Besluit zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs

Geraadpleegd op 15-10-2024.
Geldend van 01-08-2022 t/m heden

Besluit van 5 juli 2008 houdende regels over de zij-instroom van leraren in het primair en voortgezet onderwijs (Besluit zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 29 april 2008, nr. WJZ/11507 (2646), directie Wetgeving en Juridische Zaken, mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op de artikelen 38a, tweede lid, en 176i van de Wet op het primair onderwijs, 38a, tweede lid, en 162l van de Wet op de expertisecentra en 38, tweede lid, 118l, derde lid, onder b, en 118r van de Wet op het voortgezet onderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 5 juni 2008, nr. W05.08.0164/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 2 juli 2008, nr. WJZ/27997 (2646), directie Wetgeving en Juridische Zaken, mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2. Aanwijzing onderwijs in beroepsgerichte vakken

De beroepsgerichte vakken, bedoeld in de artikelen artikelen 152, derde lid, onderdeel b, van de Wet op de expertisecentra en 7.27, derde lid, onderdeel b, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, zijn de volgende van de in artikel 2.21, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 genoemde vakken:

  • a. bouwen, wonen en interieur;

  • b. produceren, installeren en energie;

  • c. mobiliteit en transport; en

  • d. horeca, bakkerij en recreatie.

Paragraaf 2. Geschiktheidsonderzoek

Artikel 3. Aanvraag geschiktheidsonderzoek en vaststelling geschiktheidsoordeel

  • 1 Aanvragen voor het geschiktheidsonderzoek worden gericht aan het instellingsbestuur. De aanvraag wordt gedaan door de betrokkene of het bevoegd gezag van de school die voornemens is de betrokkene in dienst te nemen. Tenzij het instellingsbestuur en de aanvrager anders overeenkomen, vangt het geschiktheidsonderzoek aan binnen twee maanden na ontvangst van de aanvraag en vindt het assessment plaats binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag. Het geschiktheidsoordeel wordt gegeven en de geschiktheidsverklaring wordt afgegeven binnen twee weken na het afsluiten van het assessment.

  • 2 Het instellingsbestuur stelt degenen die bij een geschiktheidsonderzoek zijn betrokken, tijdig op de hoogte van de inhoudelijke criteria van het geschiktheidsonderzoek en van de gang van zaken bij dat onderzoek.

Artikel 4. Beoordeling opleiding en maatschappelijke of beroepservaring

  • 2 De betrokkene overlegt bij indiening van de aanvraag voor het geschiktheidsonderzoek de in het eerste lid bedoelde bescheiden en zet daarbij op een door het instellingsbestuur voor te schrijven wijze uiteen, op welke gronden de activiteiten waarop deze bescheiden betrekking hebben, naar zijn oordeel van voldoende belang zijn in verhouding tot de beoogde werkzaamheden.

  • 3 Indien de betrokkene werkzaamheden in het voortgezet onderwijs beoogt, blijkt uit de aanvraag dat de betrokkene over kennis, inzicht en vaardigheden beschikt in een vak dat relevant is in relatie tot die werkzaamheden.

Artikel 5. Criteria assessment

  • 1 De vaststelling van de geschiktheid van de betrokkene vindt plaats door beoordeling van kennis, inzicht en vaardigheden op het terrein van:

    • a. het handelen in het onderwijsleerproces,

    • b. het algemeen professioneel handelen, en

    • c. het werken binnen een onderwijsorganisatie.

  • 2 Indien de beoordeling betrekking heeft op de geschiktheid voor het geven van basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs, omvat de in het eerste lid bedoelde vaststelling tevens beoordeling van de beroepshouding.

  • 3 De in het eerste lid, aanhef en onder a, bedoelde beoordeling omvat de vaststelling of de betrokkene in voldoende mate beschikt over:

    • a. het vermogen tot het begeleiden van leerlingen in hun leerproces,

    • b. het vermogen tot het presenteren van informatie, en

    • c. het vermogen tot omgaan met een groep, klassenorganisatie en groepsmanagement.

  • 4 De in het eerste lid, aanhef en onder b, bedoelde beoordeling omvat de vaststelling of de betrokkene in voldoende mate beschikt over:

    • a. het vermogen tot reflectie en het nemen van initiatief,

    • b. het vermogen tot ontwikkeling van eigen professionele deskundigheid, en

    • c. vakdeskundigheid.

  • 5 De in het vierde lid, onder c, bedoelde vakdeskundigheid omvat in het bijzonder taal en rekenen/wiskunde voor zover het betreft het geven van basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs.

  • 6 De in het eerste lid, aanhef en onder c, bedoelde beoordeling omvat de vaststelling of de betrokkene in voldoende mate beschikt over het vermogen om met anderen samen te werken in een team of sectie. Tevens omvat deze beoordeling de vaststelling van de kennis van het onderwijs.

Artikel 6. Wijze van uitvoering assessment

Het assessment berust op bevindingen uit praktijkopdrachten, waaronder opdrachten waaruit het gedrag blijkt in authentieke situaties, zoals in feitelijke klassituaties en op één of meer gestructureerde gesprekken met de betrokkene, waaronder ten minste een gesprek over de bevindingen.

Artikel 7. Kwaliteitswaarborging geschiktheidsonderzoek

  • 1 Ter waarborging van de kwaliteit van het geschiktheidsonderzoek stelt het instellingsbestuur de inrichting van het geschiktheidsonderzoek vast en draagt zorg voor een:

    • a. duidelijke positie van de betrokkene in het geschiktheidsonderzoek,

    • b. optimale aansluiting van het onderzoek op de door de betrokkene ingebrachte bewijzen van elders verworven competenties,

    • c. expliciete voorafgaande vaststelling van de criteria waarop de beoordeling, bedoeld in artikel 4, eerste lid, aanhef, geschiedt en op basis waarvan de betrokkene al of niet geschikt wordt bevonden, en

    • d. op grond van het geschiktheidsonderzoek op de betrokkene afgestemd advies over de te volgen scholing of anderszins te verwerven competenties alsmede, met instemming van het desbetreffende bevoegd gezag, de mate en vorm van benodigde begeleiding.

  • 3 Het instellingsbestuur ziet toe op een zodanige verslaglegging over het geschiktheidsonderzoek dat daaruit in elk geval blijkt een deugdelijke motivering van het oordeel over de onderzoeksresultaten.

Paragaraaf 3. Scholing en begeleiding

Artikel 8. Waarborgen kwaliteit scholing en begeleiding

  • 1 De noodzakelijk geoordeelde scholing, bedoeld in artikel 5, zevende lid, geschiedt uitsluitend door of onder verantwoordelijkheid van personen die bevoegd zijn tot het verzorgen van onderwijs aan initiële lerarenopleidingen in het hoger onderwijs. Bij het verzorgen van de scholing wordt deze inhoudelijk steeds afgestemd op de vorderingen bij de werkzaamheden van de betrokkene aan de school.

  • 2 Bij de noodzakelijk geoordeelde begeleiding, bedoeld in artikel 5, zevende lid, is in elk geval betrokken een leraar die bevoegd is tot het verzorgen van de werkzaamheden die de betrokkene aan de school verricht, met dien verstande dat bij begeleiding in het voortgezet onderwijs, de leraar bevoegd dient te zijn voor het vak dat de betrokkene aan de school verzorgt.

Paragraaf 4. Bekwaamheidsonderzoek

Artikel 9. Inrichting van bekwaamheidsonderzoek

  • 1 Degene die zich wil onderwerpen aan een bekwaamheidsonderzoek, dient daartoe een aanvraag in bij het instellingsbestuur.

  • 4 De periode van scholing en begeleiding wordt zodanig ingericht dat daarin voor de betrokkene in elk geval tweemaal de gelegenheid bestaat het bekwaamheidsonderzoek te ondergaan.

Artikel 10. Waarborgen kwaliteit bekwaamheidsonderzoek

Ter waarborging van de kwaliteit van het bekwaamheidsonderzoek:

  • a. draagt het instellingsbestuur er zorg voor dat de personen die dit onderzoek afnemen daarvoor voldoende geschikt zijn. Artikel 7.12, derde lid, tweede volzin, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek is van overeenkomstige toepassing,

  • b. stelt het instellingsbestuur de inrichting van het bekwaamheidsonderzoek vast,

  • c. legt het instellingsbestuur de criteria vast waarom de beoordelingen, bedoeld in artikel 9, geschieden,

  • d. draagt het instellingsbestuur zorg voor een duidelijke positie van de betrokkene in het bekwaamheidsonderzoek, en

  • e. ziet het instellingsbestuur toe op een zodanige verslaglegging over dat onderzoek dat daaruit in elk geval een deugdelijke motivering van het oordeel over de onderzoeksresultaten blijkt.

Artikel 11. Procedure afgifte getuigschrift

Aan degene die met goed gevolg het bekwaamheidsonderzoek heeft afgesloten, verstrekt het instellingsbestuur binnen twee weken nadat het onderzoek is afgesloten het getuigschrift, bedoeld in artikel 7a.3, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

Paragraaf 5. Overige bepalingen

Artikel 12. Werkzaamheden bij twee of meer bevoegde gezagsorganen

Voor zover de betrokkene de werkzaamheden ten aanzien waarvan hem een geschiktheidsverklaring is verstrekt, gelijktijdig verricht bij twee of meer bevoegde gezagsorganen, dragen deze bevoegde gezagsorganen er zorg voor dat de overeenkomsten, bedoeld in de artikelen 38a, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, 38a, van de Wet op de expertisecentra of 7.30 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, waarbij zij ten aanzien van de betrokkene partij zijn, op elkaar worden afgestemd. Zonodig wordt een al gesloten overeenkomst daartoe gewijzigd.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 14. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 5 juli 2008

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Uitgegeven de zesentwintigste augustus 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin