Omzetbelasting, vrijstelling; artikel 11, eerste lid, onderdeel w, van de Wet op de omzetbelasting 1968, bemiddeling bij gastouderopvang

Geraadpleegd op 04-10-2024.
Geldend van 06-09-2008 t/m heden

Omzetbelasting, vrijstelling; artikel 11, eerste lid, onderdeel w, van de Wet op de omzetbelasting 1968, bemiddeling bij gastouderopvang

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit behandelt de gevolgen van het arrest van de Hoge Raad van 2 november 2007, nr. 37 137. Dit besluit bevat een goedkeuring voor bemiddeling door gastouderbureaus die niet zelf ook daadwerkelijke kinderopvang verzorgen.

1. Inleiding

In dit besluit behandel ik mijn beleid over de heffing van omzetbelasting over de diensten door een overeenkomstig de Wet kinderopvang geregistreerd gastouderbureau. Ook bevat dit besluit een goedkeuring.

2. Juridisch kader

De vrijstelling van omzetbelasting voor kinderopvang is opgenomen in artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel w, van de wet. Dit artikel is gebaseerd op artikel 132, lid 1, punten g en h, van de btw-richtlijn. Op basis van deze bepalingen geldt de vrijstelling voor kinderopvang door publiekrechtelijke lichamen en andere organisaties die door de betrokken lidstaat als instellingen van sociale aard worden erkend.

2.1. Reikwijdte van de vrijstelling

Op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel w, van de wet is vrijgesteld de opvang van kinderen door een kindercentrum en gastouderopvang, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen b en c, van de Wko. De kinderopvang moet plaatsvinden in een overeenkomstig de Wko geregistreerd kindercentrum. De gastouderopvang moet gebeuren door tussenkomst van een overeenkomstig de Wko geregistreerd gastouderbureau. Verder is vrijgesteld de tussenschoolse opvang en de opvang in peuterspeelzalen als bedoeld in de Wko. Tot slot kunnen bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen vormen van kinderopvang worden vrijgesteld. Van die mogelijkheid is nog geen gebruik gemaakt.

Een geregistreerd kindercentrum kan naast diensten bestaande in daadwerkelijke kinderopvang ook nog andere diensten verrichten die nauw samenhangen met die kinderopvang. Gedacht kan worden aan diensten als gastouderbureau op het gebied van de gastouderopvang. Het Hof van Justitie heeft beslist dat in een situatie waarin een geregistreerd kindercentrum tevens bemiddelingsdiensten als gastouderbureau verricht, die bemiddelingsdiensten ook in de vrijstelling kunnen delen (HvJ EG 9 februari 2006, C-415/04).

De Hoge Raad heeft in navolging van het arrest van het Hof van Justitie geoordeeld dat de bemiddelingsactiviteiten bij gastouderopvang door het kindercentrum zijn vrijgesteld als de kinderopvang waarbij wordt bemiddeld zelf is vrijgesteld en de bemiddelende diensten door het kindercentrum van zodanige aard of kwaliteit zijn dat de vraagouders niet van een gelijkwaardige dienst verzekerd zouden kunnen zijn zonder die bemiddelende dienst (HR 2 november 2007, nr. 37 137).

Dat laatste is volgens de Hoge Raad het geval als het kindercentrum bij de bemiddelende dienst:

  • de gastouders op kwaliteit toetst alvorens ze in hun bestand op te nemen,

  • de potentiële gastouders op haar kosten een speciale cursus laat volgen,

  • gesprekken door een speciale medewerker laat voeren met vraagouders over hun wensen,

  • de op basis van die gesprekken verzamelde gegevens inbrengt in een computersysteem, waarmee wordt nagegaan welke gastouder het best passen bij de betrokken vraagouders,

  • de mogelijkheid biedt na verloop van enige tijd andere gastouders in te zetten.

Goedkeuring.

Een geregistreerd kindercentrum dat zich naast het verrichten van daadwerkelijke kinderopvang bezighoudt met diensten bestaande in de bemiddeling bij gastouderopvang is vrijgesteld van omzetbelasting als de bemiddeling op een zodanige wijze wordt verricht zoals hiervoor omschreven in het door de Hoge Raad besliste geval. Een gastouderbureau dat uitsluitend diensten verricht bestaande in de bemiddeling bij gastoudervang kan niet delen in de vrijstelling voor kinderopvang. Er zijn vragen gesteld of de bemiddelingsdiensten die door een overeenkomstig de Wko geregistreerd gastouderbureau worden verricht eveneens zijn vrijgesteld, voor zover het gaat om diensten van zodanige aard of kwaliteit dat de vraagouders niet van een gelijkwaardige dienst (opvang) verzekerd zouden zijn zonder de bemiddelende dienst.

Om op dit punt iedere onduidelijkheid weg te nemen en fiscale gelijkheid te verzekeren, keur ik (voor zover nodig) goed dat de bemiddelingsdiensten door een overeenkomstig de Wko geregistreerd gastouderbureau dat geen deel uitmaakt van een kindercentrum eveneens in de vrijstelling voor kinderopvang kunnen delen, voor zover het gaat om diensten die gelijk zijn aan de dienstverlening door het kindercentrum in het door de Hoge Raad besliste geval. Dat betekent dat als zo’n gastouderbureau aan de door de Hoge Raad geformuleerde kwaliteitseisen voldoet de vrijstelling kan worden toegepast op de bemiddelingsdiensten.

3. Ingetrokken regelingen

Het Besluit van 14 april 2005, nr. CPP2005/909M, Vrijstelling voor kinderopvang, Wet kinderopvang, heeft zijn belang verloren en is met ingang van de dagtekening van dit besluit ingetrokken.

4. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. Het in het onderdeel 2.1 ingenomen standpunt werkt terug tot de datum van het arrest van het Hof van Justitie van 9 februari 2006, in de zaak nr. C-415/04 (Stichting Kinderopvang Enschede). Dit standpunt is van toepassing in alle situaties waarin de heffing van omzetbelasting nog niet onherroepelijk vaststaat.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 21 augustus 2008

De

Staatssecretaris

van Financiën,
namens deze:
de

directeur-generaal Belastingdienst

,

J. Thunnissen