Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 13 november 2007, nr. DJZ2007111188, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat;
Gelet op verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (PbEU L 33) en de artikelen 12.4, tweede lid, 12.5, eerste lid, 12.10, tweede lid, 12.29 en 18.3, eerste lid, van de Wet milieubeheer;
De Raad van State gehoord (advies van 20 december 2007, nr. W08.07.0422/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 14 januari 2008, nr. DJZ2008003740, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
meet- en registratiesysteem: de voor de gegevensinzameling gebruikte methodiek, bedoeld in artikel 5, vijfde lid, van de EG-verordening PRTR;
wet: Wet milieubeheer.
1 Bij ministeriële regeling kunnen gegevens als bedoeld in artikel 12.20a, eerste lid, van de wet worden aangewezen, die eveneens in het PRTR-verslag moeten worden opgenomen. Bij die regeling kunnen drempelwaarden worden vastgesteld bij overschrijding waarvan de rapportageplicht intreedt. Als gegevens als bedoeld in de eerste volzin kunnen onder meer worden aangewezen:
a. gegevens over emissies van niet in bijlage II bij de EG-verordening PRTR genoemde verontreinigende stoffen;
b. gegevens over emissies van in bijlage II bij de EG-verordening PRTR genoemde verontreinigende stoffen, die onder de in die bijlage vermelde drempelwaarden liggen.
2 Bij de rapportage van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, wordt vermeld of het gaat om informatie gebaseerd op metingen, berekeningen of ramingen.
3 Op de gegevens, bedoeld in het eerste lid, is artikel 5, eerste lid, derde alinea, van de EG-verordening PRTR van overeenkomstige toepassing. Voor zover deze gegevens betrekking hebben op emissies, is ook artikel 5, eerste lid, vierde alinea, van de EG-verordening PRTR van overeenkomstige toepassing.
4 De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden voorzien van een toelichting, indien dit voor een goed begrip van die gegevens noodzakelijk is.
5 Het bestuursorgaan dat bevoegd is een omgevingsvergunning voor de betrokken inrichting te verlenen, kan, voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteitsbeoordeling van een PRTR-verslag, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de EG-verordening PRTR, aan de vergunning een voorschrift verbinden, dat de verplichting inhoudt om met betrekking tot emissies in het PRTR-verslag gegevens van een lager aggregatieniveau te verstrekken dan ingevolge het krachtens artikel 5 vastgestelde model is vereist. Bij ministeriële regeling kunnen ter zake nadere regels worden gesteld.
Het bestuursorgaan dat bevoegd is een omgevingsvergunning voor de betrokken inrichting te verlenen, kan aan de vergunning een voorschrift verbinden, dat de verplichting inhoudt om gegevens inzake de onderwerpen geur of geluid in het PRTR-verslag op te nemen. Bij ministeriële regeling kunnen ter zake nadere regels worden gesteld.
1 In een verzoek om geheimhouding als bedoeld in artikel 12.24, derde lid, van de wet wordt, voor zover dat verzoek de naam van een verontreinigende stof betreft, tevens de naam aangegeven van de groep verontreinigende stoffen waartoe de geheim te houden verontreinigende stof behoort.
2 In een mededeling als bedoeld in artikel 12.24, vierde lid, aanhef en onder a, van de wet wordt, voor zover die mededeling de naam van een verontreinigende stof betreft, tevens de naam aangegeven van de groep verontreinigende stoffen waartoe de geheimgehouden verontreinigende stof behoort.
De aanduiding van de grond waarop tot geheimhouding is besloten in:
bevat naast de toegepaste in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur opgenomen uitzonderingsgrond, tevens een samenvatting van de motivering van het besluit waarbij tot geheimhouding is besloten.
Bij ministeriële regeling wordt een model vastgesteld voor het opstellen van een PRTR-verslag.
[Red: Wijzigt het Besluit identificatie en registratie van dieren.]
[Red: Wijzigt het Besluit kwaliteitseisen handhaving milieubeheer.]
[Red: Wijzigt het Besluit milieuverslaglegging.]
[Red: Wijzigt het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet.]
Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit EG-verordening PRTR en PRTR-protocol.