7.1. Arbitrage onder bilaterale belastingverdragen
[Vervallen per 23-06-2020]
Een beperkt aantal Nederlandse belastingverdragen voorziet in de mogelijkheid van arbitrage. Het gebruik maken van de mogelijkheid van arbitrage geschiedt op basis van vrijwilligheid van de bevoegde autoriteiten. Dat is anders onder het EU-arbitrageverdrag (zie hieronder). Als wordt overgegaan tot arbitrage, dan is de uitspraak van een arbitragecommissie in bijna alle gevallen bindend voor zowel de beide bevoegde autoriteiten als voor de betrokken belastingplichtige(n).
Thans is in de volgende Nederlandse belastingverdragen een arbitragebepaling opgenomen:
Albanië, Armenië, Canada, Egypte, Estland, Georgië, IJsland, Kazakstan, Koeweit, Kroatië, Letland, Litouwen, Macedonië, Moldavië, Oeganda, Oekraïne, Oezbekistan, Polen, Rusland, Slovenië, Venezuela en de Verenigde Staten van Amerika.
De overeengekomen bepalingen regelen dat beide bevoegde autoriteiten akkoord moeten gaan met de inzet van arbitrage. De in 2007 geaccordeerde arbitragebepaling voor het OESO-modelverdrag leidt tot verplichte arbitrage als er door de bevoegde autoriteiten niet tot een oplossing wordt gekomen. In paragraaf 1.2.2 is aangegeven dat Nederland ernaar streeft om een dergelijke verplichte arbitragebepaling in alle nieuwe en gesloten belastingverdragen op te nemen.