Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009

Geraadpleegd op 28-12-2025.
Toekomstige tekst vanaf 01-01-2026.

Besluit van 12 december 2008, houdende regels voor de toepassing van artikel 22 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en artikel 122k van de Waterschapswet (Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 15 augustus 2007, nr. HDJZ/I&O/2007-905, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op artikel 22 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en artikel 122k van de Waterschapswet;

De Raad van State gehoord (advies van 6 september 2007, nr. W09.07.0308/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 3 december 2008, nr. CEND/HDJZ-2008/1486 sector WAT, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

[Treedt in werking per 01-01-2026.]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • analyse: analyse op het chemisch zuurstofverbruik door omzetting van de hoeveelheid totaal organisch koolstof in de stoffen en het zuurstofverbruik door omzetting van de hoeveelheid totaal stikstof verminderd met de som van nitriet-stikstof en nitraat-stikstof in de stoffen;

  • geschatte vervuilingswaarde: geschatte vervuilingswaarde als bedoeld in artikel 2, zevende lid;

  • inspecteur: ambtenaar, bedoeld in artikel 123, derde lid, onderdeel b, van de Waterschapswet onderscheidenlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 7.10, vierde lid, van de Waterwet die voor de toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in de plaats treedt van de inspecteur;

  • vervuilingswaarde per m3 ingenomen water: vervuilingswaarde als bedoeld in artikel 7.3, eerste lid, van de Waterwet en artikel 122k, tweede lid, van de Waterschapswet;

  • zuurstofverbruik: som van het chemisch zuurstofverbruik door omzetting van de hoeveelheid totaal organisch koolstof in de stoffen en het zuurstofverbruik door omzetting van de hoeveelheid totaal stikstof verminderd met de som van nitriet-stikstof en nitraat-stikstof in de stoffen.

Artikel 1a

[Treedt in werking per 01-01-2026.]

Dit besluit berust mede op artikel 7.5, zesde lid, van de Waterwet.

Artikel 2

[Treedt in werking per 01-01-2026.]

  • 1 De vervuilingswaarde per m3 ingenomen water kan door de heffingplichtige op zijn kosten op aanvraag, dan wel ambtshalve door de inspecteur op kosten van de betrokken beheerder, worden bepaald aan de hand van één of meerdere methoden als bedoeld in het derde lid, indien:

    • a. de geschatte vervuilingswaarde 50 of minder vervuilingseenheden bedraagt;

    • b. van de heffingplichtige meettechnische voorzieningen, benodigd voor de toepassing van artikel 5, redelijkerwijs niet verlangd kunnen worden; of

    • c. artikel 5 redelijkerwijs niet kan worden toegepast.

  • 2 De heffingplichtige verstrekt desgevraagd aan de inspecteur in ieder geval:

    • a. gegevens over de bedrijfsactiviteiten- en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de vervuilingswaarde van het geloosde of afgevoerde afvalwater;

    • b. de gemeten of geschatte hoeveelheid ingenomen water, geloosd of afgevoerd afvalwater en de doeleinden waarvoor dit water wordt gebruikt;

    • c. historische gegevens over de vervuilingswaarde en gegevens over de aard van de geloosde of afgevoerde stoffen voor zover die beschikbaar zijn.

  • 3 De vervuilingswaarde per m3 ingenomen water wordt bepaald aan de hand van:

    • a. de gegevens die op grond van het tweede lid, artikel 122k, eerste lid, van de Waterschapswet of artikel 7.5, zesde lid, van de Waterwet in samenhang met artikel 122k van de Waterschapswet aan de inspecteur zijn verstrekt;

    • b. een over ten minste 2 voor het heffingsjaar representatieve etmalen afzonderlijk samengesteld etmaalverzamelmonster van het geloosde of afgevoerde afvalwater dat bestaat uit ten minste 8 deelmonsters die op verschillende voor het etmaal representatieve tijdstippen zijn genomen;

    • c. een vergelijking met soortgelijke bedrijfsomstandigheden bij een bedrijfsruimte of onderdeel daarvan waar de vervuilingswaarde per m3 ingenomen water aan de hand van de artikelen 3 of 5 is bepaald; of

    • d. het zuurstofverbruik van de geloosde of afgevoerde stoffen.

  • 4 De behandeling van het in het derde lid, onderdeel b, bedoelde verzamelmonster geschiedt overeenkomstig de nadere regels, bedoeld in artikel 7.5, eerste lid, van de Waterwet en artikel 122g, eerste lid, van de Waterschapswet.

