Algemene douaneregeling

Geraadpleegd op 15-02-2025.
Geldend van 01-08-2008 t/m 30-11-2008

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Afdeling 1.1. Basisdefinities en overige inleidende bepalingen

Artikel 1:2

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

Afdeling 1.2. Aanwijzing inspecteur en ontvanger

Artikel 1:4

Artikel 1:5

  • 2 De voorzitters van de managementteams van de in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, genoemde organisatieonderdelen zijn op grond van artikel 1:28, zesde lid, van de wet bevoegd tot het geven van toestemming voor het vorderen van gehele ontkleding dan wel het onderzoek van het onderlichaam van degene die aan lijfsvisitatie wordt onderworpen.

Artikel 1:6

De verplichtingen die ingevolge artikel 1:32 van de wet bestaan jegens de inspecteur en de ontvanger, gelden mede jegens de voorzitter van het managementteam van de FIOD-ECD alsmede jegens de door deze voorzitter aangewezen ambtenaren van de Belastingdienst.

Artikel 1:7

  • 2 De aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, geldt alleen voor de toepassing van artikel 78, tweede lid, van het Communautair douanewetboek.

Artikel 1:8

  • 2 De aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, geldt alleen voor de bij of krachtens in het derde lid bedoelde wettelijke voorschriften vastgestelde taken. Hierbij kunnen de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 1:23, 1:24, 1:25, 1:27, 1:31 tot en met 1:34 van de wet, worden toegepast.

Artikel 1:10

  • 1 De voorzitter van het managementteam Belastingdienst/Douane Rotterdam is de bevoegde douaneadministratie, bedoeld in artikel 10 van de Overeenkomst opgesteld op grond van artikel K3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake het gebruik van informatica op douanegebied (Trb. 1995, 225).

  • 2 De in het eerste lid bedoelde douaneadministratie is gehouden uitvoering te geven aan onherroepelijke beslissingen van een rechtbank of een andere bevoegde autoriteit met betrekking tot kennisneming, verwijdering of verbetering van persoonsgegevens, als bedoeld in artikel 15, vierde lid, onder I, II en III, van de in het eerste lid genoemde overeenkomst.

Afdeling 1.3. Elektronisch berichtenverkeer

Artikel 1:11

  • 1 Voor het elektronisch verzenden van aangiften en berichten is een vergunning van de inspecteur vereist.

  • 2 Aan de verplichting een bescheid te overleggen wordt voldaan door in een elektronische aangifte voor plaatsing van goederen onder een douaneregeling te vermelden dat deze in het bezit zijn van het subject van de regeling. De inspecteur kan nadere bepalingen vaststellen voor de wijze van toezending van de bescheiden of voor de wijze van archivering daarvan.

Afdeling 1.4. Kosten ambtelijke werkzaamheden

Artikel 1:12

Het tarief van de kosten die op grond van artikel 1:19, eerste lid, van de wet, door de belanghebbende aan het Rijk verschuldigd zijn, is:

  • a. indien het ambtelijke verrichtingen betreft: € 24 per half uur;

  • b. het bedrag, dat door derden aan de inspecteur in rekening is gebracht.

Afdeling 1.5. Oorsprong van goederen

Artikel 1:13

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a. certificaat van oorsprong: bewijsstuk inzake de niet-preferentiële oorsprong van goederen;

  • b. certificaat inzake goederenverkeer: certificaat EUR.1 of EUR-MED ten bewijze van de preferentiële oorsprong van goederen;

  • c. handelsregister: handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007;

  • d. kamer: kamer van koophandel en fabrieken als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997;

  • e. leveranciersverklaring: verklaring als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1207/2001 van de Raad van 11 juni 2001 betreffende procedures ter vergemakkelijking van de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1, de opstelling van factuurverklaringen en formulieren EUR.2 en de afgifte van bepaalde vergunningen ‘toegelaten exporteur’ in het kader van de bepalingen die voor het preferentiële handelsverkeer tussen de Europese Gemeenschap en sommige landen gelden en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3351/83 (PbEG L 165);

  • f. oorsprongsverklaring: verklaring inzake de preferentiële oorsprong van goederen, in gevallen dat de toepasselijke autonome preferentiële regeling of een handels- of associatieovereenkomst daarin voorziet;

  • g. commissie: adviescommissie voor de oorsprong;

  • h. NAK: Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen;

  • i. Naktuinbouw: Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw.

Artikel 1:14

  • 1 Een aanvraag tot afgifte van een certificaat van oorsprong wordt ingediend:

    • a. bij de kamer waarbij de onderneming of rechtspersoon met toepassing van artikel 6 van de Handelsregisterwet 2007 in het handelsregister is ingeschreven; of

    • b. bij de kamer in het gebied waar de aanvrager woont, dan wel is gevestigd indien onderdeel a niet van toepassing is; of

    • c. bij de kamer in het gebied in Nederland waar de goederen zich bevinden in geval van een onderneming die in een andere lidstaat van de Europese Unie is gevestigd en waarvan de goederen via Nederland uitgaan.

  • 2 De aanvraag bevat gegevens en bewijsstukken op basis waarvan de oorsprong van de in de aanvraag vermelde goederen kan worden vastgesteld.

  • 3 Op de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt beslist door de kamer waarbij de aanvraag is ingediend. Het certificaat van oorsprong wordt door deze kamer voorzien van haar stempel en van de handtekening van de secretaris van de kamer.

Artikel 1:15

  • 3 Indien de producten, vermeld in de aanvraag, tegelijkertijd kunnen worden aangemerkt als teeltmateriaal als bedoeld in het eerste lid, en als groente en fruit als bedoeld in het tweede lid, wordt het eerste of het tweede lid toegepast afhankelijk van de bestemming die aan die producten wordt gegeven.

Artikel 1:16

  • 1 Een aanvraag tot afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer wordt ingediend:

    • a. bij de kamer waarbij de onderneming of rechtspersoon met toepassing van artikel 6 van de Handelsregisterwet 1996 in het handelsregister is ingeschreven; of

    • b. bij de kamer in het gebied waar de aanvrager woont, dan wel is gevestigd indien onderdeel a niet van toepassing is; of

    • c. bij de kamer in het gebied in Nederland waar de goederen zich bevinden in geval van een onderneming die in een andere lidstaat van de Europese Unie is gevestigd en waarvan de goederen via Nederland uitgaan.

  • 2 De aanvraag bevat gegevens en bewijsstukken op basis waarvan de oorsprong van de in de aanvraag vermelde goederen kan worden vastgesteld.

  • 3 De kamer voorziet de aanvraag van haar bevindingen en maakt deze bekend aan de inspecteur.

Artikel 1:17

  • 1 De commissie adviseert de Ministers van Economische Zaken, van Financiën en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en de gezamenlijke kamers over de afgifte van oorsprongsverklaringen.

  • 2 De commissie stelt haar eigen werkwijze en samenstelling schriftelijk vast.

  • 3 De Minister van Economische Zaken wijst de voorzitter van de commissie aan.

Afdeling 1.6. Lijfsvisitatie

Artikel 1:18

De instellingen van apparatuur waarmee door kleding van personen wordt gekeken, zijn zodanig, dat de persoon, die aan lijfsvisitatie wordt onderworpen, niet herkenbaar is op de beelden die door de apparatuur worden gegenereerd.

Afdeling 1.7. Douanewaarde

Artikel 1:19

Ingeval de gegevens voor de vaststelling van de douanewaarde zijn uitgedrukt in een munteenheid waarvoor de Europese Centrale Bank referentiekoersen publiceert, worden die referentiekoersen voor de vaststelling van die douanewaarde aangemerkt als de genoteerde koers, bedoeld in artikel 168, aanhef en onderdeel a, tweede gedachtestreepje, van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek.

Artikel 1:20

  • 1 Ingeval de gegevens voor de vaststelling van de douanewaarde zijn uitgedrukt in een munteenheid waarvoor de Europese Centrale Bank geen referentiekoersen publiceert, wordt voor de vaststelling van de douanewaarde gebruik gemaakt van de wisselkoers van die munteenheid ten opzichte van de euro zoals die wordt gepubliceerd op de voorlaatste maandag van de maand in de Financial Times Guide to World Currencies.

  • 2 De wisselkoers, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende de kalendermaand die volgt op de in het eerste lid bedoelde publicatie in de Financial Times Guide to World Currencies.

  • 3 Indien geen publicatie plaatsvindt op het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, wordt de voor de betrokken munteenheid laatst in de Financial Times Guide to World Currencies gepubliceerde wisselkoers van die munteenheid ten opzichte van de euro geacht de op de voorlaatste maandag van de maand gepubliceerde wisselkoers te zijn.

  • 4 Indien een munteenheid als bedoeld in het eerste lid revalueert of devalueert, waardoor de in de Financial Times Guide to World Currencies gepubliceerde wisselkoers vijf percent of meer afwijkt van de in het eerste lid bedoelde wisselkoers, wordt de gerevalueerde dan wel gedevalueerde wisselkoers als nieuwe wisselkoers gebruikt.

  • 5 In het in artikel 172, eerste volzin, van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek bedoeld geval, wordt één enkele wisselkoers toegepast, die geldt op de eerste dag van de periode waarop de aangifte betrekking heeft.

Artikel 1:21

  • 1 De aangifte van gegevens inzake de douanewaarde, bedoeld in artikel 178, eerste lid, van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek, kan achterwege blijven indien de douanewaarde van de ingevoerde goederen wordt vastgesteld op een andere wijze dan met toepassing van artikel 29 van het Communautair douanewetboek.

  • 2 Ingeval de in het eerste lid bedoelde aangifte achterwege blijft, verstrekt de aangever afzonderlijk de gegevens met behulp waarvan de aangegeven douanewaarde is berekend. Deze gegevens omvatten ten minste:

    • de methode van de vaststelling van de douanewaarde, aan te duiden door vermelding van het desbetreffende artikel van het Communautair douanewetboek;

    • een verwijzing naar een door de douane genomen beslissing voor zover de douanewaarde overeenkomstig een dergelijke beslissing is aangegeven; en

    • een gedetailleerde opgave van de wijze van berekening.

  • 3 Het tweede lid is niet van toepassing indien de aangegeven douanewaarde rechtstreeks uit de factuur is afgeleid.

Artikel 1:22

De aangifte van gegevens inzake de douanewaarde, die in een formulier D.V.1 als bedoeld in artikel 178, eerste lid, van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek zijn opgenomen, wordt afzonderlijk opgenomen in de elektronische aangifte tot plaatsing van goederen onder de douaneregeling in het vrije verkeer brengen.

Hoofdstuk 2. Bepalingen die op de in het douanegebied van de Gemeenschap binnengebrachte goederen van toepassing zijn tot deze een douanebestemming hebben gekregen

Afdeling 2.1. Formaliteiten met betrekking tot het binnenbrengen van goederen in het douanegebied van de Gemeenschap

Artikel 2:1

  • 1 Binnenkomende schepen en de daarmee vervoerde goederen worden langs in bijlage II opgenomen vaarwaters overgebracht naar een haven ressorterende onder een in bijlage III opgenomen douanekantoor alwaar zij worden aangebracht.

  • 2 Binnenkomende luchtvaartuigen en de daarmee vervoerde goederen worden zonder tussenlanding overgebracht naar een internationale luchthaven ressorterende onder een in bijlage IV opgenomen douanekantoor alwaar zij worden aangebracht.

  • 3 Een binnengekomen schip dan wel een binnengekomen luchtvaartuig vertrekt van de haven onderscheidenlijk de internationale luchthaven, bedoeld in het eerste, onderscheidenlijk tweede lid, niet zonder toestemming van de inspecteur.

  • 4 In bijlage V zijn plaatsen opgenomen waar binnenkomende schepen en de daarmee vervoerde goederen eveneens kunnen worden aangebracht.

  • 5 Op plaatsen, bedoeld in het vierde lid, vinden geen andere activiteiten plaats dan:

    • a. het innemen van provisie en scheepsbehoeften ten behoeve van de bemanning van het schip; of

    • b. het innemen van brandstoffen of smeermiddelen bestemd voor de aandrijving of smering van het schip; of

    • c. het aan boord nemen van goederen voor reparatie of vervanging van onderdelen van het schip, mits deze reparatie of vervanging noodzakelijk is om het schip zijn reis voort te kunnen laten zetten alsmede de daadwerkelijke reparatie of vervanging van deze onderdelen.

  • 6 In voorkomend geval kan de inspecteur, rekening houdend met de aard van de goederen of met de douanebestemming die de goederen hebben gekregen dan wel zullen krijgen, andere plaatsen dan douanekantoren en de plaatsen, bedoeld in het vierde lid, aanmerken als plaats waar goederen kunnen worden aangebracht.

Artikel 2:2

  • 1 Een binnenkomend schip wordt aangebracht door de inlevering bij aankomst van de generale verklaring (IMO/FAL 1).

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt bij toepassing van artikel 2:1, vierde lid, een binnenkomend schip aangebracht door het doen van een mededeling aan de inspecteur van de aankomst op een in artikel 2:1, vierde lid, bedoelde plaats.

  • 3 Een binnenkomend luchtvaartuig wordt geacht te zijn aangebracht door de plaatsing van het luchtvaartuig op het daarvoor aangewezen gedeelte van de internationale luchthaven.

Artikel 2:3

  • 1 De artikelen 2:1, 2:2 en 2:5 zijn niet van toepassing op de volgende schepen en luchtvaartuigen:

    • a. oorlogsschepen en militaire luchtvaartuigen;

    • b. pleziervaartuigen;

    • c. vissersschepen welke van de visvangst komen en zijn voorzien van een aanduiding omtrent de haven waar zij thuishoren;

    • d. sleepboten;

    • e. vaartuigen voor het verrichten van loodsdiensten;

    • f. reddingsboten;

    • g. schepen en luchtvaartuigen van de Nederlandse Kustwacht.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien:

    • a. de laatste haven van vertrek van het schip dan wel luchtvaartuig gelegen is buiten het douanegebied van de Gemeenschap;

    • b. het schip dan wel luchtvaartuig goederen meevoert waarvoor bij het in het vrije verkeer brengen rechten bij invoer, accijns of omzetbelasting is verschuldigd;

    • c. het schip dan wel luchtvaartuig goederen meevoert waarop verboden of beperkingen van toepassing zijn of zouden zijn als bedoeld in artikel 1:1, vijfde lid, van de wet.

    • d. voor het verkrijgen van vrijstelling van rechten bij invoer of voor het plaatsen onder de desbetreffende douaneregeling voor het schip, het luchtvaartuig of voor de aan boord aanwezige goederen ingevolge wettelijke bepalingen de vervulling van bepaalde formaliteiten is vereist;

    • e. het schip dan wel luchtvaartuig niet in de Gemeenschap thuishoort; of

    • f. het schip dan wel luchtvaartuig niet overeenkomstig haar bestemming wordt gebezigd.

Artikel 2:4

  • 1 Degene die aan de kust goederen heeft opgevist of gered, dan wel aldaar aangespoelde of gestrande goederen heeft geborgen, geeft daarvan onverwijld kennis aan de inspecteur. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt onder kust mede verstaan de wateren, stranden en oevers welke op grond van artikel 21 van de Wet op de strandvonderij worden beschouwd te behoren tot de zee en het zeestrand.

  • 2 De goederen worden zonder toestemming van de inspecteur niet verder landinwaarts gebracht dan tot de eerste plaats waar zij tegen beschadiging door het zeewater zijn beveiligd.

  • 3 Na de kennisgeving worden de goederen aangemerkt als binnengebrachte goederen in de zin van artikel 37, eerste lid, van het Communautair douanewetboek.

Afdeling 2.2. Summiere aangifte

Artikel 2:5

  • 1 De summiere aangifte wordt gedaan in de Nederlandse, Franse, Duitse of Engelse taal.

  • 2 De summiere aangifte wordt ter zake van over zee binnengebrachte goederen gedaan door inlevering van:

    • a. één of meer volglijsten (Douane 11) behorend tot de generale verklaring (IMO/FAL 1); en

    • b. de scheepsvoorradenaangifte (IMO/FAL 3) voor de in het schip aanwezige provisie.

  • 3 De summiere aangifte wordt ter zake van door de lucht binnengebrachte goederen gedaan door inlevering van een generale verklaring luchtvaart zoals is voorzien in bijlage IX van het op 7 december 1944 te Chicago tot stand gekomen verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Stb. 1947, 165), met daarin vervat het manifest van de lading of door inlevering van alleen het manifest van de lading, zoals voorzien bij dat verdrag.

  • 4 De in de volglijst (Douane 11) te vermelden gegevens mogen desgewenst worden vermeld in bij te voegen scheepvaartmanifesten welke zijn ingericht volgens het model ICS-STANDARD MANIFEST 1968. Op de voorzijde van de volglijst moet worden verwezen naar die scheepvaartmanifesten onder vermelding van hun aantal. De manifesten en alle in het manifest omschreven goederen worden doorlopend genummerd.

Afdeling 2.3. Tijdelijke opslag

Artikel 2:6

De goedkeuring van een ruimte voor tijdelijke opslag, bedoeld in artikel 185, eerste lid, van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek, is gebonden aan een vergunning tot beheer van de desbetreffende ruimte.

Artikel 2:7

  • 1 Een wijziging in de inrichting van een ruimte voor tijdelijke opslag wordt niet aangebracht dan na goedkeuring van de inspecteur.

  • 2 De inspecteur kan de vergunning tot beheer van een ruimte voor tijdelijke opslag in ieder geval intrekken of wijzigen:

    • a. op verzoek van de houder van de desbetreffende vergunning;

    • b. indien de ruimte niet of niet meer in die mate gebruikt wordt dat handhaving van de vergunning gerechtvaardigd is.

Artikel 2:8

  • 1 Een nadere aangifte als bedoeld in artikel 186 van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek is vereist indien niet alle in de ingediende summiere aangifte omschreven goederen in één ruimte voor tijdelijke opslag worden geplaatst.

  • 2 De nadere aangifte, bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan op de wijze zoals in de Toelichting enig document, zoals opgenomen in bijlage VI, voor tijdelijke opslag is omschreven.

Afdeling 2.4. Douaneaangifte

Artikel 2:9

De termijn, bedoeld in artikel 201, tweede lid, van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek, is zeven dagen na indiening van de aangifte. De plaats waar de goederen worden aangebracht wordt aan het douanekantoor schriftelijk of elektronisch gemeld.

Artikel 2:10

  • 1 Een aangifte tot plaatsing van goederen onder een douaneregeling wordt gedaan in de Nederlandse taal.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kunnen de volgende aangiften eveneens worden gedaan in de Franse, Duitse of Engelse taal:

    • a. een aangifte tot plaatsing onder de douaneregeling douanevervoer; en

    • b. een aangifte tot plaatsing onder een douaneregeling met gebruikmaking van een handels- of administratief bescheid.

Artikel 2:11

  • 1 De formulieren enig document worden ingevuld overeenkomstig het bepaalde in de Toelichting enig document, zoals opgenomen in bijlage VI.

  • 2 De bij de invulling van de formulieren enig document te gebruiken codes zijn de codes opgenomen in het codeboek Sagitta en beschikbaar via internetadres www.douane.nl.

Artikel 2:12

  • 1 In de gevallen waarin op grond van wettelijke bepalingen in een aangifte de goederencode van de desbetreffende goederen moet worden vermeld, is dat de code die voor die goederen is vastgesteld in het gebruikstarief.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde gebruikstarief is de lijst van goederenomschrijvingen met bijbehorende codes en aanduiding van de voor de desbetreffende goederen van toepassing zijnde maatregelen bij in- of uitvoer, zoals die geldt ingevolge Verordeningen van de Raad van de Europese Unie of de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

  • 3 Het in het eerste lid bedoelde gebruikstarief is beschikbaar via internetadres www.douane.nl.

Artikel 2:13

Indien door de inspecteur een vergunning wordt afgegeven voor het gebruik van de regeling douane-entrepots wordt in de vergunning bepaald dat, afhankelijk van de aard van de goederen die onder de regeling douane-entrepots worden geplaatst, de vergunninghouder en het Centraal Bureau voor de Statistiek overeenstemming bereiken over de afzonderlijke aanlevering van gegevens ten behoeve van de entrepotstatistiek.

Afdeling 2.5. Onderzoek van de goederen, bevindingen van het douanekantoor en andere door het douanekantoor te nemen maatregelen

Artikel 2:14

  • 1 Monsterneming vindt in tweevoud plaats, tenzij de wijze en/of aard van het onderzoek ertoe noopt meerdere monsters te nemen, en de monsters worden ter plaatse verpakt en verzegeld.

  • 2 Indien mogelijk wordt op verzoek van belanghebbende een extra monster genomen, dat ter plaatse wordt verpakt en verzegeld en in het bezit van belanghebbende blijft.

Artikel 2:15

  • 1 De speling, bedoeld in artikel 1:35 van de wet, is, indien het een verschil betreft tussen de waarde of de hoeveelheid zoals in de aangifte is aangegeven, en de waarde of de hoeveelheid van hetgeen aanwezig is: een percent van de waarde of de hoeveelheid van hetgeen aanwezig is.

  • 2 De speling, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing:

    • a. indien het bevonden verschil niet is ontstaan ten gevolge van dwaling, onwillekeurig verzuim of natuurlijke verliezen;

    • b. indien het bevonden verschil van invloed is op de berekening van de douaneschuld;

    • c. op aantallen colli of losse voorwerpen.

Hoofdstuk 3. Landbouwproducten

Afdeling 3.1. Certificaten; algemene bepalingen

Artikel 3:1

Het is verboden te handelen in strijd met de voorschriften, genoemd in de artikelen 7, eerste tot en met derde lid, 8, eerste en tweede lid, 21, derde lid, 24, vierde lid, 25, eerste lid, 26, eerste lid, 34, tweede lid, vijfde alinea, 35, tiende lid, 38, tweede lid, 45, derde lid, 47, derde lid, tweede alinea, en vijfde lid, van verordening 376/2008.

Artikel 3:2

  • 2 Het productschap wordt aangewezen als:

    • a. de instantie van afgifte, bedoeld in de artikelen 8, tweede lid, tweede alinea, en derde lid, 20, 21, 32, derde lid, 34, derde lid, 38, eerste lid, 40, vierde lid, 45, derde lid, 47, derde lid, tweede alinea, vijfde, achtste en negende lid, onder b, van verordening 376/2008;

    • b. de bevoegde instantie, bedoeld in de artikelen 12, eerste lid, 14, tweede lid, 39, eerste lid, 40, eerste, tweede en vierde lid, 41, van verordening 376/2008, en

    • c. de bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 12, tweede lid, 34, achtste lid, 35, tweede lid, tweede alinea, 36, tweede lid, 42, tweede lid, onder b, 46, tweede lid, 47, negende lid, onder b en c, van verordening 376/2008.

Artikel 3:3

Het Productschap Zuivel wordt aangewezen als de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2535/2001 van de Commissie van 14 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad voor de invoerregeling voor melk en zuivelproducten en houdende opening van tariefcontingenten (PbEU 2001, L341).

Artikel 3:4

Het productschap is bevoegd de voorschriften, bedoeld in artikel 17, tweede lid, tweede alinea, verordening 376/2008, vast te stellen.

Artikel 3:5

  • 1 Het productschap is bevoegd een ontheffing te verlenen als bedoeld in artikel 4, derde lid, van verordening 376/2008.

  • 2 Indien het productschap gebruik maakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is het productschap tevens de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 4, derde lid, onder c, van verordening 376/2008.

Artikel 3:6

Het productschap is bevoegd de toestemming te verlenen, bedoeld in artikel 40, vijfde lid, van verordening 376/2008.

Artikel 3:7

De zekerheid, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van verordening 376/2008 wordt gesteld bij het productschap.

Artikel 3:8

  • 1 Het productschap is bevoegd op verzoek van belanghebbende certificaten onder zich te houden, onderscheidenlijk in bewaring te nemen ten behoeve van de toepassing van artikel 24 van verordening 376/2008 op dat certificaat.

  • 2 Indien het productschap gebruik maakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, wordt het productschap aangemerkt als de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 24, tweede lid, van verordening 376/2008.

Artikel 3:10

  • 1 Het productschap is bevoegd bepalingen vast te stellen omtrent het afgeven en het gebruik van elektronische certificaten, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van verordening 376/2008.

  • 2 Indien het productschap toestaat dat aanvragen voor de certificaten, bedoeld in artikel 3:2, tweede lid, van het besluit, worden ingediend met behulp van systemen voor automatische gegevensverstrekking, stelt het productschap de regels vast, bedoeld in artikel 12, tweede lid, derde alinea, van verordening 376/2008.

Artikel 3:11

Het productschap is bevoegd een aanvullende termijn als bedoeld in artikel 34, negende lid, van verordening 376/2008 te verlenen.

Artikel 3:12

Het productschap wordt aangewezen als bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PbEU 2006, L 238).

Afdeling 3.2. Certificaten; bijzondere bepalingen

Artikel 3:13

  • 1 Het productschap geeft de invoercertificaten, bedoeld in artikel 3:1, onder d, van het besluit, of uittreksels daarvan voor ruwe hennep van post 53 02 10 00 van de gecombineerde nomenclatuur slechts af indien deze voldoet aan de voorwaarden van artikel 5bis van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad van 17 mei 1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen (PbEG L 160);

  • 2 Het productschap geeft de invoercertificaten, bedoeld in artikel 3:1, onder d, van het besluit, of uittreksels daarvan voor zaaizaad bestemd voor de inzaai van henneprassen van post 1207 99 20 van de gecombineerde nomenclatuur slechts af indien deze vergezeld gaat van het bewijs dat het gehalte aan tetrahydrocannabinol niet hoger is dan het gehalte, bedoeld in artikel 5bis, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad van 17 mei 1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen (PbEG L 160);

  • 3 Het productschap geeft de invoercertificaten, bedoeld in artikel 3:1, onder d, van het besluit, en uittreksels daarvan voor niet voor inzaai bestemd hennepzaad van de post 1207 99 91 van de gecombineerde nomenclatuur slechts af indien:

    • a. de importeur door het productschap is erkend;

    • b. de importeur zich ertoe verbindt zorg te dragen voor de verstrekking aan het productschap van de verklaringen, bedoeld in artikel 17 van Verordening (EG) nr. 507/2008 van de Commissie van 6 juni 2008 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1673/2000 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector vezelvlas en –hennep (PbEU 2008, L 149), binnen de aldaar gestelde termijn en onder de door het productschap gestelde voorwaarden;

    • c. de administratie van de importeur voldoet aan de door het productschap gestelde eisen;

    • d. de importeur toelaat dat wordt overgegaan tot controle op de naleving van hetgeen is bepaald bij of krachtens Verordening 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PbEU 2007, L 299), en

    • e. de importeur zodanige maatregelen treft dat ook zijn afnemers aan het onder c en d gestelde voldoen.

Artikel 3:14

  • 1 Van het verbod op het invoeren van landbouwproducten, bedoeld in artikel 3:2 van het besluit, wordt vrijstelling verleend voor pootaardappelen van post 0701 1000 van de gecombineerde nomenclatuur.

  • 2 Van het verbod op het uitvoeren van landbouwproducten, bedoeld in artikel 3:2 van het besluit, wordt vrijstelling verleend voor pootaardappelen van post 0701 1000 van de gecombineerde nomenclatuur.

  • 3 Aan de vrijstelling, bedoeld in het tweede lid, is de voorwaarde verbonden dat de betrokken partij is voorzien van een etiket en een bewijsstuk als bedoeld in artikel 13 van Richtlijn nr. 2002/56/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen (PbEU 2002, L 193).

  • 4 Het etiket en het bewijsstuk, bedoeld in het derde lid, worden afgegeven door de Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen.

Artikel 3:15

Het bewijs, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van Verordening (EEG) nr. 2342/92 van de Commissie van 7 augustus 1992 betreffende de invoer van raszuivere fokrunderen uit derde landen en de toekenning van uitvoerrestituties voor deze dieren en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1544/79 (PbEG 1992, L 227) wordt geleverd door middel van een verklaring van het productschap.

Artikel 3:16

  • 1 Indien ingevolge het bepaalde bij of krachtens Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PbEU 2007, L 299) het bedrag van de aldaar bedoelde heffing voor jonge mannelijke runderen met een levend gewicht van ten hoogste 300 kg en voor landbouwproducten, vallend onder de posten 0202 2030 of 0202 30 van de gecombineerde nomenclatuur, afhankelijk is van de vervulling of nakoming van voorwaarden of bepalingen die ten aanzien van het betreffende goed in genoemde verordening of haar uitvoeringsvoorschriften zijn voorgeschreven, is de importeur van dat goed gehouden tot het naleven van de door het productschap met inachtneming van het bepaalde in die verordening en haar uitvoeringsvoorschriften, ter verzekering van die heffing gestelde regelen.

  • 2 De in het vorige lid bedoelde regelen kunnen betrekking hebben op het trekken van monsters, het voeren van een administratie en het verstrekken van gegevens, nodig voor de oplegging van de heffing.

  • 3 Het productschap stelt regelen volgens welke het vrijstelling verleent aan landbouwheffingen bij invoer, ten belopen van het jaarlijks door de Raad toegekende en aan Nederland toevallende aandeel in het in het kader van de Wereldhandelsorganisatie geopende tariefcontingent voor de invoer uit landen of gebieden die geen deel uitmaken van de Gemeenschap van bevroren rundvlees van post 0202 van de gecombineerde nomenclatuur.

  • 4 Het productschap kan regels stellen op grond waarvan het vrijstelling verleent van de landbouwheffingen bij invoer in het kader van Verordening (EG) nr. 659/2007 van de Commissie van 14 juni 2007 betreffende de opening en de wijze van beheer van invoertariefcontingenten voor stieren, koeien en vaarzen, niet bestemd voor de slacht, van bepaalde bergrassen.

Afdeling 3.3. Restitutie

Artikel 3:17

Het is verboden te handelen in strijd met de voorschriften, genoemd in de artikelen 15, 16ter, eerste lid, 52, eerste lid, van verordening 800/99.

Artikel 3:18

  • 2 Het productschap wordt aangewezen als:

    • a. de bevoegde instantie, bedoeld in artikel 7, vierde lid, 42, eerste lid, 49, eerste lid, onder b, van verordening 800/99;

    • b. de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 20, vierde lid, 25, eerste en tweede lid, van verordening 800/99.

  • 4 Als bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 5, zevende lid, onder b, en 7, derde lid, tweede alinea, van verordening 800/99 wordt aangewezen het douanekantoor, waar de aangifte ten uitvoer wordt ingediend.

Artikel 3:19

  • 1 De toekenning van restitutie, bedoeld in verordening 800/99, vindt plaats door het productschap.

  • 2 Ten behoeve van de uitvoering van het eerste lid, is het productschap bevoegd:

    • a. bewijzen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder b, tweede gedachtestreepje van verordening 800/99, te ontvangen;

    • b. aanvullende bewijzen als bedoeld in artikel 20, eerste lid, derde alinea, van verordening 800/99, te vorderen;

    • c. verzoeken als bedoeld in artikel 21, eerste lid, vierde alinea, van verordening 800/99 te doen.

  • 3 In de gevallen waarin het stellen van zekerheid op grond van een communautaire verplichting een voorwaarde is voor de toekenning van restitutie, wordt de zekerheid gesteld bij het productschap.

  • 4 Het opleggen van administratieve sancties als bedoeld in artikel 51 van verordening 800/99, vindt plaats door het productschap.

  • 5 Het opleggen van maatregelen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1469/95 van de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1995 betreffende de maatregelen die moeten worden genomen ten aanzien van bepaalde begunstigden van uit het EOFGL, afdeling Garantie, gefinancierde verrichtingen (PbEU 1995, L 145) vindt plaats door het productschap.

Artikel 3:20

Het productschap is bevoegd te beslissen op een verzoek als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van verordening 800/99.

Artikel 3:21

  • 1 Het productschap is bevoegd het ontslag te verlenen, bedoeld in artikel 17 van verordening 800/99.

  • 2 Een verzoek als bedoeld in artikel 17, derde lid, verordening 800/99 wordt ingediend bij het productschap.

  • 3 Het productschap is bevoegd de beslissingen, bedoeld in artikel 17, vierde lid, van verordening 800/99 te nemen.

Artikel 3:22

  • 1 De voorzitter van het Hoofdproductschap Akkerbouw verleent de erkenning, bedoeld in artikel 16bis, eerste lid, van verordening 800/99.

  • 2 De voorzitter van het Hoofdproductschap Akkerbouw kan een erkenning als bedoeld in het eerste lid schorsen of intrekken in de gevallen, bedoeld in artikel 16ter, eerste lid, en 16quinquies, eerste en derde lid, van verordening 800/99.

Afdeling 3.4. Proviandering

Artikel 3:23

  • 1 Het Hoofdproductschap Akkerbouw is bevoegd tot verlening van de toestemming als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van verordening 800/99.

  • 2 Een belanghebbende dient een schriftelijke aanvraag om de toestemming, bedoeld in het eerste lid, in bij het Hoofdproductschap Akkerbouw.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde toestemming wordt verleend indien de belanghebbende:

    • a. gespecialiseerd is in scheepsproviandering;

    • b. een administratie voert die inzichtelijk maakt dat de landbouwproducten de bestemming hebben bereikt, en

    • c. een controleregister bijhoudt als bedoeld in artikel 37, vierde lid, eerste en tweede alinea, van verordening 800/99, of de bij iedere leverantie gebruikte documenten overlegt waarop de douaneautoriteiten de datum hebben vermeld waarop de producten aan boord zijn gebracht.

  • 4 Het Hoofdproductschap Akkerbouw is bevoegd tot intrekking van de toestemming indien de belanghebbende niet langer voldoet aan de in het derde lid bedoelde eisen of aan de eisen, bedoeld in artikel 37 van verordening 800/99.

  • 5 De Algemene Inspectiedienst gaat, voorafgaand aan de verlening van de toestemming, bedoeld in het eerste lid, na of aan de in het derde lid bedoelde vereisten is voldaan en doet van zijn bevindingen verslag aan het Hoofdproductschap Akkerbouw.

Artikel 3:24

  • 1 Een belanghebbende aan wie de toestemming, bedoeld in artikel 3:23, eerste lid, is verleend, geeft overeenkomstig een bij het productschap op te vragen maandstaat, uiterlijk vóór het eind van de kalendermaand volgend op de maand waarin de landbouwproducten ten uitvoer zijn aangegeven, alle in laatstbedoelde maand aangegeven landbouwproducten op bij het productschap.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde opgave van landbouwproducten zijn gespecificeerd naar GN-code en, indien van toepassing, de restitutiecode.

Artikel 3:25

  • 1 Het productschap is bevoegd tot betaling van de restitutie, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van verordening 800/99.

  • 2 De aanvraag om betaling van restitutie wordt ingediend bij het productschap.

  • 3 In geval van levering van landbouwproducten in een andere lidstaat legt de belanghebbende tevens het terugontvangen T5-formulier over.

  • 4 In geval van levering van landbouwproducten aan boor- en productieplatforms en marine- en hulpschepen legt de belanghebbende tevens het leverantiebewijs over.

Artikel 3:26

  • 1 Het Hoofdproductschap Akkerbouw is bevoegd tot verlening van een erkenning van de houder van onder douanetoezicht staande bevoorradingsruimten, als bedoeld in artikel 40, tweede lid, en artikel 43, tweede lid, tweede alinea van verordening 800/99.

  • 2 Een belanghebbende dient een aanvraag om erkenning als bedoeld in het eerste lid, in bij het Hoofdproductschap Akkerbouw.

  • 3 De erkenning, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 40, tweede lid, van verordening 800/99.

  • 4 Het Hoofdproductschap Akkerbouw is bevoegd tot intrekking van de erkenning indien uit onderzoek van de Algemene Inspectiedienst is gebleken dat de erkenninghouder niet langer voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in het derde lid.

Artikel 3:27

  • 1 Het productschap is bevoegd een voorschot op de restitutie te verlenen, indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 40 van verordening 800/99.

  • 2 Een belanghebbende dient een aanvraag om het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in bij het productschap.

Artikel 3:28

De verlening van restitutie voor proviandering van zeeschepen, waaronder ook begrepen al dan niet zelf aangedreven werkschepen, kan in het kader van deze paragraaf alleen plaatsvinden indien het schip binnen tien dagen na proviandering de haven verlaat met een bestemming die niet dichterbij is gelegen dat het gebied, bedoeld in artikel 44, eerste lid, onder a, van verordening 800/99.

Artikel 3:29

  • 1 Als bevoegde instantie, bedoeld in artikel 43, eerste lid, van verordening 800/99, wordt aangewezen de Algemene Inspectiedienst.

  • 2 Als bevoegde instantie, bedoeld in artikel 43, tweede lid, van verordening 800/99, wordt aangewezen het Productschap Zuivel. Een belanghebbende kan een aanvraag om landbouwproducten over te brengen naar een tweede bevoorradingsdepot indienen bij dat productschap.

Artikel 3:30

  • 1 Levering aan boor- en productieplatforms geschiedt uitsluitend door een door het Hoofdproductschap Akkerbouw erkende bevoorradingsschip of bevoorradingshelikopter.

  • 2 Een belanghebbende dient een aanvraag om erkenning als bedoeld in het eerste lid, schriftelijk in bij het Hoofdproductschap Akkerbouw.

  • 3 De Algemene Inspectiedienst toetst de aanvraag aan de criteria, bedoeld in artikel 44, tweede lid, onder b, tweede streepje, van verordening 800/99, en doet hiervan verslag aan het Hoofdproductschap Akkerbouw.

  • 4 Het Hoofdproductschap Akkerbouw is bevoegd tot intrekking van een erkenning indien de belanghebbende niet langer voldoet aan de criteria, bedoeld in het derde lid.

Artikel 3:31

  • 1 De bewijsstukken als bedoeld in artikel 38, tweede lid, van verordening 800/99 worden ingediend bij de Algemene Inspectiedienst. Het bewijs als bedoeld in artikel 39, derde lid, eerste alinea, van verordening 800/99, wordt ingediend bij de productschappen. Het bewijs als bedoeld in artikel 43, vierde en vijfde lid, en artikel 45, tweede lid, van verordening 800/99 wordt ingediend bij het Productschap Zuivel.

  • 2 Het bewijs, bedoeld in artikel 41, tweede lid, eerste alinea, en artikel 43, derde lid, eerste alinea, van verordening 800/99, wordt ingediend bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de aangifte ten uitvoer is gedaan.

  • 3 Op verzoek van een belanghebbende kan het productschap ermee instemmen dat het bewijs, bedoeld in artikel 45, derde lid, onder a of b, tweede streepje, van verordening 800/99, wordt geleverd met een door de scheepskapitein of een andere scheepsofficier van dienst ondertekend certificaat van ontvangst dat van het scheepsstempel is voorzien.

  • 4 In voorkomend geval kan het productschap op verzoek van een belanghebbende ermee instemmen dat het bewijs, bedoeld in artikel 45, derde lid, onder b, tweede streepje, van verordening 800/99, wordt geleverd met een door een beambte van de luchtvaartmaatschappij ondertekend certificaat van ontvangst dat van het stempel van de maatschappij is voorzien.

Afdeling 3.5. Regels ter uitvoering van overige Europese verordeningen

Artikel 3:32

  • 1 Het productschap is bevoegd een toestemming als bedoeld in artikel 76 van het Communautair douanewetboek in samenhang met artikel 282 van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek te verlenen.

  • 2 De toestemming, bedoeld in het eerste lid, kan slechts betrekking hebben op het achterwege laten bij de aangifte ten uitvoer van de vermelding van gehalte, samenstelling of hoedanigheid van uit te voeren landbouwproducten.

  • 3 Het productschap kan de toestemming, bedoeld in het eerste lid, onder voorwaarden en beperkingen verlenen.

  • 4 Het productschap verleent een toestemming in overeenstemming met de Algemene Inspectiedienst.

  • 5 Het productschap kan een toestemming intrekken, wanneer blijkt dat de voorwaarden en de beperkingen waaronder de toestemming is verleend, niet zijn nageleefd.

  • 6 De Algemene Inspectiedienst houdt toezicht op de naleving van de voorwaarden en beperkingen, bedoeld in het derde lid.

Hoofdstuk 4. De douanebestemmingen

Afdeling 4.1. In het vrije verkeer brengen – bijzondere bestemming

Artikel 4:1

Voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur, zoals vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PbEG L 256), worden verstaan onder:

  • a. fokpaarden van zuiver ras: de geregistreerde paarden, zoals gedefinieerd in artikel 2, onder b en c, van Richtlijn 90/427/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van zoötechnische en genealogische voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in paardachtigen (PbEG L 224), met uitzondering van ruinen;

  • b. fokvarkens van zuiver ras: de ingeschreven of geregistreerde varkens, zoals gedefinieerd in artikel 1 van Richtlijn 88/661/EEG van de Raad van 19 december 1988 betreffende de zoötechnische normen die gelden voor fokvarkens (PbEG L 382).

Artikel 4:2

De in artikel 4:1, aanhef en onder a, bedoelde dieren mogen alleen als fokpaarden van zuiver ras in het vrije verkeer worden gebracht indien:

  • a. zij vergezeld gaan van een stamboek- en fokkerijcertificaat zoals vastgesteld bij Beschikking 93/623/EEG van de Commissie van 20 oktober 1993 tot vaststelling van het identificatiedocument (paspoort) dat geregistreerde paardachtigen moet vergezellen (PbEG L 298);

  • b. zij vergezeld gaan van een document volgens het in bijlage VIII opgenomen model, waaruit blijkt dat zij in een stamboek of register van de Gemeenschap zullen worden ingeschreven of geregistreerd.

Artikel 4:3

De in artikel 4:1, aanhef en onder b, bedoelde dieren mogen alleen worden ingevoerd indien:

  • a. zij vergezeld gaan van een stamboek- en fokkerijcertificaat, voor zover dit certificaat is ondertekend door een erkende instantie zoals vastgesteld bij beschikking 2006/139/EG van de Commissie van 7 februari 2006 ter uitvoering van Richtlijn 94/28/EG wat betreft een lijst van erkende instanties in derde landen voor het bijhouden van een stamboek of register voor bepaalde dieren (PbEG L 54);

  • b. zij vergezeld gaan van een document volgens het in bijlage VIII opgenomen model, waaruit blijkt dat zij in een stamboek of register van de Gemeenschap zullen worden ingeschreven of geregistreerd.

Artikel 4:4

Wanneer goederen tussen twee in de Benelux gevestigde vergunninghouders worden overgedragen, kunnen de bevoegde autoriteiten in de lidstaat van de overdragende vergunninghouder toestaan dat dit geschiedt zonder dat van het controle-exemplaar T5 gebruik wordt gemaakt. In dat geval zijn het vijfde en het zesde lid van artikel 296 van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek van toepassing.

Artikel 4:5

Het is verboden:

  • a. onjuiste of onvolledige gegevens te verstrekken of te doen verstrekken waarvan het gevolg zou kunnen zijn dat ten onrechte een gunstige tariefregeling wordt toegepast;

  • b. een handeling te verrichten of medewerking te weigeren in strijd met de verplichtingen die voortvloeien uit de verordeningen van de Raad of van de Commissie van de Europese Gemeenschappen inzake de toepassing van een gunstige tariefregeling in verband met de bijzondere bestemming, aard of eigenschappen van in het vrije verkeer te brengen goederen.

Afdeling 4.2. De economische douaneregelingen

Artikel 4:6

Aan accijns onderworpen communautaire goederen kunnen slechts in de ruimten van een douane-entrepot worden opgeslagen voor zover de Wet op de accijns in deze opslag voorziet en onder de bij of krachtens de Wet op de accijns gestelde voorwaarden en beperkingen.

Artikel 4:7

Als waarborg voor de betaling van de douaneschuld die kan ontstaan ten aanzien van goederen die onder het stelsel van douane-entrepots zijn geplaatst, wordt zekerheid gesteld als bedoeld in artikel 88 van het Communautair douanewetboek.

Artikel 4:8

  • 1 De regeling tijdelijke invoer wordt toegestaan voor vervoermiddelen waarvoor hier te lande een kentekenbewijs wordt afgegeven dat is voorzien van de letters CD, CDJ dan wel de letters BN of GN in combinatie met twee cijfergroepen van elk twee cijfers.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde vervoermiddelen kunnen onder de regeling worden geplaatst zonder schriftelijke aanvraag of vergunning.

Artikel 4:9

  • 1 Met inachtneming van artikel van 561, eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk onderdeel b, van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek, wordt toegestaan dat vervoermiddelen welke worden betrokken uit een douane-entrepot of een ruimte voor tijdelijke opslag onder de regeling tijdelijke invoer worden geplaatst.

  • 2 Voor vervoermiddelen die in overeenstemming met het eerste lid onder de regeling zijn geplaatst, wordt een kentekenbewijs afgegeven dat is voorzien van de letters BN of GN in combinatie met twee cijfergroepen van elk twee cijfers en een verticale rode balk met daarin de vermelding van het jaar waarin de vrijstelling eindigt en waarop voorkomt de aanduiding: ’Vrijstelling van rechten bij invoer en/of omzetbelasting en belasting van personenauto’s en motorrijwielen onder voorwaarde van wederuitvoer’.

  • 3 Het kentekenbewijs heeft een geldigheidsduur van ten hoogste zes maanden in de gevallen als bedoeld in artikel van 561, eerste lid, onderdeel a, van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek.

Afdeling 4.3. Vrije zones en entrepots

Artikel 4:10

Als vrije zones controletype II is aangewezen het volgende geografische gebied:

Schiphol, waartoe wordt aangewezen het gebied dat beginnend aan de zuidzijde en gaande via de oost- en noordzijde naar de westzijde als volgt wordt begrensd: door de Kruisweg (N-201) tot aan de kruising met de Aalsmeerderdijk, vandaar de Aalsmeerderdijk in noordelijke richting die ter hoogte van de gemeente Oude Meer overgaat in de Schipholdijk tot aan de kruising met de A-9, vandaar in westelijke richting het gedeelte van de A-9 tot aan de A-4, vandaar in zuidelijke richting het gedeelte van de A-4 tot aan de kruising met de Schipholweg, vandaar in westelijke richting de Schipholweg tot aan de kruising met de Amsterdamse Baan, vandaar in noordelijke richting de Amsterdamse Baan tot aan de kruising met de Hoofdweg bij het gemaal Lijnden, vandaar in zuidelijke richting de Hoofdweg Oostzijde tot aan de Weg om de Noord, vandaar oostwaarts de Weg om de Noord die overgaat in de Kruisweg (N-201).

