wordt verstaan een stof die mogelijk voldoet
aan de criteria voor een zeer zorgwekkende stof, maar nog niet als een zeer zorgwekkende
stof is geïdentificeerd. Dit kan zijn omdat bepaalde gegevens ontbreken of omdat de
evaluatie van de beschikbare gegevens nog moet plaatsvinden.
F 1706
Centrifugaal filter voor slijpsel van kunststoflenzen
-
a. bestemd voor: het door centrifuge verwijderen van microplastics uit het koelwater
dat nodig is voor het slijpen van kunststoflenzen, waarbij:
-
– ten minste 85% van de in het afvalwater aanwezige microplastics worden verwijderd,
en
-
– het gezuiverde afvalwater opnieuw wordt gebruikt binnen de onderneming,
-
b. bestaande uit: een pompinstallatie, een filter en een centrifuge.
A 1725
Stofemissievrije denatureringsinstallatie voor asbesthoudende afvalstoffen of asbesthoudende
grond
-
a. bestemd voor: het stofemissievrij denatureren van asbesthoudende afvalstoffen of asbesthoudende
grond door de asbestresten bij een temperatuur van minder dan 250 graden Celsius met
behulp van natronloog of zuur af te breken, waarbij:
-
– de asbestvezels volledig worden vernietigd,
-
– de silicaathoudende filterkoek wordt gebruikt als bouwstof of als toeslagstof in de
bouw, en
-
– de uitloging van de bouwstof of toeslagstof de maximale emissiewaarden, genoemd in
tabel 1 van bijlage A bij de Regeling bodemkwaliteit 2022, niet overschrijdt,
-
b. bestaande uit: een stofemissievrije verkleiningsinstallatie, een verwarmings- en koelsysteem,
een natronloog- of zuurdoseerinstallatie, een filterinstallatie, een behandelingsinstallatie
voor filterkoek en al dan niet een scheidingsinstallatie.
A 1726
Thermische denatureringsinstallatie voor asbestcementproducten
-
a. bestemd voor: het thermisch denatureren van asbestcementproducten waarbij:
-
– de asbestvezels via verhitting volledig worden vernietigd,
-
– het daarbij gevormde eindproduct wordt gebruikt als bouwstof of als toeslagstof in
de bouw, en
-
– de uitloging van de bouwstof of toeslagstof de maximale emissiewaarden, genoemd in
tabel 1 van bijlage A bij de Regeling bodemkwaliteit 2022, niet overschrijdt,
-
b. bestaande uit: een tunneloven of een verrijdbare stolpoven, een brandersysteem, naverbranders
en al dan niet de volgende onderdelen: keramische filters, een onderdrukruimte voor
controle en reparatie van verpakkingen, een transportinstallatie en een breekinstallatie
voor nabehandeling van het product.
F 1760
Apparatuur of voorzieningen voor het voorkomen van plastics in het milieu
-
a. bestemd voor: het voorkomen van de verspreiding van plastics in de vorm van granulaat,
flakes, poeders of zwerfafval bij laden en lossen, productieprocessen of andere activiteiten
binnen de industriële of bouwsector, door:
-
1. een gesloten laad- en losvoorziening tussen opslag en transportmiddel,
-
2. apparatuur voor het schoonzuigen of afblazen van transportmiddelen na laden of lossen
op een daarvoor geschikte locatie,
-
3. apparatuur of voorzieningen voor het afvangen, verzamelen of terugnemen van resterend
granulaat na laden, lossen, monstername, bij verwaaiing of tijdens niet-reguliere
bedrijfsvoering,
-
4. filters in waterafvoer- of rioleringsputten,
-
5. beschermhoezen voor heftruckvorken ter voorkoming van schade aan verpakkingen gevuld
met granulaat, of
-
6. dichte afvalcontainers voor lichte materialen op bouwplaatsen,
-
b. bestaande uit: apparatuur of voorzieningen voor het voorkomen van verspreiding van
plastics in het milieu, met uitzondering van veegmachines.
2. Voedselvoorziening en landbouwproductie
Voor investeringen in bedrijfsmiddelen door een begunstigde die actief is in de sector
van de primaire landbouwproductie, verwerking of afzet van landbouwproducten geldt
dat deze alleen voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen
in aanmerking komen indien ze worden gedaan door een kleine of middelgrote onderneming
of een grote onderneming niet zijnde een landbouwbedrijf.
Kassen, stallen, landbouwwerktuigen, aquacultuur, visserij, verwerkingsapparatuur
2.1. Glastuinbouw
F 2112
Groen Label Kas voor biologische teelt
-
a. bestemd voor: het op biologische wijze bedrijfsmatig telen van gewassen in een kas,
waarbij:
-
– is vastgesteld dat deze kas voldoet aan de eisen, bedoeld onder a van bedrijfsmiddel
A 2113, en
-
– uit een door Stichting Skal afgegeven bio-certificaat blijkt dat de gewassen biologisch
worden geteeld,
-
b. bestaande uit: een kas (kasdek en gevels), en teelttechnische en klimaattechnische
voorzieningen.
Hierbij geldt dat:
-
– de investering in de Groen Label Kas voor biologische teelt ten hoogste voor het volgende
bedrag per vierkante meter gecertificeerd teeltoppervlak in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek
en willekeurige afschrijving milieu-investeringen met een maximum van € 4.000.000:
Gewasgroep
|
nieuwe kas € per vierkante meter
|
bestaande kas € per vierkante meter
|
Groenten
|
120
|
60
|
Sierteelt
|
190
|
95
|
Uitgangsmateriaal
|
230
|
115
|
-
– investeringen in een Groen Label Kas uitsluitend in zijn geheel voor één van de bedrijfsmiddelen
F 2112 en A 2113 kunnen worden gemeld.
A 2113
Groen Label Kas
-
a. bestemd voor: het bedrijfsmatig telen van gewassen in een Groen Label Kas waarbij
wordt voldaan aan de volgende eisen:
-
– de kas voldoet aan de eisen van het Certificatieschema Groen Label Kas 16 (GLK.16),
wat blijkt uit een kas-ontwerpcertificaat Groen Label Kas 16 (GLK.16) dat voor de
meldingsdatum is afgegeven door een door de Raad van Accreditatie hiervoor geaccrediteerde
organisatie, en waarbij:
-
1. binnen drie jaar na afgifte van het kas-ontwerpcertificaat GLK.16 een kas-certificaat
GLK.16 wordt overgelegd, of
-
2. na het verstrijken van deze termijn van drie jaar een kas-certificaat wordt overgelegd
volgens de op dat moment geldende maatlat Groen Label Kas en de bijbehorende criteria,
beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten,
-
b. bestaande uit: een kas (kasdek en gevels) en teelttechnische en klimaattechnische
voorzieningen.
Hierbij geldt dat:
-
– de investering in de Groen Label Kas ten hoogste voor het volgende bedrag per vierkante
meter gecertificeerd teeltoppervlak in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek
en willekeurige afschrijving milieu-investeringen met een maximum van € 5.000.000:
Gewasgroep
|
nieuwe kas € per vierkante meter
|
bestaande kas € per vierkante meter
|
Groenten
|
120
|
60
|
Sierteelt
|
190
|
95
|
Uitgangsmateriaal
|
230
|
115
|
-
– investeringen in een Groen Label Kas kunnen uitsluitend in zijn geheel voor één van
de bedrijfsmiddelen F 2112 en A 2113 worden gemeld.
F 2130
Mechanische of (micro)biologische bestrijdingsapparatuur voor plagen of ziekten in
een tuinbouwkas
-
a. bestemd voor: het bestrijden van plagen of ziekten in een tuinbouwkas, door:
-
1. het inzetten van natuurlijke vijanden voor (micro)biologische bestrijding,
-
2. het op mechanische wijze actief laten opvliegen en vangen van plaagdieren, of
-
3. het op mechanische wijze bestrijden van plaaginsecten met behulp van micro-drones,
-
b. bestaande uit: apparatuur of voorzieningen die technisch noodzakelijk zijn voor de
(micro)biologische of mechanische bestrijding, met uitzondering van vernevelingsapparaten
en het trekkende voertuig.
Hierbij geldt dat:
D 2131
Luisdicht insectengaas of een machine voor het aanbrengen van insectengaas
Hierbij geldt dat:
A 2135
Installatie voor het verhogen van de plantweerbaarheid in de glastuinbouw
-
a. bestemd voor: het in een kas op biologische wijze verhogen van de weerbaarheid van
planten tegen ziekten, waarbij geen chemische stoffen of metalen worden toegepast
en waardoor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen wordt verminderd,
-
b. bestaande uit: een installatie voor het verhogen van de plantweerbaarheid, met uitzondering
van wateropslagvoorzieningen, watergiftsysteem, vernevelingsapparaten en apparatuur
voor vochtregulatie.
Hierbij geldt dat:
F 2143
Systeem voor individuele meting van nutriënten
-
a. bestemd voor: het automatisch meten van de nutriëntconcentraties in voedingswater
voor de glastuinbouw ten behoeve van het bepalen van de optimale voedingsgift en het
verminderen van de hoeveelheid te lozen drainwater, waarbij de concentraties van ten
minste de volgende nutriënten individueel worden gemeten:
-
– natrium,
-
– kalium,
-
– magnesium,
-
– calcium,
-
– ammonium,
-
– chloor,
-
– nitraat,
-
– sulfaat,
-
– waterstofcarbonaat en
-
– fosfaat,
-
b. bestaande uit: een meetsysteem.
Hierbij geldt dat:
A 2145
Installatie voor het ontzouten van drain(age)water in de glastuinbouw (aanpassing
bestaande situatie)
-
a. bestemd voor: het aantoonbaar vaker recirculeren van drain(age)water binnen het teeltproces
ten opzichte van de bestaande situatie, door het verbeteren van de verwijdering van
(natrium-)zouten, waardoor de lozing van drain(age)water verminderd of vermeden wordt
en waarbij de investering op bedrijfsniveau niet leidt tot het lozen van meer brijn,
-
b. bestaande uit: een installatie voor het verwijderen van zouten en al dan niet de volgende
onderdelen: een vacuümverdamper en meetapparatuur.
Hierbij geldt dat:
F 2146
Voorzieningen voor nullozing in de glastuinbouw (aanpassen bestaande situatie)
-
a. bestemd voor: het realiseren van nullozing in een bestaande tuinbouwkas, waarbij:
-
– aangetoond wordt dat de investering bijdraagt aan nullozing zoals is omschreven in
de Aanpak Aantonen Nullozing, zoals vastgesteld door het Platform Duurzame Glastuinbouw,
of volgt uit een onderzoek naar de waterstromen op het bedrijf door een relevante
onderzoek- of adviesorganisatie,
-
– drainwater bij substraatteelt, drainagewater bij grondgebonden teelt en filterspoelwater
niet meer wordt geloosd op oppervlaktewater of het riool, wat wordt aangetoond met
een bezoekverslag van een handhaver of toezichthouder en een verklaring van bevoegd
gezag, en
-
– waarbij verklaard wordt dat de voorziening geen wettelijk verplichte investering betreft,
-
b. bestaande uit: voorzieningen ten behoeve van het realiseren van nullozing zoals filters,
meetapparatuur, opvangbassins, meetapparatuur en leidingwerk.
Hierbij geldt dat:
F 2150
Apparatuur voor het opwerken van plantenresten tot grondstof
-
a. bestemd voor: het verwerken van plantenresten uit de glastuinbouw, al dan niet in
combinatie met reststromen uit de oesterzwammenteelt, tot een grondstof voor een product,
niet zijnde een brandstof of een meststof,
-
b. bestaande uit: opwerkingsapparatuur die nodig is voor het verwerken van de plantenresten
met uitzondering van opslagvoorzieningen.
F 2190
Lekdetectiesysteem voor de teeltvloer
-
a. bestemd voor: het met een geo-elektrisch meetsysteem detecteren van lekkages van teeltvloeren
in kassen waarbij wordt voorkomen dat gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen in
het grond- en oppervlaktewater terechtkomen,
-
b. bestaande uit: een meetsysteem met elektroden en sensoren en met uitzondering van
de teeltvloer.
2.2. Veehouderij
B 2200
Innovatieve stal
-
a. bestemd voor: het houden van dieren in een innovatieve stal:
-
– waarvoor één of meer omgevingsvergunningen als bedoeld in de Omgevingswet zijn aangevraagd voor de meldingsdatum en binnen drie jaar na de meldingsdatum de
verleende vergunningen worden overgelegd,
-
– die is voorzien van een huisvestingssysteem of aanvullende techniek die ammoniakemissie
reduceert en die niet staat in bijlage V respectievelijk bijlage VI van de Omgevingsregeling en waaraan het bevoegd gezag een emissiefactor heeft toegekend of waarvoor een bijzondere
emissiefactor is vastgesteld als bedoeld in artikel 4.6 van de Omgevingsregeling, en
-
– waarbij de opdracht voor een meting van de ammoniakemissie bij het toegepaste stalsysteem
is verstrekt voor de meldingsdatum en deze meting wordt uitgevoerd volgens het voorgeschreven
Protocol voor meting van ammoniakemissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij
of een gelijkwaardige meetmethode,
-
b. bestaande uit: een innovatieve stal, met uitzondering van duurzame energie-opwekkingsinstallaties,
ruimten en onderdelen bedoeld voor het personeel en het verzamelen, verwerken en het
opslaan van de (eind)producten.
Hierbij geldt dat:
-
– het bedrijfsmiddel voor ten hoogste € 5.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking
komt voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen,
-
– investeringen in een innovatieve stal uitsluitend in zijn geheel voor bedrijfsmiddel
B 2200 kunnen worden gemeld,
-
– wanneer voor de stal geen vergunningsplicht geldt voor een Natura-2000 activiteit,
dit aangetoond moet worden door middel van een positief weigeringsbesluit, waarbij
de vergunning voor de Natura-2000 activiteit is aangevraagd voor de meldingsdatum,
en
-
– wanneer een luchtwasser wordt toegepast;
-
○ het betreffende systeem zo is ontworpen, gebouwd en zodanig functioneert dat de concentratie
van ammoniak niet hoger is dan 20 ppm en de concentratie koolstofdioxide niet hoger
is dan 3.000 ppm ter hoogte van de kop van het betreffende dier, en
-
○ het ventilatiekanaal, de ventilatoren en indien van toepassing het sprinklersysteem
in de stal regelmatig wordt gereinigd en stofvrij wordt gehouden.
B 2201
Stal voor biologische melk- of pluimveehouderij met ammoniakemissiereductie
-
a. bestemd voor: het houden van melk- of pluimvee in een bedrijf dat dierlijke landbouwproducten
produceert volgens de voorschriften van het Besluit dierlijke producten, wat blijkt uit een door Skal afgegeven certificaat Biologische Productie Nederland,
waarbij:
-
– er voor de stal één of meer omgevingsvergunningen als bedoeld in de Omgevingswet zijn aangevraagd voor de meldingsdatum en binnen drie jaar na de meldingsdatum de
verleende vergunningen worden overgelegd, en
-
– al het vee in de gehele stal wordt gehouden in één of meerdere ammoniakemissiearme
huisvestingssystemen:
waarbij de voorwaarden onder de hierboven genoemde punt 1 en 2 niet gelden voor een
huisvestingssysteem voor jongvee indien in een melkveestal ook jongvee wordt gehouden,
-
b. bestaande uit: een besloten ruimte waarin dieren worden gehuisvest, een stalinrichting,
klimaattechnische en voertechnische systemen, ammoniakemissiereducerende systemen,
mestafvoer en -opslag en een hygiënesluis en met uitzondering van duurzame energie-opwekkingsinstallaties,
ruimten en onderdelen bedoeld voor het personeel en het verzamelen, verwerken en het
opslaan van de (eind)producten.
Hierbij geldt dat:
-
– het bedrijfsmiddel voor ten hoogste € 5.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking
komt voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen,
-
– investeringen in een stal voor biologische melk- of pluimveehouderij met vermindering
van de ammoniakemissie uitsluitend in zijn geheel voor bedrijfsmiddel B 2201 kunnen
worden gemeld,
-
– een stal voorzien van meerdere huisvestingssystemen waarvan een huisvestingssysteem
is aangemerkt als een ‘overig huisvestingssysteem’ niet in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek
en willekeurige afschrijving milieu-investeringen,
-
– wanneer voor de stal geen vergunningsplicht geldt voor een Natura-2000 activiteit,
dit aangetoond moet worden door middel van een positief weigeringsbesluit, waarbij
de vergunning voor de Natura-2000 activiteit is aangevraagd voor de meldingsdatum,
-
– de gehele stal voorzien moet zijn van één of meerdere ammoniakemissiearme huisvestingsystemen
als bedoeld in de Omgevingsregeling,
-
– wanneer een luchtwasser wordt toegepast;
-
○ het betreffende systeem zo is ontworpen, gebouwd en zodanig functioneert dat de concentratie
van ammoniak niet hoger is dan 20 ppm en de concentratie koolstofdioxide niet hoger
is dan 3.000 ppm ter hoogte van de kop van het betreffende dier; en
-
○ het ventilatiekanaal, de ventilatoren en indien van toepassing het sprinklersysteem
in de stal regelmatig wordt gereinigd en stofvrij wordt gehouden,
-
– onder melkvee wordt verstaan al het vee dat wordt gehouden voor de productie van melk,
en
-
– onder een besloten ruimte wordt verstaan een binnenruimte of een gedeeltelijk omsloten
overdekte buitenruimte.
B 2202
Klimaat- en dierenmonitoringssysteem
-
a. bestemd voor: het in een stal monitoren van dieren en meten van klimaatparameters,
waardoor inzichtelijk wordt op welke manier het gebruik van antibiotica of hormonen
op het bedrijf gereduceerd kan worden en vermindering van de ammoniakemissie mogelijk
is, door het in de stal maken van foto's van de dieren, opnemen van geluid in de stal
en meten van ten minste de volgende parameters:
-
b. bestaande uit: een sensoreenheid met camera's, sensoren en 4G-verbinding, een voedingskabel
en software voor real-time inzicht in de meetresultaten.
B 2203
Desinfectiesysteem voor het in-situ desinfecteren van melkrobots
-
a. bestemd voor: het met onderchlorigzuur (HOCl) desinfecteren van melkrobots door een
in-situ desinfectiesysteem op basis van elektrolyse van natriumchloride (NaCl), waarbij
de leverancier van het in-situ desinfectiesysteem geregistreerd is op de lijst ‘Biocidal
Products Regulation (BPR) Artikel 95’ van de Europese Chemisch Agentschap (ECHA),
-
b. bestaande uit: een in-situ desinfectiesysteem, een interface met pomp(en) en leidingen.
A 2204
Formalinevrij bad voor de desinfectie van klauwen van vee
-
a. bestemd voor: het met onderchlorigzuur (HOCl) desinfecteren van de klauwen van vee
door het gebruik van een zelfvullend desinfectiebad, dat is aangesloten op een in-situ
desinfectiesysteem op basis van elektrolyse van natriumchloride (NaCl), waarbij de
leverancier van het in-situ desinfectiesysteem geregistreerd is op de lijst 'Biocidal
Products Regulation (BPR) Artikel 95' van de Europese Chemisch Agentschap (ECHA),
-
b. bestaande uit: een in-situ desinfectiesysteem, desinfectiebaden, pompen en tyleen
leidingen.
A 2205
Omgekeerde osmose-installatie voor het verwerken van spuiwater van een biologische
luchtwasser
-
a. bestemd voor: het verminderen van het waterverbruik van biologische luchtwassers met
ten minste 60%, door met omgekeerde osmose het spuiwater te zuiveren, waarna het gezuiverde
spuiwater opnieuw wordt gebruikt in de biologische luchtwasser en het resterende concentraat
nuttig wordt toegepast,
-
b. bestaande uit: een omgekeerde osmose-eenheid en al dan niet de volgende onderdelen:
een opslagvoorziening voor het concentraat, een opslagvoorziening voor het te recirculeren
waswater en voorzieningen om het behandelde spuiwater geschikt te maken voor recirculatie,
met uitzondering van een luchtwasser.
F 2206
Apparatuur of voorzieningen voor gescheiden opvang van mest en urine in varkens- of
rundveestallen (aanpassen bestaande situatie)
-
a. bestemd voor: het aan de bron gescheiden opvangen en bewaren van dierlijke mest en
urine in bestaande varkens- of rundveestallen,
-
b. bestaande uit: apparatuur of voorzieningen voor het gescheiden opvangen en bewaren
van dierlijke mest en urine, al dan niet een afzuigingssysteem dat de kelderlucht
continu afzuigt en met uitzondering van mestscheidingsapparatuur.
Hierbij geldt dat:
-
– een investering in apparatuur of voorzieningen voor gescheiden opvang van mest en
urine in varkens- of rundveestallen als onderdeel van een stal die gemeld is onder
één van de bedrijfsmiddelen B 2200, B 2201, A 2210, A 2211, F 2212 en A 2220 komt
onder bedrijfsmiddel F 2206 niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige
afschrijving milieu-investeringen.
B 2208
Gasdichte voorziening voor een drijfmestopslag
-
a. bestemd voor: het bij een veehouderij afdekken van een drijfmestopslag met een gasdichte
voorziening, niet zijnde een (na)vergister of digestaatopslag, waardoor de methaanemissie
wordt verminderd en waarbij de ontstane gassen:
-
1. in een gasdichte ruimte worden opgevangen en nuttig worden toegepast, of
-
2. thermisch worden geoxideerd door een affakkelinstallatie die voldoet aan de veiligheidseisen
NPR 7910-1+C1,
-
b. bestaande uit: gasdichte voorziening, affakkelinstallatie en met uitzondering van
(onderdelen van) de mestopslag.
B 2209
Systeem voor mixen van drijfmest met luchtbellen (aanpassen bestaande situatie)
-
a. bestemd voor: het met luchtbellen mixen van drijfmest in een drijfmestkelder of mestsilo
van een bestaand bedrijf zonder stal(ontwerp)certificaat MDV 12, 13, 14 of 15 dat
mest produceert, verwerkt of transporteert, waardoor de vorming van methaan en waterstofsulfide
in de drijfmestkelder of mestsilo aanzienlijk gereduceerd wordt,
-
b. bestaande uit: een compressor, een besturingseenheid, een regelklep, luchtslangen,
pvc-uitlaten en met uitzondering van mestkelders en mestsilo's.
Hierbij geldt dat:
A 2210
Duurzame melkveestal
-
a. bestemd voor: het houden van melkrundvee in een stal met ten hoogste 250 dierplaatsen,
waarbij:
-
– de stal voldoet aan de eisen van de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) 15 – melkveestallen,
wat blijkt uit een stal(ontwerp)certificaat MDV 15 dat voor de meldingsdatum is afgegeven
door een door de Raad voor Accreditatie hiervoor geaccrediteerde organisatie,
-
– er één of meer omgevingsvergunningen als bedoeld in de Omgevingswet zijn aangevraagd voor de meldingsdatum,
-
– het melkveebedrijf grondgebonden is, en
-
1. binnen twee jaar na afgifte van het ontwerp-stalcertificaat een definitief stalcertificaat
MDV 15 wordt overgelegd, of
-
2. binnen drie jaar na afgifte van het ontwerp-stalcertificaat een definitief stalcertificaat
wordt overgelegd volgens de op dat moment geldende Maatlat Duurzame Veehouderij en
de bijbehorende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten,
-
b. bestaande uit: een besloten ruimte waarin dieren worden gehuisvest, een stalinrichting,
klimaattechnische en voertechnische systemen, een mestafvoer en -opslag en al dan
niet het ammoniakemissiereducerend systeem HA 1.38 zoals opgenomen in bijlage V van de Omgevingsregeling, met uitzondering van emissiereducerende vloeren die geen onderdeel uitmaken van
het huisvestingssysteem HA 1.38, luchtwassers en duurzame energie-opwekkingsinstallaties.
Hierbij geldt dat:
-
– een investering in een duurzame melkveestal voor ten hoogste € 7.810 per gecertificeerde
dierplaats in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving
milieu-investeringen met een maximum van € 5.000.000,
-
– investeringen in een duurzame melkveestal uitsluitend in zijn geheel voor één van
de bedrijfsmiddelen A 2210 of F 2212 kunnen worden gemeld,
-
– de investeringen in jongveeruimten kunnen worden gebruikt ter onderbouwing van het
maximum bedrag tot een maximum van eenzelfde aantal jongveeplaatsen als het aantal
melkveeplaatsen waarvoor is gecertificeerd,
-
– wanneer voor de stal geen vergunningsplicht geldt voor een Natura-2000 activiteit,
dit aangetoond moet worden door middel van een positief weigeringsbesluit, waarbij
de vergunning voor de Natura-2000 activiteit is aangevraagd voor de meldingsdatum,
-
– het bedrijf als grondgebonden wordt beschouwd als de productie van dierlijke meststoffen
in kilogram fosfaat past binnen de fosfaatruimte van het bedrijf, waarbij natuurgronden
alleen meegeteld kunnen worden als hierop dierlijke mest uitgereden mag worden, en
-
– onder een besloten ruimte wordt verstaan een binnenruimte of een gedeeltelijk omsloten
overdekte buitenruimte.
A 2211
Duurzame vleeskalver- of vleesveestal
-
a. bestemd voor: het houden van vleeskalveren of vleesvee in een stal met ten hoogste
1.250 dierplaatsen, waarbij:
-
– de stal voldoet aan de eisen van de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) 15 – vleeskalverstallen
of vleesveestallen, wat blijkt uit een stal(ontwerp)certificaat MDV 15 dat voor de
meldingsdatum is afgegeven door een door de Raad voor Accreditatie hiervoor geaccrediteerde
organisatie,
-
– er één of meer omgevingsvergunningen als bedoeld in de Omgevingswet zijn aangevraagd voor de meldingsdatum, en
-
1. binnen twee jaar na afgifte van het ontwerp-stalcertificaat een definitief stalcertificaat
MDV 15 wordt overgelegd, of
-
2. binnen drie jaar na afgifte van het ontwerp-stalcertificaat een definitief stalcertificaat
wordt overgelegd volgens de op dat moment geldende Maatlat Duurzame Veehouderij en
de bijbehorende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten,
-
b. bestaande uit: een besloten ruimte waarin dieren worden gehuisvest, een stalinrichting,
klimaattechnische en voertechnische systemen, ammoniakemissiereducerende systemen
en een mestafvoer en -opslag en met uitzondering van duurzame energie-opwekkingsinstallaties,
ruimten en onderdelen bedoeld voor het personeel en het verzamelen, verwerken en het
opslaan van de (eind)producten.
