Deze wet is van toepassing op het grondgebied van Nederland met inbegrip van zijn luchtruim, zijn maritieme binnenwateren en territoriale zee, en elk gebied buiten deze territoriale zee waarin Nederland, in overeenstemming met het internationale recht, jurisdictie of soevereine rechten uitoefent met betrekking tot de zeebodem, de ondergrond daarvan, het bovenliggende water en luchtruim.
Bij de toepassing van de bepalingen bij of krachtens deze wet ingevolge artikel 1:1, tweede tot en met vijfde lid, zijn de bepalingen van titel I, hoofdstuk 1, de artikelen 12, 14, 15, 22 tot en met 30, 43 tot en met 48, 51, 52 en 55, en de bepalingen van titel II, hoofdstukken 1 en 2, afdeling 1, van het Douanewetboek van de Unie, de bepalingen van titel I, hoofdstuk 1, de artikelen 8 tot en met 18, en de bepalingen van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 1, van de Gedelegeerde Verordening Douanewetboek van de Unie en de bepalingen van titel I, hoofdstuk 1, de artikelen 8, 9, 12 en 15, en de bepalingen van titel II, hoofdstuk 2, afdeling 1, van de Uitvoeringsverordening Douanewetboek van de Unie van overeenkomstige toepassing.