Artikel 4:11

Als plaatsen waar een vrij entrepot kan worden gevestigd, worden aangewezen de plaatsen, genoemd in bijlage I.

Artikel 4:12

De beheerder, bedoeld in artikel 5:1, derde lid, van het Algemeen douanebesluit, maakt aan de inspecteur kenbaar wie de belanghebbenden, bedoeld in artikel 799, onderdeel c, van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek, zijn die werkzaam zullen zijn in de vrije zone of het vrije entrepot.

Artikel 4:13

  • 1 Bij zijn aanvraag tot verlening van een vergunning voor gebruik van een vrije zone of een vrij entrepot vraagt de belanghebbende, bedoeld in bedoeld in artikel 799, onderdeel c, van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek, goedkeuring aan de inspecteur voor:

    • a. de door hem gevoerde administratie;

    • b. de inrichting van het gebouw dat voor werkzaamheden gebruikt gaat worden.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde belanghebbende onderwerpt een voorgenomen wijziging in de door hem gevoerde administratie, of de inrichting van het gebouw dat voor werkzaamheden gebruikt gaat worden, aan de goedkeuring van de inspecteur, indien door deze wijziging de wijze waarop toezicht kan worden uitgeoefend, wordt beïnvloed.

  • 3 Een wijziging als bedoeld in het tweede lid, wordt niet aangebracht dan nadat van de inspecteur goedkeuring is verkregen en de beheerder van die goedkeuring op de hoogte is.

Artikel 4:14

  • 1 De beheerder van een vrije zone controletype II, bedoeld in artikel 5:1, derde lid, van het Algemeen douanebesluit, zorgt ervoor dat:

    • a. goederen tijdens hun verblijf in de vrije zone controletype II niet aan het douanetoezicht worden onttrokken;

    • b. wordt voldaan aan de bijzondere voorwaarden die in de vergunning zijn vastgesteld.

  • 2 De belanghebbende, bedoeld in artikel 799, onderdeel c, van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek, die werkzaam is in de vrije zone controletype II, is verantwoordelijk voor het nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit de plaatsing van de goederen in de vrije zone controletype II.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan in de vergunning tot beheer van een vrije zone of een vrij entrepot worden bepaald dat de verplichtingen, bedoeld in onderdeel a van dat lid, uitsluitend berusten bij de belanghebbende, bedoeld in artikel 799, onderdeel c, van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek, die werkzaam is in de vrije zone of het vrije entrepot.

  • 4 De inspecteur kan van de beheerder of van de belanghebbende, bedoeld in artikel 799, onderdeel c, van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek, die werkzaam is in de vrije zone of het vrije entrepot, verlangen dat zekerheid wordt gesteld met betrekking tot de door hen na te komen verplichtingen.

Artikel 4:15

  • 1 Vrije zones controletype I en vrije entrepots worden, wanneer daar niet wordt gewerkt, ambtelijk gesloten.

  • 2 Buiten de kantooruren van de inspecteur mag in de vrije zones controletype I en vrije entrepots alleen worden gewerkt met toestemming van de inspecteur.

Artikel 4:16

Aan accijns onderworpen goederen kunnen slechts in een vrij entrepot worden opgeslagen, voor zover de Wet op de accijns in deze opslag voorziet en onder de daarbij gestelde voorwaarden en beperkingen.

Artikel 4:17

  • 1 Voor de plaatsing in een vrij entrepot worden per goederensoort de volgende minimumhoeveelheden vastgesteld:

    • a. bier op fust: 5 hectoliter;

    • b. bier in flessen of in andere verpakkingen: 3 hectoliter;

    • c. de minerale oliën lichte olie en gasolie: 250 liter;

    • d. de minerale olie halfzware olie: 500 liter;

    • e. de minerale olie zware stookolie en andere minerale oliën: 2000 kilogram.

  • 2 Voor de uitslag uit een vrij entrepot worden per goederensoort de volgende minimumhoeveelheden vastgesteld:

    • a. aan accijns onderworpen goederen: 500 kilogram nettogewicht;

    • b. voor tabaksproducten: 4 kilogram nettogewicht;

    • c. de minerale oliën lichte olie en gasolie: 250 liter;

    • d. de minerale olie halfzware olie: 500 liter;

    • e. de minerale olie zware stookolie en andere minerale oliën: 2000 kilogram.

  • 3 In afwijking van het tweede lid geldt geen minimumhoeveelheid bij de uitslag van tabaksproducten uit een vrij entrepot bij het brengen in het vrije verkeer met betaling van de verschuldigde rechten bij invoer.

  • 4 In afwijking van het tweede lid worden voor de uitslag uit een vrij entrepot per goederensoort in de volgende situaties de volgende minimumhoeveelheden vastgesteld:

    • a. voor alcoholhoudende extracten, essences, tincturen, parfumerieën, toiletartikelen en cosmetische producten, welke ten uitvoer worden uitgeslagen, indien het betreft:

      • 1°. vloeistoffen: 5 liter;

      • 2°. andere producten: 5 kilogram nettogewicht;

    • b. voor overige alcoholhoudende producten ter aflevering als provisie aan boord van uitgaande schepen en luchtvaartuigen of aan diplomaten, indien het betreft:

      • 1°. vloeistoffen: 5 liter;

      • 2°. andere producten: 5 kilogram nettogewicht;

    • c. voor tabaksproducten ter aflevering als provisie aan boord van uitgaande schepen en luchtvaartuigen of aan diplomaten: 1 kilogram nettogewicht.

  • 5 De inspecteur is bevoegd toe te staan dat kleinere hoeveelheden dan de minimumhoeveelheden genoemd in de voorgaande leden in een vrij entrepot worden geplaatst of worden uitgeslagen.

Afdeling 4.4. Wederuitvoer, vernietiging en afstand van goederen

Artikel 4:18

Het in kennis stellen van de inspecteur voorafgaand aan de wederuitvoer vindt plaats door inlevering van de generale verklaring (IMO/FAL 1).

Hoofdstuk 5. Verboden en beperkingen

Afdeling 5.1. Liquide middelen

Artikel 5.1

  • 3 De in aanmerking te nemen waarde van verhandelbare instrumenten aan toonder, bedoeld in artikel 3:2, derde lid, onderdeel b, onder 2°, van de wet, is de waarde die het desbetreffende instrument heeft op de meest gerede financiële markt waarop het verhandeld wordt of bij het ontbreken daarvan, de intrinsieke waarde.

Afdeling 5.2. Non-tarifaire handelspolitieke maatregelen

Artikel 5:2

  • 1 Het in het vrije verkeer brengen van ijzer- en staalproducten als bedoeld in bijlage 1 van Verordening (EG) nr.76/2002 van de Commissie van 17 januari 2002 tot instelling van voorafgaand communautair toezicht op de invoer van bepaalde onder het EGKS-Verdrag en het EG-Verdrag vallende ijzer- en staalproducten, van oorsprong uit bepaalde derde landen, (PbEG L 16) zonder vergunning van de Minister van Economische Zaken is verboden.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing voor het in het vrije verkeer brengen van ijzer- en staalproducten:

    • a. waarvoor een geldige invoervergunning, afgegeven door een daartoe bevoegde autoriteit van een andere lidstaat van de Europese Unie wordt overgelegd,

    • b. die zijn onderworpen aan een tussen een derde land en de EG gesloten overeenkomst inzake toezicht door middel van dubbele controle, waarop de voorwaarden van die overeenkomst van toepassing zijn, of

    • c. die in het vrije verkeer worden gebracht na 31 december 2009.

Artikel 5:3

  • 1 Het in het vrije verkeer brengen van ijzer- en staalproducten, van oorsprong uit de Russische Federatie, genoemd in bijlage 1 van Verordening (EG) nr.1342/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 betreffende het beheer van bepaalde beperkingen op de invoer van bepaalde ijzer- en staalproducten uit de Russische Federatie (PbEG L 300), zonder vergunning van de Minister van Economische Zaken is verboden.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing voor het in het vrije verkeer brengen van ijzer- en staalproducten waarvoor een geldige invoervergunning, afgegeven door een daartoe bevoegde autoriteit van een andere lidstaat van de Europese Unie wordt overgelegd.

  • 3 Het in het vrije verkeer brengen van ijzer- en staalproducten als bedoeld in het eerste lid, zonder een certificaat van oorsprong is verboden.

  • 4 Het eerste en derde lid zijn niet van toepassing op het in het vrije verkeer brengen van ijzer- en staalproducten na 31 december 2008.

Artikel 5:4

  • 1

Het in het vrije verkeer brengen van ijzer- en staalproducten, van oorsprong uit de Republiek Kazachstan, genoemd in bijlage 1 van Verordening (EG) nr.1531/2007 van de Raad van 10 december 2007 betreffende de handel in bepaalde ijzer- en staalproducten tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kazachstan (PbEG L 337), zonder vergunning van de Minister van Economische Zaken is verboden.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing voor het in het vrije verkeer brengen van ijzer- en staalproducten waarvoor een geldige invoervergunning, afgegeven door een daartoe bevoegde autoriteit van een andere lidstaat van de Europese Unie, wordt overgelegd.

  • 3 Het in het vrije verkeer brengen van ijzer- en staalproducten als bedoeld in het eerste lid zonder een certificaat van oorsprong is verboden.

Artikel 5:5

  • 1 Het in het vrije verkeer brengen van textiel- en kledingproducten, van oorsprong uit Noord-Korea, genoemd in de bijlagen IIIB en IV bij Verordening (EG) nr. 517/94 van de Raad van 7 maart 1994 betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van textielproducten uit bepaalde derde landen, die niet vallen onder bilaterale overeenkomsten, protocollen of andere regelingen, noch onder een andere, bijzondere, communautaire regeling, (PbEG L 67), zonder vergunning van de Minister van Economische Zaken is verboden.

  • 2 Het eerste lid geldt niet indien bij het in het vrije verkeer brengen een geldige invoervergunning wordt overgelegd, afgegeven door een daartoe bevoegde autoriteit van een andere lidstaat van de Europese Unie.

Artikel 5:6

  • 1 Het in het vrije verkeer brengen van textiel- en kledingproducten, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, bedoeld in artikel 13, tweede lid, bis, van Verordening (EG) nr. 3030/93 van de Raad van 12 oktober 1993 betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielproducten uit derde landen (PbEG L 275), zonder vergunning van de Minister van Economische Zaken is verboden.

  • 2 Het eerste lid geldt niet, indien bij het in het vrije verkeer brengen een geldige invoervergunning wordt overgelegd, afgegeven door een daartoe bevoegde autoriteit van een andere lidstaat van de Europese Unie.

Artikel 5:7

  • 1 Het in het vrije verkeer brengen van textiel- en kledingproducten, van oorsprong uit de Republiek Wit-Rusland, bedoeld in bijlage 1 bij de Overeenkomst tussen de Republiek Wit-Rusland en de EG in de vorm van een briefwisseling van 10 december 2007 (PbEG L 337), zonder vergunning van de Minister van Economische Zaken is verboden.

  • 2 Het eerste lid geldt niet, indien bij het in het vrije verkeer brengen een geldige invoervergunning, afgegeven door een daartoe bevoegde autoriteit van een andere lidstaat van de Europese Unie, wordt overgelegd.

  • 3 Het eerste lid geldt evenmin voor textiel- en kledingproducten die worden ingevoerd na 31 december 2008.

  • 4 Het in het vrije verkeer brengen van textiel- en kledingproducten als bedoeld in het eerste lid zonder een certificaat van oorsprong is verboden.

Artikel 5:8

  • 1 Het in het vrije verkeer brengen van textiel- en kledingproducten, genoemd in de bijlagen van Verordening (EG) nr. 3030/93 van de Raad van 12 oktober 1993 betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielproducten uit derde landen, zonder vergunning van de Minister van Economische Zaken is verboden.

  • 2 Het in het vrije verkeer brengen van textiel- en kledingproducten, genoemd in bijlage 1 van Verordening (EG) nr. 3030/93 van de Raad van 12 oktober 1993 betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielproducten uit derde landen, zonder een certificaat van oorsprong is verboden.

  • 3 De in het vorige lid bedoeld bewijsstukken inzake de oorsprong worden aanvaard met inachtneming van de voorwaarden, gesteld in Verordening (EG) nr.1541/98 van de Raad van 13 juli 1998 betreffende de bewijsstukken inzake de oorsprong van bepaalde, in de Gemeenschap in het vrije verkeer gebrachte textielproducten van afdeling XI van de gecombineerde nomenclatuur en betreffende de voorwaarden waaronder die bewijsstukken kunnen worden aanvaard (PbEG L 202).

Artikel 5:9

  • 1 Het is verboden om de goederen die vermeld staan in bijlage II van Verordening (EG) nr. 1236/2005 van de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2005 met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (PbEU L 200), in- en uit te voeren.

  • 2 Het is verboden om in de gevallen waar op grond van artikel 5 van de verordening, genoemd in het eerste lid, voor de uitvoer een vergunning is vereist, uit te voeren zonder vergunning.

Artikel 5:10

  • 1 Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2 van Verordening (EG) nr. 953/2003 ter voorkoming van verlegging van het handelsverkeer in bepaalde belangrijke geneesmiddelen naar de Europese Unie (PbEU L 135).

  • 2 De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 8 en 9 van de verordening, genoemd in het eerste lid, is de Minister van Economische Zaken.

Hoofdstuk 6. Goederen die het douanegebied van de Gemeenschap verlaten

Artikel 6:1

  • 1 Als douanekantoor van uitgang voor goederen die over zee het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, worden aangewezen de douanekantoren, opgenomen in bijlage III.

  • 2 Als douanekantoor van uitgang voor goederen die door de lucht het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, worden aangewezen de douanekantoren, opgenomen in bijlage IV.

Artikel 6:2

  • 1 Van een schip of luchtvaartuig dat het douanegebied van de Gemeenschap over zee of door de lucht zal verlaten, wordt een aangifte ten uitklaring gedaan van het schip of het luchtvaartuig en alle bij het douanekantoor van uitgang aangebrachte goederen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde aangifte tot uitklaring wordt van goederen die over zee het douanegebied van de Gemeenschap verlaten gedaan door inlevering van de bij de goederen behorende douaneaangiften dan wel de ten geleide van de goederen dienende documenten, alsmede door de inlevering bij vertrek van de generale verklaring (IMO/FAL 1).

  • 3 De in het eerste lid bedoelde aangifte tot uitklaring wordt van goederen die door de lucht het douanegebied van de Gemeenschap verlaten gedaan door inlevering van de bij de goederen behorende douaneaangiften dan wel de ten geleide van de goederen dienende documenten, alsmede door de inlevering bij vertrek van de generale verklaring luchtvaart, zoals is voorzien bij het op 7 december 1944 te Chicago tot stand gekomen verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Stb. 1947, 165), met daarin vervat het manifest van lading, of van alleen een manifest van lading, zoals is voorzien bij dat verdrag.

Artikel 6:3

  • 1 Als vaarwaters waarlangs schepen en de daarin of daarop aanwezige goederen het douanegebied van de Gemeenschap rechtstreeks verlaten, worden aangewezen de vaarwaters, opgenomen in bijlage II.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt toegestaan dat goederen die over zee het douanegebied van de Gemeenschap zullen verlaten, worden overgeladen in een schip dat het douanegebied van de Gemeenschap zal verlaten.

  • 3 De toestemming, bedoeld in het tweede lid, wordt slechts verleend voor het overladen van:

    • a. provisie of scheepsbehoeften ten behoeve van de bemanning van het schip;

    • b. brandstoffen of smeermiddelen bestemd voor de aandrijving of smering van het schip;

    • c. goederen welke nodig zijn voor reparatie of vervanging van onderdelen van het schip, mits deze reparatie of vervanging noodzakelijk is om het schip zijn reis te kunnen laten voortzetten.

  • 4 Voor het overladen, bedoeld in het tweede lid, is een vergunning van de inspecteur vereist.

Artikel 6:4

  • 1 De in artikel 2:3 bedoelde schepen en luchtvaartuigen, alsmede schepen die over zee van de ene in Nederland gelegen haven naar de andere gaan, hoeven bij het verlaten van het douanegebied van de Gemeenschap niet te worden aangebracht bij een douanekantoor van uitgang.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op schepen en luchtvaartuigen als bedoeld in artikel 2:3 indien ter zake van de uitvoer, wederuitvoer, dan wel met het oog op de verkrijging van kwijtschelding of terugbetaling van rechten bij invoer aan het douanekantoor van uitgang formaliteiten moeten worden vervuld.

Artikel 6:5

Een schip dan wel een luchtvaartuig dat het douanegebied van de Gemeenschap zal verlaten, vertrekt van de haven onderscheidenlijk de internationale luchthaven, bedoeld in het eerste, onderscheidenlijk tweede lid, van artikel 2:1, niet zonder toestemming van de inspecteur.

Hoofdstuk 7. Bijzondere regelingen

Afdeling 7.1. Preferentiële oorsprong

Artikel 7:1

In afwijking van het forfaitair douanerecht dat wordt toegepast op grond van bijlage I, Eerste Deel, Titel II, punt D.1 bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PbEG L 256) (de gecombineerde nomenclatuur) worden zonder heffing van rechten bij invoer toegelaten goederen, die in kleine zendingen of door reizigers als bagage worden vervoerd, van oorsprong uit:

  • Andorra, voor zover de goederen vallen onder de hoofdstukken 1 tot en met 24 van de gecombineerde nomenclatuur;

  • de ACS-staten, die vallen onder Verordening (EG) Nr. 1528/2007 van de Raad tot toepassing van de regelingen voor goederen van oorsprong uit bepaalde staten behorende tot de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), die zijn opgenomen in overeenkomsten tot instelling van, of leidende tot instelling van, een economische partnerschapsovereenkomst van 20 december 2007 (PbEU 2007, L 348);

  • Albanië, Algerije, Gebieden onder Palestijnse autoriteit, de begunstigde landen in het kader van het Algemeen Preferentieel Systeem (APS), Bosnië-Herzegovina, Ceuta, Chili, de Europese Economische Ruimte, Egypte, Faeröer, Israël, Jordanië, Kosovo, Kroatië, de Landen en Gebieden Overzee, Libanon, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Marokko, Melilla, Mexico, Moldavië, Montenegro, Servië, Syrië, Tunesië, Zuid-Afrika of Zwitserland;

  • Turkije, voor zover de goederen vallen onder Protocol nr. 1 bij het Besluit van de Commissie over de sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en Turkije betreffende de handel in producten waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van toepassing is van 29 februari 1996 (PbEG 1996, L 227) en Protocol nr. 3 bij het Besluit 1/98 van de Associatieraad EG-Turkije betreffende de handelsregeling voor landbouwproducten van 25 februari 1998 (PbEG van 20 maart 1998, L 86).

Afdeling 7.2. Vrijstellingen

Artikel 7:2

  • 1 Voor het brengen in het vrije verkeer met vrijstelling van rechten bij invoer als bedoeld in de artikelen 2, 11, eerste lid, 16, 19, 20, 25, 32, 38, 51, 52, 53, 59 bis, 60, 63 bis, 63 quater, 65, 71, 72, 79, en 100 van Verordening 918/83, is een vergunning van de inspecteur vereist met dien verstande dat voor de vrijstellingen, bedoeld in de artikelen 71 en 72 van Verordening 918/83, een vergunning slechts is vereist indien de goederen in het vrije verkeer worden gebracht door een instelling of organisatie.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien de goederen in het vrije verkeer worden gebracht door een instelling of organisatie, genoemd in artikel 7:4 of in de bijlagen X tot en met XIX.

Artikel 7:3

  • 1 Een vrijstelling van rechten bij invoer als bedoeld in de artikelen 2, 11, 16, 19, 20, 25, 32 en 38 van Verordening 918/83 wordt slechts verleend indien een door belanghebbende ondertekende lijst wordt overgelegd met een beschrijving van alle goederen waarvoor aanspraak op vrijstelling wordt gemaakt.

  • 2 De vrijstelling van rechten bij invoer, bedoeld in artikel 11 van Verordening 918/83, wordt voorts slechts verleend indien belanghebbende aantoont dat zijn huwelijk heeft plaatsgehad of dat de eerste officiële stappen met het oog op zijn huwelijk zijn gezet.

  • 3 Een vrijstelling van rechten bij invoer als bedoeld in de artikelen 16 en 19 van Verordening 918/83 wordt voorts slechts verleend indien een door een notaris of vergelijkbare functionaris in het land van uitvoer afgegeven verklaring wordt overgelegd waaruit blijkt dat de goederen door vererving zijn verkregen.

  • 4 De termijn van twaalf maanden, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van Verordening 918/83, wordt niet verlengd.

  • 5 Voor het verlenen van een vrijstelling van rechten bij invoer als bedoeld in de artikelen 71 en 72 van Verordening 918/83 kan de inspecteur een medische verklaring vragen aan een natuurlijke persoon die de goederen voor zijn eigen gebruik in het vrije verkeer brengt.

Artikel 7:4

  • 1 Als instellingen en organisaties als bedoeld in artikel 51, tweede gedachtestreepje, van Verordening 918/83 worden aangewezen de instellingen en organisaties, genoemd in bijlage X.

  • 2 Als instellingen als bedoeld in artikel 52, tweede lid, tweede gedachtestreepje, van Verordening 918/83 worden aangewezen de instellingen, genoemd in bijlage XI.

  • 3 Als instellingen met zetel in de Gemeenschap als bedoeld in artikel 59 bis, tweede lid, onderdeel a, van Verordening 918/83 worden aangewezen de instellingen, genoemd in bijlage XII.

  • 4 Als instellingen als bedoeld in artikel 60, tweede lid, tweede gedachtestreepje, van Verordening 918/83 worden aangewezen de instellingen, genoemd in bijlage XIII.

  • 5 Als instelling als bedoeld in artikel 62, onderdeel a, van Verordening 918/83 wordt aangewezen: Stichting Sanquin Bloedvoorziening.

  • 6 Als instellingen als bedoeld in artikel 63 bis, eerste lid, van Verordening 918/83 worden aangewezen de ziekenhuizen, gezondheidsinstellingen en dergelijke instellingen welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend bezighouden met medisch onderzoek, medische diagnose of medische behandeling.

  • 8 Als instellingen met een liefdadig en filantropisch karakter als bedoeld in artikel 65, eerste lid, onderdeel a, en artikel 79, eerste lid, van Verordening 918/83 worden aangewezen:

    • Vereniging het Nederlandse Rode Kruis;

    • Stichting Leger des Heils Dienstverlening.

  • 9 Als instellingen en organisaties als bedoeld in de artikelen 71 en 72, eerste lid, van Verordening 918/83 worden aangewezen de instellingen en organisaties, genoemd in bijlage XV.

Artikel 7:5

De vrijstelling van rechten bij invoer, bedoeld in artikel 45 van Verordening 918/83, wordt, voor personeel van vervoermiddelen die in het verkeer tussen derde landen en de Gemeenschap worden gebruikt, voor zover het de hierna vermelde goederen betreft, beperkt tot de volgende hoeveelheden:

  • a. tabaksproducten:

    sigaretten: 40 stuks

    of

    cigarillo’s: 20 stuks

    of

    sigaren: 10 stuks

    of

    rooktabak: 50 gram;

  • b. alcoholhoudende dranken:

    gedistilleerde en alcoholhoudende dranken met een alcoholgehalte van meer dan 22 volumepercenten: 1 liter

    of

    gedistilleerde en alcoholhoudende dranken, aperitieven op basis van wijn of alcohol, met een alcoholgehalte van ten hoogste 22 volumepercenten, mousserende wijnen, likeurwijnen: 1 liter

    en

    niet-mousserende wijnen: 1 liter.

Artikel 7:6

Voor de beoordeling van de vraag of monsters en stalen als bedoeld in artikel 91 van Verordening 918/83 een onbeduidende waarde hebben, wordt de gezamenlijke waarde van alle monsters en stalen die van eenzelfde zending deel uitmaken, in aanmerking genomen. De waarden van de zendingen die door dezelfde afzender aan verschillende geadresseerden zijn verzonden, worden niet samengeteld.

Artikel 7:7

De vrijstelling van rechten bij invoer, bedoeld in artikel 118 van Verordening 918/83, voor zover deze betrekking heeft op lijkkisten of urnen, wordt slechts verleend indien een laissez passer voor lijken, een lijkenpas of een overeenkomstige verklaring wordt overgelegd.

Artikel 7:8

  • 1 Vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor het brengen in het vrije verkeer van goederen die bestemd zijn voor het persoonlijk gebruik – gebruik door inwonende gezinsleden daaronder begrepen – van diplomatieke en consulaire ambtenaren van in bijlage XVII genoemde diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen in Nederland.

  • 2 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de desbetreffende ambtenaar Nederlander is, duurzaam in Nederland verblijft dan wel honorair consul is.

  • 3 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, is, voor zover het motorrijtuigen betreft, beperkt tot twee personenvoertuigen per ambtenaar.

  • 4 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op internationale ambtenaren van de in lid 1 bedoelde organisaties, indien met de organisaties is overeengekomen dat aan de internationale ambtenaren de voorrechten worden verleend die in het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer 1961 worden toegekend aan diplomatieke ambtenaren.

Artikel 7:9

  • 1 Vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor het brengen in het vrije verkeer van goederen die bestemd zijn voor het persoonlijk gebruik – gebruik door inwonende gezinsleden daaronder begrepen – van leden van het administratief, technisch en bedienend personeel van in bijlage XVII genoemde diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen in Nederland.

  • 2 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien het desbetreffende personeelslid Nederlander is, duurzaam in Nederland verblijft, dan wel dat er op het moment van het in het vrije verkeer brengen sinds de aanvang van de tewerkstelling in Nederland meer dan 10 jaren zijn verstreken.

  • 3 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, is, voor zover het motorrijtuigen betreft, beperkt tot twee personenvoertuigen per personeelslid.

  • 4 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op internationale ambtenaren van de aldaar bedoelde organisaties, indien met de organisaties is overeengekomen dat aan de internationale ambtenaren de voorrechten worden verleend die in het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer 1961 worden toegekend aan de in het eerste lid bedoelde personeelsleden.

Artikel 7:10

  • 1 Het verzoek tot het verlenen van een vrijstelling, bedoeld in artikel 7:8 en artikel 7:9, wordt gedaan door het overleggen van de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer. Deze aangifte wordt gedaan bij de inspecteur door het overleggen van een door het hoofd van de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging ondertekende aangifte Douane 39.

  • 2 De vrijstelling wordt slechts verleend indien alle douane-exemplaren van eerder gedane aangiften ten behoeve van eenzelfde belanghebbende, voorzien van een door hem en het hoofd van de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging voor gezien getekende ontvangstbevestiging, binnen drie dagen na het verstrijken van de geldigheidsduur van de volgens het eerste lid gedane aangifte door de inspecteur zijn terugontvangen.

  • 3 Voor een motorvoertuig waarvoor vrijstelling van rechten bij invoer is verleend, wordt een geldig Nederlands kentekenbewijs afgegeven dat is voorzien van de aanduiding ‘vrijstelling van rechten bij invoer en/of omzetbelasting en/of belasting van personenauto’s en motorrijwielen; vervalt bij vervreemding; kentekenbewijs niet overdraagbaar’. De motorvoertuigen worden zonder een dergelijke kentekenbewijs niet gebruikt.

  • 4 Het is verboden om de overeenkomstig de artikelen 7:8 en 7:9 met vrijstelling in het vrije verkeer gebrachte goederen:

    • uit te lenen, te verpanden, te verhuren, onder bezwarende titel of om niet over te dragen, zonder dat daartoe toestemming is verkregen van de inspecteur die de vrijstelling heeft verleend; en

    • te gebruiken op een wijze of voor doeleinden waarvoor de vrijstelling niet geldt.

Artikel 7:11

  • 1 Vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor het brengen in het vrije verkeer van goederen die bestemd zijn voor officieel gebruik – bouwen en herstellen daaronder begrepen – van een diplomatieke of beroepsconsulaire vertegenwoordiging in Nederland, genoemd in bijlage XVII.

  • 2 Het bepaalde in artikel 7:10 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het hoofd van de diplomatieke of beroepsconsulaire vertegenwoordiging in een schriftelijke verklaring bevestigt dat de goederen voor het officiële gebruik van de vertegenwoordiging bestemd zijn.

Artikel 7:12

  • 1 Vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor het brengen in het vrije verkeer van kanselarijbenodigdheden die bestemd zijn voor het officiële gebruik van een honorair consulaire vertegenwoordiging in Nederland, genoemd in bijlage XVII.

  • 2 Het bepaalde in artikel 7:10 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het hoofd van de honorair consulaire vertegenwoordiging in een schriftelijke verklaring bevestigt dat de goederen voor het officiële gebruik van de vertegenwoordiging bestemd zijn.

Artikel 7:13

  • 1 Vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor het brengen in het vrije verkeer van goederen die bestemd zijn voor het verrichten van de officiële werkzaamheden door een internationale organisatie in Nederland, genoemd in bijlage XVIII.

  • 2 Het bepaalde in artikel 7:10 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het hoofd van de internationale organisatie in een schriftelijke verklaring bevestigt dat de goederen voor het officiële gebruik van de internationale organisatie bestemd zijn.

Artikel 7:14

  • 1 Vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor het brengen in het vrije verkeer van personenvoertuigen die bestemd zijn voor het persoonlijk gebruik – gebruik door inwonende gezinsleden daaronder begrepen – van personen in dienst bij een internationale organisatie genoemd in bijlage XIX.

  • 2 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien het desbetreffende personeelslid Nederlander is, duurzaam in Nederland verblijft, dan wel dat er op het moment van het in het vrije verkeer brengen sinds de aanvang van de tewerkstelling in Nederland meer dan 10 jaren zijn verstreken.

  • 3 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, is beperkt tot één personenvoertuig per persoon in dienst bij de aldaar bedoelde internationale organisatie.

  • 4 Het bepaalde in artikel 7:10 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het hoofd van de internationale organisatie in een schriftelijke verklaring bevestigt dat de persoon die gebruik wenst te maken van de in het eerste lid bedoelde vrijstelling in dienst is bij die internationale organisatie, geen Nederlander is en niet duurzaam in Nederland verblijft. Voorts vermeldt de verklaring de normale verblijfplaats van de persoon op het moment van aanwerving en de datum van tewerkstelling in Nederland.

Artikel 7:15

  • 1 Vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor het in het vrije verkeer brengen van gronduitrusting door buiten de Benelux gevestigde luchtvaartondernemingen om op een douaneluchtvaartterrein te worden gebruikt voor de inrichting of exploitatie van een internationale luchtdienst door die onderneming.

  • 2 Voor het brengen in het vrije verkeer met vrijstelling van rechten bij invoer is een vergunning van de inspecteur vereist.

  • 3 Indien de luchtvaartonderneming tegelijkertijd goederen van twee of meer soorten in het vrije verkeer brengt, mag worden volstaan met één aangifte voor het brengen in het vrije verkeer, mits de aangifte is aangevuld met een lijst waarop de gegevens van de goederen zijn vermeld.

Artikel 7:16

  • 1 Vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor het brengen in het vrije verkeer van:

    • a. provisie en scheepsbehoeften aan boord van binnenkomende schepen, geen woonschepen zijnde;

    • b. provisie aanwezig in luchtvaartuigen in internationaal verkeer;

    • c. brandstoffen en smeermiddelen aanwezig in binnenkomende schepen en luchtvaartuigen en bestemd voor de aandrijving of smering daarvan.

  • 2 De vrijstelling voor de goederen, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts verleend voor de hoeveelheden, welke redelijkerwijs noodzakelijk worden geacht voor het verbruik of gebruik aan boord.

  • 3 Het is verboden de goederen uit de vervoermiddelen te verwijderen.

Afdeling 7.3. Omzetbelasting en accijns

Artikel 7:17

Voor goederen, vermeld in onderstaande lijst, die in kleine zendingen of door reizigers als bagage worden vervoerd, wordt, behoudens het bepaalde in artikel 7:1, een forfaitaire accijns geheven overeenkomstig de voorwaarden en bepalingen die gelden voor het douanerecht. De accijns wordt berekend naar de bij die goederen vermelde tarieven.

Omschrijving

Grondslag

Tarief

a. overige alcoholhoudende producten als bedoeld in artikel 12 van de Wet op de accijns:

liter

€ 5,72

b. rooktabak

kleinhandelsprijs van

soortgelijke producten

51,6%

c. sigaretten

kleinhandelsprijs van

soortgelijke producten

58,5%

Artikel 7:18

Op de accijnzen, de omzetbelasting en de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere producten zijn de artikelen 29 tot en met 31 van Verordening 918/83 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat:

  • a. de vrijstelling voor alcoholhoudende dranken als bedoeld in artikel 31, onderdeel b, eerste en tweede gedachtestreepje, van Verordening 918/83, is beperkt tot één fles van het gebruikelijke type met een maximum van 1 liter;

  • b. de vrijstelling voor de hierna genoemde goederen is beperkt tot de volgende hoeveelheden:

    • 1°. koffie: 500 gram;

    • 2°. koffie-extracten en koffie-essences: 200 gram;

    • 3°. thee: 100 gram;

    • 4°. thee-extracten en thee-essences: 40 gram.

Artikel 7:19

Op de omzetbelasting zijn de artikelen 32 tot en met 38 van Verordening 918/83, alsmede de artikelen 7:2 en 7:3 van overeenkomstige toepassing voor zover de voor het vrije verkeer aangegeven goederen niet zijn bestemd voor de uitoefening van een activiteit die op grond van artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968 is vrijgesteld.

Artikel 7:20

Op de accijnzen, de omzetbelasting en de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere producten zijn de artikelen 45 tot en met 49 van Verordening 918/83, alsmede artikel 7:5, van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat:

  • a. het bepaalde met betrekking tot een proportioneel assortiment als bedoeld in artikel 46, eerste lid, onderdelen a en b, van Verordening 918/83, niet van toepassing is;

  • b. de vrijstelling voor de hierna genoemde goederen is beperkt tot de volgende hoeveelheden:

    • 1°. koffie: 500 gram;

    • 2°. koffie-extracten en koffie-essences: 200 gram;

    • 3°. thee: 100 gram;

    • 4°. thee-extracten en thee-essences: 40 gram.

Artikel 7:21

Op de omzetbelasting is artikel 50 van Verordening 918/83 alsmede artikel 7:2 van overeenkomstige toepassing voor zover het betreft goederen, genoemd in bijlage I, onderdeel B, van Verordening 918/83.

Artikel 7:22

Op de omzetbelasting is artikel 51 van Verordening 918/83 alsmede de artikelen 7:2 en 7:4, van overeenkomstige toepassing voor zover het betreft goederen, genoemd in bijlage II, onderdeel B, van Verordening 918/83, mits de aan de aangifte voor het vrije verkeer ten grondslag liggende levering om niet geschiedt, of, indien zij onder bezwarende titel plaatsheeft, de goederen worden geleverd door een ander dan een ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968.

Artikel 7:23

Op de accijnzen en de omzetbelasting is artikel 60 van Verordening 918/83 alsmede de artikelen 7:2 en 7:4 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat voor dieren die voor laboratoriumgebruik zijn gefokt, de vrijstelling uitsluitend van toepassing is indien die dieren om niet aan laboratoria worden afgestaan.

Artikel 7:24

  • 1 Op de omzetbelasting zijn de artikelen 71 en 72 van Verordening 918/83, alsmede de artikelen 7:2 en 7:4 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat:

    • a. de vrijstelling kan worden verleend voor alle goederen die speciaal zijn ontworpen voor onderwijs aan en tewerkstelling of verbetering van de maatschappelijke positie van geestelijk gehandicapten, blinden en andere lichamelijk gehandicapten;

    • b. geen vrijstelling wordt verleend indien de goederen door geestelijk gehandicapten, blinden en andere lichamelijk gehandicapten voor hun eigen gebruik worden ingevoerd;

    • c. geen vrijstelling wordt verleend indien de goederen met enige commerciële bijbedoeling van de gever of niet om niet aan een in bijlage XV aangewezen instelling of organisatie worden gezonden.

Artikel 7:25

Op de omzetbelasting is artikel 109 van Verordening 918/83 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat geen vrijstelling wordt verleend voor belastingzegels als bedoeld in artikel 109, onderdeel q, van de Verordening 918/83.

Artikel 7:26

  • 1 Op de accijnzen en de omzetbelasting zijn de artikelen 185 tot en met 187 van het Communautair douanewetboek, de artikelen 844 tot en met 856 van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek alsmede artikel 7:28 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de bepalingen inzake het inlichtingenblad INF 3 slechts van toepassing zijn voor zover gelijktijdig aanspraak op vrijstelling van rechten bij invoer wordt gemaakt.

  • 2 Vrijstelling van omzetbelasting voor terugkerende goederen als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend, indien wordt aangetoond dat op de terugkerende goederen omzetbelasting drukt.

  • 3 Vrijstelling van accijns voor terugkerende goederen als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend, indien wordt aangetoond dat de voorafgaande uitvoer van deze goederen niet heeft plaatsgevonden uit een accijnsgoederenplaats dan wel met teruggaaf van accijns.

Artikel 7:27

  • 2 Op de omzetbelasting zijn de artikelen 2 tot en met 19, 25, 27, 28, 61 tot en met 63, 63 quater tot en met 69, 79, tot en met 108 en 110 tot en met 118 van Verordening 918/83, alsmede de artikelen 7:2 tot en met 7:16 van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten zijn de artikelen 2 tot en met 19, 27, 28, 63 quater, 79 tot en met 85, 90, 91, 95 tot en met 106 en 112 tot en met 117 van Verordening 918/83 alsmede de artikelen 7:2 tot en met 7:13, 7:15 en 7:16 van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Op de omzetbelasting is de gehele of gedeeltelijke vrijstelling van rechten bij invoer bij het in het vrije verkeer brengen van goederen, die overeenkomstig de douaneregeling passieve veredeling tijdelijk zijn uitgevoerd, van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 7.4. Terugkerende goederen

Artikel 7:28

  • 1 De documenten, bedoeld in artikel 848, eerste lid, onder a en b, van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek zijn, behoudens in de gevallen waarin de goederen in het kader van de regeling passieve veredeling zijn uitgevoerd, niet vereist indien het de volgende goederen betreft:

    • a. motorrijtuigen alsmede kleine aanhangwagens die zijn bestemd voor het vervoer van reisbenodigdheden, duidelijk sporen van gebruik vertonen en samen met de motorrijtuigen worden ingevoerd, indien bij de motorrijtuigen een geldig kentekenbewijs aanwezig is en zij, alsmede de aanhangwagens, het in dat bewijs vermelde kenteken voeren, voor zover daaruit blijkt dat zij in het vrije verkeer zijn;

    • b. aanhangwagens, andere dan die zijn bedoeld in onderdeel a en opleggers, voor zover uit de overgelegde bescheiden dan wel op andere wijze blijkt dat zij in het vrije verkeer zijn;

    • c. luchtvaartuigen die in één der lidstaten van de Europese Unie zijn ingeschreven;

    • d. locomotieven en ander rollend spoorwegmaterieel, die zijn ingeschreven in het wagenpark van een in één der lidstaten gevestigde spoorweg- of andere onderneming, indien wordt aangetoond dat zij tevoren uit het vrije verkeer van het douanegebied van de Gemeenschap zijn uitgevoerd;

    • e. andere vervoermiddelen, indien wordt aangetoond dat zij tevoren uit het vrije verkeer van het douanegebied van de Gemeenschap zijn uitgevoerd;

    • f. containers, met inbegrip van het normale toebehoren en de normale uitrusting daarvan, verpakkingsmiddelen en andere voorwerpen, vervaardigd en ingericht voor het vervoer van goederen, alsmede dekkleden en stuwmateriaal ten aanzien waarvan bij wederinvoer, gelet op de aard, de bijzondere kenmerken en de gebruiksvoorwaarden, aannemelijk is dat zij tevoren uit het vrije verkeer van het douanegebied van de Gemeenschap zijn uitgevoerd;

    • g. goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers en die tevoren uit het vrije verkeer van het douanegebied van de Gemeenschap zijn uitgevoerd; de inspecteur kan vorderen dat de herkomst uit het vrije verkeer van het douanegebied van de Gemeenschap wordt aangetoond door middel van een schriftelijk bewijsstuk.

  • 2 Wanneer de inspecteur twijfelt of vervoermiddelen voldoen aan de voorwaarden voor de vrijstelling van rechten bij invoer, kunnen de vervoermiddelen worden ingevoerd nadat zekerheid is gesteld voor de rechten bij invoer die voor die vervoermiddelen verschuldigd zijn. De belanghebbende kan binnen drie maanden bij de inspecteur een verzoek indienen om voor de goederen alsnog vrijstelling van rechten bij invoer te verlenen, mits hij daarbij aantoont dat aan de voorwaarden voor de vrijstelling van rechten bij invoer is voldaan.

  • 3 Het is verboden om aanspraak gemaakt op vrijstelling van rechten bij invoer voor een motorrijtuig waarvan het chassis- of framenummer is gewijzigd of verwijderd zonder dat daartoe door de inspecteur toestemming is verleend.

Afdeling 7.5. Postverkeer

Artikel 7:29

  • 1 Binnengebrachte postzendingen als bedoeld in artikel 237, eerste lid, onderdeel A, van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek, welke niet rechtstreeks naar een plaats buiten Nederland zullen worden gevoerd, worden gebracht naar een sorteerplaats van de Post of naar een bergplaats van de Post.

  • 2 Vanaf de sorteerplaats kunnen postzendingen als bedoeld in artikel 237, derde lid, onderdeel a, van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek zonder verdere formaliteiten ter beschikking worden gesteld aan de geadresseerde. Andere postzendingen worden zonder verdere formaliteiten hetzij buiten Nederland gevoerd, hetzij overgebracht naar een bergplaats van de Post.

Artikel 7:30

De plaatsen waar sorteerplaatsen en bergplaatsen voor binnengebrachte postzendingen zijn gelegen, worden door de Minister van Financiën in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken vastgesteld.

Hoofdstuk 8. Douaneschuld

Afdeling 8.1. Zekerheidstelling

Artikel 8:1

Een hypotheek wordt als zekerheidstelling aanvaard indien:

  • a. de waarde van de desbetreffende onroerende zaak voldoende is om als onderpand dienst te kunnen doen;

  • b. de onroerende zaak verzekerd is tegen brand en de Staat der Nederlanden in de verzekeringspolis is aangewezen als begunstigde van de uitkering;

  • c. de hypotheekgever een zogenoemde hypothecair-belangverzekering heeft afgesloten dan wel de hypotheekakte een zogenoemde Kramer-verklaring bevat;

  • d. in de akte een huurbeding als bedoeld in artikel 264 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is opgenomen;

  • e. in de hypotheekakte een beding als bedoeld in artikel 265 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is opgenomen;

  • f. in de hypotheekakte de bedingen, bedoeld in artikel 267 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, zijn opgenomen.

Afdeling 8.2. Invordering van het bedrag van de douaneschuld

Artikel 8:2

Het aanslagbiljet bevat in ieder geval de volgende gegevens:

  • naam, adres en woonplaats van de schuldenaar of belanghebbende;

  • kenmerk en datum van de beschikking;

  • bedrag aan rechten, compensatierente dan wel compenserende rente, kosten of bestuurlijke boete;

  • bezwaarclausule.

Afdeling 8.3. Berekening en afronding

Artikel 8:3

  • 1 Voor de berekening van het bedrag aan rechten, andere belastingen, heffingen en retributies wordt een bedrag dat dient als grondslag voor die berekening zodanig afgerond dat een gedeelte van een euro rekenkundig wordt afgerond op hele euro’s.

  • 2 Voor de berekening van het bedrag aan rechten, andere belastingen, heffingen en retributies wordt een hoeveelheid die dient als grondslag voor die berekening, zodanig afgerond dat een gedeelte van een kilogram, van een liter of van een meter in aanmerking wordt genomen als een heel kilogram, een hele liter of een hele meter.

  • 3 Indien de eenheid waarover het bedrag aan rechten moet worden berekend minder is dan een kilogram, een liter of een meter, wordt, in afwijking van het tweede lid, een hoeveelheid die dient als grondslag voor de berekening, bedoeld in het tweede lid, zodanig afgerond dat een gedeelte van 100 gram, van een deciliter of van een decimeter in aanmerking wordt genomen als 100 gram, een hele deciliter of een hele decimeter.

  • 4 Voor de berekening van het bedrag aan rechten, andere belastingen, heffingen en retributies wordt een volumepercentage ethylalcohol die dient als grondslag voor die berekening, naar beneden afgerond op tiende percent absolute ethylalcohol.

Artikel 8:4

Indien de hoeveelheid van de goederen kleiner is dan de hoeveelheid waarin het douanetarief is uitgedrukt, wordt het bedrag aan rechten naar evenredigheid berekend.

Artikel 8:5

  • 1 Het bedrag aan rechten, andere belastingen, heffingen, retributies, renten, interesten of kosten van ambtelijke werkzaamheden wordt rekenkundig afgerond op eurocenten.

  • 2 Indien de berekening van het bedrag, bedoeld in het eerste lid, geschiedt aan de hand van een aangifte, wordt elk onderdeel van de aangifte overeenkomstig het eerste lid afgerond.

Hoofdstuk 9. Terugbetaling of kwijtschelding van de rechten bij invoer of de rechten bij uitvoer

Artikel 9:1

  • 1 Terugbetaling of kwijtschelding van accijnzen, omzetbelasting en de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en enkele andere producten wordt verleend in de gevallen waarin bij of krachtens het Communautair douanewetboek aanspraak op terugbetaling of kwijtschelding van rechten bij invoer bestaat of zou bestaan.

  • 2 De door het Comité genomen beschikking, bedoeld in artikel 239, lid 1, tweede gedachtestreepje, van het Communautair douanewetboek en de ter uitvoering van dat artikel vastgestelde bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing op het verzoek om terugbetaling of kwijtschelding voor zover het tevens betrekking heeft op accijnzen, omzetbelasting en de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere producten.

Hoofdstuk 10. Bestuurlijke boeten

Artikel 10:1

Het drukken van formulieren van certificaten inzake goederenverkeer zonder een vergunning van de Minister van Financiën en het drukken van certificaten van oorsprong zonder vergunning van de Minister van Economische Zaken vormen verzuimen ter zake waarvan door de inspecteur een bestuurlijke boete kan worden opgelegd van ten hoogste € 150.