Hierbij geldt dat:
-
– een investering in een duurzame vleeskalver- of vleesveestal voor ten hoogste € 5.000.000
van het investeringsbedrag in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige
afschrijving milieu-investeringen,
-
– investeringen in een duurzame vleeskalver- of vleesveestal uitsluitend in zijn geheel
voor bedrijfsmiddel A 2211 kunnen worden gemeld,
-
– wanneer voor de stal geen vergunningsplicht geldt voor een Natura-2000 activiteit,
dit aangetoond moet worden door middel van een positief weigeringsbesluit, waarbij
de vergunning voor de Natura-2000 activiteit is aangevraagd voor de meldingsdatum,
-
– wanneer een luchtwasser wordt toegepast;
-
○ het betreffende systeem zo is ontworpen, gebouwd en zodanig functioneert dat de concentratie
van ammoniak niet hoger is dan 20 ppm en de concentratie koolstofdioxide niet hoger
is dan 3.000 ppm ter hoogte van de kop van het betreffende dier, en
-
○ het ventilatiekanaal, de ventilatoren en indien van toepassing het sprinklersysteem
in de stal regelmatig wordt gereinigd en stofvrij wordt gehouden, en
-
– onder een besloten ruimte wordt verstaan een binnenruimte of een gedeeltelijk omsloten
overdekte buitenruimte.
F 2212
Duurzame melkveestal met weidegang
-
a. bestemd voor: het houden van melkrundvee in een stal met ten hoogste 250 dierplaatsen,
waarbij:
-
– de stal voldoet aan de eisen van de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) 15 – melkveestallen
met weidegang, wat blijkt uit een stal(ontwerp)certificaat MDV 15 met weidegang dat
voor de meldingsdatum is afgegeven door een door de Raad voor Accreditatie hiervoor
geaccrediteerde organisatie,
-
– er één of meer omgevingsvergunningen als bedoeld in de Omgevingswet zijn aangevraagd voor de meldingsdatum,
-
– het melkveebedrijf grondgebonden is, en
-
1. de stal binnen twee jaar na afgifte van het stalontwerpcertificaat in gebruik is genomen
en er binnen drie jaar na afgifte van het stalontwerpcertificaat een stalcertificaat
MDV 15 met weidegang wordt overgelegd, of
-
2. de stal binnen drie jaar na afgifte van het stalontwerpcertificaat in gebruik is genomen
en er binnen vier jaar na afgifte van het stalontwerpcertificaat een definitief stalcertificaat
wordt overgelegd volgens de op dat moment geldende Maatlat Duurzame Veehouderij en
de bijbehorende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten,
-
b. bestaande uit: een besloten ruimte waarin dieren worden gehuisvest, een stalinrichting,
klimaattechnische en voertechnische systemen, een mestafvoer en -opslag en al dan
niet het ammoniakemissiereducerend systeem HA 1.38 zoals opgenomen in bijlage V van de Omgevingsregeling, met uitzondering van emissiereducerende vloeren die geen onderdeel uitmaken van
het huisvestingssysteem HA 1.38, luchtwassers en duurzame energie-opwekkingsinstallaties.
Hierbij geldt dat:
-
– een investering in een duurzame melkveestal met weidegang ten hoogste voor € 7.810
per gecertificeerde dierplaats in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek en
willekeurige afschrijving milieu-investeringen met een maximum van € 4.000.000,
-
– investeringen in een duurzame melkveestal uitsluitend in zijn geheel voor één van
de bedrijfsmiddelen A 2210 of F 2212 kunnen worden gemeld,
-
– de investeringen in jongveeruimten kunnen worden gebruikt ter onderbouwing van het
maximum bedrag tot een maximum van eenzelfde aantal jongveeplaatsen als het aantal
melkveeplaatsen waarvoor is gecertificeerd,
-
– wanneer voor de stal geen vergunningsplicht geldt voor een Natura-2000 activiteit,
dit aangetoond moet worden door middel van een positief weigeringsbesluit, waarbij
de vergunning voor de Natura-2000 activiteit is aangevraagd voor de meldingsdatum,
-
– het bedrijf als grondgebonden wordt beschouwd als de productie van dierlijke meststoffen
in kilogram fosfaat past binnen de fosfaatruimte, waarbij natuurgronden alleen meegenomen
kunnen worden als hierop dierlijke mest uitgereden mag worden, en
-
– onder een besloten ruimte wordt verstaan een binnenruimte of een gedeeltelijk omsloten
overdekte buitenruimte.
B 2213
Autonome mestverzamelrobot
-
a. bestemd voor: het opzuigen of opnemen van koemest van dichte stalvloeren ter vermindering
van de ammoniakemissie, klauw- en uierproblemen en antibioticagebruik, door een mestrobot
die met behulp van sensoren zelfstandig door de stal navigeert, en waarbij:
-
1. de mestrobot is voorzien van waterzakken en aan de voor- en achterzijde van de vloer
water sproeit, zodat de mest makkelijker verwijderd kan worden, of
-
2. de stal is voorzien van een sproei- of vernevelingssysteem, zodat de mest makkelijker
verwijderd kan worden,
-
b. bestaande uit: een mestverzamelrobot, een oplaadpunt, een mestdumppunt en al dan niet
de volgende onderdelen: een waterbijvulstation en een sproei- of vernevelingssysteem.
Hierbij geldt dat:
-
– een investering in een autonome mestverzamelrobot als onderdeel van een stal die gemeld
is onder één van de bedrijfsmiddelen B 2200, B 2201, A 2210, A 2211 en F 2212 onder
bedrijfsmiddel B 2213 niet in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige
afschrijving milieu-investeringen.
B 2217
Getrokken elektrische voermengwagen voor herkauwers
-
a. bestemd voor: het verstrekken van ruwvoer aan herkauwers met een getrokken voermengwagen,
die:
-
– is voorzien van een uitsluitend elektrische aandrijving, waarbij de voor de aandrijving
benodigde energie wordt geleverd door een accupakket dat geen lood bevat, en
-
– het voer autonoom mengt en verdeelt,
-
b. bestaande uit: een getrokken elektrische voermengwagen en al dan niet een oplaadpunt
en een automatisch monitoringssysteem voor voerefficiency.
A 2218
Automatisch ruwvoermengsysteem of zelfrijdend autonoom ruwvoersysteem voor herkauwers
-
a. bestemd voor: het vergroten van de rantsoenefficiëntie en het verkleinen van de kans
op voedingsstoornissen bij herkauwers door:
-
1. het automatisch en gemengd voeren van ruwvoeders met een zelfrijdende autonome machine
die uitsluitend elektrisch wordt aangedreven,
-
2. het in één werkgang maaien, transporteren en verstrekken van vers gras, met een zelfrijdende
autonome machine die uitsluitend elektrisch wordt aangedreven,
-
3. het meerdere keren per dag automatisch en gemengd voeren van ruwvoeders met een elektrisch
aangedreven voerband die het voer bij de juiste groep dieren lost, of
-
4. het met luchtdruk, een vijzel, een spiraal of een ketting door een buizensysteem automatisch
gemengd voeren van ruwvoeders, al dan niet in combinatie met krachtvoer, en
waarbij onder punt 1 tot en met 4 geldt dat het meest optimale voermoment bepaald
wordt door:
-
– de voeropname van de herkauwers, of
-
– het nog aanwezige voer bij de betreffende herkauwers automatisch te meten of te berekenen
op basis van de hoeveelheid verstrekt voer, het ingegeven dagrantsoen per dier, het
aantal dieren per groep en het voertijdstip,
-
b. bestaande uit:
-
1. met betrekking tot onderdeel a, punt 1, een voerkeuken, een voergrijper, een mineraal-
en brokdoseerinrichting, een besturingssysteem, een zelfrijdende autonome voerrobot,
sensoren voor de routebepaling en al dan niet de volgende onderdelen: een geleiderail,
een oplaadpunt en een automatisch monitoringssysteem voor voerefficiency, en met uitzondering
van krachtvoerautomaten en krachtvoerinstallaties,
-
2. met betrekking tot onderdeel a, punt 2, een zelfrijdende autonome machine uitgerust
met maaibalk, opraapwagen en verdeelmechanisme voor het voeren van vers gras,
-
3. met betrekking tot onderdeel a, punt 3, voerbunkers, voerband(en), afschuifploeg voor
het lossen van het voer, sensoren en een besturingssysteem, met uitzondering van krachtvoerautomaten
en krachtvoerinstallaties, of
-
4. met betrekking tot onderdeel a, punt 4, voorraadbunkers voor ruwvoer, een menger,
een mineraal- en brokdoseerinrichting, buizensysteem, sensoren en besturingssysteem,
met uitzondering van krachtvoerautomaten en krachtvoerinstallaties.
Hierbij geldt dat:
-
– een investering in een automatisch ruwvoermengsysteem of zelfrijdend ruwvoersysteem
voor herkauwers als onderdeel van een stal die gemeld is onder één van de bedrijfsmiddelen
B 2200, B 2201, A 2210, A 2211, F 2212 en B 2291 onder bedrijfsmiddel A 2218 niet
in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen,
-
– onder een autonome machine een machine wordt verstaan die werkzaamheden kan verrichten
zonder bestuurder, en
-
– onder een zelfrijdende machine een niet getrokken machine wordt verstaan die beschikt
over een eigen rijaandrijving.
A 2220
Duurzame varkensstal (aanpassen bestaande situatie)
-
a. bestemd voor: het houden van varkens in een stal met ten hoogste 7.500 dierplaatsen
voor vleesvarkens of ten hoogste 1.200 dierplaatsen voor fokvarkens, waarbij:
-
– de stal voldoet aan de eisen van de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) 15 – varkensstallen,
wat blijkt uit een stal(ontwerp)certificaat MDV 15 dat voor de meldingsdatum is afgegeven
door een door de Raad voor Accreditatie hiervoor geaccrediteerde organisatie,
-
– er één of meer omgevingsvergunningen als bedoeld in de Omgevingswet zijn aangevraagd voor de meldingsdatum,
-
– het aantal dierplaatsen of GE, zoals in de MDV is opgenomen, in de nieuwe situatie
niet toeneemt ten opzichte van de oude situatie, en
-
1. binnen twee jaar na afgifte van het ontwerp-stalcertificaat een definitief stalcertificaat
MDV 15 wordt overgelegd, of
-
2. binnen drie jaar na afgifte van het ontwerp-stalcertificaat een definitief stalcertificaat
wordt overgelegd volgens de op dat moment geldende Maatlat Duurzame Veehouderij en
de bijbehorende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten,
-
b. bestaande uit: een besloten ruimte waarin dieren worden gehuisvest, een stalinrichting,
klimaattechnische en voertechnische systemen, ammoniakemissiereducerende systemen,
een mestafvoer en mestopslag, en met uitzondering van duurzame energie-opwekkingsinstallaties.
Hierbij geldt dat:
-
– een investering in een duurzame varkensstal ten hoogste voor het volgende bedrag per
gecertificeerde dierplaats in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige
afschrijving milieu-investeringen met een maximum van € 5.000.000:
Diercategorie
|
€ per dierplaats
|
Vleesvarkens
|
780
|
Gespeende biggen
|
470
|
Guste en dragende zeugen
|
2.185
|
Kraamzeugen
|
5.470
|
Dekberen
|
5.315
|
-
– investeringen in een duurzame varkensstal uitsluitend in zijn geheel voor bedrijfsmiddel
A 2220 kunnen worden gemeld,
-
– investeringen in een nieuwbouw MDV stal op nieuwe locatie niet in aanmerking komen,
tenzij het een verplaatsing betreft,
-
– wanneer voor de stal geen vergunningsplicht geldt voor een Natura-2000 activiteit,
dit aangetoond moet worden door middel van een positief weigeringsbesluit, waarbij
de vergunning voor de Natura-2000 activiteit is aangevraagd voor de meldingsdatum,
-
– wanneer een luchtwasser wordt toegepast:
-
○ het betreffende systeem zo is ontworpen, gebouwd en zodanig functioneert dat de concentratie
van ammoniak niet hoger is dan 20 ppm en de concentratie koolstofdioxide niet hoger
is dan 3.000 ppm ter hoogte van de kop van het betreffende dier, en
-
○ het ventilatiekanaal, de ventilatoren en indien van toepassing het sprinklersysteem
in de stal regelmatig wordt gereinigd en stofvrij wordt gehouden,
-
– uit de onderbouwing moet blijken dat het aantal dieren niet toeneemt ten opzichte
van de bestaande situatie waarbij de bestaande situatie ook feitelijk bestaan heeft,
de grootte eenheid is opgenomen in de MDV maatlat en kan gebruikt worden als de ondernemer
overgaat tot het houden van een andere diersoort dan de bestaande situatie, en
-
– onder een besloten ruimte wordt verstaan een binnenruimte of een gedeeltelijk omsloten
overdekte buitenruimte.
A 2230
Duurzame pluimveestal (aanpassen bestaande situatie)
-
a. bestemd voor: het houden van pluimvee, niet zijnde eenden of kalkoenen, in een stal
met ten hoogste 120.000 dierplaatsen voor leghennen of ten hoogste 220.000 dierplaatsen
voor vleeskuikens, waarbij:
-
– de stal voldoet aan de eisen van de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) 15 – pluimveestallen,
wat blijkt uit een stal(ontwerp)certificaat MDV 15 dat voor de meldingsdatum is afgegeven
door een door de Raad voor Accreditatie hiervoor geaccrediteerde organisatie,
-
– er één of meer omgevingsvergunningen als bedoeld in de Omgevingswet zijn aangevraagd voor de meldingsdatum,
-
– het aantal dierplaatsen of GE, zoals in de MDV is opgenomen, in de nieuwe situatie
niet toeneemt ten opzichte van de oude situatie, en
-
1. binnen twee jaar na afgifte van het ontwerp-stalcertificaat een definitief stalcertificaat
MDV 15 wordt overgelegd, of
-
2. binnen drie jaar na afgifte van het ontwerp-stalcertificaat een definitief stalcertificaat
wordt overgelegd volgens de op dat moment geldende Maatlat Duurzame Veehouderij en
de bijbehorende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten,
-
b. bestaande uit: een besloten ruimte waarin dieren worden gehuisvest, een stalinrichting,
klimaattechnische en voertechnische systemen, ammoniakemissiereducerende systemen
en een mestafvoer en -opslag en met uitzondering van duurzame energie-opwekkingsinstallaties.
Hierbij geldt dat:
-
– een investering in een duurzame pluimveestal ten hoogste voor het volgende bedrag
per gecertificeerde dierplaats in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek en
willekeurige afschrijving milieu-investeringen met een maximum van € 5.000.000:
Diercategorie
|
€ per dierplaats
|
Opfok legouderdieren en leghennen
|
28,75
|
Productie legouderdieren en leghennen
|
52,50
|
Opfok vleeskuikenouderdieren
|
45,00
|
Productie vleeskuikenouderdieren
|
77,50
|
Vleeskuikens
|
27,00
|
-
– investeringen in een duurzame pluimveestal uitsluitend in zijn geheel voor bedrijfsmiddel
A 2230 kunnen worden gemeld,
-
– investeringen in een nieuwbouw MDV stal op een nieuwe locatie niet in aanmerking komen,
tenzij het een verplaatsing betreft.
-
– wanneer voor de stal geen vergunningsplicht geldt voor een Natura-2000 activiteit,
dit aangetoond moet worden door middel van een positief weigeringsbesluit, waarbij
de vergunning voor de Natura-2000 activiteit is aangevraagd voor de meldingsdatum,
-
– wanneer een luchtwasser wordt toegepast;
-
○ het betreffende systeem zo is ontworpen, gebouwd en zodanig functioneert dat de concentratie
van ammoniak niet hoger is dan 20 ppm en de concentratie koolstofdioxide niet hoger
is dan 3.000 ppm ter hoogte van de kop van het betreffende dier, en
-
○ het ventilatiekanaal, de ventilatoren en indien van toepassing het sprinklersysteem
in de stal regelmatig wordt gereinigd en stofvrij wordt gehouden,
-
– uit de onderbouwing moet blijken dat het aantal dieren niet toeneemt ten opzichte
van de bestaande situatie waarbij de bestaande situatie ook feitelijk bestaan heeft,
de grootte eenheid is opgenomen in de MDV maatlat en kan gebruikt worden als de ondernemer
overgaat tot het houden van een andere diersoort dan de bestaande situatie, en
-
– onder een besloten ruimte wordt verstaan een binnenruimte of een gedeeltelijk omsloten
overdekte buitenruimte.
D 2235
Stofemissiereducerende techniek voor een pluimveestal (aanpassen bestaande situatie)
-
a. bestemd voor: het verminderen van de emissie van stof van een pluimveestal zonder
stal(ontwerp)certificaat MDV 14 of 15 door toepassing van één of meerdere technieken
die op het moment van melden zijn vermeld in bijlage V en VI bij de Omgevingsregeling,
-
b. bestaande uit: stofemissiereducerende techniek(en).
B 2280
Duurzame paardenstal
-
a. bestemd voor: het houden van paarden of pony’s in een stal die voldoet aan de eisen
van de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) 15 – paardenstallen, wat blijkt uit een
stal(ontwerp)certificaat MDV 15 dat voor de meldingsdatum is afgegeven door een door
de Raad voor Accreditatie hiervoor geaccrediteerde organisatie, waarbij:
-
– er één of meer omgevingsvergunningen als bedoeld in de Omgevingswet zijn aangevraagd voor de meldingsdatum en
-
1. binnen twee jaar na afgifte van het ontwerp-stalcertificaat een definitief stalcertificaat
MDV 15 wordt overgelegd, of
-
2. binnen drie jaar na afgifte van het ontwerp-stalcertificaat een definitief stalcertificaat
wordt overgelegd volgens de op dat moment geldende Maatlat Duurzame Veehouderij en
de bijbehorende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten,
-
b. bestaande uit: een besloten ruimte waarin dieren worden gehuisvest, een stalinrichting,
klimaattechnische en voertechnische systemen, ammoniakemissiereducerende systemen
en een mestafvoer en -opslag en met uitzondering van luchtwassers, duurzame energie-opwekkingsinstallaties,
ruimten en onderdelen bedoeld voor het personeel en het verzamelen, verwerken en het
opslaan van de (eind)producten.
Hierbij geldt dat:
-
– de investering in een paardenstal voor ten hoogste € 5.000.000 van het investeringsbedrag
in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen,
-
– investeringen in een duurzame paardenstal uitsluitend in zijn geheel voor bedrijfsmiddel
B 2280 kunnen worden gemeld,
-
– wanneer voor de stal geen vergunningsplicht geldt voor een Natura-2000 activiteit,
dit aangetoond moet worden met een positief weigeringsbesluit, waarbij de vergunning
voor de Natura-2000 activiteit is aangevraagd voor de meldingsdatum, en
-
– onder een besloten ruimte wordt verstaan een binnenruimte of een gedeeltelijk omsloten
overdekte buitenruimte.
B 2290
Duurzame konijnen-, eenden- of kalkoenenstal
-
a. bestemd voor: het houden van konijnen, eenden of kalkoenen in een stal die voldoet
aan de eisen van de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) 15 – konijnenstallen of pluimveestallen,
onderdeel eenden- of kalkoenenstal, wat blijkt uit een stal(ontwerp)certificaat MDV
15 dat voor de meldingsdatum is afgegeven door een door de Raad voor Accreditatie
hiervoor geaccrediteerde organisatie, waarbij:
-
– er één of meer omgevingsvergunningen als bedoeld in de Omgevingswet zijn aangevraagd voor de meldingsdatum, en
-
1. binnen twee jaar na afgifte van het ontwerp-stalcertificaat een definitief stalcertificaat
MDV 15 wordt overgelegd, of
-
2. binnen drie jaar na afgifte van het ontwerp-stalcertificaat een definitief stalcertificaat
wordt overgelegd volgens de op dat moment geldende Maatlat Duurzame Veehouderij en
de bijbehorende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten,
-
b. bestaande uit: een besloten ruimte waarin dieren worden gehuisvest, een stalinrichting,
klimaattechnische en voertechnische systemen, ammoniakemissiereducerende systemen
en een mestafvoer en -opslag en met uitzondering duurzame energie-opwekkingsinstallaties,
ruimten en onderdelen bedoeld voor het personeel en het verzamelen, verwerken en het
opslaan van de (eind)producten.
Hierbij geldt dat:
-
– een investering in een duurzame konijnen-, eenden- of kalkoenenstal voor ten hoogste
€ 5.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek
en willekeurige afschrijving milieu-investeringen,
-
– investeringen in een duurzame konijnen-, eenden- of kalkoenenstal uitsluitend in zijn
geheel voor bedrijfsmiddel B 2290 kunnen worden gemeld,
-
– wanneer voor de stal geen vergunningsplicht geldt voor een Natura-2000 activiteit,
dit aangetoond moet worden door middel van een positief weigeringsbesluit, waarbij
de vergunning voor de Natura-2000 activiteit is aangevraagd voor de meldingsdatum,
-
– wanneer een luchtwasser wordt toegepast;
-
○ het betreffende systeem zo is ontworpen, gebouwd en zodanig functioneert dat de concentratie
van ammoniak niet hoger is dan 20 ppm en de concentratie koolstofdioxide niet hoger
is dan 3.000 ppm ter hoogte van de kop van het betreffende dier, en
-
○ het ventilatiekanaal, de ventilatoren en indien van toepassing het sprinklersysteem
in de stal regelmatig wordt gereinigd en stofvrij wordt gehouden, en
-
– onder een besloten ruimte wordt verstaan een binnenruimte of een gedeeltelijk omsloten
overdekte buitenruimte.
B 2291
Duurzame melkgeiten- of melkschapenstal
-
a. bestemd voor: het houden van melkgeiten of melkschapen in een stal met ten hoogste
1.500 dierplaatsen voor melkgeiten die voldoet aan de eisen van de Maatlat Duurzame
Veehouderij (MDV) 15 – melkgeiten- of melkschapenstallen, wat blijkt uit een stal(ontwerp)certificaat
MDV 15 dat voor de meldingsdatum is afgegeven door een door de Raad voor Accreditatie
hiervoor geaccrediteerde organisatie, waarbij:
-
– er één of meer omgevingsvergunningen als bedoeld in de Omgevingswet zijn aangevraagd voor de meldingsdatum, en
-
1. binnen twee jaar na afgifte van het ontwerp-stalcertificaat een definitief stalcertificaat
MDV 15 wordt overgelegd, of
-
2. binnen drie jaar na afgifte van het ontwerp-stalcertificaat een definitief stalcertificaat
wordt overgelegd volgens de op dat moment geldende Maatlat Duurzame Veehouderij en
de bijbehorende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten,
-
b. bestaande uit: een besloten ruimte waarin dieren worden gehuisvest, een stalinrichting,
klimaattechnische en voertechnische systemen, ammoniakemissiereducerende systemen
en een mestafvoer en -opslag en met uitzondering van duurzame energie-opwekkingsinstallaties,
ruimten en onderdelen bedoeld voor het personeel en het verzamelen, verwerken en het
opslaan van de (eind)producten.
Hierbij geldt dat:
-
– een investering in een duurzame melkgeiten- of melkschapenstal voor ten hoogste € 5.000.000
van het investeringsbedrag in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige
afschrijving milieu-investeringen,
-
– investeringen in een duurzame melkgeiten- of melkschapenstal uitsluitend in zijn geheel
voor bedrijfsmiddel B 2291 kunnen worden gemeld,
-
– wanneer voor de stal geen vergunningsplicht geldt voor een Natura-2000 activiteit,
dit aangetoond moet worden door middel van een positief weigeringsbesluit, waarbij
de vergunning voor de Natura-2000 activiteit is aangevraagd voor de meldingsdatum,
-
– wanneer een luchtwasser wordt toegepast;
-
○ het betreffende systeem zo is ontworpen, gebouwd en zodanig functioneert dat de concentratie
van ammoniak niet hoger is dan 20 ppm en de concentratie koolstofdioxide niet hoger
is dan 3.000 ppm ter hoogte van de kop van het betreffende dier, en
-
○ het ventilatiekanaal, de ventilatoren en indien van toepassing het sprinklersysteem
in de stal regelmatig wordt gereinigd en stofvrij wordt gehouden, en
-
– onder een besloten ruimte wordt verstaan een binnenruimte of een gedeeltelijk omsloten
overdekte buitenruimte.
E 2292
Elektrische krachtvoerinstallatie voor melkgeiten
-
a. bestemd voor: het gericht voeren van krachtvoer aan melkgeiten met een elektrische
installatie, door specifiek het rantsoen per geit vast te stellen, waardoor minder
krachtvoer wordt verspild, de diergezondheid verbetert, antibioticagebruik wordt verminderd
en minder uitval van geiten optreedt,
-
b. bestaande uit: een elektrisch systeem voor het verstrekken van krachtvoer.
Hierbij geldt dat:
2.3. Landbouwapparatuur
A 2300
Apparatuur of voorzieningen voor het combineren van akkerbouw of veeteelt met bomen
en struiken
-
a. bestemd voor: het versterken van de biodiversiteit, het vastleggen van CO2, het verbeteren van de organische stofopbouw in de bodem en het verbeteren van de
weerbaarheid van landbouwgewassen of leefomstandigheden van vee, door akkerbouw of
veeteelt in combinatie met aanplant van fruitbomen, notenbomen, bessenstruiken of
kweekgoed, waarbij:
-
– een investering die naar aard, gebruik en toepassing overeenkomt met een ander in
deze bijlage omschreven bedrijfsmiddel voldoet aan de vereisten van het betreffende
bedrijfsmiddel,
-
– de investering aantoonbaar bijdraagt aan akkerbouw of veehouderij in combinatie met
bomen en struiken,
-
– er gebruik gemaakt wordt van dierlijke meststoffen,
-
– de teelt geen betrekking heeft op bosbouw, natuurgrond of fruitteelt als hoofdteelt,
en
-
– de teelt niet bestaat uit randbeplanting van bomen,
-
b. bestaande uit: voorzieningen en apparatuur die aantoonbaar bijdragen aan akkerbouw
of veeteelt in combinatie met fruitbomen, notenbomen, bessenstruiken of kweekgoed
en al dan niet mobiele kippenstallen ten behoeve van insecten- of onkruidbestrijding
en met uitzondering van alle andere stallen en stalinrichting, gebouwen, opslagvoorzieningen
en verwerkingsapparatuur.
Hierbij geldt dat:
-
– het bedrijfsmiddel voor ten hoogste € 5.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking
komt voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen,
-
– bomen voor hakhout met korte omlooptijd, kerstbomen en snelgroeiende bomen voor energieproductie
(biomassa) niet in aanmerking komen onder A 2300,
-
– stallen zijn uitgesloten maar mobiele stallen waarin dieren gehuisvest zijn en die
bijdragen aan insect- en onkruidverwijdering wel in aanmerking komen onder dit bedrijfsmiddel,
en
-
– mobiele stallen niet meer dan 249 dierplaatsen mogen hebben.
A 2313
Productieapparatuur voor stroken- of pixelteelt
-
a. bestemd voor: het versterken van de biodiversiteit en het verbeteren van de weerbaarheid
van landbouwgewassen door het op eigen bedrijf in de open lucht telen van gewassen
in:
-
1. stroken tot 30 meter breed, of
-
2. pixels van ten hoogste 30 bij 30 meter breed,
waarbij onder punt 1 en 2 geldt dat:
-
– er geen gebruik gemaakt wordt van bestrijdingsmiddelen, kunstmest en andere chemische
toevoegingen,
-
– een investering die naar aard, gebruik en toepassing overeenkomt met een ander in
deze bijlage omschreven bedrijfsmiddel moet voldoen aan de vereisten van het betreffende
bedrijfsmiddel, en
-
– de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel drie jaar of meer bedraagt, uitgaande van
de bijkomende investeringslasten en het saldo van de operationele baten en lasten,
niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van het niet investeren
in productieapparatuur voor stroken- of pixelteelt,
-
b. bestaande uit: productieapparatuur voor de teelt van landbouwgewassen in stroken of
pixels.
A 2314
Klimaatcel voor gewasteelt
-
a. bestemd voor: het produceren van gewassen, niet zijnde witlof of paddenstoelen, in
een volledig geïsoleerde klimaatcel, niet zijnde een kas, waarbij:
-
– voor de teelt uitsluitend gebruik wordt gemaakt van ledverlichting,
-
– het gebruikte water volledig wordt gerecirculeerd,
-
– voor de warmtevoorziening geen gebruik wordt gemaakt van aardgas, en
-
– ten minste 50% van de benodigde elektriciteit duurzaam is opgewekt in Nederland,
-
b. bestaande uit: een teeltsysteem, aanpassingen in een daglichtdichte ruimte, teelttechnische
en klimaattechnische voorzieningen en celwanden voor zover geen onderdeel van een
gebouw en met uitzondering van de volgende onderdelen: gebouwen, warmtepompen, ledverlichting
en voorzieningen voor het produceren van elektriciteit.
Hierbij geldt dat:
-
– het bedrijfsmiddel voor ten hoogste € 5.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking
komt voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen,
en
-
– een investering in een klimaatcel als onderdeel van de Groen Label Kas die gemeld
is onder één van de bedrijfsmiddelen F 2112 of A 2113 onder bedrijfsmiddel A 2314
niet in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving
milieu-investeringen.
F 2317
Meerjarige kweektrays voor teelt in de open lucht (aanpassen bestaande situatie)
-
a. bestemd voor: het ter vervanging van het gebruik van wegwerptrays kweken van gewassen
in de open lucht in meerjarige kweektrays die ten minste tien jaar meegaan en aan
het einde van de levensduur worden gerecycled tot nieuwe meerjarige trays,
-
b. bestaande uit: meerjarige kweektrays, (aanpassing van de) pelletiseerinstallatie of
apparatuur voor het wassen, stapelen en ontstapelen van de trays.
F 2318
Productie- en verwerkingsapparatuur voor biobased grondstoffen
-
a. bestemd voor: het telen of verwerken van hennep, vlas of miscanthus, waarbij:
-
– de gewassen worden verwerkt tot biobased grondstoffen,
-
– de investering technisch noodzakelijk is voor de teelt en verwerking van uitsluitend
deze gewassen, en
-
– een investering die naar aard, gebruik en toepassing overeenkomt met een ander in
deze bijlage omschreven bedrijfsmiddel, moet voldoen aan de vereisten van het betreffende
bedrijfsmiddel,
-
b. bestaande uit: (aanpassingen van) productie- en verwerkingsapparatuur, met uitzondering
van apparatuur die rechtstreeks aangedreven wordt door fossiele brandstoffen of waterstof.
B 2322
Plaatsspecifieke bemestingsapparatuur
-
a. bestemd voor: het met een getrokken mobiel werktuig zodanig toedienen van organische
meststoffen, bewerkte of verwerkte dierlijke mest dat rekening wordt gehouden met
de plaatselijke omstandigheden door meting van de in de grond aanwezige voorraad meststoffen,
waarbij:
-
– de verkregen gegevens via elektronische koppeling in een gps/gis-systeem met een afwijking
van ten hoogste 10 centimeter worden vastgelegd,
-
– vervolgens op basis van de vastgelegde gegevens (taakkaarten) de optimale hoeveelheid
meststoffen door een regeleenheid wordt bepaald,
-
– in geval van een mestinjectie-machine of zodenbemester door een regeleenheid op basis
van taakkaarten per sectie of per dop onafhankelijk het middel of de mest aan het
gewas wordt toegediend, en
-
– in geval van vaste mest- of organische stofstrooiers door een regeleenheid op basis
van taakkaarten gebaseerd op bodemscans of grondmonsters plaatsspecifiek meer of minder
mest wordt toegediend aan het gewas,
-
b. bestaande uit: bemestingsapparatuur, meetapparatuur met gps/gis-koppeling, een gps/gis-systeem,
een regeleenheid voor optimale dosering, een autopilot systeem en al dan niet de volgende
onderdelen: sensoren, een plantherkenningssysteem, een ISObus 11783-systeem, een automatisch
sectieafsluitingssysteem met gps/gis-koppeling, een sneltester voor stikstof, een
NIR-sensor in de mesttank en een uitschuifbare as bij een mestinjectie-machine of
een zodenbemester.
Hierbij geldt dat:
-
– zelfrijdende bemestingsapparatuur die aangedreven wordt door een verbrandingsmotor,
bemestingseenheden op zaai-, poot- en plantmachines, granulaatstrooiers en kunstmeststrooiers
niet in aanmerking komen voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving
milieu-investeringen.
B 2324
Spuitmachine met detectiesensoren of camera’s voor plaatsspecifieke toediening
-
a. bestemd voor: het bestrijden van ziekten, plagen en onkruiden door het plaatsspecifiek
toedienen van gewasbeschermingsmiddelen aan een gewas in de open teelt:
-
– waarbij sensoren of camera’s detecteren waar het gewas aangetast is of waar de plant
of het onkruid staat, en
-
– waarop de spuitdoppen worden aangestuurd om alleen gewasbeschermingsmiddel toe te
dienen waar het gewas is aangetast of waar het onkruid of de plant staat,
-
b. bestaande uit: een spuitmachine, sensoren of camera's, spuitdoppen, een computer,
een regeleenheid, een sensorbesturing van de spuitboom en al dan niet een volledig
gesloten vulsysteem en met uitzondering van zelfrijdende spuitmachines die aangedreven
worden door een verbrandingsmotor.
A 2330
Stoomunit voor planten, uitgangsmateriaal of bloembollen
-
a. bestemd voor: het voorkomen en bestrijden van plagen of ziekten door planten, uitgangsmateriaal
of bloembollen te verhitten met stoom, waarbij geen stoffen of metalen worden toegediend
en waardoor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen wordt verminderd,
-
b. bestaande uit: een luchtdichte stoomunit en een boiler.
B 2338
Insectengaas voor de fruitteelt
-
a. bestemd voor: het verminderen van schade aan fruit door insecten en het gebruik en
de verspreiding van chemische middelen in de fruitteelt in de open lucht, door toepassing
van insectengaas met een maasopening van ten hoogste 0,98 vierkante millimeter,
-
b. bestaande uit: insectengaas met ondersteuningsconstructie.
E 2339
Hagelnetten voor de fruitteelt
-
a. bestemd voor: het verminderen van het gebruik en de verspreiding van chemische middelen
in de fruitteelt en het voorkomen van hagelschade aan fruit door toepassing van hagelnetten,
-
b. bestaande uit: hagelnetten en een ondersteuningsconstructie voor de hagelnetten.
Hierbij geldt dat:
E 2342
Volautomatische fusten- of kistenreiniger met gesloten wassysteem
F 2343
Fosfaatabsorptie met ijzerzand in de bloembollenteelt
-
a. bestemd voor: het voorkomen van afspoeling van fosfaat via het drainwater van bloembollenpercelen
door:
-
1. met ijzerzand omhulde drains in het perceel,
-
2. ijzerzand als absorberende laag in het perceel, of
-
3. ijzerzand in een aan een bloembollen perceel grenzende oever of watergang,
-
b. bestaande uit: met ijzerzand omhulde drains of ijzerzand in een oever, watergang,
waterberging in een krattensysteem of bassin op het perceel.
A 2346
Chloorbleekloogvrije ontsmettingsinstallatie voor bloembollen (aanpassen bestaande
situatie)
-
a. bestemd voor: het door elektrolyse uit water en natriumchloride produceren van chloorhoudend
ontsmettingsmiddel, ter vervanging van ontsmetting van bloembollen met chloorbleekloog,
waarbij:
-
– het geproduceerde chloor tijdens het productieproces door onderdruk oplost in water,
en
-
– geen correctie van de zuurgraad met zwavelzuur plaatsvindt,
-
b. bestaande uit: een elektrochemische membraancel, systeem voor het creëren van onderdruk
en voorziening voor het neutraliseren of oxideren van reststoffen van het productieproces.
D 2351
Intrarijwieder
-
a. bestemd voor: het mechanisch of pneumatisch bestrijden van onkruid zowel tussen als
in de rijen van het gewas,
-
b. bestaande uit: een intrarijwieder met een mechanisch of pneumatisch onkruidbestrijdingssysteem
en al dan niet de volgende onderdelen: onkruidsensoren en een plantherkenningssysteem.
B 2352
Mechanische onkruidtrekker, -knipper of -snijder
-
a. bestemd voor: het uittrekken of doorsnijden van de dikkere stengels van onkruid met
een machine voorzien van een trek-, kam-, knip- of snijtechniek, waarbij het geteelde
gewas niet wordt beschadigd en de onkruiddruk in akkerbouwgewassen of grasland wordt
verminderd,
-
b. bestaande uit: een onkruidbestrijdingsmachine met trek-, kam-, knip- of snijtechniek
en al dan niet een bezem.
A 2353
Precisiezaaimachine met voorzieningen voor sojateelt
-
a. bestemd voor: het zaaien van sojazaden en al dan niet andere zaden met een precisiezaaimachine
zodat er een optimale verdeling van de zaden per vierkante meter plaatsvindt en waarbij
het gps/gis-systeem een afwijking heeft van ten hoogste 10 centimeter,
-
b. bestaande uit: een precisiezaaimachine, een gps/gis-systeem en een bedieningsterminal.
Hierbij geldt dat:
-
– het bedrijfsmiddel voor 50% van het investeringsbedrag in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek
en willekeurige afschrijving milieu-investeringen, en
-
– aangetoond moet worden dat de precisiezaaimachine ook gebruikt wordt voor het zaaien
van soja.
A 2354
Flexibel maaibord voor het oogsten van sojabonen
-
a. bestemd voor: het laag bij de grond oogsten van sojabonen met een flexibel maaibord,
-
b. bestaande uit: een flexibel maaibord.
A 2355
Onkruidbestrijdingsmachine op basis van stroom (hoogspanning)
-
a. bestemd voor: het bestrijden van onkruid in de landbouw door het toedienen van stroom
door een machine die stroom genereert en waarbij applicatoren de hoogspanning naar
het onkruid overbrengen waardoor het onkruid geëlektrocuteerd wordt,
-
b. bestaande uit: een onkruidbestrijdingsmachine die stroom genereert en het onkruid
elektrocuteert.
A 2356
Mechanische bestrijdingsapparatuur voor plagen in land- en tuinbouwgewassen in de
open teelt
-
a. bestemd voor: het bestrijden van plaaginsecten door het op mechanische wijze vangen
en vernietigen van plaaginsecten bij teelt in de open lucht,
-
b. bestaande uit: apparatuur of voorzieningen die technisch noodzakelijk zijn voor de
mechanische bestrijding van plaaginsecten, met uitzondering van het trekkende voertuig
en klepelmaaiers.
A 2357
Onkruidbestrijdingsmachine met behulp van lasers
-
a. bestemd voor: het bestrijden van onkruid in de landbouw met een mobiele onkruidbestrijdingsmachine,
niet zijnde een autonome mobiele onkruidbestrijdingsmachine, die met behulp van camera’s
het onkruid detecteert waarna lasers het onkruid vernietigen,
-
b. bestaande uit: een onkruidbestrijdingsmachine die het onkruid met lasers vernietigt
en al dan niet een speciale trailer om de machine te vervoeren.
Hierbij geldt dat:
A 2359
Elektrisch aangedreven wiedbed of selectiewagen
-
a. bestemd voor: het wieden van onkruid met een wiedbed, of het selecteren van het gewas
met een selectiewagen, niet zijnde een getrokken wiedbed of selectiewagen, dat:
-
– is voorzien van zit- of ligplaatsen voor mensen die onkruid wieden of het gewas selecteren,
en
-
– uitsluitend elektrisch wordt aangedreven, waarbij de elektrische energie voor de aandrijving
wordt geleverd door een accupakket dat geen lood bevat en al dan niet een netspanningskabel,
brandstofcel of zonnepanelen,
-
b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven wiedbed of selectiewagen en al dan niet
een vast aan het werktuig verbonden zonnepaneel.
A 2360
Doseereenheid voor vloeibare meststoffen met gps-gestuurde afschakeling per rij
-
a. bestemd voor: het gelijktijdig met het zaaien, poten, planten, frezen, schoffelen
of aanaarden per rij gedoseerd toedienen van vloeibare kunstmest of de vloeibare fractie
die rest na de verwerking van dierlijke meststoffen, in de grond vlak bij het zaad,
de knol of het plantje, waarbij er plaatsspecifiek meer of minder mest wordt gegeven
met behulp van een gps/gis-systeem met een afwijking van ten hoogste 10 centimeter,
-
b. bestaande uit: een tank voor vloeibare meststoffen, een regeleenheid om vloeistof
te sturen en doseren, een schoonwatertank, een verdeelset, doseerslangen, een aangepaste
injectiekouter of -tand, een gps/gis-systeem, gps/gis-gestuurde afsluitkleppen, opbouw
op een plant-, poot- of zaaimachine en een slangenpompset of een membraan-, een centrifugaal-
of een tandwielpomp, en met uitzondering van de volgende onderdelen: de plant-, poot-
of zaaimachine, granulaatstrooiers, sleepslangdoseersystemen, sleepslang- en zodenbemesters.
A 2375
Mulch-apparatuur
-
a. bestemd voor: het ter bescherming, verbetering en voorkoming van erosie van de bodem
aanbrengen van een mulchlaag bestaande uit organisch restmateriaal, niet zijnde bokashi,
compost, stro of mest, voor teelt in de open lucht, waarbij de bodem, in het geval
van bodembewerking, niet dieper dan 5 centimeter wordt bewerkt,
-
b. bestaande uit: apparatuur noodzakelijk voor het aanbrengen van een mulchlaag of het
verkleinen of kapot maken van vanggewassen of groenbemesters, met uitzondering van
cultivators, frezen, grasmaaiers, meststrooiers, versnipperaars en weilandbloters.
B 2391
Versnipperaar voor kunststofafval van een landbouwbedrijf
-
a. bestemd voor: het op locatie van een eigen landbouwbedrijf versnipperen van kunststof
bussen, fusten en ander kunststofafval, niet zijnde landbouwfolie of landbouwplastic,
waarbij het kunststofafval:
-
– afkomstig is van het eigen landbouwbedrijf,
-
– gescheiden wordt aangeboden aan een afvalverwerkend bedrijf waar dat in de huidige
situatie nog niet het geval is, en
-
– wordt gerecycled tot nieuwe kunststofproducten,
-
b. bestaande uit: een speciaal daarvoor aangepaste versnipperaar die past op de inzamelcontainer
voor kunststofafval.
2.4. Aquacultuur
F 2410
Duurzame viskwekerij
-
a. bestemd voor: het kweken van vis in een viskwekerij, waarbij:
-
– de juveniele vissen verkregen worden van gekweekte ouderdieren,
-
– geen sprake is van opkweken in open water,
-
– het effluent ten minste even schoon is als het ingenomen water,
-
– de kwaliteit van het effluent real-time wordt gemonitord,
-
– het verstrekte voer (deels) gekweekt wordt of bestaat uit al dan niet bewerkte afvalstromen,
en
-
– de verwerking en transport van de vis voldoet aan de eisen van bedrijfsmiddel F 2612,
-
b. bestaande uit: een viskwekerij, een real-time monitoringsysteem voor het effluent,
waterzuiveringsapparatuur, al dan niet een voerkweeksysteem en met uitzondering van
ruimten en onderdelen bedoeld voor het personeel.
Hierbij geldt dat:
F 2411
Duurzame pootviskwekerij
-
a. bestemd voor: het opkweken van pootvis in een viskwekerij, waarbij:
-
– de pootvis verkregen wordt van gekweekte ouderdieren,
-
– geen sprake is van opkweken in open water,
-
– het effluent ten minste even schoon is als het ingenomen water,
-
– de kwaliteit van het effluent real-time wordt gemonitord, en
-
– het verstrekte voer (deels) gekweekt wordt of bestaat uit al dan niet bewerkte afvalstromen,
-
b. bestaande uit: een pootviskwekerij, een real-time monitoringssysteem voor het effluent,
waterzuiveringsapparatuur, al dan niet een voerkweeksysteem en met uitzondering van
ruimten en onderdelen bedoeld voor het personeel.
Hierbij geldt dat:
F 2420
Schaal- en schelpdierbroedinstallatie
-
a. bestemd voor: het broeden en opkweken van schaal- en schelpdieren uit ouderdieren,
waarbij:
-
– geen sprake is van broeden en opkweken in open water,
-
– het effluent ten minste even schoon is als het ingenomen water,
-
– de kwaliteit van het effluent real-time wordt gemonitord, en
-
– het verstrekte voer (deels) gekweekt wordt of bestaat uit al dan niet bewerkte afvalstromen,
-
b. bestaande uit: een broedinstallatie, een kweeksysteem, een real-time monitoringssysteem
voor het effluent, al dan niet de volgende onderdelen: waterzuiveringsapparatuur en
een voerkweeksysteem en met uitzondering van ruimten en onderdelen bedoeld voor het
personeel.
Hierbij geldt dat:
F 2421
Schaal- of schelpdierkwekerij
-
a. bestemd voor: het kweken van schelp- of schaaldieren, waarbij:
-
– de juveniele schelp- of schaaldieren worden verkregen van gekweekte ouderdieren,
-
– geen sprake is van broeden en opkweken in open water,
-
– het effluent ten minste even schoon is als het ingenomen water,
-
– de kwaliteit van het effluent real-time wordt gemonitord, en
-
– het verstrekte voer (deels) gekweekt wordt of bestaat uit al dan niet bewerkte afvalstromen,
-
b. bestaande uit: een kweeksysteem, een real-time monitoringssysteem voor het effluent,
al dan niet de volgende onderdelen: waterzuiveringsapparatuur en een voerkweeksysteem
en met uitzondering van ruimten en onderdelen bedoeld voor het personeel.
Hierbij geldt dat:
D 2430
Productiesysteem voor algen, kroos of (zee)wieren
-
a. bestemd voor: het produceren van algen, kroos of (zee)wieren:
-
– voor toepassing als grondstof in producten, niet zijnde brandstoffen, geneesmiddelen,
voedingssupplementen en cosmeticaproducten, en
-
– waarbij de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel vijf jaar of meer bedraagt, uitgaande
van de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten,
niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van niet investeren
in een productiesysteem voor algen, kroos of (zee)wieren,
-
b. bestaande uit: een productiesysteem en al dan niet de volgende onderdelen: apparatuur
voor recirculatie van de voedingsoplossing en apparatuur voor het invoeden van CO2 uit afgassen en met uitzondering van gebouwen.
Hierbij geldt dat:
2.5. Visserij
F 2510
Akoestische afschrikkingsapparatuur aan visnetten
-
a. bestemd voor: het ter vermijding van bijvangst verdrijven van walvisachtigen door
aan visnetten bevestigde apparatuur die ultrasoon geluid produceert met een variabele
pulssnelheid, voor zover die visnetten niet genoemd zijn in bijlage I van Verordening (EG) nr. 812/2004 van de Raad van 26 april 2004 tot vaststelling van maatregelen betreffende de bijvangsten
van walvisachtigen bij de visserij en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 88/98 (PbEU 2004, L 150),
-
b. bestaande uit: akoestische afschrikkingsapparatuur.
F 2511
Boomkor vervangende visinstallatie op een bestaand visserijschip
-
a. bestemd voor: het op een bestaand visserijschip verminderen van bijvangst en schade
aan de onderwaterbodem door het volledig vervangen van boomkorvistuig en -installaties
door een alternatieve visinstallatie, waarbij uit de op de meldingsdatum geldende
vismachtiging die de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur voor
het schip heeft afgegeven, blijkt dat niet meer met boomkor wordt gevist,
-
b. bestaande uit: (aanpassing van de) visinstallatie, het verwijderen van de boomkorinstallatie
en met uitzondering van pulskorvisinstallaties en hydrorig-vleugelinstallaties.
2.6. Verwerkingsapparatuur voor agrarische producten
F 2601
Verwerkingsapparatuur voor het beperken van voedselverspilling in de voedingsmiddelenindustrie
-
a. bestemd voor: het in de voedingsmiddelenindustrie tot humane voedingsmiddelen verwerken
van hoogwaardige voedingsmiddelen, die worden gezien als overschotten, minder vers
zijn of zijn afgekeurd, waarbij:
-
– de geproduceerde voedingsmiddelen voldoen aan geldende wetgeving op gebied van traceerbaarheid
en voedselveiligheid,
-
– de verwerkte voedingsmiddelen in de gangbare praktijk een laagwaardigere toepassing
zoals vergisting, compostering of verwerking tot diervoeder zouden krijgen,
-
– wordt aangetoond dat de verwerking een milieubelasting heeft die ten hoogste gelijk
is aan de gangbare verwerking van de betreffende stroom, en
-
– het restproduct al dan niet een energietoepassing krijgt,
-
b. bestaande uit: apparatuur voor de verwerking van hoogwaardige (afgekeurde) voedseloverschotten,
met uitzondering van de volgende onderdelen: apparatuur en voorzieningen voor het
transporteren, sorteren, verpakken, schoonmaken en opslaan van hoogwaardige voedingsmiddelen.
F 2605
Apparatuur voor het opwaarderen van plantaardige (rest)stromen tot voedingsmiddelen
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
F 2612
Verwerkingsapparatuur voor diervriendelijke verwerking van gekweekte vis
-
a. bestemd voor: het slachten en verwerken van gekweekte vis, waarbij:
-
– de verwerking plaatsvindt binnen 25 kilometer van de kwekerij,
-
– de vis voorafgaand aan het slachten binnen één seconde wordt bedwelmd, verdoofd of
hersendood gemaakt en gedood zonder dat de vis bijkomt, en
-
– op de transportwagen voor aan- en afvoer van levende vis, apparatuur aanwezig is die
tijdens transport het zuurstofniveau meet en aanpast waardoor het zuurstofgehalte
ten hoogste 110% bedraagt en meetapparatuur voor de waterkwaliteit aanwezig is die
ten minste de watertemperatuur meet en de mogelijkheid biedt dit tijdens transport
automatisch bij te sturen,
-
b. bestaande uit: diervriendelijke dodingsapparatuur, slachtapparatuur, verwerkingsapparatuur
en -voorzieningen en meetapparatuur en voorzieningen ter beheersing van de waterkwaliteit
tijdens transport en met uitzondering van de volgende onderdelen: apparatuur en voorzieningen
voor sorteren, verpakken en opslag, gebouwen en mobiele werktuigen.
F 2613
Verwerkingsapparatuur voor algen, kroos of (zee)wieren
-
a. bestemd voor: het verwerken van algen, kroos of (zee)wieren tot grondstof voor humane
voedingsproducten, diervoeders of biostimulanten, waarbij de terugverdientijd van
het bedrijfsmiddel vijf jaar of meer bedraagt, uitgaande van de bijkomende investeringskosten
en het saldo van de operationele baten en lasten, niet zijnde financieringslasten
en afschrijving, ten opzichte van niet investeren in verwerkingsapparatuur voor algen,
kroos of (zee)wieren,
-
b. bestaande uit: een oogstsysteem en verwerkings- of voorbewerkingsapparatuur en met
uitzondering van gebouwen.
B 2615
Volautomatische optische sorteerinstallatie voor wortelen
-
a. bestemd voor: het met een camerasysteem automatisch sorteren van wortelen zodat er
qua vorm, maat en kwaliteit uniforme partijen worden verkregen waardoor uitval nagenoeg
voorkomen wordt en waarbij sortering van wortelen op ten minste gewicht, diameter,
lengte, kleur en externe kwaliteit plaatsvindt,
-
b. bestaande uit: in-, door- en uitvoerbanden, een verenkelaar, een kleuren- en NIR-camera,
een besturingscomputer met classificatie- en sorteersoftware, een persluchtsysteem
waarmee wortelen bij de juiste sorteeruitgang worden geblazen en sorteeruitgangen.