  • 5 De inspecteur beslist op een in het eerste lid bedoelde aanvraag bij voor bezwaar vatbare beschikking en geeft daarin in ieder geval aan welke methode of methoden bedoeld in het derde lid worden gehanteerd. Voorts kunnen aan de beschikking nadere voorschriften worden verbonden.

  • 6 Een op basis van dit artikel bepaalde vervuilingswaarde per m3 ingenomen water geldt voor de betrokken bedrijfsruimte of het betrokken onderdeel van de bedrijfsruimte tot het heffingsjaar waarin dit artikel hetzij door de heffingplichtige hetzij door de inspecteur opnieuw wordt toegepast.

  • 7 Onder geschatte vervuilingswaarde wordt verstaan: aan de hand van de geschatte hoeveelheid in het kalenderjaar in te nemen water en het geschatte zuurstofverbruik per m3 ingenomen water bepaalde vervuilingswaarde.

Artikel 3

[Treedt in werking per 01-01-2026.]

Indien in het heffingsjaar voorafgaande aan de toepassing van artikel 122k van de Waterschapswet of artikel 7.5, zesde lid, van de Waterwet in samenhang met artikel 122k van de Waterschapswet het zuurstofverbruik, voor de betrokken bedrijfsruimte of voor het betrokken onderdeel daarvan, is bepaald met behulp van door meting, bemonstering en analyse verkregen gegevens, wordt in afwijking van artikel 2 de vervuilingswaarde per m3 ingenomen water bepaald aan de hand van de formule:

C / (D x 54,8)

waarbij:

C = het aantal kilogrammen zuurstofverbruik van de geloosde of afgevoerde stoffen over de etmalen van het voorafgaande heffingsjaar waarover meting, bemonstering en analyse hebben plaatsgevonden; en

D = het aantal m3 ingenomen water over de etmalen van het voorafgaande heffingsjaar waarover meting, bemonstering en analyse hebben plaatsgevonden.

Artikel 4

[Treedt in werking per 01-01-2026.]

De vervuilingswaarde per m3 ingenomen water voor een bedrijfsruimte of het betrokken onderdeel van de bedrijfsruimte wordt, in afwijking van de artikelen 2 en 3, gesteld op 0,001 indien uitsluitend water wordt geloosd of afgevoerd dat gebruikt wordt om een proces te koelen. Dit water is voorafgaand, tijdens of na het koelen niet in aanraking gekomen met af te koelen stoffen of met andere verontreinigde stoffen.

Artikel 5

[Treedt in werking per 01-01-2026.]

  • 1 De vervuilingswaarde per m3 ingenomen water kan door de heffingplichtige op zijn kosten op aanvraag, dan wel ambtshalve door de inspecteur op kosten van de betrokken beheerder, in afwijking van de artikelen 2 tot en met 4, worden bepaald aan de hand van monsterneming en analyse overeenkomstig het tweede lid, onderscheidenlijk aan de hand van meting, bemonstering en analyse overeenkomstig het derde of vierde lid.

  • 2 Bij een geschatte vervuilingswaarde van minder dan 100 vervuilingseenheden:

    • a. wordt over een aantal voor het heffingsjaar representatieve etmalen afzonderlijk een etmaalverzamelmonster van het geloosde of afgevoerde afvalwater samengesteld dat bestaat uit ten minste 8 deelmonsters die op verschillende voor het etmaal representatieve tijdstippen zijn genomen;

    • b. bedraagt het aantal van de onder a bedoelde etmalen bij een geschatte vervuilingswaarde van:

      • 1°. 50 of minder vervuilingseenheden: 2;

      • 2°. meer dan 50 tot 75 vervuilingseenheden: 4;

      • 3°. 75 tot 100 vervuilingseenheden: 6;

    • c. vindt analyse van het onder a bedoelde etmaalverzamelmonster plaats en wordt het resultaat van die analyse uitgedrukt in grammen per m3;

    • d. wordt de som van de onder c bedoelde resultaten van de analyses over de onder a bedoelde etmalen gedeeld door het aantal van die etmalen;

    • e. wordt de uitkomst van de toepassing van het onder d bepaalde gecorrigeerd voor het deel van het ingenomen water dat niet wordt geloosd of afgevoerd, indien de heffingplichtige aannemelijk maakt dat dat deel 25% of meer bedraagt;

    • f. bedraagt de vervuilingswaarde per m3 ingenomen water de overeenkomstig de onder d en e gevonden waarde gedeeld door 54,8 kilogrammen.

