Als de ontvanger het in een specifiek geval noodzakelijk acht daadwerkelijk tot versnelde
invordering (als bedoeld in artikel 10 van de wet) over te gaan, dan vermeldt hij op het uit te reiken of te verzenden aanslagbiljet
dat de belastingaanslag terstond en tot het volle bedrag invorderbaar is. Voorts vermeldt
de ontvanger op het aanslagbiljet het onderdeel van het eerste lid van artikel 10 van de wet op grond waarvan hij tot versnelde invordering overgaat.
Als versnelde invordering zich voordoet nadat het aanslagbiljet is uitgereikt of verzonden
– maar voordat de belastingaanslag (geheel) invorderbaar is – deelt de ontvanger de
belastingschuldige schriftelijk mee dat hij de belastingaanslag terstond en tot het
volle bedrag invorderbaar verklaart en dat de op het aanslagbiljet vermelde betalingstermijnen
niet meer gelden. Hij doet dit eveneens onder opgave van het onderdeel van het eerste lid van artikel 10 van de wet op grond waarvan hij tot versnelde invordering overgaat.
Veelal zal dan ook gebruik worden gemaakt van de versnelde dwanginvorderingsprocedure
als bedoeld in artikel 15 van de wet, zodat vermelding op het dwangbevel dat de belastingaanslag terstond en tot het volle
bedrag invorderbaar is verklaard tot de mogelijkheden van mededeling behoort. In het
laatste geval zal de betekening van het dwangbevel overigens niet per post kunnen
plaatsvinden. De belastingdeurwaarder zal voordat tot de versnelde dwanginvordering
als bedoeld in artikel 15 van de wet wordt overgegaan – als sprake is van direct contact met de belastingschuldige – deze
eerst in de gelegenheid stellen om onmiddellijk te betalen.
Als versnelde invordering zich voordoet nadat een dwangbevel is betekend – maar voordat
de termijn van twee dagen van het bevel tot betaling is verstreken (bij een per post
betekend dwangbevel in feite vier dagen) – vermeldt de ontvanger op het beslagexploot
of op een aparte schriftelijke kennisgeving: artikel 15 juncto artikel 10, eerste lid, van de wet, gevolgd door het desbetreffende onderdeel.
Hetzelfde geldt als de noodzaak tot versnelde invordering zich voordoet na het betekenen
van het hernieuwd bevel tot betaling en de tweedagentermijn die daarbij geldt nog
niet is verstreken. Er hoeft geen nieuw dwangbevel te worden betekend. De belastingschuldige
wordt – als sprake is van direct contact met laatstgenoemde – eerst in de gelegenheid
gesteld om onmiddellijk te betalen.
Een belastingaanslag die op grond van artikel 10, eerste lid, van de wet terecht geheel opeisbaar is geworden, blijft geheel opeisbaar ook al zouden de feiten
en omstandigheden die daartoe aanleiding hebben gevormd zich niet langer voordoen.
Op verzoek van de belastingschuldige verleent de ontvanger in zo’n situatie altijd
uitstel van betaling, welk uitstel overeenkomt met de betalingstermijn(en) die normaal
zou(den) gelden.