A 2630
Bevochtigingsapparatuur voor verse voedingsmiddelen in de horeca
-
a. bestemd voor: het met ultrasone techniek uit gezuiverd water gecreëerde aerosolen
kleiner dan 5 micron bedekken van verse voedingsmiddelen in de horeca, zodat in de
directe omgeving van de voedingsmiddelen de luchtvochtigheid toeneemt en de temperatuur
daalt, waardoor de voedingsmiddelen langer houdbaar blijven en voedselverspilling
wordt voorkomen,
-
b. bestaande uit: waterbehandelingsapparatuur met voorfilters en een omgekeerd osmosemembraan,
een waterkwaliteitscontrolesysteem, een waterbesparingspomp, een ultrasone bevochtiger
voor voedingsmiddelen, een automatische leegloopfunctie, een ozongenerator, een afvoerpomp,
een frame, een deelstelsel en al dan niet koelapparatuur.
A 2650
Terugwinningsinstallatie voor fosfaat of stikstof uit dierlijke mest
-
a. bestemd voor: het behandelen van dierlijke mest, waarbij:
waarbij onder punt 1 en 2 geldt dat:
-
– de fosfaat- of stikstofstroom van de mest worden afgescheiden en tot een nuttig product
worden omgezet door een installatie die is toegestaan door het bevoegd gezag,
-
– een bij punt 1 of 2 ontstane waterige fractie wordt gerecirculeerd of loosbaar is
op het oppervlaktewater of riool, en
-
– de installatie, in geval van mestbehandeling op een locatie met een agrarische bestemming,
jaarlijks niet meer dan 25.000 kubieke meter mest behandelt, tenzij er ook mest behandeld
wordt van andere agrarische bedrijven binnen een straal van 10 kilometer rond het
agrarisch bedrijf waar de terugwinningsinstallatie is geplaatst,
-
b. bestaande uit: een terugwinningsinstallatie, met uitzondering van de volgende onderdelen:
mestvergistingsinstallatie, hygiëniseerinstallatie, droogband, validatie-installatie,
composteerinstallatie, verbrandingsinstallatie en gebouwen.
Hierbij geldt dat:
A 2651
Plasma-installatie voor behandelen van dierlijke mest
-
a. bestemd voor: het scheiden en behandelen van dierlijke mest door middel van plasmatechnologie
waardoor de mest omgezet wordt in een meer efficiënte meststof, de zuurgraad van de
mest daalt en de emissies van ammoniak en methaan en het gebruik van kunstmest vermindert,
waarbij:
-
– ten minste 50% van de benodigde elektriciteit duurzaam is opgewekt in Nederland, en
-
– ten minste 50% van de ontstane warmte wordt hergebruikt,
-
b. bestaande uit: een mestscheider, een container, een luchtcompressor, een voedingseenheid,
een plasmamodule, een absorptie-systeem, een controle-module, software, pompen, sensoren,
een buffervat en met uitzondering van duurzame energie-opwekkingsinstallaties.
Hierbij geldt dat:
B 2652
Apparatuur voor het verminderen van ammoniak- en methaanemissies tijdens uitrijden
van dierlijke mest
-
a. bestemd voor: het tijdens het uitrijden met een zuur behandelen van dierlijke mest,
waardoor:
-
– de zuurgraad van de mest daalt, en
-
– de emissies van ammoniak en methaan en het gebruik van kunstmest verminderen,
-
b. bestaande uit: een menger, een sensor voor continue meting van de zuurgraad en een
zuurcontainer.
2.7. Eiwittransitie
F 2700
Productieapparatuur voor vlees-, vis- en zuivelvervangers
-
a. bestemd voor: het vervaardigen van plantaardige alternatieven voor vlees-, vis- en
zuivelproducten, waarbij:
-
– de gangbare producten op basis van dierlijke eiwitten worden vervaardigd,
-
– het plantaardige alternatief milieuvriendelijker is dan het gangbare product van dierlijke
oorsprong dat het vervangt,
-
– de plantaardige alternatieven worden vervaardigd op basis van in Europa geteelde plantaardige
grondstoffen of (grondstoffen uit) schimmels,
-
– alternatieven voor vlees en vis ten minste 5,0 gram eiwit per 100 gram product bevatten,
-
– alternatieven voor eetzuivel ten minste 2,5 gram eiwit per 100 gram product bevatten,
-
– alternatieven voor drinkzuivel ten minste 1,0 gram eiwit per 100 milliliter product
bevatten, en
-
– de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel vijf jaar of meer bedraagt, uitgaande van
de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten,
niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van niet investeren
in productieapparatuur voor vlees-, vis of zuivelvervangers,
-
b. bestaande uit: productieapparatuur voor vlees-, vis- of zuivelvervangers.
F 2714
Apparatuur voor de winning van blad-eiwit
-
a. bestemd voor: de winning van wateroplosbaar blad-eiwit uit geteelde gewassen of agrarische
reststromen voor de toepassing in humane voedingsproducten of diervoeders,
-
b. bestaande uit: apparatuur voor de winning van blad-eiwit.
F 2715
Apparatuur voor de winning van eiwit
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
A 2720
Insectenkweeksysteem
-
a. bestemd voor: het kweken van insecten ter vervanging van andere eiwitbronnen voor
humane voeding waarbij de kweek van de insecten en het voedsel voor de insecten, dat
niet bestaat uit (bestanddelen van) vis, wettelijk zijn toegestaan,
-
b. bestaande uit: een kweeksysteem voor insecten, met uitzondering van gebouwen.
Hierbij geldt dat:
-
– het bedrijfsmiddel voor ten hoogste € 4.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking
komt voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen,
en
-
– onder het kweken van insecten ook de opfok van insecten wordt verstaan, zowel 'breeding'
als 'rearing' van insecten komt in aanmerking.
F 2721
Verwerkingsapparatuur voor insecten
-
a. bestemd voor: het verwerken van insecten tot een product voor humane consumptie dat
wettelijk is toegestaan,
-
b. bestaande uit: verwerkings- of voorbewerkingsapparatuur voor insecten, met uitzondering
van gebouwen.
Hierbij geldt dat:
F 2722
Verwerkingsapparatuur van laagwaardige plantaardige reststromen tot voedsel voor insectenkweek
-
a. bestemd voor: de verwerking van een laagwaardige plantaardige en aantoonbaar onvermijdbare
reststroom, waarbij:
-
– de reststroom wordt ingezet als voedsel voor insecten,
-
– de reststroom in de gangbare praktijk laagwaardiger wordt ingezet zoals voor vergisting
of compostering,
-
– het voedsel voor de insecten wettelijk is toegestaan,
-
– de insecten worden gekweekt voor de productie van voedingsmiddelen of ingrediënten
voor humane consumptie,
-
– wordt aangetoond dat de verwerking milieuvriendelijker is dan de gangbare verwerking
van de betreffende stroom, en
-
– de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel drie jaar of meer bedraagt, uitgaande van
de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten,
niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van niet investeren
in deze apparatuur,
-
b. bestaande uit: apparatuur voor de verwerking van laagwaardige plantaardige reststromen
tot voedsel voor insectenkweek.
2.8. Klimaatadaptatie in het landelijk gebied
F 2810
Ondergrondse waterberging
-
a. bestemd voor: het in de land- of tuinbouw, of in een samenwerkingsverband tussen agrarische
en niet-agrarische ondernemingen, individueel of collectief opslaan van:
-
1. regenwater in ondergrondse bodemlagen, niet zijnde een warmte-koude opslag (WKO) of
systeem voor geothermie, waarbij door het bevoegd gezag schriftelijk toestemming is
verleend voor de ondergrondse wateropslag, of
-
2. regen- of recirculatiewater in een afgesloten voorziening onder een tuinbouwkas of
gebouw,
waarbij onder punt 1 en 2 geldt dat in geval van een waterberging of een uitbreiding
daarvan voor een glastuinbouwbedrijf, de totale waterberging op het bedrijf een opslagcapaciteit
heeft van ten minste 1.000 kubieke meter per hectare,
-
b. bestaande uit: een wateropslagvoorziening en voor de waterberging technisch noodzakelijke
apparatuur, met uitzondering van de volgende onderdelen: voorzieningen voor het opvangen
van het regen- of circulatiewater en voorzieningen voor het voor gebruik geschikt
maken van het teruggewonnen water.
Hierbij geldt dat:
A 2812
Apparatuur voor verminderd gebruik van grondwater als gietwater in de glastuinbouw
(aanpassing bestaande situatie)
-
a. bestemd voor: het verminderen van de hoeveelheid opgepompt grondwater voor de productie
van gietwater voor gebruik in de glastuinbouw met ten minste 45% ten opzichte van
de bestaande situatie, waarbij:
-
– eventuele wijzigingen in de teeltcapaciteit en gewasbehoefte van de kas in de berekening
van de besparing worden meegenomen,
-
– de vermindering wordt gerealiseerd door het terugwinnen van water en grondstoffen
uit brijn of de vergroting van regenwatergebruik, waarbij per hectare teeltoppervlak
meer regenwater wordt opgeslagen dan wettelijk verplicht, en
-
– er geen brijn in de bodem wordt gebracht,
-
b. bestaande uit: apparatuur voor het terugwinnen van water en grondstoffen uit brijn,
een vacuümverdamper of een (uitbreiding van de) regenwateropslagvoorziening en al
dan niet opslagvoorzieningen voor recirculatie van (afval)water.
Hierbij geldt dat:
A 2820
Productieapparatuur voor paludicultuur (natte teelt)
-
a. bestemd voor: het op het eigen bedrijf of op terrein met natuurbestemming telen van
de gewassen lisdodde, cranberry, kroosvaren of veenmos, waarbij:
-
– er geen gebruik wordt gemaakt van bestrijdingsmiddelen, kunstmest en andere chemische
toevoegingen, en
-
– een investering die naar aard, gebruik en toepassing overeenkomt met een ander in
deze bijlage omschreven bedrijfsmiddel moet voldoen aan de vereisten van het betreffende
bedrijfsmiddel,
-
b. bestaande uit: productieapparatuur voor de teelt van bovenstaande gewassen, met uitzondering
van tractoren.
G 2830
Voorziening voor het benutten van effluent in de glastuinbouw of open teelt
-
a. bestemd voor: het benutten van het gezuiverde effluent van een rioolwaterzuiveringsinstallatie
als gietwater in de glastuinbouw of bevloeiing in de open teelt, waarbij:
-
– het effluent niet over de weg wordt vervoerd,
-
– de investering op bedrijfsniveau niet leidt tot het lozen van meer brijn,
-
– voor het toepassen van het effluent toestemming is verleend door het bevoegd gezag,
en
-
– de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel drie jaar of meer bedraagt, uitgaande van
de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten,
niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van een investering
in het onttrekken van grond- of oppervlaktewater,
-
b. bestaande uit: leidingwerk, buffer(s), pomp(en) en al dan niet de volgende onderdelen:
meetapparatuur, ontzoutingsapparatuur en apparatuur om het water geschikt te maken
voor benutting en met uitzondering van apparatuur voor het toedienen van het gezuiverde
effluent aan de planten.
Hierbij geldt dat:
-
– indien apparatuur voor het zuiveren van het ontvangen water deel uitmaakt van de investering,
de kosten voor deze apparatuur alleen in aanmerking komen als aangetoond kan worden
dat deze apparatuur niet nodig was geweest als uitsluitend regenwater, oppervlaktewater
of grondwater wordt gebruikt voor de teelt.
F 2832
Druppelbevloeiingssysteem voor open teelten (aanpassen bestaande situatie)
-
a. bestemd voor: het ter vervanging van een beregeningsinstallatie met een druppelsysteem
gereguleerd doseren van water en al dan niet meststoffen aan gewassen in de vollegrondteelt,
niet zijnde glastuinbouw, ter voorkoming van uitspoeling en ter besparing van (grond)water,
-
b. bestaande uit: vochtmeetapparatuur, een regeleenheid, een druppelbevloeiingssysteem,
een watermeter en al dan niet de volgende onderdelen: een regenwateropslag, waterzuiveringsapparatuur,
een lichtmeter, apparatuur voor het bepalen van het mineralengehalte, een meetsysteem
voor het meten van het grondwaterpeil en een meetsysteem voor het meten van één of
meer parameters van de grondwaterkwaliteit en met uitzondering van brandstoftanks
en aggregaten die gebruik maken van fossiele brandstoffen of waterstof.
Hierbij geldt dat:
A 2834
Regen- of spoelwateropslag voor het verdunnen van mest
-
a. bestemd voor: het opslaan van regenwater of spoelwater voor het verdunnen van drijfmest
in de veehouderij, akkerbouw, bloembollen-, boom-, fruit- of vollegrondteelt,
-
b. bestaande uit: een regen- of spoelwateropslag.
3. Mobiliteit
Stille, schone en zuinige transportmiddelen, mobiele werktuigen, distributie van alternatieve
brandstoffen, transportpreventie
3.1. Wegvervoer
G 3104
Waterstof aangedreven bestelauto
Hierbij geldt dat:
A 3108
Elektrisch aangedreven bus (touringcar en OV-bus)
-
a. bestemd voor: het vervoer van personen met een elektrisch aangedreven bus, die:
-
– behoort tot de Europese voertuigcategorie M2 of M3, en
-
– is voorzien van een uitsluitend elektrische aandrijving, waarbij de voor de aandrijving
benodigde energie wordt geleverd door een accupakket dat geen lood bevat,
-
b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven bus met uitzondering van een oplaadpunt.
Hierbij geldt dat:
G 3109
Waterstof aangedreven personenauto
-
a. bestemd voor: het vervoer van personen met een uitsluitend elektrisch aangedreven
personenauto, niet zijnde een taxi voor rolstoelvervoer of met 9 zitplaatsen, waarbij
de voor de aandrijving benodigde energie wordt geleverd door een brandstofcel en al
dan niet een accupakket,
-
b. bestaande uit: een waterstof aangedreven personenauto met uitzondering van een oplaadpunt.
Hierbij geldt dat:
D 3111
Elektrisch aangedreven personenauto met zonnepanelen
-
a. bestemd voor: het vervoer van personen met een uitsluitend elektrisch aangedreven
personenauto die is voorzien van in het voertuig geïntegreerde zonnepanelen, waarbij:
-
– de voor de aandrijving benodigde energie wordt opgeslagen in een accupakket dat geen
lood bevat, en
-
– de waarde van het vermogen van de zonnepanelen in Wattpiek (Wp) gedeeld door het volgens
de WLTP gemeten verbruik in wattuur (Wh) per kilometer ten minste 7 is,
-
b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven personenauto met geïntegreerde zonnepanelen,
met uitzondering van een oplaadpunt.
Hierbij geldt dat:
F 3112
Waterstof aangedreven taxi met 9 zitplaatsen of voor rolstoelvervoer
Hierbij geldt dat:
F 3115
Waterstof aangedreven bus (touringcar en OV-bus)
-
a. bestemd voor: het vervoer van personen met een bus, die behoort tot de Europese voertuigcategorie
M2 of M3, en is voorzien van een:
-
1. waterstofverbrandingsmotor, of
-
2. uitsluitend elektrische aandrijving, waarbij de voor de aandrijving benodigde energie
wordt geleverd door een brandstofcel, al dan niet in combinatie met een accupakket,
-
b. bestaande uit: een waterstof aangedreven bus met uitzondering van een oplaadpunt.
Hierbij geldt dat:
A 3116
Elektrisch of waterstof aangedreven vrachtwagen
-
a. bestemd voor: het vervoer van goederen met een bakwagenchassis of vrachtwagentrekker,
die behoort tot de Europese voertuigcategorie N2 of N3, en is voorzien van:
-
1. een waterstofverbrandingsmotor, of
-
2. een uitsluitend elektrische aandrijving, waarbij de voor de aandrijving benodigde
energie wordt geleverd door een accupakket dat geen lood bevat, of een brandstofcel
en al dan niet in combinatie met een accupakket,
-
b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven of waterstof aangedreven bakwagenchassis,
of vrachtwagen trekker en al dan niet voor de elektrische aandrijving noodzakelijke
aanpassingen aan de opbouw en met uitzondering van een oplaadpunt.
Hierbij geldt dat:
F 3117
Elektrisch of waterstof aangedreven truckmixer
-
a. bestemd voor: het vervoeren van mortel met een truckmixer, die behoort tot de Europese
voertuigcategorie N2 of N3, en is voorzien van:
-
1. een waterstofverbrandingsmotor, of
-
2. een uitsluitend elektrische aandrijving, waarbij de voor de aandrijving benodigde
energie wordt geleverd door een accupakket dat geen lood bevat, of een brandstofcel,
al dan niet in combinatie met een accupakket,
-
b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven of waterstof aangedreven truckmixer en met
uitzondering van een oplaadpunt.
Hierbij geldt dat:
A 3119
Elektrisch aangedreven bakfiets of cargobike
-
a. bestemd voor: het vervoer van goederen of personen met een elektrisch aangedreven
bakfiets of cargobike, waarbij:
-
– de bakfiets of cargobike een ledige voertuigmassa heeft van ten minste 75 kilogram,
en
-
– de bakfiets of cargobike is voorzien van trapondersteuning,
-
b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven bakfiets of cargobike en al dan niet de
volgende onderdelen: een aanhangwagen en wisselaccu(’s), met uitzondering van een
oplaadpunt.
Hierbij geldt dat:
-
– het bedrijfsmiddel voor 90% van het investeringsbedrag in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek
en willekeurige afschrijving milieu-investeringen, en
-
– de ledige voertuigmassa de massa van een voertuig is zonder passagiers, lading en
accessoires, uitgedrukt in kilogram.
F 3120
Elektrisch aangedreven bakfiets of cargobike met zonnepanelen
-
a. bestemd voor: het vervoer van goederen of personen met een elektrisch aangedreven
bakfiets of cargobike, waarbij:
-
– de bakfiets of cargobike een ledige voertuigmassa heeft van ten minste 75 kilogram,
-
– de bakfiets of cargobike is voorzien van trapondersteuning, en
-
– de zonnepanelen onlosmakelijk verbonden zijn aan de (bak)fiets en de gemonteerde zonnepanelen
samen een totaal vermogen kunnen leveren van minimaal 400 Wattpiek,
-
b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven bakfiets of cargobike en al dan niet de
volgende onderdelen: een aanhangwagen en wisselaccu(’s), met uitzondering van een
oplaadpunt.
Hierbij geldt dat:
-
– het bedrijfsmiddel voor 90% van het investeringsbedrag in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek
en willekeurige afschrijving milieu-investeringen, en
-
– de ledige voertuigmassa de massa van een voertuig is zonder passagiers, lading en
accessoires, uitgedrukt in kilogram.
3.2. Installaties voor vervoermiddelen en werktuigen
F 3210
Toegangssysteem voor een waterstof of elektrisch aangedreven deelauto
-
a. bestemd voor: het van een toegangssysteem voorzien van een waterstof of elektrisch
aangedreven deelauto die wordt ingezet door een deelautobedrijf, waarbij het toegangssysteem:
-
– het mogelijk maakt de auto met een pas of app te openen, waardoor fysieke sleuteloverdracht
overbodig wordt, en
-
– locatie- en rijgegevens continu bijhoudt en verzendt naar het deelautobedrijf,
-
b. bestaande uit: een toegangssysteem met software.
F 3211
Oplaadkluis voor het laden van lithium-ion accu’s van fietsen, brom- of snorfietsen
-
a. bestemd voor: het laden van lithium-ion accu’s van elektrische fietsen, brom- of snorfietsen
in een oplaadkluis, waarbij de kluis gecertificeerd is volgens VDMA 24994,
-
b. bestaande uit: een oplaadkluis en al dan niet een doormelding aan een brandmeldingsinstallatie.
3.3. Scheepvaart
B 3320
Duurzame aandrijving voor een zeeschip
-
a. bestemd voor: de voortstuwing van een in het Nederlands scheepsregister opgenomen
zeeschip, niet zijnde een visserschip, dat in staat is te functioneren op brandstoffen
met CO2-vrije directe (uitlaat)emissies of op brandstoffen uit hernieuwbare energiebronnen,
-
b. bestaande uit: een dual fuel of hybride aandrijving.
Hierbij geldt dat:
F 3321
Waterstofaandrijving voor een schip
-
a. bestemd voor: de energievoorziening of voortstuwing van een vaartuig, niet zijnde
een vissersschip, door een hoofdmotor die bestaat uit:
-
b. bestaande uit: al dan niet de volgende onderdelen: een in het vaartuig ingebouwde
brandstofcel in combinatie met een elektromotor en een accupakket, een waterstofmotor
en een waterstofopslagtank, met uitzondering van een oplaadpunt.
D 3322
Elektrische aandrijving voor een schip
-
a. bestemd voor: de voortstuwing van een in Nederlands scheepsregister opgenomen schip,
niet zijnde een vissersschip, waarbij:
-
– het schip niet voorzien is van een verbrandingsmotor,
-
– het schip niet bestemd is voor het vervoeren van passagiers, en
-
– de in de stroomvoorziening toegepaste accupakketten geen lood bevatten,
-
b. bestaande uit: een elektrische aandrijving en al dan niet een stroomvoorziening, met
uitzondering van een oplaadpunt.
B 3332
Fouling release systeem voor een scheepshuid
-
a. bestemd voor: het beschermen van de scheepshuid tegen corrosie en aangroei met een
folie of een verfsysteem dat biocidevrij, kopervrij, teervrij en niet zelfslijpend
is, en waarbij de aangebrachte fouling release gegarandeerd gedurende ten minste zeven
jaar niet hoeft te worden vervangen,
-
b. bestaande uit: een folie of coating van de scheepshuid.
F 3333
Systeem voor het voorkomen of verwijderen van aangroei aan boord van een vaartuig
-
a. bestemd voor: het aan boord van een vaartuig voorkomen of verwijderen van aangroei
in leidingen, warmtewisselaars of andere plaatsen die in contact staan met het oppervlaktewater,
waarbij:
-
– geen metalen anode wordt gebruikt, en
-
– de aangroei wordt verwijderd of voorkomen door middel van uv-licht of ultrasoon geluid,
-
b. bestaande uit: een systeem voor het voorkomen of verwijderen van aangroei aan boord
van een vaartuig.
F 3334
Meetsysteem om aan boord van een tankschip gesloten metingen uit te voeren
-
a. bestemd voor: het uitvoeren van metingen en visuele inspecties in de laadruimte van
tankschepen voor de binnenvaart van type N of Type C zonder dat de laadruimte wordt
geopend, waarbij:
-
– monstername niet wordt gezien als meting, en
-
– de meting niet met radar wordt uitgevoerd,
-
b. bestaande uit: een afsluitbare klep gemonteerd op een luik, meetapparatuur, niet zijnde
apparatuur of voorzieningen voor monstername.
Hierbij geldt dat:
B 3340
Biologische waterzuiveringsinstallatie voor een vaartuig
-
a. bestemd voor: het met een vast opgestelde afvalwaterzuiveringsinstallatie die water
op een biologische wijze zuivert, zuiveren en al dan niet recyclen van huishoudelijk
(of hiermee vergelijkbaar) afvalwater dat is ontstaan aan boord van een vaartuig,
-
b. bestaande uit: een waterzuiveringsinstallatie, een opslagtank en al dan niet een recyclingsysteem.
B 3341
Oxidatiereactor voor waterreiniging aan boord van een vaartuig (aanpassen bestaande
situatie)
-
a. bestemd voor: het bij een bestaand schip vervangen van legionellapreventie door heet
water, chloor of chemicaliën door:
-
1. ontsmetting van het drinkwatersysteem met ozon, waterstofperoxide, uv-bestraling of
een combinatie van deze technieken, of
-
2. het aan boord bereiden van drinkwater uit oppervlaktewater,
-
b. bestaande uit: ozongenerator of doseer- of injectieapparatuur voor waterstofperoxide,
uv-bestralingseenheid en al dan niet de volgende onderdelen: een restozonvernietiger,
een biologisch actief koolfilter, een omgekeerde osmose-installatie, een ionenwisselaar
en een pomp voor het oppompen van oppervlaktewater.
B 3342
Waterzuiveringsinstallatie voor een pleziervaartuig (aanpassen bestaande situatie)
-
a. bestemd voor: het zuiveren van toiletwater ontstaan aan boord van een bestaand pleziervaartuig
met een vast opgestelde zuiveringsvoorziening die voldoet aan de wettelijke voorschriften
voor zuiveringsvoorzieningen aan boord van een pleziervaartuig,
-
b. bestaande uit: een zuiveringsvoorziening en al dan niet een recyclingsysteem en een
opslagtank.
Hierbij geldt dat:
B 3343
Vuilwatertank voor een passagiersschip (aanpassen bestaande situatie)
-
a. bestemd voor: het in een vuilwatertank opslaan van huishoudelijk (of hiermee vergelijkbaar)
afvalwater dat is ontstaan aan boord van een bestaand vaartuig, waarbij:
-
– de vuilwatertank een zodanige opslagcapaciteit heeft dat lozing op oppervlaktewater
wordt voorkomen,
-
– het een passagiersschip betreft welke is toegelaten voor het vervoer van minder dan
50 personen,
-
– het passagiersschip voor 30 december 2008 in bedrijf werd genomen, en
-
– het passagiersschip uitsluitend buiten de Rijn vaart,
-
b. bestaande uit: een verzameltank, pomp en leidingen.
A 3344
Vuilwaterinnamestation voor vaartuigen
-
a. bestemd voor: het bij een jachthaven, langs een vaarroute of bij een aanmeer-, afmeer-
of een ligplaats innemen van:
-
1. bilgewater,
-
2. zwartwater,
-
3. de inhoud van chemische toiletten van pleziervaartuigen, of
-
4. huishoudelijk afvalwater van plezier- en beroepsvaartuigen,
waarbij voor zwartwaterinname bij een jachthaven met meer dan 50 ligplaatsen voor
niet-open pleziervaartuigen geldt dat de jachthaven in de bestaande situatie al ten
minste één innamestation exploiteert of een overeenkomst heeft met een andere haven
voor een gezamenlijk innamestation,
-
b. bestaande uit: een inzamelstation, tanks, pompen, leidingen en al dan niet een olie-
of vetafscheider, aanduidings-/informatiebord, aansluiting op het gemeentelijk riool
en het vergroten van de lozingssteiger voor het gelijktijdig bedienen van meerdere
schepen.
G 3390
Walstroomaansluiting aan boord van een binnenschip
-
a. bestemd voor: het gebruik maken van aangeboden walstroom aan boord van een binnenschip,
niet zijnde een pleziervaartuig, dat is voorzien van een eigen aandrijving en bestemd
is voor het vervoer van personen of goederen,
-
b. bestaande uit: aansluitpunt(en), aanpassing van het elektrische systeem aan boord
en een verlengkabel om een verbinding tussen het schip en de walstroomkast te kunnen
maken en met uitzondering van zonnepanelen.
Hierbij geldt dat:
G 3391
Walstroomaansluiting aan boord van een zeeschip
-
a. bestemd voor: het gebruik maken van aangeboden walstroom aan boord van een zeeschip,
niet zijnde een pleziervaartuig, dat is voorzien van een eigen aandrijving en bestemd
is voor het vervoer van personen of goederen,
-
b. bestaande uit: aansluitpunt(en), aanpassing van het elektrische systeem aan boord
en een verlengkabel om een verbinding tussen het schip en de walstroomkast te kunnen
maken en met uitzondering van zonnepanelen.
D 3395
Walstroominstallatie op de kade
-
a. bestemd voor: het leveren van walstroom aan eigen schepen, niet zijnde pleziervaartuigen,
zodat de eigen boordgeneratoren niet gebruikt worden als de schepen aan de kade liggen
en waarbij de accu's van de vaartuigen niet opgeladen worden,
-
b. bestaande uit: een walstroomkast met één of meerdere aansluitpunten, al dan niet de
volgende onderdelen: een registratiesysteem en een omvormer, en met uitzondering van
een oplaadpunt.
3.4. Mobiele werktuigen
E 3413
Elektrisch aangedreven mobiel werktuig
-
a. bestemd voor: het verrichten van werkzaamheden, niet zijnde het vervoeren van goederen
of personen:
waarbij onder punt 1 en 2 geldt dat de werkzaamheden worden verricht met een mobiel
werktuig, niet zijnde een vaartuig, hoogwerker, pallet-, reach- of heftruck, hijswerktuig,
spuitmachine, terminaltrekker, bemestingsapparaat, werktuig op een truckchassis, wiedbed,
selectiewagen of autonoom mobiel werktuig, dat:
-
– af-fabriek is voorzien van een vaste, niet afneembare bestuurders(zit)plaats,
-
– uitsluitend elektrisch wordt aangedreven, waarbij de elektrische energie voor de aandrijving
en verplaatsing wordt geleverd door een accupakket dat geen lood bevat en al dan niet
een netspanningskabel, en
-
– voor het verrichten van de werkzaamheden geen gebruik maakt van fossiele brandstoffen,
-
b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven mobiel werktuig en al dan niet de volgende
onderdelen: een vast aan het werktuig verbonden zonnepaneel, een netspanningskabel
en een wisselaccupakket en met uitzondering van een oplaadpunt en mobiele werktuigen
die gebruik maken van waterstof.
Hierbij geldt dat:
-
– het bedrijfsmiddel voor 85% van het investeringsbedrag in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek,
-
– onder een autonoom mobiel werktuig wordt verstaan een mobiel werktuig dat werkzaamheden
kan verrichten zonder bestuurder,
-
– onder een heftruck geen meeneemheftruck wordt verstaan, en
-
– werktuigen die alleen kunnen worden verplaatst met een ander werktuig of vervoermiddel
geen mobiele werktuigen zijn.
E 3414
Elektrisch aangedreven mobiel werktuig op netspanning
-
a. bestemd voor: het verrichten van werkzaamheden, niet zijnde het vervoeren van goederen
of personen, op land in de open lucht met een elektrisch aangedreven mobiel werktuig,
niet zijnde een autonoom mobiel werktuig, dat:
-
– af-fabriek is voorzien van een vaste, niet afneembare bestuurders(zit)plaats, en
-
– uitsluitend elektrisch wordt aangedreven, waarbij de elektrische energie voor de aandrijving
en verplaatsing wordt geleverd door een netspanningskabel,
-
b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven mobiel werktuig en al dan niet een vast
aan het werktuig verbonden zonnepaneel en met uitzondering van een oplaadpunt.
Hierbij geldt dat:
-
– het bedrijfsmiddel voor 85% van het investeringsbedrag in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek,
-
– onder een autonoom mobiel werktuig wordt verstaan een mobiel werktuig dat werkzaamheden
kan verrichten zonder bestuurder, en
-
– werktuigen die alleen kunnen worden verplaatst met een ander werktuig of vervoermiddel
geen mobiele werktuigen zijn.
D 3417
Elektrisch aangedreven terminaltrekker
-
a. bestemd voor: het vervoer van goederen met een terminaltrekker, die:
-
– behoort tot de Europese voertuigcategorie U, en
-
– is voorzien van een uitsluitend elektrische aandrijving, waarbij de voor de aandrijving
en verplaatsing benodigde energie wordt geleverd door een accupakket dat geen lood
bevat,
-
b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven terminaltrekker, met uitzondering van een
oplaadpunt en terminal trekkers die gebruik maken van waterstof.
Hierbij geldt dat:
E 3419
Elektrisch aangedreven werktuig op een truckchassis
-
a. bestemd voor: het verrichten van werkzaamheden met een vast op een truckchassis, aanhanger
of oplegger gemonteerd werktuig, niet zijnde een elektrische power take off (E-PTO)
of een power take off (PTO), dat uitsluitend elektrisch wordt aangedreven en waarbij:
-
– de elektrische energie wordt geleverd door een accupakket dat geen lood bevat,
-
– het accupakket niet ook de hoofdmotor van het voertuig aandrijft,
-
– het accupakket niet door de hoofdmotor van het voertuig wordt opgeladen,
-
– in geval van een truckchassis, het truckchassis behoort tot de Europese voertuig categorie
N2 of N3, en
-
– in geval van een aanhanger of oplegger, de aanhanger of oplegger behoort tot de Europese
voertuig categorie O3 of O4,
-
b. bestaande uit: een vast op een truck- of aanhangerchassis gemonteerd elektrisch werktuig,
een accupakket, een elektromotor en bijbehorende aansturing en met uitzondering van
het truckchassis, werktuigen die gebruik maken van waterstof, een oplaadpunt of een
E-PTO of PTO.
Hierbij geldt dat:
E 3420
Elektrisch aangedreven mobiel hijswerktuig
-
a. bestemd voor: het in de open lucht verrichten van hijswerkzaamheden met een mobiel
werktuig dat uitsluitend elektrisch wordt aangedreven en waarbij:
-
– de elektrische energie voor de aandrijving en verplaatsing wordt geleverd door een
accupakket dat geen lood bevat, en
-
– de hijscapaciteit van het hijswerktuig ten minste 2.000 kilogram bedraagt,
-
b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven hijswerktuig en een accupakket, met uitzondering
van een oplaadpunt en mobiele hijswerktuigen die gebruik maken van waterstof.
Hierbij geldt dat:
E 3423
Elektrisch aangedreven hoogwerker
-
a. bestemd voor: het verrichten van werkzaamheden met een hoogwerker die uitsluitend
elektrisch wordt aangedreven, waarbij:
-
– de elektrische energie voor de aandrijving en verplaatsing wordt geleverd door een
accupakket dat geen lood bevat,
-
– de werkzaamheden op hoogte worden verricht door personen vanuit een werk- of manbak,
-
– de werkhoogte ten minste 12 meter bedraagt, en
-
– in het geval van een schaarhoogwerker, de hoogwerker is voorzien van hydraulische
afstempelpoten,
-
b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven hoogwerker en met uitzondering van een oplaadpunt
en hoogwerkers die gebruik maken van waterstof.
Hierbij geldt dat:
G 3425
Elektrisch aangedreven werktuigendrager
-
a. bestemd voor: het verrichten van werkzaamheden op land in de open lucht met een werktuigendrager
niet zijnde een autonome werktuigendrager:
-
– die niet is voorzien van een vaste, niet afneembare bestuurdersplaats,
-
– die voorzien kan worden van verschillende werktuigen,
-
– die is voorzien van een uitsluitend elektrische aandrijving, waarbij de voor de aandrijving
en verplaatsing benodigde energie wordt geleverd door een accupakket met een capaciteit
van ten minste 2,5 kilowattuur,
-
– die voor het verrichten van de werkzaamheden geen gebruik maakt van fossiele brandstoffen,
en
-
– waarbij de aanschaf per werktuigdrager ten minste € 10.000 exclusief btw bedraagt,
-
b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven werktuigdrager met uitzondering van de aan
de werktuigdrager te koppelen werktuigen, een oplaadpunt en werktuigendragers die
gebruik maken van waterstof.
D 3430
Elektrisch aangedreven AGV
-
a. bestemd voor: het uitsluitend in de openlucht vervoeren van goederen met een volledig
elektrisch aangedreven automatisch geleid voertuig (AGV) zonder chauffeur, waarbij
de voor een aandrijving benodigde energie wordt geleverd door een accupakket dat geen
lood bevat,
-
b. bestaande uit: een automatisch geleid elektrisch aangedreven voertuig en met uitzondering
van een oplaadpunt en automatisch geleide voertuigen die gebruik maken van waterstof.
3.5. Spoorvervoer
F 3510
Elektrisch of waterstof aangedreven locomotief (aanpassen bestaande situatie)
-
a. bestemd voor: het aanpassen van de aandrijving van een bestaande locomotief door de
dieselmotor te vervangen door een accupakket dat geen lood bevat en al dan niet een
brandstofcel, waarbij:
-
– de locomotief uitsluitend elektrisch wordt aangedreven,
-
– remenergie wordt teruggewonnen en opgeslagen in het accupakket, en
-
– het accupakket wordt bijgeladen op trajecten met bovenleiding,
-
b. bestaande uit: een accupakket, aanpassingen aan de bestaande aandrijving, een systeem
voor het terugwinnen van remenergie en al dan niet een brandstofcel met uitzondering
van een oplaadpunt.
E 3520
Elektrisch of waterstof aangedreven locomotief
-
a. bestemd voor: het vervoeren van personen of goederen met een elektrisch of waterstof
aangedreven trein voor het spoor waarbij:
-
– de locomotief in staat is om volledig elektrisch te rijden op trajecten zonder bovenleiding,
-
– remenergie wordt teruggewonnen en opgeslagen in het accupakket,
-
– in geval van een elektrisch aangedreven trein, het accupakket wordt bijgeladen op
trajecten met bovenleiding, en
-
– de voor de aandrijving benodigde energie wordt geleverd door:
-
1. een accupakket dat geen lood bevat, of
-
2. een brandstofcel en al dan niet een accupakket,
-
b. bestaande uit: een elektrische of waterstof aangedreven locomotief en al dan niet
een brandstofcel met uitzondering van een oplaadpunt.
Hierbij geldt dat:
3.6. Luchtvervoer
B 3610
Elektrisch aangedreven vliegtuig of helikopter
-
a. bestemd voor: het vervoeren van personen of goederen met een bemand vliegtuig of een
bemande helikopter voorzien van een uitsluitend elektrische aandrijving, waarbij de
voor de aandrijving benodigde energie wordt geleverd door een accupakket dat geen
lood bevat,
-
b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven vliegtuig of elektrische helikopter, met
uitzondering van een oplaadpunt.
Hierbij geldt dat:
3.7. Distributie van alternatieve brandstoffen
F 3721
Oplaadpunt voor elektrisch aangedreven zware voertuigen en mobiele werktuigen
-
a. bestemd voor: het elektrisch laden en al dan niet ontladen van accu’s van uitsluitend
eigen of voor eigen gebruik ingezette:
-
1. voertuigen behorende tot de Europese voertuigcategorie M2, M3, N2 of N3, of
-
2. mobiele werktuigen, die zijn voorzien van een geheel of gedeeltelijk elektrische hoofdaandrijving,
met een oplaadsysteem dat:
-
– permanent met het internet is verbonden waarbij de communicatie volgens het Open Charge
Point Protocol (OCPP) versie 2.01 met CS-certificaat of hoger verloopt, en
-
– een uitgangsvermogen heeft van ten minste 22 kilowatt,
-
b. bestaande uit: een oplaadsysteem en al dan niet de volgende onderdelen: een ontlaadsysteem,
een meet- en regelsysteem, een lockerkast met een stroomafnamepunt per locker en een
stekkerherkenningssysteem en met uitzondering van zonnepanelen.
F 3722
Oplaadpunt voor vliegtuigen
-
a. bestemd voor: het elektrisch laden van accu’s van uitsluitend eigen vliegtuigen of
helikopters die zijn voorzien van een geheel of gedeeltelijk elektrische hoofdaandrijving
en een uitgangsvermogen heeft van ten minste 22 kilowatt,
-
b. bestaande uit: een oplaadsysteem en al dan niet de volgende onderdelen: een ontlaadsysteem,
een meet- en regelsysteem, een lockerkast met een stroomafnamepunt per locker en een
stekkerherkenningssysteem en met uitzondering van zonnepanelen.
F 3723
Draadloos oplaadpunt voor elektrische fietsen
-
a. bestemd voor: het elektrisch laden en al dan niet ontladen van accu’s van uitsluitend
eigen of voor eigen gebruik ingezette elektrische (bak)fietsen en speed-pedelecs,
-
b. bestaande uit: laadtegel, aangepaste fietsen standaard en aansluitkosten.
4. Klimaat en lucht
Investering in bedrijfsmiddelen die gebruik maken van fossiele brandstoffen komen
niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.
Investeringen in de aanpassing van en voorzieningen voor bestaande bedrijfsmiddelen
die gebruik maken van fossiele brandstoffen komen alleen in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek
en willekeurige afschrijving milieu-investeringen indien de investering de aanpassing
van of een voorziening voor een bestaand bedrijfsmiddel betreft en niet leidt tot
een toename van de productiecapaciteit of een hoger gebruik van fossiele brandstoffen.
CO2-uitstoot, overige broeikasgassen, zure depositie, fijnstof, smog, vluchtige organische
stoffen (VOS), overige luchtverontreiniging, geur
A 4000
Nieuwe en innovatieve emissiereducerende technologie
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
F 4002
Apparatuur voor procesgeïntegreerde emissiereductie (aanpassen bestaande situatie)
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
F 4003
Apparatuur voor vermindering van emissies tijdens niet-reguliere bedrijfsvoering
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
4.1. Co2-uitstoot
F 4100
Apparatuur voor het voorkomen van CO2-vorming
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
F 4101
Apparatuur voor het afvangen van CO2 voor nuttige toepassing
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
F 4102
Apparatuur voor het transport van afgevangen CO2 voor nuttige toepassing
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
F 4103
Apparatuur voor het binden van CO2
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
F 4111
Apparatuur voor elektrificatie van processen in de chemische industrie
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
4.2. Overige broeikasgassen
F 4200
Apparatuur voor emissiereductie van lachgas en methaan
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
F 4201
Apparatuur voor vervanging van gefluoreerde broeikasgassen
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
A 4210
Hoogspanningsschakelsysteem of gasgeïsoleerde leiding met een laag GWP-isolatiegas
-
a. bestemd voor: het doorschakelen of transporteren van hoogspanning van ten minste 52 kilovolt
met een schakelsysteem of gasgeïsoleerde leiding die geen SF6 bevat, maar geïsoleerd is met een isolatiegas met een Global Warming Potential (GWP)
van minder dan 500 CO2-equivalenten en dat geen fluor bevat, waarbij in geval van het vervangen van een
schakelsysteem dat SF6 bevat:
-
– deze vervanging wordt uitgevoerd door een wettelijk gecertificeerd monteur, en
-
– wordt aangetoond dat het SF6 is opgevangen en milieuverantwoord wordt verwerkt,
-
b. bestaande uit: een schakelsysteem of gasgeïsoleerde leiding met isolatiegas.
Hierbij geldt dat:
E 4241
Klimaatsysteem op basis van dauwpuntkoeling
-
a. bestemd voor: het koelen van serverruimtes, schakelkasten of bedrijfsgebouwen met
een klimaatsysteem op basis van dauwpuntkoeling, waarbij
-
– het systeem water (R718) gebruikt als koudemiddel,
-
– lucht wordt gedroogd middels adsorptie, en
-
– deze gedroogde lucht vervolgens indirect adiabatisch wordt gekoeld in een scheidingswarmtewisselaar
door een tweede luchtstroom die gekoeld is door middel van bevochtiging,
-
b. bestaande uit: koelsysteem met een droogunit.
F 4290
Gasdetectieapparatuur voor F-gassen
-
a. bestemd voor: het met ten minste twee sensoren vroegtijdig detecteren van lekken van
gefluoreerde broeikasgassen op basis van infrarood (IR) bij apparatuur die gefluoreerde
broeikasgassen bevat in hoeveelheden van minder dan 500 ton CO2-equivalenten, met een automatische alarmmelding bij 500 parts per million (ppm) aan
F-gassen of lager,
-
b. bestaande uit: gasdetectieapparatuur voor vroegtijdige detectie en apparatuur voor
alarmmelding.
4.3. Zure depositie
F 4305
NOx-emissie reducerende techniek
Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en
de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.
F 4306
Apparatuur voor natte NOx-verwijdering
-
a. bestemd voor: het uit rookgassen verwijderen van NOx en al dan niet andere componenten door de rookgassen te leiden door een waterbad
of een gaswasser met water als scrubbervloeistof,
-
b. bestaande uit: een natte wasser of waterbad en al dan niet de volgende onderdelen:
een loogdosering, oxidatiesysteem op basis van uv, ozon of chemische omzetting of
een combinatie hiervan, warmteterugwinningssysteem en apparatuur voor waterzuivering.
G 4314
Selectieve NOx-reductie-installatie voor een crematieoven
-
a. bestemd voor: het omzetten van NOx uit de afgassen van een bestaande crematieoven door de injectie van ureum of ammoniak,
waarbij het injecteren van ureum of ammoniak niet leidt tot een toename van het verbruik
van fossiele brandstoffen,
-
b. bestaande uit: een NOx-reductie-installatie met een ammoniak- of ureuminjectiesysteem.
D 4315
Selectieve (katalytische) reductie-installatie (SCR of SNCR) (aanpassen bestaande
situatie)
-
a. bestemd voor: het omzetten van NOx uit de afgassen van een bestaande stookinstallatie door de injectie van ureum of
ammoniak, al dan niet in combinatie met een katalysator, waarbij:
-
– de NOx-emissie van de stookinstallatie, gemeten volgens het Besluit activiteiten leefomgeving, ten minste 30% lager is dan de wettelijk verplicht,
-
– de stookinstallatie een ketel, zuigermotor, gasturbine- of motor met een thermisch
vermogen van meer dan 400 kilowatt en minder dan 50 megawatt betreft, en
-
– de stookinstallatie niet bestemd is voor mobiele werktuigen, voertuigen, vaartuigen,
de glastuinbouw of een afvalverbrandingsinstallatie,
-
b. bestaande uit: een reductie-installatie met een ammoniak- of ureuminjectiesysteem
en al dan niet een katalysator, een stoffilter en een warmteterugwinningsinstallatie.
Hierbij geldt dat:
-
– een emissiemeting volgens het Besluit activiteiten leefomgeving uitgevoerd wordt door een bedrijf dat hiertoe geaccrediteerd (metingen volgens EU-normen
NEN-EN 14792 voor NOx, NEN-EN 13284-1 voor stof en NEN-EN 14789 voor O2) of gecertificeerd (metingen volgens Scope 6 van de SCIOS) is. Voor de berekening
van de uitstoot van rookgas door een stookinstallatie wordt de massaconcentratie van
stikstofoxiden (NOx) in het rookgas herleid op rookgas met een volumegehalte aan zuurstof van:
-
a. 15%, als het een dieselmotor, gasmotor of gasturbine betreft,
-
b. 6%, als het een stookinstallatie met vaste brandstof (biomassa) betreft, of
-
c. 3%, in alle andere gevallen (zoals bij aardgas en brandstof in vloeibare vorm).
A 4316
Accu voor stroomvoorziening van lokale activiteiten
-
a. bestemd voor: het van stroom voorzien van lokale activiteiten met een verplaatsbaar
accupakket dat geen lood bevat en een vermogen heeft van ten minste 2 kilovoltampère
en ten hoogste 30 kilovoltampère, waarbij:
-
– geen bestaand accupakket wordt vervangen,
-
– sprake is van een uitsluitend elektrische aandrijving, en
-
– het gangbaar is gebruik te maken van een diesel- of benzineaggregaat,
-
b. bestaande uit: een accupakket, (snel)laadsysteem en al dan niet zonnepanelen die uitsluitend
voor het accupakket worden gebruikt.
F 4317
Biogasaggregaat voor stroomvoorziening van lokale activiteiten
-
a. bestemd voor: het van stroom voorzien van lokale activiteiten met een verplaatsbaar
biogasaggregaat met driewegkatalysator of selectieve katalytische reductie (SCR),
waarbij:
-
– de rookgassen niet meer dan 50 milligram NOx per normaal kubieke meter bij 15% O2 bevatten,
-
– de NOx-emissie wordt aangetoond met een emissierapportage van NOx-metingen aan eenzelfde installatie, uitgevoerd door een geaccrediteerd laboratorium
of een SCIOS scope 6 gecertificeerd bedrijf volgens het Besluit activiteiten leefomgeving, waarbij geen correctie van de meetwaarden voor de meetonzekerheid wordt toegepast,
-
b. bestaande uit: een biogasaggregaat, al dan niet met EGR, en al dan niet een accupakket
voor de opslag van de opgewekte energie.
D 4325
(Biologische) ontzwavelingsinstallatie
-
a. bestemd voor: het al dan niet biologisch reinigen van met zwavel verontreinigde gassen
door een ontzwavelingsinstallatie, waarbij:
-
– de ontzwavelingsinstallatie een zwavelverwijderingsrendement heeft van ten minste
95%
-
– elementair zwavel of zwavelverbindingen worden afgescheiden en nuttig worden toegepast,
en
-
– in geval van chemisch reinigen sprake is van recirculatie van hulpstoffen in het reinigingsproces,
-
b. bestaande uit: een ontzwavelingsinstallatie en al dan niet een wasvloeistofbehandelingssysteem,
met uitzondering van apparatuur voor de productie of nuttige toepassing van zwavel
of zwavelverbindingen.
4.4. Fijn stof
D 4417
Rookgenerator voor voedselbewerking (aanpassen bestaande situatie)
-
a. bestemd voor: het met een rookgenerator bewerken of garen van voedingswaren met rookcondensaat,
waarbij:
-
– het rookcondensaat wordt verneveld in de rookkamer,
-
– er geen gebruik gemaakt wordt van rookaroma's,
-
– de geconcentreerde vloeistof als alternatief voor rookaroma's niet meer dan 50 ppm
aan polycyclische aromatische koolwaterstoffen bevat, en
-
– de rookgenerator een bestaande rookinstallatie vervangt,
-
b. bestaande uit: een rookgenerator.
E 4486
Filterinstallatie voor hout- en pelletstook
-
a. bestemd voor: het met een vast opgesteld filter verwijderen van stofdeeltjes uit een
rookgas afkomstig van een hout- of houtpelletgestookte ketel, kachel of oven met een
thermisch vermogen van minder dan 1 megawatt,
-
b. bestaande uit: een filterinstallatie en al dan niet een ventilator.
4.5. Vluchtige organische stoffen (VOS)
G 4520
Hermetisch gesloten magnetische koppeling
-
a. bestemd voor: het verminderen of voorkomen van lek- en verdampingsverliezen van vluchtige
organische stoffen of andere milieuschadelijke gassen langs roterende assen van machines
door een hermetisch gesloten magnetische koppeling,
-
b. bestaande uit: een magnetische koppeling.
C 4581
Elektrische thermische oxidator voor afgassen
-
a. bestemd voor: het thermisch en autotherm oxideren van afgassen of vluchtige organische
stoffen, waarbij:
-
– in het proces geen gebruik wordt gemaakt van branders en het proces wordt opgestart
met elektrische verwarming, en
-
– de NOx-emissie tijdens autotherme verbranding ten hoogste 5 milligram per normaal kubieke
meter bedraagt, dat wordt aangetoond met een emissierapportage volgens vigerende wet-
en regelgeving,
-
b. bestaande uit: een elektrische thermische oxidator en al dan niet een warmtewisselaar.
Hierbij geldt dat:
E 4585
Biotricklingsysteem voor het verwijderen van VOS
-
a. bestemd voor: de microbiologische afbraak van vluchtige organische stoffen (VOS) uit
afgassen van een industrieel proces met een biotricklingfilter,
-
b. bestaande uit: een biotricklingfilter, recirculatie watertank, doseringsapparatuur
voor nutriënten en pH-correctie en al dan niet een meetsysteem voor emissies en een
warmtewisselaar voor energieterugwinning.
Hierbij geldt dat:
4.6. Overige luchtverontreiniging
D 4680
Koude oxidatie-installatie voor luchtreiniging
-
a. bestemd voor: het al dan niet katalytisch niet-thermisch oxideren van geurstoffen,
vluchtige organische stoffen (VOS) of pathogenen in naar buiten te blazen luchtstromen
in de industrie of horeca door koud plasma of ionisatie op basis van hoogspanning,
waarbij:
-
– deze verontreinigingen worden omgezet in onschadelijke stoffen,
-
– sprake is van een luchtdebiet van ten hoogste 20.000 normaal kubieke meter per uur,
en
-
– de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel drie jaar of meer bedraagt, uitgaande van
de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten,
niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van de investering in
een vergelijkbaar, gangbaar bedrijfsmiddel,
-
b. bestaande uit: een reactorkamer met plasmaplaten (plasmaomzetter) of ionisator op
basis van hoogspanning en al dan niet de volgende onderdelen: een katalysator, een
voorfilterinstallatie voor het koude oxidatieproces en een nageschakelde restradicalenabsorber
of -vernietiger.
Hierbij geldt dat:
E 4681
Ozon- en uv-oxidatie-installatie voor luchtreiniging
-
a. bestemd voor: het oxideren van pathogenen, geur- of koolwaterstoffen in naar buiten
te blazen luchtstromen afkomstig van de horeca of voedingsmiddelenindustrie, waarbij:
-
– gebruik gemaakt wordt van een gaswasser met opgelost ozon in combinatie met uv-bestraling,
en
-
– geen gebruik wordt gemaakt van chemicaliën,
-
b. bestaande uit: een ozongenerator en uv-lampen, een wastoren, een waterrecyclesysteem
en al dan niet de volgende onderdelen: een katalysator en een restozonabsorber of
-vernietiger.
Hierbij geldt dat:
A 4682
Apparatuur voor het verwijderen van zwavelhoudende geuremissies
-
a. bestemd voor: het in een gesloten systeem in een waterige oplossing condenseren van
zwavelhoudende dampen en de daarmee samenhangende geurstoffen afkomstig van een industrieel
proces, waarbij de geurstoffen worden gebonden en geuremissie naar de omgeving wordt
voorkomen,
-
b. bestaande uit: apparatuur die technisch noodzakelijk is om de geurstoffen te verwijderen
en al dan niet een waterbehandelingssysteem.
Hierbij geldt dat:
5. Gebouwde omgeving en klimaatadaptatie
Duurzame gebouwen, interieur inrichting, installaties, ecologische systemen, biodiversiteit,
oppervlaktewater, grondwater, bodem
5.1. Bescherming of herstel van biodiversiteit
F 5102
Voorzieningen voor het versterken van biodiversiteit
-
a. bestemd voor: het versterken van de biodiversiteit of het uitbreiden van voedselaanbod
en nestgelegenheid voor insecten, vleermuizen of andere wilde dieren, al dan niet
in combinatie met waterretentie of preventieve maatregelen tegen plaaginsecten of
exoten, waarbij:
-
– ten minste twee van de volgende voorzieningen aanwezig zijn of toegepast worden:
-
1. nestelvoorzieningen voor dieren en insecten,
-
2. inheemse beplanting,
-
3. een natuurlijke vijver of waterpartij, waarbij een investering in een wadi voldoet
aan de eisen bedoeld onder a. van bedrijfsmiddel G 5342, of
-
4. hagen die luwte creëren,
-
– toegepast hout bestaat uit snoeihout of hout dat is gecertificeerd door middel van
een certificatiesysteem dat door het Timber Procurement Assessment Committee is goedgekeurd,
-
– ten behoeve van het versterken van biodiversiteit genomen maatregelen gebaseerd zijn
op een ecologisch rapport of advies van een relevante onderzoeks- of adviesorganisatie,
-
– de investering niet agroforestry of de aanleg van een teeltvrije zone als bedoeld
in het Besluit activiteiten leefomgeving betreft, en
-
– de investering niet als randvoorwaarde vanuit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
wordt gesteld of is voorgeschreven door het bevoegd gezag,
-
b. bestaande uit: landschapselementen, bouwkundige of civieltechnische werken of apparatuur
die qua functie primair noodzakelijk zijn voor versterking van biodiversiteit en al
dan niet de volgende onderdelen: vleermuisvriendelijke verlichting, kweekkasten voor
sluipwespen, beregeningsinstallaties die gebruik maken van oppervlakte- of regenwater,
een natuurzwemvijver, natuurlijke speelelementen en met uitzondering van geprefabriceerde
speelelementen en andere in deze bijlage genoemde bedrijfsmiddelen.
Hierbij geldt dat:
-
– het bedrijfsmiddel voor ten hoogste € 1.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking
komt voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen,
en
-
– een investering in de inrichting van een bedrijfsterrein bij een duurzaam gebouw dat
gemeld is onder één van de bedrijfsmiddelen G 5200 tot en met D 5230 onder bedrijfsmiddel
F 5102 niet in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving
milieu-investeringen.
F 5121
Zwerfafvalvangsysteem op het water
-
a. bestemd voor: het verwijderen van in het oppervlaktewater aanwezig plastic zwerfafval
met een verzamelvoorziening of -installatie op binnenwateren of het Nederlands Continentaal
Plat (NCP), waarbij de hoeveelheid verwijderd plastic zwerfafval toeneemt ten opzichte
van de bestaande situatie en het verzamelde materiaal nuttig wordt toegepast,
-
b. bestaande uit: een zwerfafvalvangsysteem en al dan niet een monitoringssysteem en
een sorteerinstallatie.
F 5122
Systeem voor het verbeteren van kwaliteit van maaisel
-
a. bestemd voor: het verbeteren van de kwaliteit van maaisel door het aanpassen van een
maaimachine, waardoor voor of tijdens het maaien van openbaar groen ten minste:
-
1. de kwaliteit van maaisel wordt beoordeeld door middel van een camerasysteem en data-analyse,
of
-
2. zwerfafval gelijktijdig wordt verwijderd en gescheiden wordt verzameld, en
waarbij onder punt 1 en 2 geldt dat het maaisel ten opzichte van de gangbare situatie
hoogwaardiger wordt toegepast en het verzamelde zwerfafval al dan niet aangeboden
wordt voor recycling,
-
b. bestaande uit: een aanpassing van een maaisysteem die technisch noodzakelijk is voor
het verbeteren van de kwaliteit van maaisel, met uitzondering van het maaisysteem.
Hierbij geldt dat:
-
– onder openbaar groen worden onder meer bermen, parken, natuurgebieden en oevers verstaan,
en
-
– onder een hoogwaardigere toepassing wordt bijvoorbeeld het als grondstof gebruiken
van (een groter deel van) het maaisel of zwerfafval verstaan.
F 5140
Biodiversiteitversterkende voorzieningen voor het aquatisch milieu
-
a. bestemd voor: het in of op een waterlichaam versterken van de gebiedseigen biodiversiteitsfactoren,
al dan niet in combinatie met het verbeteren van de oppervlaktewaterkwaliteit of de
kust- of oeverbescherming, door landschapselementen of bouwkundige of civieltechnische
werken, waarbij het bepalen van de gebiedseigen biodiversiteitsfactoren in lijn is
met adviezen van relevante beheerplannen of gebaseerd is op een ecologisch rapport
of advies van een relevante onderzoeks- of adviesorganisatie,
-
b. bestaande uit: landschapselementen of bouwkundige of civieltechnische werken, die
aantoonbaar bijdragen aan de gebiedseigen aquatische biodiversiteit, met uitzondering
van drijvende zonnepanelen, apparatuur of installaties bestemd voor onderhoud, kweek
of productie of andere in deze bijlage genoemde bedrijfsmiddelen.
Hierbij geldt dat:
-
– het bedrijfsmiddel voor ten hoogste € 1.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking
komt voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen,
en
-
– onder een waterlichaam de definitie uit de Kaderrichtlijn water voor oppervlaktewaterlichaam
wordt verstaan onderscheiden oppervlaktewater van aanzienlijke omvang, zoals een meer,
een waterbekken, een stroom, een rivier, een kanaal, een overgangswater of een strook
kustwater.
F 5141
Gevelimpregnering zonder PFAS, siliconen, silanen en siloxanen
-
a. bestemd voor: het waterafstotend maken van steenachtige buitengevels bij renovatie
of restauratie zodat de levensduur van de gevel wordt verlengd, door het aanbrengen
van een dunne water- en schimmelwerende laag met een impregneermiddel op plantaardige
basis, waarvan:
-
– met een gevalideerde levenscyclusanalyse (LCA) is aangetoond dat het middel minder
schadelijk is dan reguliere middelen en geen PFAS (Per- en polyfluoralkylstoffen),
siliconen, silanen en siloxanen bevat, en
-
– de leverancier garandeert dat het minimaal 20 jaar meegaat,
-
b. bestaande uit: impregneermiddel op basis van minder milieubelastende plantaardige
ingrediënten inclusief het aanbrengen op een steenachtige buitengevel.
A 5145
Decentrale zuiveringsinstallatie voor huishoudelijk afvalwater
-
a. bestemd voor: het decentraal zuiveren van afvalwaterstromen van huishoudelijke of
hiermee vergelijkbare aard, waarbij:
-
– op de betreffende locatie geen rioolaansluiting aanwezig is,
-
– geneesmiddelresten, hormoonverstorende stoffen en multiresistente bacteriën in het
afvalwater aantoonbaar onschadelijk worden gemaakt,
-
– het gezuiverde water lokaal infiltreert, nuttig wordt toegepast of met toestemming
van het bevoegd gezag wordt geloosd op het oppervlaktewater,
-
– de investering op bedrijfsniveau niet leidt tot het lozen van meer brijn, en
-
– een installatie of voorziening voor de infiltratie van het gezuiverde water voldoet
aan de eisen zoals omschreven in bedrijfsmiddel G 5342,
-
b. bestaande uit: een waterzuiveringsinstallatie, met uitzondering van installaties of
voorzieningen voor het toepassen van het gezuiverde water.
Hierbij geldt dat:
5.2. Duurzaam bouwen
G 5200
Circulair utiliteitsgebouw
-
a. bestemd voor: het realiseren van een circulair utiliteitsgebouw(deel), niet zijnde
een woning, stal, kas of datacentrum, waarbij:
-
1. de tijdens het bouwproject toegepaste materialen op volumebasis ten minste bestaan
uit:
-
a. 50% hernieuwbare grondstoffen, of
-
b. 25% hergebruikte bouwproducten, of
-
c. 50% demontabele bouwproducten, waarbij een losmaakbaarheidsindex wordt aangeleverd
berekend volgens het rapport ‘Circular Buildings – methodiek losmaakbaarheid 2.0’,
bij de berekening van bovenstaande volumepercentages wordt uitgegaan van het totale
volume aan toegepaste materialen exclusief de fundering en installaties, in het geval
van renovatie of transformatie worden de reeds in het bestaande gebouw(deel) aanwezige
en daarin achterblijvende materialen buiten beschouwing gelaten,
-
2. al het aangeschafte nieuwe hout dat verwerkt wordt voldoet aan de eisen genoemd onder
punt 13 van paragraaf 1 van deze bijlage,
-
3. een berekening van de milieuprestatie wordt overgelegd, bepaald volgens de Bepalingsmethode
Milieuprestatie Bouwwerken 1.2 of hoger, berekend met gevalideerde rekeninstrumenten
op basis van A2-data (EN15804:A2) en met de weegset en demarcatie zoals genoemd in
de ‘Handreiking Circulaire Gebouwen op de Milieulijst’, die door RVO beschikbaar wordt
gesteld,
-
4. uit de berekening van de milieuprestatie blijkt dat de milieuprestatie voor:
-
a. een gebouw(deel) zonder industriefunctie ten hoogste € 0,90 per vierkante meter bvo
per jaar is, of
-
b. een gebouw(deel) met industriefunctie ten hoogste € 0,60 per vierkante meter bvo per
jaar is,
-
5. gedurende de gehele levensduur van het gebouw(deel) een actuele rapportage of dataset
beschikbaar is die:
-
– ten minste alle elementen en componenten van het gebouw(deel) bevat, inclusief informatie
over de losmaakbaarheid en mogelijkheden voor hergebruik en recycling van de individuele
elementen en componenten, en
-
– tijdens sloop of renovatie van het gebouw(deel) bijdraagt aan het zo hoogwaardig mogelijk
toepassen, hergebruiken of recyclen, van de vrijkomende elementen en componenten,
-
6a. voor een nieuw utiliteitsgebouw geldt dat het primair fossiel energiegebruik, in kilowattuur
per vierkante meter gebruiksoppervlak per jaar (BENG 2), ten minste 10% lager is dan
vereist op grond van het Besluit bouwwerken leefomgeving, waarbij voor een gebouw(deel) met industriefunctie geldt dat:
-
– als referentiefunctie een sportfunctie wordt aangehouden in de NTA 8800 berekening,
en
-
– het primair fossiel energiegebruik, exclusief fictief warmtapwater van de sportfunctie,
ten hoogste 31,5 kilowattuur per vierkante meter per jaar is,
-
6b. voor een gerenoveerd gebouw geldt dat het primair fossiel energiegebruik in kilowattuur
per vierkante meter gebruiksoppervlak per jaar (BENG 2) ten minste 20% lager is dan
voor de ingreep,
-
7. bovenstaande onder punt 1 tot en met 6b is opgenomen in een ontwerpassessment dat
binnen drie maanden na meldingsdatum is gevalideerd door een onafhankelijke assessor
van een door de regeling erkende maatlatmethodiek, en
-
8. opleverresultaten voldoen aan punt 1 tot en met 6b en zijn opgenomen in een opleverassessment
dat binnen een jaar na oplevering van het gebouw(deel) en binnen vier jaar na validatie
van het ontwerpassessment gevalideerd zijn door een onafhankelijke assessor,
-
b. bestaande uit: een circulair utiliteitsgebouw(deel), biodiversiteitsversterkende maatregelen,
regenwaterbuffers en -infiltratie zolang het geen wettelijke verplichting betreft,
met uitzondering van de volgende onderdelen: interieur, inrichting, waaronder magazijnstellingen,
overige terreininrichting, aankoop van grond en aankoop en sloop van een bestaand
gebouw(deel).
Hierbij geldt dat:
-
– de steun die middels de milieu-investeringsaftrek en eventuele andere vormen van staatssteun
voor de investering kan worden verkregen ten hoogste 30% van de in aanmerking komende
kosten bedraagt,
-
– deze steunintensiteit met 10 procentpunten kan worden verhoogd voor steun aan middelgrote
ondernemingen en met 20 procentpunten voor steun aan kleine ondernemingen in de zin
van bijlage I van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening,
-
– de in aanmerking komende kosten worden berekend met de volgende formule: ‘in aanmerking
komende kosten = A – (105% * B)’, waarbij ‘A’ de totale investering in het circulaire
gebouw is en ‘B’ de totale investering in een vergelijkbaar gebouw dat een gangbaar
niveau van milieubescherming behaalt,
-
– investeringen in een circulair utiliteitsgebouw(deel) zoals hierboven genoemd, uitsluitend
in zijn geheel voor bedrijfsmiddel G 5200 gemeld kunnen worden,
-
– per omgevingsvergunning slechts één gebouwdeel met industriefunctie en één gebouwdeel
zonder industriefunctie gemeld kan worden,
-
– in het Besluit bouwwerken leefomgeving geen eisen worden gesteld aan de energiezuinigheid van gebouw(del)en met een industriefunctie.
Er bestaat dan ook nog geen methode voor het bepalen van de energieprestatie van industriële
gebouwen. Met de NTA 8800 kan op een alternatieve wijze toch de energieprestatie van
de industriefunctie worden bepaald. Hiervoor moet in plaats van de industriefunctie
een sportfunctie worden aangehouden in de NTA 8800 berekening. Voor de industriefunctie
dient het energiegebruik voor warmtapwater voor de gehele gebruiksoppervlakte in de
ontwerpberekening meegenomen te worden, uitgaande van de aanwezigheid van een standaard
warmtapwaterinstallatie (invoer: gasgestookt warmwatertoestel HRww, CW-klasse 4, leidinglengtes
> 3 meter). Dit dient ook meegenomen te worden als geen warmtapwaterinstallatie aanwezig
is. In de referentie ‘gebouw met sportfunctie’ is een grote vraag naar warmtapwater
opgenomen. In de bepaling van de energiebehoefte en het primair fossiel energieverbruik
mag de energie die nodig is voor deze fictieve energievraag voor warm tapwater van
het resultaat uit de energieprestatieberekening worden afgetrokken,
-
– onder hergebruik wordt verstaan elke handeling waarbij producten of componenten die
geen afvalstoffen zijn, opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als dat waarvoor
zij waren bedoeld,
-
– onder recycling wordt verstaan elke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw
worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel
of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het
omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd
zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal.
G 5202
Circulaire woning
-
a. bestemd voor: het realiseren van een circulaire woning of gebouw(deel) met woon- of
logiesfunctie, waarbij:
-
1. de tijdens het bouwproject toegepaste materialen op volumebasis ten minste bestaan
uit:
-
a. 50% hernieuwbare grondstoffen, of
-
b. 25% hergebruikte bouwproducten, of
-
c. 50% demontabele bouwproducten, waarbij een losmaakbaarheidsindex wordt aangeleverd
berekend volgens het rapport ‘Circular Buildings – methodiek losmaakbaarheid 2.0’,
bij de berekening van bovenstaande volumepercentages wordt uitgegaan van het totale
volume aan toegepaste materialen exclusief de fundering en installaties, in geval
van renovatie of transformatie worden de in het bestaande gebouw(deel) aanwezige materialen
buiten beschouwing gelaten,
-
2. al het aangeschafte nieuwe hout dat verwerkt wordt voldoet aan de eisen genoemd onder
punt 13 van paragraaf 1 van deze bijlage,
-
3. een berekening van de milieuprestatie wordt overgelegd, bepaald volgens de Bepalingsmethode
Milieuprestatie Bouwwerken 1.2 of hoger, berekend met gevalideerde rekeninstrumenten
op basis van A2-data (EN15804:A2) en met de weegset en demarcatie zoals genoemd in
de ‘Handreiking Circulaire Gebouwen op de Milieulijst’, die door RVO beschikbaar wordt
gesteld,
-
4. uit de berekening van de milieuprestatie blijkt dat de milieuprestatie voor:
-
a. grondgebonden woningen met een gebruiksoppervlak Ag ≤ 60 vierkante meter ten hoogste
€ 0,89 per vierkante meter bvo per jaar is,
-
b. grondgebonden woningen met een gebruiksoppervlak Ag 60 vierkante meter < Ag ≤ 80 vierkante
meter ten hoogste € 0,72 per vierkante meter bvo per jaar is,
-
c. grondgebonden woningen met een gebruiksoppervlak Ag > 80 vierkante meter ten hoogste
€ 0,60 per vierkante meter bvo per jaar is,
-
d. een woongebouw met een gemiddeld gebruiksoppervlak Ag per wooneenheid ≤ 45 vierkante
meter ten hoogste € 0,99 per vierkante meter bvo per jaar is,
-
e. een woongebouw met een gemiddeld gebruiksoppervlak Ag per wooneenheid 45 vierkante
meter < Ag ≤ 60 vierkante meter ten hoogste € 0,88 per vierkante meter bvo per jaar
is, en
-
f. een woongebouw met een gemiddeld gebruiksoppervlak Ag per wooneenheid > 60 vierkante
meter ten hoogste € 0,75 per vierkante meter bvo per jaar is,
waarbij geldt dat het gebruiksoppervlak Ag is berekend op basis van NEN 2580:2007,
-
5. gedurende de gehele levensduur van het gebouw(deel) een actuele rapportage of dataset
beschikbaar is die:
-
– ten minste alle elementen en componenten van het gebouw(deel) bevat, inclusief informatie
over de losmaakbaarheid en mogelijkheden voor hergebruik en recycling van de individuele
elementen en componenten, en
-
– tijdens sloop of renovatie van het gebouw(deel) bijdraagt aan het zo hoogwaardig mogelijk
toepassen (hergebruiken of recyclen) van de vrijkomende elementen en componenten,
-
6a. voor een nieuw gebouw(deel) geldt dat het primair fossiel energiegebruik in kilowattuur
per vierkante meter gebruiksoppervlak per jaar (BENG 2) ten minste 10% lager is dan
vereist op grond van het Besluit bouwwerken leefomgeving,
-
6b. voor een gerenoveerd gebouw(deel) geldt dat het primair fossiel energiegebruik in
kilowattuur per vierkante meter gebruiksoppervlak per jaar (BENG 2) ten minste 20%
lager is dan voor de ingreep,
-
7. bovenstaande onder punt 1 tot en met 6b is opgenomen in een ontwerpassessment dat
binnen drie maanden na meldingsdatum is gevalideerd door een onafhankelijke assessor
van een door de regeling erkende maatlatmethodiek, en
-
8. opleverresultaten van het project voldoen aan punt 1 tot en met 6b en zijn opgenomen
in een opleverassessment dat binnen een jaar na oplevering van het gebouw(deel) en
binnen vier jaar na validatie van het ontwerpassessment gevalideerd zijn door een
onafhankelijke assessor,
-
b. bestaande uit: een circulair gebouw(deel), biodiversiteitsversterkende maatregelen,
regenwaterbuffers en -infiltratie zolang het geen wettelijke verplichting betreft,
met uitzondering van de volgende onderdelen: interieur, inrichting, overige terreininrichting,
aankoop van grond en aankoop en sloop van een bestaand gebouw(deel).
Hierbij geldt dat:
-
– het bedrijfsmiddel voor ten hoogste € 700 per vierkante meter bvo in aanmerking komt
voor milieu-investeringsaftrek,
-
– de steun die middels de milieu-investeringsaftrek en eventuele andere vormen van staatssteun
voor de investering kan worden verkregen ten hoogste 30% van de in aanmerking komende
kosten bedraagt,
-
– deze steunintensiteit met 10 procentpunten kan worden verhoogd voor steun aan middelgrote
ondernemingen en met 20 procentpunten voor steun aan kleine ondernemingen in de zin
van bijlage I van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, en
-
– de in aanmerking komende kosten worden berekend met de volgende formule: ‘in aanmerking
komende kosten = A – (105% * B)’, waarbij ‘A’ de totale investering in het circulaire
gebouw is en ‘B’ de totale investering in een vergelijkbaar gebouw dat een gangbaar
niveau van milieubescherming behaalt.
-
– investeringen in circulaire woningen of een circulair woongebouw zoals hierboven genoemd,
uitsluitend in zijn geheel voor bedrijfsmiddel G 5202 gemeld kunnen worden,
-
– onder hergebruik wordt verstaan elke handeling waarbij producten of componenten die
geen afvalstoffen zijn, opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als dat waarvoor
zij waren bedoeld,
-
– onder recycling wordt verstaan elke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw
worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel
of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het
omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd
zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal.
D 5215
Zeer duurzaam gerenoveerd of verdergaand zeer duurzaam nieuw utiliteitsgebouw volgens
BREEAM-NL
-
a. bestemd voor: het duurzaam vervullen van (utiliteits-)gebruiksfuncties, genoemd in
tabel 4.148A van het Besluit bouwwerken leefomgeving, niet zijnde gebruiksfunctie 1 (woonfunctie), 11 (overige gebruiksfunctie) of 12
(bouwwerk geen gebouw zijnde), met een gebouw(deel), niet zijnde een stal of kas,
waarbij:
-
1. al het aangeschafte nieuwe hout dat verwerkt wordt voldoet aan de eisen genoemd onder
punt 13 van paragraaf 1 van deze bijlage,
-
2. een berekening van de milieuprestatie wordt overgelegd, bepaald volgens de vigerende
Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken,
-
3a. voor een gerenoveerd gebouw(deel) een minimale score van 70% op het aspect ‘Asset’
van het keurmerk voor duurzame vastgoedobjecten (BREEAM-NL-In-Use, versie 6.1) van
de Dutch Green Building Council wordt behaald, waarbij voor de volgende categorieën
ten minste de genoemde scores worden behaald: 60% op ‘Energie’, 45% op ‘Landgebruik
en Ecologie’ en 45% op ‘Materiaalstromen’, wat blijkt uit een uiterlijk binnen drie
maanden na meldingsdatum door een Assessor goedgekeurd BREEAM-NL-In-Use, versie 6.1
assessmentrapport, en uit een binnen drie jaar na afgifte van het assessmentrapport
afgegeven BREEAM-NL-In-Use, versie 6.1 certificaat,
-
3b. voor een nieuw of grootschalig gerenoveerd gebouw(deel) een minimale score van 85%
van het keurmerk voor duurzame vastgoedobjecten (BREEAM-NL Nieuwbouw en Renovatie
versie 6.1) van de Dutch Green Building Council wordt behaald, waarbij voor de volgende
categorieën ten minste de genoemde score wordt behaald: 60% op ‘Energie’, 45% op ‘Landgebruik
en Ecologie’ en 45% op ‘Materialen’, wat blijkt uit een uiterlijk binnen drie maanden
(voor Bespoke trajecten binnen negen maanden) na meldingsdatum door een Assessor goedgekeurd
BREEAM-NL assessmentrapport, en uit een binnen vier jaar na afgifte van het assessmentrapport
afgegeven BREEAM-NL oplevercertificaat,
-
4. een gebouw(deel) met industriefunctie is voorzien van een dak dat constructief is
voorbereid op het realiseren van duurzame energieopwekkingsinstallaties en daarnaast
voor het volledige bruikbare dakoppervlak is voorzien van:
-
a. dakbedekking met een Solar Reflectance Index (SRI) waarde van ten minste 80, of
-
b. een vegetatiedak, of
-
c. een parkeerdak, of
-
d. een retentiedak, of
-
e. duurzame energieopwekkingsinstallaties, of
-
f. een combinatie hiervan, of
-
g. in plaats van de genoemde opties a tot en met f er een gevelbegroeiingssysteem wordt
toegepast op ten minste 25% van het totale geveloppervlak,
-
b. bestaande uit: een nieuw utiliteitsgebouw(deel) of de voor renovatie technisch noodzakelijke
apparatuur, bouwkundige werken en gebouwgebonden installaties om te voldoen aan bovengenoemde
eisen, biodiversiteitsversterkende maatregelen, regenwaterbuffers en -infiltratie
zolang het geen wettelijke verplichting betreft en met uitzondering van de volgende
onderdelen: gebouwdelen die niet voldoen aan de in onderdeel a. genoemde eisen, interieur,
inrichting, overige terreininrichting, magazijnstellingen, aankoop van grond en aankoop
en sloop van een bestaand gebouw.
Hierbij geldt dat:
-
– de investering in het utiliteitsgebouw voor ten hoogste het volgende bedrag per gevalideerde
vierkante meter bruto vloeroppervlakte (bvo) in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek:
Utiliteitsgebouw(deel) zonder industriefunctie
|
≤ 1.000 vierkante meter bvo
|
€ 1.400 per vierkante meter bvo
|
> 1.000 vierkante meter
|
€ 800 per vierkante meter bvo
|
Utiliteitsgebouw(deel) met industriefunctie
|
≤ 5.000 vierkante meter bvo
|
€ 800 per vierkante meter bvo
|
-
– een gebouw(deel) met industriefunctie voor ten hoogste 5.000 vierkante meter bvo in
aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek,
-
– indien er een vegetatiedak, retentiedak of gevelbegroeiingsysteem wordt toegepast,
het maximaal voor milieu-investeringsaftrek in aanmerking komende bedrag wordt verhoogd
met € 600 per vierkante meter vegetatiedak, retentiedak of gevelbegroeiingssysteem,
-
– indien een gebouw bestaat uit meerdere gebouwdelen met dezelfde gebruiksfunctie, wordt
het maximale bedrag dat voor milieu-investeringsaftrek in aanmerking komt gebaseerd
op het totale bvo van de gebouwdelen met dezelfde gebruiksfunctie, zijnde de totalen
voor de gebouwdelen met industriefunctie en de gebouwdelen zonder industriefunctie,
-
– investeringen in een utiliteitsgebouw binnen het kalenderjaar van de eerste melding
voor milieu-investeringsaftrek uitsluitend in zijn geheel voor één van de bedrijfsmiddelen
D 5215 tot en met E 5228 kunnen worden gemeld.
-
– vervolginvesteringen in dit gebouw(deel) in nakomende jaren kunnen uitsluitend gemeld
worden voor bedrijfsmiddel D 5230 van de betreffende Milieulijst, indien voldaan wordt
aan de eisen van dat bedrijfsmiddel,
-
– per omgevingsvergunning slechts één gebouwdeel met industriefunctie en één gebouwdeel
zonder industriefunctie gemeld kan worden,
-
– onder bruikbaar dakoppervlak wordt verstaan het totale dakoppervlak van een gebouw(deel),
met uitzondering van dakoppervlak dat wordt gebruikt voor (voorzieningen voor) technische
installaties, lichtstraten, daglichtkoepels en hemelwaterafvoeren, en
-
– onder grootschalige renovatie wordt verstaan renovatie waarbij ten minste 25% van
de oppervlakte van de uitwendige scheidingsconstructie van een gebouw(deel) wordt
vernieuwd, veranderd of vergroot.
E 5216
Duurzaam gerenoveerd of zeer duurzaam nieuw utiliteitsgebouw volgens BREEAM-NL
-
a. bestemd voor: het duurzaam vervullen van (utiliteits-)gebruiksfuncties, genoemd in
tabel 4.148A van het Besluit bouwwerken leefomgeving, niet zijnde gebruiksfunctie 1 (woonfunctie), 11 (overige gebruiksfunctie) of 12
(bouwwerk geen gebouw zijnde), met een gebouw(deel), niet zijnde een stal of kas,
waarbij:
-
1. al het aangeschafte nieuwe hout dat verwerkt wordt voldoet aan de eisen, genoemd onder
punt 13 van paragraaf 1 van deze bijlage,
-
2. een berekening van de milieuprestatie wordt overgelegd, bepaald volgens de vigerende
Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken,
-
3a. voor een gerenoveerd gebouw(deel) een minimale score van 55% op het aspect ‘Asset’
van het keurmerk voor duurzame vastgoedobjecten (BREEAM-NL-In-Use, versie 6.1) van
de Dutch Green Building Council wordt behaald, waarbij voor de volgende categorieën
ten minste de genoemde scores worden behaald: 60% op ‘Energie’, 45% op ‘Landgebruik
en Ecologie’ en 45% op ‘Materiaalstromen’, wat blijkt uit een uiterlijk binnen drie
maanden na meldingsdatum door een Assessor goedgekeurd BREEAM-NL-In-Use, versie 6.1
assessmentrapport, en uit een binnen drie jaar na afgifte van het assessmentrapport
afgegeven BREEAM-NL-In-Use, versie 6.1 certificaat,
-
3b. voor een nieuw of grootschalig gerenoveerd gebouw(deel) een minimale score van 70%
van het keurmerk voor duurzame vastgoedobjecten (BREEAM-NL Nieuwbouw en Renovatie
versie 6.1) van de Dutch Green Building Council wordt behaald, waarbij voor de volgende
categorieën ten minste de genoemde score wordt behaald: 60% op ‘Energie’, 45% op ‘Landgebruik
en Ecologie’ en 45% op ‘Materialen’, wat blijkt uit een uiterlijk binnen drie maanden
(voor Bespoke trajecten binnen negen maanden) na meldingsdatum door een Assessor goedgekeurd
BREEAM-NL assessmentrapport, en uit een binnen vier jaar na afgifte van het assessmentrapport
afgegeven BREEAM-NL oplevercertificaat,
-
4. een gebouw(deel) met industriefunctie is voorzien van een dak dat constructief is
voorbereid op het realiseren van duurzame energieopwekkingsinstallaties en daarnaast
voor het volledige bruikbare dakoppervlak is voorzien van:
-
a. dakbedekking met een Solar Reflectance Index (SRI) waarde van ten minste 80, of
-
b. een vegetatiedak, of
-
c. een parkeerdak, of
-
d. een retentiedak, of
-
e. duurzame energieopwekkingsinstallaties, of
-
f. een combinatie hiervan, of
-
g. in plaats van de genoemde opties a tot en met f er een gevelbegroeiingssysteem wordt
toegepast op ten minste 25% van het totale geveloppervlak,
-
b. bestaande uit: een nieuw utiliteitsgebouw(deel) of de voor renovatie technisch noodzakelijke
apparatuur, bouwkundige werken en gebouwgebonden installaties om te voldoen aan bovengenoemde
eisen, biodiversiteitsversterkende maatregelen, regenwaterbuffers en -infiltratie
zolang het geen wettelijke verplichting betreft en met uitzondering van de volgende
onderdelen: gebouwdelen die niet voldoen aan de in onderdeel a. genoemde eisen, interieur,
inrichting, overige terreininrichting, magazijnstellingen, aankoop van grond en aankoop
en sloop van een bestaand gebouw.
Hierbij geldt dat:
-
– de investering in het utiliteitsgebouw voor ten hoogste het volgende bedrag per gevalideerde
vierkante meter bruto vloeroppervlakte (bvo) in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek:
Utiliteitsgebouw(deel) zonder industriefunctie
|
≤ 1.000 vierkante meter bvo
|
€ 1.400 per vierkante meter bvo
|
> 1.000 vierkante meter
|
€ 800 per vierkante meter bvo
|
Utiliteitsgebouw(deel) met industriefunctie
|
≤ 5.000 vierkante meter bvo
|
€ 600 per vierkante meter bvo
|
-
– een gebouw(deel) met industriefunctie voor ten hoogste 5.000 vierkante meter bvo in
aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek,
-
– indien er een vegetatiedak, retentiedak of gevelbegroeiingsysteem wordt toegepast,
het maximaal voor milieu-investeringsaftrek in aanmerking komende bedrag wordt verhoogd
met € 600 per vierkante meter vegetatiedak, retentiedak of gevelbegroeiingssysteem,
-
– indien een gebouw bestaat uit meerdere gebouwdelen met dezelfde gebruiksfunctie, wordt
het maximale bedrag dat voor milieu-investeringsaftrek in aanmerking komt gebaseerd
op het totale bvo van de gebouwdelen met dezelfde gebruiksfunctie, zijnde de totalen
voor de gebouwdelen met industriefunctie en de gebouwdelen zonder industriefunctie,
-
– investeringen in een utiliteitsgebouw binnen het kalenderjaar van de eerste melding
voor milieu-investeringsaftrek uitsluitend in zijn geheel voor één van de bedrijfsmiddelen
D 5215 tot en met E 5228 kunnen worden gemeld,
-
– vervolginvesteringen in dit gebouw(deel) in nakomende jaren komen niet in aanmerking
voor milieu-investeringsaftrek,
-
– per omgevingsvergunning slechts één gebouwdeel met industriefunctie en één gebouwdeel
zonder industriefunctie gemeld kan worden,
-
– onder bruikbaar dakoppervlak wordt verstaan het totale dakoppervlak van een gebouw(deel),
met uitzondering van dakoppervlak dat wordt gebruikt voor (voorzieningen voor) technische
installaties, lichtstraten, daglichtkoepels en hemelwaterafvoeren, en
-
– onder grootschalige renovatie wordt verstaan renovatie waarbij ten minste 25% van
de oppervlakte van de uitwendige scheidingsconstructie van een gebouw(deel) wordt
vernieuwd, veranderd of vergroot.
D 5220
Zeer duurzaam gerenoveerd of verdergaand zeer duurzaam nieuw utiliteitsgebouw volgens
GPR Gebouw
-
a. bestemd voor: het duurzaam vervullen van (utiliteits-)gebruiksfuncties, genoemd in
tabel 4.148A van het Besluit bouwwerken leefomgeving, niet zijnde gebruiksfunctie 1 (woonfunctie), 11 (overige gebruiksfunctie) of 12
(bouwwerk geen gebouw zijnde), met een gebouw(deel), niet zijnde een stal, kas of
datacentrum, waarbij:
-
1. al het aangeschafte nieuwe hout dat verwerkt wordt voldoet aan de eisen, genoemd onder
punt 13 van paragraaf 1 van deze bijlage,
-
2. een berekening van de milieuprestatie wordt overgelegd, bepaald volgens de vigerende
Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken,
-
3a. een gerenoveerd gebouw(deel) voldoet aan de eisen van de maatlat van GPR Gebouw 4.4
Bestaande Bouw met een score van ten minste 7,5 voor de thema’s Energie, Milieu, Gezondheid,
Gebruikskwaliteit, Toekomstwaarde en Proceskwaliteit, wat blijkt uit een rapportage
van de GPR Gebouw berekening, die uiterlijk binnen drie maanden na meldingsdatum is
geaccordeerd door een GPR Gebouw Expert en gevalideerd door een onafhankelijke GPR
Gebouw Assessor volgens de Procedure Kwaliteitsborging GPR Gebouw berekening, en waarbij
na de oplevering van het gebouw binnen drie jaar na afgifte van voornoemde rapportage
een GPR Gebouw opleverrapportage overgelegd wordt die geaccordeerd is door een GPR
Gebouw Expert en gevalideerd door een onafhankelijke GPR Gebouw Assessor volgens de
Procedure Kwaliteitsborging GPR Gebouw berekening, of
-
3b. een nieuw of ingrijpend gerenoveerd gebouw(deel) voldoet aan de eisen van de maatlat
van GPR Gebouw 4.4 met een score van ten minste 8,5 voor de thema’s Energie, Milieu,
Gezondheid, Gebruikskwaliteit, Toekomstwaarde en Proceskwaliteit, wat blijkt uit een
rapportage van de GPR Gebouw berekening, die uiterlijk binnen drie maanden na meldingsdatum
is geaccordeerd door een GPR Gebouw Expert en gevalideerd door een onafhankelijke
GPR Gebouw Assessor volgens de Procedure Kwaliteitsborging GPR Gebouw berekening,
en waarbij na de oplevering van het gebouw binnen vier jaar na afgifte van voornoemde
rapportage een GPR Gebouw opleverrapportage overgelegd wordt die geaccordeerd is door
een GPR Gebouw Expert en gevalideerd door een onafhankelijke GPR Gebouw Assessor volgens
de Procedure Kwaliteitsborging GPR Gebouw berekening,
-
4a. voor een nieuw utiliteitsgebouw geldt dat het primair fossiel energiegebruik, in kilowattuur
per vierkante meter gebruiksoppervlak per jaar (BENG 2), ten minste 10% lager is dan
vereist op grond van het Besluit bouwwerken leefomgeving, waarbij voor een gebouw(deel) met industriefunctie geldt dat:
-
– als referentiefunctie een sportfunctie wordt aangehouden in de NTA 8800 berekening,
en
-
– het primair fossiel energiegebruik, exclusief fictief warmtapwater van de sportfunctie,
ten hoogste 31,5 kilowattuur per vierkante meter per jaar is, of
-
4b. voor een gerenoveerd gebouw geldt dat het primair fossiel energiegebruik in kilowattuur
per vierkante meter gebruiksoppervlak per jaar (BENG 2) ten minste 20% lager is dan
voor de ingreep, en
-
5. een gebouw(deel) met industriefunctie is voorzien van een dak dat constructief is
voorbereid op het realiseren van duurzame energieopwekkingsinstallaties en daarnaast
voor het volledige bruikbare dakoppervlak is voorzien van:
-
a. dakbedekking met een Solar Reflectance Index (SRI) waarde van ten minste 80, of
-
b. een vegetatiedak, of
-
c. een parkeerdak, of
-
d. een retentiedak, of
-
e. duurzame energieopwekkingsinstallaties, of
-
f. een combinatie hiervan, of
-
g. in plaats van de genoemde opties a tot en met f er een gevelbegroeiingssysteem wordt
toegepast op ten minste 25% van het totale geveloppervlak,
-
b. bestaande uit: een nieuw utiliteitsgebouw(deel) of de voor renovatie technisch noodzakelijke
apparatuur, bouwkundige werken en gebouwgebonden installaties om te voldoen aan bovengenoemde
eisen, biodiversiteitsversterkende maatregelen, regenwaterbuffers en -infiltratie
zolang het geen wettelijke verplichting betreft en met uitzondering van de volgende
onderdelen: gebouwdelen die niet voldoen aan de in onderdeel a. genoemde eisen, interieur,
inrichting, overige terreininrichting, magazijninstellingen, aankoop van grond en
aankoop en sloop van een bestaand gebouw.
Hierbij geldt dat:
-
– de investering in het utiliteitsgebouw voor ten hoogste het volgende bedrag per gevalideerde
vierkante meter bruto vloeroppervlakte (bvo) in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek:
Utiliteitsgebouw(deel) zonder industriefunctie
|
≤ 1.000 vierkante meter bvo
|
€ 1.400 per vierkante meter bvo
|
> 1.000 vierkante meter
|
€ 800 per vierkante meter bvo
|
Utiliteitsgebouw(deel) met industriefunctie
|
≤ 5.000 vierkante meter bvo
|
€ 800 per vierkante meter bvo
|
-
– een gebouw(deel) met industriefunctie voor ten hoogste 5.000 vierkante meter bvo in
aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek,
-
– indien er een vegetatiedak, retentiedak of gevelbegroeiingsysteem wordt toegepast,
het maximaal voor milieu-investeringsaftrek in aanmerking komende bedrag wordt verhoogd
met € 600 per vierkante meter vegetatiedak, retentiedak of gevelbegroeiingssysteem,
-
– indien een gebouw bestaat uit meerdere gebouwdelen met dezelfde gebruiksfunctie, wordt
het maximale bedrag dat voor milieu-investeringsaftrek in aanmerking komt gebaseerd
op het totale bvo van de gebouwdelen met dezelfde gebruiksfunctie, zijnde de totalen
voor de gebouwdelen met industriefunctie en de gebouwdelen zonder industriefunctie,
-
– investeringen in een utiliteitsgebouw binnen het kalenderjaar van de eerste melding
voor milieu-investeringsaftrek uitsluitend in zijn geheel voor één van de bedrijfsmiddelen
D 5215 tot en met E 5228 kunnen worden gemeld,
-
– vervolginvesteringen in dit gebouw(deel) in nakomende jaren kunnen uitsluitend gemeld
worden voor bedrijfsmiddel D 5230 van de betreffende Milieulijst, indien voldaan wordt
aan de eisen van dat bedrijfsmiddel,
-
– per omgevingsvergunning slechts één gebouwdeel met industriefunctie en één gebouwdeel
zonder industriefunctie gemeld kan worden,
-
– in het Besluit bouwwerken leefomgeving geen eisen worden gesteld aan de energiezuinigheid van gebouw(del)en met een industriefunctie.
Er bestaat dan ook nog geen methode voor het bepalen van de energieprestatie van industriële
gebouwen. Met de NTA 8800 kan op een alternatieve wijze toch de energieprestatie van
de industriefunctie worden bepaald. Hiervoor moet in plaats van de industriefunctie
een sportfunctie worden aangehouden in de NTA 8800 berekening. Voor de industriefunctie
dient het energiegebruik voor warmtapwater voor de gehele gebruiksoppervlakte in de
ontwerpberekening meegenomen te worden uitgaande van de aanwezigheid van een standaard
warmtapwaterinstallatie (invoer: gasgestookt warmwatertoestel HRww, CW-klasse 4, leidinglengtes
> 3 meter). Dit dient ook meegenomen te worden als geen warmtapwaterinstallatie aanwezig
is. In de referentie ‘gebouw met sportfunctie’ is een grote vraag naar warmtapwater
opgenomen. In de bepaling van de energiebehoefte en het primair fossiel energieverbruik
mag de energie die nodig is voor deze fictieve energievraag voor warm tapwater van
het resultaat uit de energieprestatieberekening worden afgetrokken,
-
– onder bruikbaar dakoppervlak wordt verstaan het totale dakoppervlak van een gebouw(deel),
met uitzondering van dakoppervlak dat wordt gebruikt voor (voorzieningen voor) technische
installaties, lichtstraten, daglichtkoepels en hemelwaterafvoeren, en
-
– onder grootschalige renovatie wordt verstaan renovatie waarbij ten minste 25% van
de oppervlakte van de uitwendige scheidingsconstructie van een gebouw(deel) wordt
vernieuwd, veranderd of vergroot.
E 5221
Duurzaam gerenoveerd of zeer duurzaam nieuw utiliteitsgebouw volgens GPR Gebouw
-
a. bestemd voor: het duurzaam vervullen van (utiliteits-)gebruiksfuncties, genoemd in
tabel 4.148A van het Besluit bouwwerken leefomgeving, niet zijnde gebruiksfunctie 1 (woonfunctie), 11 (overige gebruiksfunctie) of 12
(bouwwerk geen gebouw zijnde), met een gebouw(deel), niet zijnde een stal, kas of
datacentrum, waarbij:
-
1. al het aangeschafte nieuwe hout dat verwerkt wordt voldoet aan de eisen, genoemd onder
punt 13 van paragraaf 1 van deze bijlage,
-
2. een berekening van de milieuprestatie wordt overgelegd, bepaald volgens de vigerende
Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken,
-
3a. een gerenoveerd gebouw(deel) voldoet aan de eisen van de maatlat van GPR Gebouw 4.4
Bestaande Bouw met een score van ten minste 7,0 voor de thema’s Energie, Milieu, Gezondheid,
Gebruikskwaliteit, Toekomstwaarde en Proceskwaliteit, wat blijkt uit een rapportage
van de GPR Gebouw berekening, die uiterlijk binnen drie maanden na meldingsdatum is
geaccordeerd door een GPR Gebouw Expert en gevalideerd door een onafhankelijke GPR
Gebouw Assessor volgens de Procedure Kwaliteitsborging GPR Gebouw berekening, en waarbij
na de oplevering van het gebouw binnen drie jaar na afgifte van voornoemde rapportage
een GPR Gebouw opleverrapportage overgelegd wordt die geaccordeerd is door een GPR
Gebouw Expert en gevalideerd door een onafhankelijke GPR Gebouw Assessor volgens de
Procedure Kwaliteitsborging GPR Gebouw berekening, of
-
3b. een nieuw of ingrijpend gerenoveerd gebouw(deel) voldoet aan de eisen van de maatlat
van GPR Gebouw 4.4 met een score van ten minste 8,0 voor de thema’s Energie, Milieu,
Gezondheid, Gebruikskwaliteit, Toekomstwaarde en Proceskwaliteit, wat blijkt uit rapportage
van de GPR Gebouw berekening, die uiterlijk binnen drie maanden na de meldingsdatum
is geaccordeerd door een GPR Gebouw Expert en gevalideerd door een onafhankelijke
GPR Gebouw Assessor volgens de Procedure Kwaliteitsborging GPR Gebouw berekening,
en waarbij na de oplevering van het gebouw binnen vier jaar na afgifte van voornoemde
rapportage een GPR Gebouw opleverrapportage overgelegd wordt die geaccordeerd is door
een GPR Gebouw Expert en gevalideerd door een onafhankelijke GPR Gebouw Assessor volgens
de Procedure Kwaliteitsborging GPR Gebouw berekening,
-
4a. voor een nieuw utiliteitsgebouw geldt dat het primair fossiel energiegebruik, in kilowattuur
per vierkante meter gebruiksoppervlak per jaar (BENG 2), ten minste 10% lager is dan
vereist op grond van het Besluit bouwwerken leefomgeving, waarbij voor een gebouw(deel) met industriefunctie geldt dat:
-
– als referentiefunctie een sportfunctie wordt aangehouden in de NTA 8800 berekening,
en
-
– het primair fossiel energiegebruik, exclusief fictief warmtapwater van de sportfunctie,
ten hoogste 31,5 kilowattuur per vierkante meter per jaar is, of
-
4b. voor een gerenoveerd gebouw geldt dat het primair fossiel energiegebruik in kilowattuur
per vierkante meter gebruiksoppervlak per jaar (BENG 2) ten minste 20% lager is dan
voor de ingreep, en
-
5. een gebouw(deel) met industriefunctie is voorzien van een dak dat constructief is
voorbereid op het realiseren van duurzame energieopwekkingsinstallaties en daarnaast
voor het volledige bruikbare dakoppervlak is voorzien van:
-
a. dakbedekking met een Solar Reflectance Index (SRI) waarde van ten minste 80, of
-
b. een vegetatiedak, of
-
c. een parkeerdak, of
-
d. een retentiedak, of
-
e. duurzame energieopwekkingsinstallaties, of
-
f. een combinatie hiervan, of
-
g. in plaats van de genoemde opties a tot en met f er een gevelbegroeiingssysteem wordt
toegepast op ten minste 25% van het totale geveloppervlak,
-
b. bestaande uit: een nieuw utiliteitsgebouw(deel) of de voor renovatie technisch noodzakelijke
apparatuur, bouwkundige werken en gebouwgebonden installaties om te voldoen aan bovengenoemde
eisen, biodiversiteitsversterkende maatregelen, regenwaterbuffers en -infiltratie
zolang het geen wettelijke verplichting betreft en met uitzondering van de volgende
onderdelen: gebouwdelen die niet voldoen aan de in onderdeel a. genoemde eisen, interieur,
inrichting, overige terreininrichting, magazijnstellingen, aankoop van grond en aankoop
en sloop van een bestaand gebouw.
Hierbij geldt dat:
-
– de investering in het utiliteitsgebouw voor ten hoogste het volgende bedrag per gevalideerde
vierkante meter bruto vloeroppervlakte (bvo) in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek:
Utiliteitsgebouw(deel) zonder industriefunctie
|
≤ 1.000 vierkante meter bvo
|
€ 1.400 per vierkante meter bvo
|
> 1.000 vierkante meter
|
€ 800 per vierkante meter bvo
|
Utiliteitsgebouw(deel) met industriefunctie
|
≤ 5.000 vierkante meter bvo
|
€ 600 per vierkante meter bvo
|
-
– een gebouw(deel) met industriefunctie voor ten hoogste 5.000 vierkante meter bvo in
aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek,
-
– indien er een vegetatiedak, retentiedak of gevelbegroeiingsysteem wordt toegepast,
het maximaal voor milieu-investeringsaftrek in aanmerking komende bedrag wordt verhoogd
met € 600 per vierkante meter vegetatiedak, retentiedak of gevelbegroeiingssysteem,
-
– indien een gebouw bestaat uit meerdere gebouwdelen met dezelfde gebruiksfunctie, wordt
het maximale bedrag dat voor milieu-investeringsaftrek in aanmerking komt gebaseerd
op het totale bvo van de gebouwdelen met dezelfde gebruiksfunctie, zijnde de totalen
voor de gebouwdelen met industriefunctie en de gebouwdelen zonder industriefunctie,
-
– investeringen in een utiliteitsgebouw binnen het kalenderjaar van de eerste melding
voor milieu-investeringsaftrek uitsluitend in zijn geheel voor één van de bedrijfsmiddelen
D 5215 tot en met E 5228 kunnen worden gemeld,
-
– vervolginvesteringen in dit gebouw(deel) in nakomende jaren komen niet in aanmerking
voor milieu-investeringsaftrek,
-
– per omgevingsvergunning slechts één gebouwdeel met industriefunctie en één gebouwdeel
zonder industriefunctie gemeld kan worden,
-
– in het Besluit bouwwerken leefomgeving geen eisen worden gesteld aan de energiezuinigheid van gebouw(del)en met een industriefunctie.
Er bestaat dan ook nog geen methode voor het bepalen van de energieprestatie van industriële
gebouwen. Met de NTA 8800 kan op een alternatieve wijze toch de energieprestatie van
de industriefunctie worden bepaald. Hiervoor moet in plaats van de industriefunctie
een sportfunctie worden aangehouden in de NTA 8800 berekening. Voor de industriefunctie
dient het energiegebruik voor warmtapwater voor de gehele gebruiksoppervlakte in de
ontwerpberekening meegenomen te worden uitgaande van de aanwezigheid van een standaard
warmtapwaterinstallatie (invoer: gasgestookt warmwatertoestel HRww, CW-klasse 4, leidinglengtes
> 3 meter). Dit dient ook meegenomen te worden als geen warmtapwaterinstallatie aanwezig
is. In de referentie ‘gebouw met sportfunctie’ is een grote vraag naar warmtapwater
opgenomen. In de bepaling van de energiebehoefte en het primair fossiel energieverbruik
mag de energie die nodig is voor deze fictieve energievraag voor warm tapwater van
het resultaat uit de energieprestatieberekening worden afgetrokken,
-
– onder bruikbaar dakoppervlak wordt verstaan het totale dakoppervlak van een gebouw(deel),
met uitzondering van dakoppervlak dat wordt gebruikt voor (voorzieningen voor) technische
installaties, lichtstraten, daglichtkoepels en hemelwaterafvoeren, en
-
– onder grootschalige renovatie wordt verstaan renovatie waarbij ten minste 25% van
de oppervlakte van de uitwendige scheidingsconstructie van een gebouw(deel) wordt
vernieuwd, veranderd of vergroot.
D 5227
Verdergaand zeer duurzaam nieuw utiliteitsgebouw volgens DGNB International
-
a. bestemd voor: het duurzaam vervullen van (utiliteits-)gebruiksfuncties, genoemd in
tabel 4.148A van het Besluit bouwwerken leefomgeving, niet zijnde gebruiksfunctie 1 (woonfunctie), 11 (overige gebruiksfunctie) of 12
(bouwwerk geen gebouw zijnde), met een gebouw(deel), niet zijnde een stal, kas of
datacentrum, waarbij:
-
1. al het aangeschafte nieuwe hout dat verwerkt wordt voldoet aan de eisen, genoemd onder
punt 13 van paragraaf 1 van deze bijlage,
-
2. een berekening van de milieuprestatie wordt overgelegd, bepaald volgens de vigerende
Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken,
-
3. voor het gebouw(deel) het niveau ‘Platinum’ van het keurmerk voor duurzame vastgoedobjecten
(DGNB Version New Construction, Version 2020 International) van de German Sustainable
Building Council wordt behaald, wat blijkt uit een uiterlijk binnen drie maanden na
meldingsdatum door een DGNB Auditor opgesteld auditorrapport, waaruit blijkt dat de
volgende criteriascores in het ontwerp zijn opgenomen: ENV 1.1. tot en met 1.3 en
ECO 2.1 samen ten minste 210 punten, TEC 1.3 en TEC 1.4 samen ten minste 85 punten,
ENV 2.4 ten minste 80 punten,
-
4. binnen vier jaar na afgifte van het auditorrapport een oplevercertificaat wordt overgelegd
op het niveau ‘Platinum’ van het keurmerk voor duurzame vastgoedobjecten (DGNB) van
de German Sustainable Building Council waaruit bovengenoemde scores blijken, en
-
5. een gebouw(deel) met industriefunctie is voorzien van een dak dat constructief is
voorbereid op het realiseren van duurzame energieopwekkingsinstallaties en daarnaast
voor het volledige bruikbare dakoppervlak is voorzien van:
-
a. dakbedekking met een Solar Reflectance Index (SRI) waarde van ten minste 80, of
-
b. een vegetatiedak, of
-
c. een parkeerdak, of
-
d. een retentiedak, of
-
e. duurzame energieopwekkingsinstallaties, of
-
f. een combinatie hiervan, of
-
g. in plaats van de genoemde opties a tot en met f er een gevelbegroeiingssysteem wordt
toegepast op ten minste 25% van het totale geveloppervlak,
-
b. bestaande uit: een nieuw utiliteitsgebouw(deel) of de voor renovatie technisch noodzakelijke
apparatuur, bouwkundige werken en gebouwgebonden installaties om te voldoen aan bovengenoemde
eisen, biodiversiteitsversterkende maatregelen, regenwaterbuffers en -infiltratie
zolang het geen wettelijke verplichting betreft en met uitzondering van de volgende
onderdelen: gebouwdelen die niet voldoen aan de in onderdeel a. genoemde eisen, interieur,
inrichting, overige terreininrichting, magazijnstellingen, aankoop van grond en aankoop
en sloop van een bestaand gebouw.
Hierbij geldt dat:
-
– de investering in het utiliteitsgebouw voor ten hoogste het volgende bedrag per gevalideerde
vierkante meter bruto vloeroppervlakte (bvo) in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek:
Utiliteitsgebouw(deel) zonder industriefunctie
|
≤ 1.000 vierkante meter bvo
|
€ 1.400 per vierkante meter bvo
|
> 1.000 vierkante meter
|
€ 800 per vierkante meter bvo
|
Utiliteitsgebouw(deel) met industriefunctie
|
≤ 5.000 vierkante meter bvo
|
€ 800 per vierkante meter bvo
|
-
– een gebouw(deel) met industriefunctie voor ten hoogste 5.000 vierkante meter bvo in
aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek,
-
– indien er een vegetatiedak, retentiedak of gevelbegroeiingsysteem wordt toegepast,
het maximaal voor milieu-investeringsaftrek in aanmerking komende bedrag wordt verhoogd
met € 600 per vierkante meter vegetatiedak, retentiedak of gevelbegroeiingssysteem,
-
– indien een gebouw bestaat uit meerdere gebouwdelen met dezelfde gebruiksfunctie, het
maximale bedrag dat voor milieu-investeringsaftrek in aanmerking komt wordt gebaseerd
op het totale bvo van de gebouwdelen met dezelfde gebruiksfunctie, zijnde de totalen
voor de gebouwdelen met industriefunctie en de gebouwdelen zonder industriefunctie,
-
– investeringen in een utiliteitsgebouw binnen het kalenderjaar van de eerste melding
voor milieu-investeringsaftrek uitsluitend in zijn geheel voor één van de bedrijfsmiddelen
D 5215 tot en met E 5228 kunnen worden gemeld,
-
– vervolginvesteringen in dit gebouw(deel) in nakomende jaren kunnen uitsluitend gemeld
worden voor bedrijfsmiddel D 5230 van de betreffende Milieulijst, indien voldaan wordt
aan de eisen van dat bedrijfsmiddel,
-
– per omgevingsvergunning slechts één gebouwdeel met industriefunctie en één gebouwdeel
zonder industriefunctie gemeld kan worden,
-
– onder bruikbaar dakoppervlak wordt verstaan het totale dakoppervlak van een gebouw(deel),
met uitzondering van dakoppervlak dat wordt gebruikt voor (voorzieningen voor) technische
installaties, lichtstraten, daglichtkoepels en hemelwaterafvoeren, en
-
– onder grootschalige renovatie wordt verstaan renovatie waarbij ten minste 25% van
de oppervlakte van de uitwendige scheidingsconstructie van een gebouw(deel) wordt
vernieuwd, veranderd of vergroot.
E 5228
Zeer duurzaam nieuw utiliteitsgebouw volgens DGNB International
-
a. bestemd voor: het duurzaam vervullen van (utiliteits-)gebruiksfuncties, genoemd in
tabel 4.418A van het Besluit bouwwerken leefomgeving, niet zijnde gebruiksfunctie 1 (woonfunctie), 11 (overige gebruiksfunctie) of 12
(bouwwerk geen gebouw zijnde), met een gebouw(deel), niet zijnde een stal, kas of
datacentrum, waarbij:
-
1. al het aangeschafte nieuwe hout dat verwerkt wordt voldoet aan de eisen, genoemd onder
punt 13 van paragraaf 1 van deze bijlage,
-
2. een berekening van de milieuprestatie wordt overgelegd, bepaald volgens de vigerende
Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken,
-
3. voor het gebouw(deel) het niveau ‘Gold’ van het keurmerk voor duurzame vastgoedobjecten
(DGNB System New Construction, Version 2020 International) van de German Sustainable
Building Council wordt behaald, wat blijkt uit een uiterlijk binnen drie maanden na
meldingsdatum door een DGNB Auditor opgesteld auditorrapport, waaruit blijkt dat de
volgende criteriascores in het ontwerp zijn opgenomen: ENV 1.1. tot en met 1.3 en
ECO 2.1 samen ten minste 210 punten, TEC 1.3 en TEC 1.4 samen ten minste 85 punten,
ENV 2.4 ten minste 80 punten, en
-
4. binnen vier jaar na afgifte van het auditorrapport een oplevercertificaat wordt overgelegd
op het niveau ‘Gold’ van het keurmerk voor duurzame vastgoedobjecten (DGNB) van de
German Sustainable Building Council waaruit bovengenoemde scores blijken, en
-
5. een gebouw(deel) met industriefunctie is voorzien van een dak dat constructief is
voorbereid op het realiseren van duurzame energieopwekkingsinstallaties en daarnaast
voor het volledige bruikbare dakoppervlak is voorzien van:
-
a. dakbedekking met een Solar Reflectance Index (SRI) waarde van ten minste 80, of
-
b. een vegetatiedak, of
-
c. een parkeerdak, of
-
d. een retentiedak, of
-
e. duurzame energieopwekkingsinstallaties, of
-
f. een combinatie hiervan, of
-
g. in plaats van de genoemde opties a tot en met f er een gevelbegroeiingssysteem wordt
toegepast op ten minste 25% van het totale geveloppervlak,
-
b. bestaande uit: een nieuw utiliteitsgebouw(deel) of de voor renovatie technisch noodzakelijke
apparatuur, bouwkundige werken en gebouwgebonden installaties om te voldoen aan bovengenoemde
eisen, biodiversiteitsversterkende maatregelen, regenwaterbuffers en -infiltratie
zolang het geen wettelijke verplichting betreft en met uitzondering van de volgende
onderdelen: gebouwdelen die niet voldoen aan de in onderdeel a. genoemde eisen, interieur,
inrichting, overige terreininrichting, magazijnstellingen, aankoop van grond en aankoop
en sloop van een bestaand gebouw.
Hierbij geldt dat:
-
– de investering in het utiliteitsgebouw voor ten hoogste het volgende bedrag per gevalideerde
vierkante meter bruto vloeroppervlakte (bvo) in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek:
Utiliteitsgebouw(deel) zonder industriefunctie
|
≤ 1.000 vierkante meter bvo
|
€ 1.400 per vierkante meter bvo
|
> 1.000 vierkante meter
|
€ 800 per vierkante meter bvo
|
Utiliteitsgebouw(deel) met industriefunctie
|
≤ 5.000 vierkante meter bvo
|
€ 600 per vierkante meter bvo
|
-
– een gebouw(deel) met industriefunctie voor ten hoogste 5.000 vierkante meter bvo in
aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek,
-
– indien er een vegetatiedak, retentiedak of gevelbegroeiingsysteem wordt toegepast,
het maximaal voor milieu-investeringsaftrek in aanmerking komende bedrag wordt verhoogd
met € 600 per vierkante meter vegetatiedak, retentiedak of gevelbegroeiingssysteem,
-
– indien een gebouw bestaat uit meerdere gebouwdelen met dezelfde gebruiksfunctie, het
maximale bedrag dat voor milieu-investeringsaftrek in aanmerking komt wordt gebaseerd
op het totale bvo van de gebouwdelen met dezelfde gebruiksfunctie, zijnde de totalen
voor de gebouwdelen met industriefunctie en de gebouwdelen zonder industriefunctie,
-
– investeringen in een utiliteitsgebouw binnen het kalenderjaar van de eerste melding
voor milieu-investeringsaftrek uitsluitend in zijn geheel voor één van de bedrijfsmiddelen
D 5215 tot en met E 5228 kunnen worden gemeld,
-
– vervolginvesteringen in dit gebouw(deel) in nakomende jaren komen niet in aanmerking
voor milieu-investeringsaftrek,
-
– per omgevingsvergunning slechts één gebouwdeel met industriefunctie en één gebouwdeel
zonder industriefunctie gemeld kan worden,
-
– onder bruikbaar dakoppervlak wordt verstaan het totale dakoppervlak van een gebouw(deel),
met uitzondering van dakoppervlak dat wordt gebruikt voor (voorzieningen voor) technische
installaties, lichtstraten, daglichtkoepels en hemelwaterafvoeren, en
-
– onder grootschalige renovatie wordt verstaan renovatie waarbij ten minste 25% van
de oppervlakte van de uitwendige scheidingsconstructie van een gebouw(deel) wordt
vernieuwd, veranderd of vergroot.
D 5230
(Zeer) duurzaam utiliteitsgebouw conform Milieulijst 2022, 2023 of 2024
-
a. bestemd voor: het duurzaam vervullen van (utiliteits-)gebruiksfuncties, genoemd in
tabel 4.148A van het Besluit bouwwerken leefomgeving, niet zijnde gebruiksfunctie 1 (woonfunctie), 11 (overige gebruiksfunctie) of 12
(bouwwerk geen gebouw zijnde), met een gebouw(deel), niet zijnde een stal of kas,
waarbij:
-
1. de gemelde investering een vervolginvestering betreft voor de eerst gemelde investering
in hetzelfde gebouw(deel) in het jaar 2022, 2023 of 2024,
-
2. het gebouw(deel) voldoet aan alle eisen van in het jaar van de eerste melding voor
dit project vigerende Milieulijst, conform een van de bedrijfsmiddelen 6115, 6120,
6125 of 6127, en
-
3a. voor een nieuw utiliteitsgebouw geldt dat het primair fossiel energiegebruik, in kilowattuur
per vierkante meter gebruiksoppervlak per jaar (BENG 2), ten minste 10% lager is dan
vereist op grond van het Besluit bouwwerken leefomgeving, waarbij voor een gebouw(deel) met industriefunctie geldt dat:
-
– als referentiefunctie een sportfunctie wordt aangehouden in de NTA 8800 berekening,
en
-
– het primair fossiel energiegebruik, exclusief fictief warmtapwater van de sportfunctie,
ten hoogste 31,5 kilowattuur per vierkante meter per jaar is, of
-
3b. voor een gerenoveerd gebouw geldt dat het primair fossiel energiegebruik in kilowattuur
per vierkante meter gebruiksoppervlak per jaar (BENG 2) ten minste 20% lager is dan
voor de ingreep,
-
b. bestaande uit: een nieuw utiliteitsgebouw, de voor renovatie technisch noodzakelijke
apparatuur, bouwkundige werken of gebouwgebonden installaties om te voldoen aan bovengenoemde
eisen, en met uitzondering van gebouwdelen die niet voldoen aan de in onderdeel a
genoemde eisen, aankoop van grond en aankoop en sloop van een bestaand gebouw.
Hierbij geldt dat:
-
– de investering in het utiliteitsgebouw voor ten hoogste het bedrag per gevalideerde
vierkante meter bruto vloeroppervlakte (bvo) zoals vermeld in bedrijfsmiddel 6115,
6120, 6125 of 6127, zoals deze luidde in het jaar waarin de eerste melding voor de
investering in het gebouw(deel) is gedaan, in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek,
-
– vervolginvesteringen in een duurzaam gebouw(deel), niet zijnde vervolginvesteringen
in het jaar van de eerst gemelde investering, uitsluitend in zijn geheel voor dit
bedrijfsmiddel kunnen worden gemeld,
-
– uitsluitend vervolginvesteringen voor investeringen gemeld onder bedrijfsmiddel 6115,
6120, 6125 of 6127 van de Milieulijst 2022, 2023 of 2024 in aanmerking komen onder
bedrijfsmiddel D 5230, en
-
– in het Besluit bouwwerken leefomgeving geen eisen worden gesteld aan de energiezuinigheid van gebouw(del)en met een industriefunctie.
Er bestaat dan ook nog geen methode voor het bepalen van de energieprestatie van industriële
gebouwen. Met de NTA 8800 kan op een alternatieve wijze toch de energieprestatie van
de industriefunctie worden bepaald. Hiervoor moet in plaats van de industriefunctie
een sportfunctie worden aangehouden in de NTA 8800 berekening. Voor de industriefunctie
dient het energiegebruik voor warmtapwater voor de gehele gebruiksoppervlakte in de
ontwerpberekening meegenomen te worden uitgaande van de aanwezigheid van een standaard
warmtapwaterinstallatie (invoer: gasgestookt warmwatertoestel HRww, CW-klasse 4, leidinglengtes
> 3 meter). Dit dient ook meegenomen te worden als geen warmtapwaterinstallatie aanwezig
is. In de referentie ‘gebouw met sportfunctie’ is een grote vraag naar warmtapwater
opgenomen. In de bepaling van de energiebehoefte en het primair fossiel energieverbruik
mag de energie die nodig is voor deze fictieve energievraag voor warm tapwater van
het resultaat uit de energieprestatieberekening worden afgetrokken.
5.3. Klimaatadaptatie in gebouwde omgeving
F 5300
Groendak
-
a. bestemd voor: het van beplanting voorzien van het dak van een bedrijfsgebouw, woning
of ander bouwwerk,
-
b. bestaande uit: een vegetatielaag, substraatlaag, drainagelaag en al dan niet de volgende
onderdelen: dakisolatie, dakbedekking, een kunstmatige bevloeiing en verankering,
nestelvoorzieningen en constructieve aanpassingen bij bestaande daken, met uitzondering
van kosten voor de dakconstructie in geval van nieuwbouw.
Hierbij geldt dat:
F 5301
Groene gevel of muur
-
a. bestemd voor: het van beplanting voorzien van een gevel van een bedrijfsgebouw of
woning, of beide zijden van een muurconstructie,
-
b. bestaande uit: een mosfaçade van bioreceptief beton of een van beplanting en substraat
of potgrond voorzien frame of bouwblokken en al dan niet de volgende onderdelen: een
gevelbeschermende laag, constructieve aanpassingen bij bestaande muren, irrigatieleidingwerk,
een geïntegreerde waterbuffer en nestel- of foerageervoorzieningen voor dieren of
insecten, waarbij het bioreceptief beton geen constructieve of isolerende functie
heeft.
Hierbij geldt dat:
G 5340
Groen en gezond bedrijfsterrein (aanpassen bestaande situatie)
-
a. bestemd voor: het zodanig herinrichten van een bestaand bedrijfsterrein gelegen op
een bestaand bedrijventerrein of op een bestaande kantorenlocatie, dat er meer groen,
een koelere werkomgeving en minder risico op wateroverlast, verdroging en hittestress
wordt gerealiseerd, door:
-
– het verwijderen van bestaande aansluitingen van de regenwaterafvoer op de riolering
van het gebouw, en
-
– het vervangen van ten minste 50% van de bestaande dichte verharding bestemd voor parkeren,
zij- en achterpaden, met uitzondering van trottoir en wegen, door groen, een waterpartij
die niet in directe verbinding staat met het oppervlaktewatersysteem, waterdoorlatende
(half)verharding of waterpasserende (half)verharding, waarbij ten minste één van de
volgende voorzieningen aanwezig is of toegepast wordt:
-
1. een groendak als bedoeld in bedrijfsmiddel F 5300,
-
2. een groene gevel of muur als bedoeld in bedrijfsmiddel F 5301,
-
3. een infiltratiesysteem of wadi als bedoeld in bedrijfsmiddel G 5342,
-
4. een retentiedak met dynamische afvoer als bedoeld in bedrijfsmiddel F 5344, of
-
5. aanpassingen aan de constructie van het gebouw die aantoonbaar bijdragen aan passieve
koeling van de werkomgeving,
-
b. bestaande uit: apparatuur, landschapselementen, bouwkundige of civieltechnische werken
die technisch noodzakelijk zijn voor de klimaatadaptieve maatregelen met uitzondering
van installaties die zorgen voor verwarming en/of koeling van het gebouw.
Hierbij geldt dat:
-
– een investering in de inrichting van een bedrijfsterrein bij een duurzaam gebouw dat
gemeld is onder één van de bedrijfsmiddelen G 5200 tot en met D 5230 onder bedrijfsmiddel
G 5340 niet in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek, en
-
– onder het aanpassen van de bestaande situatie wordt eveneens verstaan sloop en nieuwbouw
op dezelfde locatie of het wijzigen van de bestemming van een gebouw.
A 5341
Vergroening van een bedrijfsterrein, parkeerterrein of tuin (aanpassen bestaande situatie)
-
a. bestemd voor: het vervangen van de bestaande dichte verharding van een bedrijfsterrein
of het parkeerterrein of de tuin van één of meerdere woningen, door:
-
1. vegetatie,
-
2. een waterpartij die niet in directe verbinding staat met een oppervlaktewatersysteem,
-
3. waterdoorlatende of waterpasserende (half)verharding, al dan niet in combinatie met
infiltratiekolken of slimme kolken, of
-
4. een combinatie van de bovenstaande maatregelen,
waarbij onder punt 1 tot en met 4 geldt dat:
-
– het bedrijfsterrein geen deel uitmaakt van een landbouwbedrijf en gesitueerd is in
de bebouwde kom, en
-
– ten minste 50% van de dichte verharding die bestemd is voor parkeren, zij- en achterpaden
(met uitzondering van trottoir en wegen) wordt vervangen, of
-
– ten minste 50% van de totale dichte verharding wordt vervangen voor zover daarvoor
geen beperkingen gelden vanuit het bevoegd gezag en de functie van de verharding dit
toelaat,
-
b. bestaande uit: vegetatie, een waterpartij, waterdoorlatende of waterpasserende bestrating
en al dan niet de volgende onderdelen: infiltratiekolken, slimme kolken, een helofytensloot,
een vegetatiestuw of het verwijderen van bestaande aansluitingen op het riool.
Hierbij geldt dat:
-
– een investering in de inrichting van een bedrijfsterrein bij een duurzaam gebouw dat
gemeld is onder één van de bedrijfsmiddelen G 5200 tot en met D 5230 onder bedrijfsmiddel
A 5341 niet in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving
milieu-investeringen, en
-
– onder het aanpassen van de bestaande situatie eveneens wordt verstaan sloop en nieuwbouw
op dezelfde locatie of het wijzigen van de bestemming van een gebouw.
G 5342
Infiltratiesysteem of wadi (aanpassen bestaande situatie)
-
a. bestemd voor: het in de bebouwde kom bij een bestaand bedrijfsgebouw, bestaand bedrijfsterrein
of bestaande woningen bufferen en infiltreren van regenwater in een infiltratiesysteem
of wadi, waarbij:
-
– de infiltratiecapaciteit op de locatie toeneemt ten opzichte van de bestaande situatie,
-
– het vergroten van de infiltratiecapaciteit geen verplichting vanuit het bevoegd gezag
is, en
-
– de investering geen infiltratievoorziening voor de land- of tuinbouw betreft,
-
b. bestaande uit: een infiltratiesysteem of wadi, met uitzondering van gebouwriolering
op, in of aan het gebouw.
Hierbij geldt dat:
-
– een investering in de inrichting van een bedrijfsterrein bij een duurzaam gebouw dat
gemeld is onder één van de bedrijfsmiddelen G 5200 tot en met D 5230 onder bedrijfsmiddel
G 5342 niet in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek, en
-
– onder het aanpassen van de bestaande situatie wordt eveneens verstaan sloop en nieuwbouw
op dezelfde locatie of het wijzigen van de bestemming van een gebouw.
F 5344
Retentiedak met dynamische afvoer in de bebouwde kom
-
a. bestemd voor: het in de bebouwde kom tijdens hevige regenval bufferen van regenwater
met een retentiedak of blauw-groendak, waarbij de regenwaterbuffer:
-
– ten minste 50 liter regenwater per vierkante meter dakoppervlak kan bufferen,
-
– beschikt over een weer- en sensorgestuurde dynamische afvoer om regenwater vertraagd
af te voeren, waardoor het riool of het regionale watersysteem niet overbelast raken,
en
-
– geen regenwateropslag voor land- of tuinbouw betreft,
-
b. bestaande uit: een retentiedak of blauw-groen dak, een weer- en sensorgestuurde dynamische
afvoer en al dan niet de kosten voor constructieve aanpassingen aan het dak, met uitzondering
van kosten voor parkeervoorzieningen.
Hierbij geldt dat:
-
– een investering in een retentiedak als onderdeel van een duurzaam gebouw dat gemeld
is onder één van de bedrijfsmiddelen G 5200 tot en met D 5230 komt onder bedrijfsmiddel
F 5344 niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving
milieu-investeringen, en
-
– onder een weer- en sensorgestuurde dynamische afvoer wordt verstaan een afvoer die
zo is ingesteld dat regenwater automatisch wordt vastgehouden bij regenval en wordt
afgevoerd in drogere periodes.
F 5345
Regenwaterbuffer met dynamische afvoer in de bebouwde kom
-
a. bestemd voor: het in de bebouwde kom tijdens hevige regenval bufferen van regenwater
in een retentievijver, boven- of ondergrondse opslagvoorziening, waarbij de regenwaterbuffer:
-
– ten minste 50 liter regenwater per vierkante meter opvangoppervlak kan bufferen,
-
– beschikt over een weer- en sensorgestuurde dynamische afvoer om regenwater vertraagd
af te voeren, waardoor het riool of het regionale watersysteem niet overbelast raken,
en
-
– geen regenwateropslag voor de land- of tuinbouw betreft,
-
b. bestaande uit: een retentievijver of regenwaterbuffer, een weer- en sensorgestuurde
dynamische afvoer en al dan niet een helofytensloot, vegetatiestuw, waterdoorlatende
bestrating en afscheider voor olie, water en slib en met uitzondering van gebouwriolering
op, in of aan het gebouw.
Hierbij geldt dat:
-
– een investering in de inrichting van een bedrijfsterrein bij een duurzaam gebouw dat
gemeld is onder één van de bedrijfsmiddelen G 5200 tot en met D 5230 onder bedrijfsmiddel
F 5345 niet in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving
milieu-investeringen,
-
– onder gebouwriolering worden onder andere dakgoten en regenpijpen verstaan (zie Besluit bouwwerken leefomgeving, NEN 3215),
-
– onder een retentievijver een vijver wordt verstaan waarin tijdens en na hevige regenval
regenwater wordt opgevangen en vertraagd wordt afgevoerd, en
-
– onder een weer- en sensorgestuurde dynamische afvoer een afvoer wordt verstaan die
zo is ingesteld dat regenwater automatisch wordt vastgehouden bij regenval en wordt
afgevoerd in drogere periodes.
D 5346
Regenwaterinstallatie
-
a. bestemd voor: het ter vermindering van het gebruik van grond-, oppervlakte- of leidingwater
opslaan en benutten van regenwater, waarbij:
-
– het gebruiken van regenwater voor de betreffende toepassing niet gangbaar is,
-
– indien regenwater na behandeling een drinkwatertoepassing krijgt er een meetprogramma
is opgesteld en goedgekeurd zoals voorgeschreven in artikel 10a van de Drinkwaterregeling,
-
– de investering op bedrijfsniveau niet leidt tot het lozen van meer brijn, en
-
– de investering niet het benutten van regenwater in de land- of tuinbouw betreft,
-
b. bestaande uit: een regenwateropslag en al dan niet de volgende onderdelen: een pomp,
filterinstallatie, real-time monitoringssysteem voor weersafhankelijke regeling of
een duurzame energieopwekkingsinstallatie voor de energievoorziening van de regenwaterinstallatie
en met uitzondering van de gebouwriolering en voorzieningen voor de toepassing van
het regenwater.
Hierbij geldt dat:
F 5347
Zuiveringsinstallatie voor grijswaterrecycling
-
a. bestemd voor: het zuiveren van eigen afvalwater afkomstig van douche en al dan niet
condenswater uit airco’s en warmtepompen en spoelwater van de wasmachine, met:
-
1. een collectief systeem waarna het gezuiverde afvalwater wordt gebruikt voor toiletspoeling,
of
-
2. een individueel systeem waarna het gezuiverde afvalwater wordt gebruikt voor toiletspoeling,
wasmachine of irrigatie van de groenvoorziening,
waarbij onder 1 en 2 geldt dat voor de specifieke toepassing van het systeem na plaatsing
een positieve beoordeling van de Inspectie voor de Leefomgeving is afgegeven zoals
bedoeld in artikel 5.4 van het Drinkwaterbesluit,
-
b. bestaande uit: een opslagtanks, kleppen en sensoren, (membraan)filters, UV-ontsmetting
en elektronische bediening.
Hierbij geldt dat:
F 5350
Inpandig muurbegroeiingsysteem
-
a. bestemd voor: het met een muurbegroeiingssysteem zuiveren en koelen van binnenruimten,
ter ondersteuning van klimaatinstallaties, waarbij het met levende vegetatie begroeid
oppervlak van het muurbegroeiingssysteem ten minste 5 vierkante meter per systeem
bedraagt,
-
b. bestaande uit: een inpandig begroeiingsysteem met levende vegetatie en al dan niet
constructieve aanpassingen bij bestaande muren en irrigatieleidingwerk.