  • 3 In afwijking van het tweede lid kan bij een geschatte vervuilingswaarde van minder dan 100 vervuilingseenheden gedurende één voor het heffingsjaar representatieve week meting, bemonstering en analyse over de daarin gelegen etmalen plaatsvinden. Het vierde lid, onderdelen c en d, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Bij een geschatte vervuilingswaarde van 100 vervuilingseenheden of meer:

    • a. vindt in een aantal voor het heffingsjaar representatieve weken meting, bemonstering en analyse over de daarin gelegen etmalen plaats;

    • b. bedraagt het aantal van de onder a bedoelde weken bij een geschatte vervuilingswaarde van:

      • 1°. 100 tot 250 vervuilingseenheden: 1

      • 2°. 250 tot 500 vervuilingseenheden: 2

      • 3°. 500 tot 750 vervuilingseenheden: 3

      • 4°. 750 tot 1000 vervuilingseenheden: 4

      • 5°. 1000 en meer vervuilingseenheden: het door de inspecteur te bepalen aantal dat ten hoogste 12 kan bedragen;

    • c. wordt het zuurstofverbruik in de onder a bedoelde etmalen geloosde of afgevoerde stoffen gedeeld door de hoeveelheid in die etmalen ingenomen water;

    • d. bedraagt de vervuilingswaarde per m3 ingenomen water de uitkomst van de toepassing van onderdeel c, gedeeld door 54,8 kilogrammen.

  • 5 Meting, bemonstering en analyse, alsmede de behandeling van het in het tweede lid, onder a, bedoelde verzamelmonster geschieden overeenkomstig de nadere regels, bedoeld in artikel 7.5, eerste lid, van de Waterwet en artikel 122g, eerste lid, van de Waterschapswet.

  • 6 De inspecteur beslist op een in het eerste lid bedoelde aanvraag bij voor bezwaar vatbare beschikking en geeft daarin in ieder geval voorschriften met betrekking tot:

    • a. de tijdstippen en de etmalen waarop monsterneming en analyse moeten plaatsvinden, onderscheidenlijk de meetweek dan wel meetweken gedurende welke meting, bemonstering en analyse moeten plaatsvinden;

    • b. de bepaling van de hoeveelheid ingenomen water;

    • c. de correctie bedoeld in het tweede lid, onder e;

    • d. de melding van verandering of te verwachten veranderingen die van invloed kunnen zijn op de vervuilingswaarde per m3 ingenomen water van de betrokken bedrijfsruimte of het betrokken onderdeel van de bedrijfsruimte.

  • 7 Een op basis van dit artikel bepaalde vervuilingswaarde per m3 ingenomen water geldt voor de betrokken bedrijfsruimte of het betrokken onderdeel van de bedrijfsruimte tot het heffingsjaar waarin dit artikel hetzij door de heffingplichtige hetzij door de inspecteur opnieuw wordt toegepast.

Artikel 6

[Treedt in werking per 01-01-2026.]

De veranderingen in de bedrijfsomstandigheden die aanleiding kunnen geven tot een wijziging van de vervuilingswaarde per m3 ingenomen water worden onverwijld aan de inspecteur gemeld.

Artikel 7

[Treedt in werking per 01-01-2026.]

Het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water wordt ingetrokken.

Artikel 6a

[Treedt in werking per 01-01-2026.]

In afwijking van artikel 2, zevende lid, wordt voor de heffingplichtige op wie artikel 166 van de Waterschapswet van toepassing is onder geschatte vervuilingswaarde verstaan hetgeen artikel 4, tweede lid, van het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009, daaronder verstaat zoals dat luidde voor inwerkingtreding van het Besluit van 22 april 2025, houdende wijziging van het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009 en enkele andere besluiten in verband met het opnemen van een praktische regeling voor de bepaling van de vervuilingswaarde per m3 ingenomen water en enkele technische wijzigingen (Stb. 2025, 130).

Artikel 8

[Treedt in werking per 01-01-2026.]

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 9

[Treedt in werking per 01-01-2026.]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 12 december 2008

Beatrix

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. C. Huizinga-Heringa

Uitgegeven de eenendertigste december 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin