Waterschapsbesluit

Geraadpleegd op 30-04-2025. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2025 en zichtdatum 19-04-2025.
Geldend van 01-01-2025 t/m 16-04-2025

Besluit van 29 november 2007, houdende regels met betrekking tot de waterschappen (Waterschapsbesluit)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 15 augustus 2007, nr. HDJZ/I&O/2007-904, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 18, vierde lid, 19, tweede en derde lid, 20, tweede en vierde lid, 21, eerste en vijfde lid, 24, tweede en derde lid, 25, 29, eerste lid, 32a, 44, eerste lid, 49, eerste en tweede lid, 98a, eerste en tweede lid, 109, zesde lid, 120, vierde lid, 122g, 122k, tweede lid, en 126a van de Waterschapswet;

De Raad van State gehoord (advies van 8 oktober 2007, nr. W09.07.0306/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 26 november 2007, nr. HDJZ/WAT/2007-1514, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Onze Minister: Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

wet: Waterschapswet.

Hoofdstuk 2. De verkiezing van leden van het algemeen bestuur

[Vervallen per 01-01-2015]

§ 3. De registratie van de aanduiding van een belangengroepering

[Vervallen per 01-01-2015]

§ 4. De inlevering van de kandidatenlijsten

[Vervallen per 01-01-2015]

§ 5. Het onderzoek van de kandidatenlijsten

[Vervallen per 01-01-2015]

§ 13. De stemopneming

[Vervallen per 01-01-2015]

§ 14. De vaststelling van de verkiezingsuitslag

[Vervallen per 01-01-2015]

§ 17. Het lidmaatschap

[Vervallen per 01-01-2015]

Hoofdstuk 3. De rechtspositie van de leden van het waterschapsbestuur

[Vervallen per 28-03-2019]

§ 2. Vergoedingen en tegemoetkoming leden algemeen bestuur

[Vervallen per 28-03-2019]

§ 3. Bezoldiging en tegemoetkoming in kosten leden dagelijks bestuur waterschap

[Vervallen per 28-03-2019]

§ 4. Rechtspositie voorzitters waterschappen

[Vervallen per 28-03-2019]

Hoofdstuk 4. De beleidsvoorbereiding en de verantwoording

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 4.1

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • begroting na wijziging: begroting zoals deze luidt na verwerking van alle door het algemeen bestuur lopende het begrotingsjaar vastgestelde begrotingswijzigingen;

  • CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek;

  • deelnemingen: participaties in een besloten of naamloze vennootschap, waarin het waterschap aandelen heeft;

  • financiële positie: financiële positie als bedoeld in artikel 4.3, vierde lid;

  • EMU-saldo: geraamde onderscheidenlijk gerealiseerde saldo van de ontvangsten en uitgaven van een waterschap, berekend op transactiebasis en overeenkomstig de voorschriften van het Europese systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie;

  • kosten- en opbrengstsoorten: indeling waarmee de lasten en baten naar hun aard worden gerangschikt;

  • kostendragers: indeling waarmee de nettokosten worden gerangschikt naar de taken die in het reglement aan het waterschap worden opgedragen of door het algemeen bestuur worden onderscheiden en waarvoor een aparte belasting wordt geheven;

  • lastendruk: hoogte lastendruk van een meerpersoonshuishouden met een eigen woning in vergelijking met het landelijk gemiddelde;

  • nettokosten: saldo van kosten en opbrengsten niet zijnde belastingopbrengsten;

  • nettoschuldquote: verhouding tussen de omvang van de nettoschuld en de totale opbrengsten;

  • netto-vlottende schuld: netto-vlottende schuld als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet financiering decentrale overheden;

  • niet-effectieve positie: situatie waarin de onderliggende waarde en looptijd van een financieel derivaat niet overeenkomt met de financieringsbehoefte waar het derivaat betrekking op heeft;

  • openbare lichamen: openbare lichamen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet financiering decentrale overheden;

  • programma: samenhangend geheel van activiteiten;

  • rechtmatigheidsverantwoording: rechtmatigheidsverantwoording als bedoeld in artikel 4.64, tweede lid;

  • rentetypische looptijd: rentetypische looptijd als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet financiering decentrale overheden;

  • uitzettingen: tijdelijk aan derden toevertrouwde liquiditeiten tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen;

  • vaste schuld: gezamenlijk bedrag als bedoeld in artikel 4.48, onderdeel c;

  • verantwoordingsgrens: verantwoordingsgrens als bedoeld in artikel 4.64, derde lid;

  • verbonden partij: verbonden partij als bedoeld in artikel 4.5, eerste lid;

  • weerstandsvermogen: relatie tussen:

    • 1°. de weerstandscapaciteit, zijnde de middelen en mogelijkheden waarover het waterschap beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten te dekken,

    • 2°. alle risico's waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie;

  • wendbaarheid van de begroting: verhouding tussen de totale kapitaallasten en de totale bruto-exploitatiekosten.

Terugwerkende kracht

Stb. 2025, 99, datum inwerkingtreding 17-04-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2025.

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • financiële rechtmatigheid: rechtmatige totstandkoming van de baten, lasten en balansmutaties in overeenstemming met de begroting en met relevante wettelijke voorschriften, waaronder mede begrepen de waterschapsverordeningen;

  • nettokosten: saldo van kosten en opbrengsten niet zijnde dekkingsmiddelen;

  • nettoschuldquote: verhouding tussen de omvang van de nettoschuld en de totale belastingopbrengsten;

  • onduidelijkheid: oordeel van het dagelijks bestuur waaruit blijkt dat niet met zekerheid is vast te stellen of een bate, last of balansmutatie rechtmatig tot stand is gekomen;

  • rechtmatigheidsfout: bate, last of balansmutatie die niet rechtmatig tot stand is gekomen. Rechtmatigheidsfouten treden op bij financiële transacties, waarbij voor financiële beheershandelingen relevante wettelijke voorschriften niet juist zijn toegepast;

Artikel 4.2

  • 1 Voor de meerjarenraming, de begroting, de jaarstukken en de uitvoeringsinformatie wordt een stelsel van baten en lasten gehanteerd.

  • 2 De baten en lasten van het begrotingsjaar worden in de meerjarenraming, de begroting, de jaarstukken en de uitvoeringsinformatie opgenomen, onverschillig of zij tot inkomsten of uitgaven in dat jaar leiden, onderscheidenlijk hebben geleid.

  • 3 De baten en lasten worden geraamd dan wel verantwoord tot hun brutobedrag met uitzondering van de raming en realisatie van belastingopbrengsten.

  • 4 Onder de baten en lasten wordt ook begrepen de over het eigen vermogen en de voorzieningen berekende bespaarde rente.

  • 5 Onder de baten en lasten wordt ook begrepen de heffing van de vennootschapsbelasting. Deze heffing wordt geraamd en verantwoord op basis van de fiscale grondslag.

Artikel 4.3

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De meerjarenraming, de begroting, de jaarstukken en de uitvoeringsinformatie geven volgens normen die voor het waterschap als aanvaardbaar worden beschouwd een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd over de financiële positie en over de ontwikkeling van de belastingopbrengst benodigd voor de taakuitoefening. In het bijzonder het algemeen bestuur moet in staat worden gesteld zich een zodanig oordeel te vormen.

  • 2 De meerjarenraming, de begroting en de uitvoeringsinformatie daarbij en de toelichtingen geven duidelijk en stelselmatig inzicht in de financiële positie.

  • 3 De jaarstukken en de uitvoeringsinformatie daarbij en de toelichtingen geven getrouw, duidelijk en stelselmatig inzicht in de financiële positie aan het einde van het begrotingsjaar.

  • 4 De financiële positie omvat de grootte en samenstelling van de baten en lasten over het begrotingsjaar, de activa en passiva aan het einde van het begrotingsjaar en de lasten en balansmutaties gedurende het begrotingsjaar.

Terugwerkende kracht

Stb. 2025, 99, datum inwerkingtreding 17-04-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2025.

2 De meerjarenraming, de begroting en de uitvoeringsinformatie daarbij en de toelichtingen geven duidelijk en stelselmatig inzicht in de financiële positie en de financiële rechtmatigheid.

Artikel 4.4

  • 1 De indeling van de begroting en van de jaarstukken is identiek.

  • 2 Indien de indeling van de meerjarenraming, de begroting, de jaarstukken en de uitvoeringsinformatie afwijkt van die van het voorafgaande begrotingsjaar worden in de toelichting de verschillen aangegeven en worden de redenen die tot de afwijking hebben geleid uiteengezet.

Artikel 4.5

  • 1 Een verbonden partij is een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin het waterschap zeggenschap heeft, hetzij uit hoofde van vertegenwoordiging in het bestuur hetzij uit hoofde van stemrecht en waarin het waterschap een bedrag ter beschikking heeft gesteld dat niet verhaalbaar is indien de privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie failliet gaat onderscheidenlijk het bedrag waarvoor aansprakelijkheid bestaat indien de privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie haar verplichtingen niet nakomt.

  • 2 Verbonden partijen worden niet geconsolideerd in de begroting en jaarstukken.

§ 2. De meerjarenraming en de toelichting

Artikel 4.6

De meerjarenraming bevat voor het komende begrotingsjaar, alsmede voor tenminste de vier jaren volgend op het komende begrotingsjaar:

  • a. de uiteenzetting van externe en interne ontwikkelingen, en uitgangspunten en normen, waarbij ten minste wordt ingegaan op:

    • 1°. de externe en interne ontwikkelingen die relevant zijn voor het beleid van het waterschap,

    • 2°. gehanteerde kwantitatieve uitgangspunten en normen voor lastenstijgingen, batenstijgingen dan wel lastendalingen of batendalingen die aan de geraamde bedragen ten grondslag liggen;

  • b. het naar programma’s onderscheiden beleid dat door het waterschap zal worden gevoerd en de financiële gevolgen daarvan, waarbij per programma wordt ingegaan op de:

    • 1°. doelstelling van het beleid, in het bijzonder de beoogde maatschappelijke effecten,

    • 2°. wijze waarop ernaar gestreefd zal worden die effecten te bereiken en de betrokkenheid hierbij van verbonden partijen,

    • 3°. geraamde baten en lasten van het bestaande en het nieuwe beleid;

  • c. de raming van de belastingenopbrengsten;

  • d. de uiteenzetting van de financiële positie;

  • e. de lopende en voorgenomen investeringen.

Artikel 4.7

  • 1 In de toelichting op de meerjarenraming wordt ten minste afzonderlijk aandacht besteed aan de:

    • a. ontwikkeling van de waterschapsbelastingen in de komende jaren, mede in relatie tot de stand en het verloop van de bestemmingsreserves voor tariefsegalisatie als bedoeld in artikel 4.50, eerste lid, onderdeel b, in het kader van het begrotingsevenwicht in meerjarig perspectief;

    • b. uiteenzetting van de financiële positie, waarbij wordt ingegaan op:

      • 1°. de financiering,

      • 2°. het weerstandsvermogen, waarbij wordt ingegaan op aard, stand en verloop van de algemene reserves en de voorzieningen,

      • 3°. de kengetallen weerstandsvermogen, nettoschuldquote, EMU-saldo, wendbaarheid van de begroting en lastendruk, waarbij een beoordeling van de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie plaatsvindt,

      • 4°. een geprognosticeerde balans.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de wijze waarop de kengetallen, genoemd in het eerste lid, onderdeel b, onder 3°, door waterschappen worden berekend en in de meerjarenraming worden opgenomen.

§ 3. De begroting en de toelichting

§ 3.1. Algemeen

Artikel 4.8

  • 1 De begroting bestaat ten minste uit de:

    • a. beleidsbegroting;

    • b. financiële begroting.

  • 2 De beleidsbegroting bestaat ten minste uit:

    • a. de uiteenzetting van de externe en interne ontwikkelingen;

    • b. het programmaplan;

    • c. de raming van belastingopbrengsten en de toelichting;

    • d. de in artikel 4.13 bedoelde paragrafen.

  • 3 De financiële begroting bestaat ten minste uit:

    • a. de uiteenzetting van de gehanteerde uitgangspunten en normen;

    • b. het overzicht van baten en lasten en de toelichting;

    • c. het overzicht van de voorgenomen investeringen en de toelichting;

    • d. de geprognosticeerde begin- en eindbalans van het begrotingsjaar.

§ 3.2. Beleidsbegroting

Artikel 4.9

De uiteenzetting van de externe en interne ontwikkelingen, bedoeld in artikel 4.8, tweede lid, onderdeel a, bevat een beschrijving van de ontwikkelingen sinds het vorig begrotingsjaar, waarbij ten minste wordt ingegaan op:

  • a. externe en interne ontwikkelingen die zich sinds het vaststellen van de vorige begroting en de behandeling van de meerjarenraming hebben voorgedaan;

  • b. de belangrijkste afwijkingen ten opzichte van de meerjarenraming;

  • c. de belangrijkste uitgangspunten en normen die aan de ramingen ten grondslag liggen;

  • d. afwijkingen van de uitgangspunten en normen zoals deze voor de vorige begroting en de meerjarenraming zijn gehanteerd.

Artikel 4.10

  • 1 Het programmaplan, bedoeld in artikel 4.8, tweede lid, onderdeel b, bestaat ten minste uit:

    • a. de te realiseren programma's;

    • b. een overzicht van de dekkingsmiddelen;

    • c. het bedrag van de heffing voor de vennootschapsbelasting;

    • d. het bedrag voor onvoorzien.

  • 2 Het programmaplan bevat per programma de:

    • a. doelstelling van het programma, in het bijzonder de beoogde maatschappelijke effecten daarvan;

    • b. wijze waarop ernaar gestreefd zal worden de beoogde maatschappelijke effecten te bereiken en de betrokkenheid hierbij van verbonden partijen;

    • c. raming van baten en lasten.

  • 3 Het overzicht van de dekkingsmiddelen bevat ten minste:

    • a. de belastingopbrengsten;

    • b. de dividenden;

    • c. het saldo van de financieringsfunctie;

    • d. de overige algemene opbrengsten.

  • 4 Het bedrag voor onvoorzien wordt geraamd voor de begroting in zijn geheel of per programma.

Artikel 4.11

  • 1 De raming van belastingopbrengsten, bedoeld in artikel 4.8, tweede lid, onderdeel c, bevat de volgende kostendragers, tenzij de betreffende kostendrager bij het waterschap niet aan de orde is:

    • a. watersysteembeheer;

    • b. zuiveringsbeheer;

    • c. wegenbeheer.

  • 2 Een waterschap dat krachtens het provinciaal reglement is belast met een beheertaak die niet in het eerste lid wordt genoemd, kan ook deze taak als kostendrager in de begroting en de jaarstukken opnemen.

  • 3 De raming van belastingopbrengsten geeft per kostendrager weer:

    • a. de kosten die worden toegerekend;

    • b. het bedrag voor onvoorzien;

    • c. de gederfde opbrengst als gevolg van kwijtscheldingen en oninbaarverklaringen;

    • d. de dividenden en de overige algemene opbrengsten;

    • e. de verwachte opbrengsten uit belastingheffing, te bepalen aan de hand van het saldo van de onderdelen a tot en met d;

    • f. de geraamde toevoegingen en onttrekkingen aan reserves.

  • 4 Van de in het derde lid bedoelde bedragen worden zowel het geraamde bedrag van het begrotingsjaar, het geraamde bedrag van het vorig begrotingsjaar na wijziging, als het gerealiseerde bedrag van het voorvorig begrotingsjaar weergegeven.

  • 5 De raming van belastingopbrengsten omvat de tarieven van de betreffende waterschapsbelastingen voor het begrotingsjaar, waarbij per tarief wordt vergeleken met het vorig begrotingsjaar en het voorvorig begrotingsjaar.

  • 6 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent de kostendragers.

Artikel 4.12

In de toelichting op de raming van belastingopbrengsten, bedoeld in artikel 4.8, tweede lid, onderdeel c, wordt ten minste ingegaan op:

  • a. de objectieve, bedrijfseconomische criteria die zijn gehanteerd bij de toerekening van kosten aan de kostendragers;

  • b. de kwantitatieve grondslagen die als onderdeel van de kostentoerekening zijn gehanteerd;

  • c. een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid;

  • d. de oorzaken indien bij de kostendragers een aanmerkelijk verschil is tussen de raming van het begrotingsjaar en die van het vorig begrotingsjaar na wijziging;

  • e. de mate van kostendekkendheid van de diverse belastingen, waarbij wordt ingegaan op de stand aan het begin, de mutaties en de stand aan het eind van het begrotingsjaar van de bestemmingsreserves voor tariefsegalisatie, bedoeld in artikel 4.50, eerste lid, onderdeel b;

  • f. de geraamde belastingopbrengsten;

  • g. de ontwikkeling van de tarieven;

  • h. een aanduiding van de lastendruk die het gevolg is van de waterschapsbelastingen.

Artikel 4.13

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 In de begroting worden in afzonderlijke paragrafen de beleidslijnen vastgelegd met betrekking tot relevante beheersmatige aspecten.

  • 2 De begroting bevat ten minste de volgende paragrafen:

    • a. uiteenzetting van de financiële positie;

    • b. assetmanagement;

    • c. bedrijfsvoering.

  • 3 De begroting bevat voorts een paragraaf verbonden partijen indien dit bij het waterschap aan de orde is.

Terugwerkende kracht

Stb. 2025, 99, datum inwerkingtreding 17-04-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2025.

2 De begroting bevat ten minste de volgende paragrafen:

  • a. uiteenzetting van de financiële positie;

  • b. assetmanagement;

  • c. bedrijfsvoering;

  • d. openbaarheid.

Artikel 4.14

  • 1 In de paragraaf uiteenzetting van de financiële positie, bedoeld in artikel 4.13, tweede lid, onderdeel a, wordt ten minste afzonderlijke aandacht besteed aan:

    • a. de financiering, waarbij wordt ingegaan op in ieder geval de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille en wordt inzicht gegeven in de rentelasten, het renteresultaat, de wijze waarop rente aan investeringen wordt toegerekend en de financieringsbehoefte;

    • b. het weerstandsvermogen en de risicobeheersing, waarbij tenminste ingegaan wordt op:

      • 1°. een inventarisatie van de risico’s,

      • 2°. een inventarisatie van de weerstandscapaciteit,

      • 3°. het beleid omtrent de risico’s en de weerstandscapaciteit;

    • c. de stand en het gespecificeerde verloop van de bestemmingsreserves, waarbij wordt ingegaan op het beroep dat op de bestemmingsreserves, bedoeld in artikel 4.50, eerste lid, onderdeel b, wordt gedaan in het kader van het begrotingsevenwicht in meerjarig perspectief;

    • d. de stand en het gespecificeerde verloop van de overige bestemmingsreserves, waarbij wordt ingegaan op het beroep dat op de overige bestemmingsreserves, bedoeld in artikel 4.50, eerste lid, onderdeel c, wordt gedaan;

    • e. de stand en het gespecificeerde verloop van de voorzieningen, waarbij wordt ingegaan op de bedragen die rechtstreeks aan voorzieningen worden onttrokken;

    • f. de volgende kengetallen, waarbij een beoordeling van de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie plaatsvindt:

      • 1°. weerstandsvermogen,

      • 2°. nettoschuldquote,

      • 3°. EMU-saldo,

      • 4°. wendbaarheid van de begroting,

      • 5°. lastendruk.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de wijze waarop de kengetallen, genoemd in het eerste lid, onderdeel f, door waterschappen worden berekend en in de begroting worden opgenomen.

Artikel 4.15

  • 1 De paragraaf betreffende assetmanagement, bedoeld in artikel 4.13, tweede lid, onderdeel b, bevat ten minste:

    • a. waterkeringen en bijbehorende kunstwerken;

    • b. watergangen, waterkwantiteitskunstwerken en gemalen;

    • c. zuiveringtechnische werken;

    • d. wegen, vaarwegen, havens en bijbehorende kunstwerken.

  • 2 Met betrekking tot de onderdelen, bedoeld in het eerste lid, wordt aangegeven:

    • a. het beleidskader;

    • b. de uit het beleidskader voortvloeiende financiële consequenties;

    • c. de vertaling van de financiële consequenties in de begroting.

Artikel 4.16

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De paragraaf betreffende de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 4.13, tweede lid, onderdeel c, bevat ten minste:

  • a. de stand van zaken van de bedrijfsvoering;

  • b. de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering;

  • c. informatie over de financiële rechtmatigheid;

  • d. de maatregelen die worden ondernomen om afwijkingen van de financiële rechtmatigheid te voorkomen.

Terugwerkende kracht

Stb. 2025, 99, datum inwerkingtreding 17-04-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2025.

De paragraaf betreffende de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 4.13, tweede lid, onderdeel c, bevat ten minste:

  • d. de maatregelen die worden ondernomen om rechtmatigheidsfouten en onduidelijkheden met betrekking tot de financiële rechtmatigheid te voorkomen.

Artikel 4.17

  • 1 De paragraaf betreffende de verbonden partijen, bedoeld in artikel 4.13, tweede lid, onderdeel d, bevat ten minste de:

    • a. visie op en de beleidsvoornemens omtrent verbonden partijen;

    • b. lijst van verbonden partijen, die wordt onderverdeeld in:

      • 1°. gemeenschappelijke regelingen,

      • 2°. vennootschappen en coöperaties,

      • 3°. stichtingen en verenigingen,

      • 4°. overige verbonden partijen.

  • 2 In de lijst van verbonden partijen wordt ten minste de volgende informatie opgenomen:

    • a. de wijze waarop het waterschap een belang heeft in de verbonden partij en het openbaar belang dat ermee gediend wordt;

    • b. het belang dat het waterschap in de verbonden partij heeft aan het begin en de verwachte omvang aan het einde van het begrotingsjaar;

    • c. de verwachte omvang van het eigen vermogen en het vreemd vermogen van de verbonden partij aan het begin en aan het einde van het begrotingsjaar;

    • d. de verwachte omvang van het financiële resultaat van de verbonden partij in het begrotingsjaar;

    • e. de eventuele risico’s waarvoor de verbonden partij geen maatregelen heeft getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn voor de financiële positie van de verbonden partij en daardoor van betekenis kunnen zijn voor de financiële positie van het waterschap.

Artikel 4.17a

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De paragraaf betreffende openbaarheid, bedoeld in artikel 4.13, tweede lid, onderdeel d, geeft ten minste inzicht in de beleidsvoornemens inzake de toepassing van de artikelen 3.1, 3.3, 3.3a en hoofdstuk 4 van de Wet open overheid en de wijze waarop toepassing is gegeven aan deze beleidsvoornemens.

Terugwerkende kracht

Stb. 2025, 99, datum inwerkingtreding 17-04-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2025.

Het artikel is nieuw toegevoegd.

§ 3.3. Financiële begroting

Artikel 4.18

De uiteenzetting van de gehanteerde uitgangspunten en normen, bedoeld in artikel 4.8, derde lid, onderdeel a, bevat ten minste de:

  • a. autonome salarisontwikkeling die is verdisconteerd;

  • b. overige autonome loonkosten waarmee rekening is gehouden;

  • c. overige uitgangspunten en de normen die voor lastenstijgingen en lastendalingen dan wel batenstijgingen en batendalingen zijn gehanteerd en die deels aan de geraamde bedragen ten grondslag liggen.

Artikel 4.19

Het overzicht van baten en lasten, bedoeld in artikel 4.8, derde lid, onderdeel b, bevat:

  • a. per programma of per programmaonderdeel de raming van de baten en lasten en het saldo daarvan;

  • b. het overzicht van de geraamde dekkingsmiddelen, het geraamde bedrag van de heffing voor de vennootschapsbelasting en het geraamde bedrag voor onvoorzien;

  • c. het geraamde totaal saldo van baten en lasten, volgend uit de onderdelen a en b;

  • d. de beoogde toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

  • e. het geraamde resultaat, volgend uit de onderdelen c en d.

Artikel 4.20

In de besluiten tot wijziging van de begroting worden per programma en, indien aanwezig, per programmaonderdeel, de mutatie en het nieuwe geraamde bedrag vastgesteld.

Artikel 4.21

De toelichting op het overzicht van baten en lasten, bedoeld in artikel 4.8, derde lid, onderdeel b, bevat ten minste:

  • a. het geraamde bedrag van het begrotingsjaar, het geraamde bedrag van het vorig begrotingsjaar na wijziging, en het gerealiseerde bedrag van het voorvorig begrotingsjaar;

  • b. de oorzaken in geval van aanmerkelijk verschil met de raming, respectievelijk de realisatie, van het vorig, respectievelijk voorvorig begrotingsjaar;

  • c. een overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma, waarbij per programma ten minste de belangrijkste posten afzonderlijk worden gespecificeerd en de overige posten als een totaalbedrag kunnen worden opgenomen;

  • d. een overzicht van de beoogde structurele toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves.

Artikel 4.22

  • 2 De toelichting op het overzicht van investeringen, bedoeld in artikel 4.8, derde lid, onderdeel c, bevat een totaaloverzicht van alle werken die aan het begin van het begrotingsjaar onderhanden zijn en die lopende het jaar worden gestart.

Artikel 4.23

De geprognosticeerde balans, bedoeld in artikel 4.8, derde lid, onderdeel d, omvat de geprognosticeerde begin- en eindbalans van het begrotingsjaar.

§ 4. De jaarstukken en de toelichting

§ 4.1. Algemeen

Artikel 4.24

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De jaarstukken bestaan ten minste uit:

    • a. het jaarverslag;

    • b. de jaarrekening.

  • 2 Het jaarverslag bestaat ten minste uit de:

    • a. programmaverantwoording;

    • b. realisatie van belastingopbrengsten en de toelichting;

    • c. paragrafen.

  • 3 De jaarrekening bestaat uit:

    • a. het overzicht van baten en lasten in de jaarrekening en de toelichting;

    • b. het overzicht van gerealiseerde investeringen en de toelichting;

    • c. de balans en de toelichting;

    • d. de rechtmatigheidsverantwoording.

Terugwerkende kracht

Stb. 2025, 99, datum inwerkingtreding 17-04-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2025.

3 De jaarrekening bestaat uit:

  • e. de overige gegevens, waaronder de accountantsverklaring.

§ 4.2. Jaarverslag

Artikel 4.25

  • 1 De programmaverantwoording, bedoeld in artikel 4.24, tweede lid, onderdeel a, bestaat ten minste uit:

    • a. de verantwoording over de realisatie van de programma’s;

    • b. een overzicht van de gerealiseerde dekkingsmiddelen;

    • c. het bedrag van de heffing voor de vennootschapsbelasting;

    • d. het inzicht in het gebruik van het geraamde bedrag voor onvoorzien.

  • 2 De programmaverantwoording biedt per programma inzicht in de:

    • a. mate waarin de doelstellingen zijn gerealiseerd;

    • b. wijze waarop getracht is de beoogde maatschappelijke effecten te bereiken, en de betrokkenheid hierbij van de verbonden partijen;

    • c. gerealiseerde baten en lasten.

Artikel 4.26

  • 1 De realisatie van belastingopbrengsten, bedoeld in artikel 4.24, tweede lid, onderdeel b, geeft per kostendrager weer:

    • a. de gerealiseerde kosten die zijn toegerekend;

    • b. de werkelijk kwijtgescholden en oninbaar verklaarde bedragen;

    • c. de gerealiseerde dividenden en overige algemene opbrengsten;

    • d. de gerealiseerde belastingopbrengsten;

    • e. het gerealiseerde resultaat voor bestemming, volgend uit de onderdelen a tot en met d;

    • f. de bestemming van het resultaat op basis van besluiten die zijn genomen tijdens het begrotingsjaar;

    • g. het nog te bestemmen resultaat, met:

      • 1°. in geval van een positief saldo, een voorstel voor de bestemming van dat saldo, en

      • 2°. in geval van een negatief saldo, een voorstel voor de wijze waarop dit tekort zal worden gedekt;

    • h. de werkelijke toevoegingen en onttrekkingen aan reserves.

  • 2 De realisatie van belastingopbrengsten bevat van de onderdelen, genoemd in het eerste lid, ook de ramingen uit de begroting en de begroting na wijziging.

Artikel 4.27

De toelichting op de realisatie van belastingopbrengsten, bedoeld in artikel 4.24, tweede lid, onderdeel b, bevat ten minste:

  • a. voor alle onderdelen van artikel 4.26, eerste lid, een analyse van de afwijkingen tussen de realisatie en de begroting.

  • b. de verantwoording met betrekking tot alle onderdelen als bedoeld in artikel 4.12.

Artikel 4.28

  • 1 Het jaarverslag bevat de paragrafen die ingevolge artikel 4.13 in de begroting zijn opgenomen. Ze bevatten de verantwoording van hetgeen in de overeenkomstige paragrafen in de begroting is opgenomen.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de wijze waarop de kengetallen, genoemd in artikel 4.14, eerste lid, onderdeel f, door waterschappen worden berekend en in het jaarverslag worden opgenomen.

§ 4.3. Jaarrekening

Artikel 4.29

  • 1 Het overzicht van baten en lasten, bedoeld in artikel 4.24, derde lid, onderdeel a, in de jaarrekening bevat:

    • a. per programma of per programmaonderdeel de gerealiseerde baten en lasten en het saldo daarvan;

    • b. het overzicht van de gerealiseerde dekkingsmiddelen en het bedrag van de heffing voor de vennootschapsbelasting;

    • c. het gerealiseerde totaal saldo van baten en lasten, volgend uit de onderdelen a en b; d. de werkelijke toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • e. het gerealiseerde resultaat, volgend uit de onderdelen c en d.

  • 2 Het overzicht van baten en lasten in de jaarrekening bevat van de onderdelen genoemd in het eerste lid ook de ramingen uit de begroting voor en na wijziging.

Artikel 4.30

De toelichting op het overzicht van baten en lasten in de jaarrekening, bedoeld in artikel 4.24, derde lid, onderdeel a, bevat ten minste:

  • a. voor alle onderdelen als bedoeld in artikel 4.29, eerste lid, een analyse van de afwijkingen tussen de begroting na wijziging en de jaarstukken;

  • b. een overzicht van de aanwending van het bedrag voor onvoorzien;

  • c. een overzicht van de incidentele baten en lasten per programma, waarbij per programma ten minste de belangrijkste posten afzonderlijk worden gespecificeerd en de overige posten als een totaalbedrag kunnen worden opgenomen;

  • d. een overzicht van de structurele toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves;

  • e. de informatie, bedoeld in de artikelen 4.1, eerste en tweede lid, en 4.2, eerste tot en met derde lid, van de Wet normering topinkomens.

Artikel 4.31

  • 1 Het overzicht van gerealiseerde investeringen en de toelichting, bedoeld in artikel 4.24, derde lid, onderdeel b, geeft de realisatie van de investeringen in het begrotingsjaar weer.

  • 2 De toelichting op het overzicht van de investeringen bevat een totaaloverzicht van alle werken die aan het begin van het begrotingsjaar onderhanden waren en die in de loop van het jaar zijn gestart. Voor de werken die aan het einde van het begrotingsjaar nog een restantkrediet hadden, worden de verwachtingen weergegeven over het vervolg van deze werken.

Artikel 4.32

De jaarstukken worden vastgesteld met inachtneming van hetgeen omtrent de financiële positie op de balansdatum is gebleken tussen het moment van opmaken van de verslaggeving en het tijdstip van vaststelling daarvan, voor zover deze aanvullende informatie onontbeerlijk is voor het in artikel 4.3 bedoelde inzicht.

Artikel 4.33

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de inrichting van de jaarrekening en de toelichting.

§ 4.4. Balans

Artikel 4.34

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de balans, de posten en de toelichting.

Artikel 4.35

Op de balans worden de activa onderscheiden in vaste en vlottende activa, al naar gelang zij zijn bestemd om de uitoefening van de werkzaamheid van het waterschap al dan niet duurzaam te dienen.

Artikel 4.36

Op de balans worden de passiva onderscheiden in vaste en vlottende passiva.

§ 4.4.1. Activa

Artikel 4.37

Onder de vaste activa worden afzonderlijk opgenomen de immateriële, de materiële en de financiële vaste activa.

Artikel 4.38

In de toelichting op de balans worden de immateriële vaste activa gespecificeerd in:

  • a. kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio; b. kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief;

  • c. bijdragen aan activa in eigendom van derden.

Artikel 4.39

  • 1 In de toelichting op de balans worden de materiële vaste activa afzonderlijk gespecificeerd in:

    • a. gronden en terreinen;

    • b. woonruimten;

    • c. bedrijfsgebouwen;

    • d. grond-, weg- en waterbouwkundige werken;

    • e. vervoermiddelen;

    • f. machines, apparaten en installaties;

    • g. overige materiële vaste activa.

  • 2 In de toelichting op de balans wordt van de materiële vaste activa aangegeven welke in erfpacht zijn uitgegeven.

  • 3 In de toelichting op de balans wordt het verloop van de materiële vaste activa, bedoeld in het eerste lid, gedurende het begrotingsjaar, in een sluitend overzicht weergegeven, met voor zover van toepassing:

    • a. de boekwaarde aan het begin van het begrotingsjaar;

    • b. de investeringen of desinvesteringen;

    • c. de afschrijvingen;

    • d. bijdragen van derden direct gerelateerd aan een actief;

    • e. afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen;

    • f. de boekwaarde aan het einde van het begrotingsjaar.

  • 4 In het overzicht, bedoeld in het derde lid, worden de werken die aan het einde van het begrotingsjaar nog onderhanden zijn als één post vermeld.

Artikel 4.40

In de toelichting op de balans worden de financiële vaste activa gespecificeerd in:

  • a. kapitaalverstrekkingen aan:

    • 1°. deelnemingen,

    • 2°. gemeenschappelijke regelingen,

    • 3°. overige verbonden partijen;

  • b. langlopende leningen aan:

    • 1°. openbare lichamen,

    • 2°. deelnemingen,

    • 3°. overige verbonden partijen;

  • c. overige langlopende leningen;

  • d. uitzettingen:

    • 1°. in ’s Rijks schatkist met een rentetypische looptijd van één jaar of langer,

    • 2°. in de vorm van Nederlands schuldpapier met een rentetypische looptijd van één jaar of langer,

    • 3°. overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer.

Artikel 4.41

Onder de vlottende activa worden afzonderlijk opgenomen de voorraden, de uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar, de kortlopende vorderingen, de liquide middelen en de overlopende activa.

Artikel 4.42

In de toelichting op de balans worden de voorraden afzonderlijk gespecificeerd in:

  • a. grond- en hulpstoffen;

  • b. onderhanden werken voor derden;

  • c. gereed product en handelsgoederen;

  • d. vooruitbetalingen op voorraden.

Artikel 4.43

In de toelichting op de balans worden de uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan een jaar gespecificeerd in:

  • a. verstrekte kasgeldleningen aan openbare lichamen;

  • b. overige verstrekte kasgeldleningen;

  • c. uitzettingen in ’s Rijks schatkist;

  • d. uitzettingen in de vorm van Nederlands schuldpapier;

  • e. overige uitzettingen;

  • f. de rekening-courantverhouding met het Rijk;

  • g. rekening-courantverhoudingen met niet-financiële instellingen.

Artikel 4.44

In de toelichting op de balans worden de kortlopende vorderingen gespecificeerd in:

  • a. vorderingen op belastingdebiteuren;

  • b. vorderingen als gevolg van subsidies en bijdragen;

  • c. vorderingen op openbare lichamen;

  • d. overige vorderingen.

Artikel 4.45

In de toelichting op de balans worden onder de liquide middelen de kas- en banksaldi opgenomen.

Artikel 4.46

  • 1 In de toelichting op de balans worden onder de overlopende activa afzonderlijk opgenomen:

    • a. van Europese en Nederlandse overheidslichamen nog te ontvangen voorschotbedragen die ontstaan door voorfinanciering op uitkeringen met een specifiek bestedingsdoel;

    • b. overige nog te ontvangen bedragen en de vooruitbetaalde bedragen die ten laste van volgende begrotingsjaren komen.

  • 2 De voorschotten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden uitgesplitst naar de nog te ontvangen bedragen van:

    • a. Europese overheidslichamen;

    • b. het Rijk;

    • c. overige Nederlandse overheidslichamen.

  • 3 In de toelichting op de balans wordt per uitkering met een specifiek bestedingsdoel het verloop gedurende het jaar van de nog te ontvangen voorschotbedragen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, in een overzicht weergegeven, daaruit blijkt:

    • a. het saldo aan het begin van het begrotingsjaar;

    • b. de nog te ontvangen bedragen;

    • c. de ontvangen bedragen;

    • d. het saldo aan het einde van het begrotingsjaar.

Artikel 4.47

Aan de actiefzijde van de balans wordt buiten de balanstelling het bedrag opgenomen waarvan het recht bestaat op verliescompensatie krachtens de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

§ 4.4.2. Passiva

Artikel 4.48

Onder de vaste passiva worden afzonderlijk opgenomen:

  • a. het eigen vermogen;

  • b. de voorzieningen;

  • c. het gezamenlijke bedrag van de:

    • 1°. schuld uit hoofde van geldleningen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van één jaar of langer, en

    • 2°. voor een termijn van één jaar of langer ontvangen waarborgsommen.

Artikel 4.49

  • 1 Het eigen vermogen bestaat uit de reserves en het gerealiseerde resultaat volgend uit het overzicht van baten en lasten in de jaarrekening.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde resultaat wordt afzonderlijk opgenomen als onderdeel van het eigen vermogen.

Artikel 4.50

  • 1 In de balans worden de reserves onderscheiden naar:

    • a. algemene reserves;

    • b. bestemmingsreserves voor tariefsegalisatie, waaronder wordt verstaan reserves die dienen om ongewenste schommelingen op te vangen in de belastingtarieven;

    • c. overige bestemmingsreserves.

  • 2 Een bestemmingsreserve is een reserve waaraan het algemeen bestuur van het waterschap een bepaalde bestemming heeft gegeven.

Artikel 4.51

Voorzieningen worden gevormd wegens:

  • a. verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, doch redelijkerwijs te schatten;

  • b. op de balansdatum bestaande risico's ter zake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten;

  • c. kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren.

Artikel 4.53

  • 1 In de toelichting op de balans worden de vaste schulden afzonderlijk gespecificeerd in:

    • a. obligatieleningen;

    • b. onderhandse leningen van:

      • 1°. binnenlandse pensioenfondsen en verzekeringsinstellingen,

      • 2°. binnenlandse banken en overige financiële instellingen,

      • 3°. binnenlandse bedrijven,

      • 4°. openbare lichamen,

      • 5°. overige binnenlandse sectoren,

      • 6°. buitenlandse instellingen, fondsen, banken, bedrijven en overige sectoren;

    • c. door derden belegde gelden;

    • d. financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet financiering decentrale overheden, op vaste schulden;

    • e. langlopende financiële leaseverplichtingen;

    • f. waarborgsommen;

    • g. vooruitontvangen bedragen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer.

  • 2 In de toelichting op de balans wordt de rentelast voor het begrotingsjaar vermeld van alle vaste schulden, genoemd in het eerste lid.

  • 3 Indien een waterschap een financieel derivaat als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, hanteert, wordt in de toelichting op de balans in ieder geval vermeld:

    • a. de naam en rating van de financiële onderneming waarbij het derivaat is afgesloten;

    • b. het type en de belangrijkste kenmerken van het derivaat en de hoogte en de looptijd van de financieringsbehoefte waaraan het derivaat kan worden toegerekend;

    • c. in het geval van een niet-effectieve positie: in welk mate sprake is van een niet-effectieve positie, de maatregelen die zijn genomen om de niet-effectieve positie ongedaan te maken en de termijn die naar verwachting nodig is om de niet-effectieve positie ongedaan te maken.

Artikel 4.54

Onder de vlottende passiva worden afzonderlijk opgenomen de netto-vlottende schulden en de overlopende passiva.

Artikel 4.55

In de toelichting op de balans worden de netto-vlottende schulden afzonderlijk gespecificeerd in:

  • a. kasgeldleningen aangegaan bij openbare lichamen;

  • b. overige kasgeldleningen;

  • c. banksaldi;

  • d. overige schulden.

Artikel 4.56

  • 1 In de toelichting op de balans worden de overlopende passiva gespecificeerd in:

    • a. verplichtingen die in het begrotingsjaar zijn opgebouwd en die in een volgend begrotingsjaar tot betaling komen;

    • b. de van Europese en Nederlandse overheidslichamen ontvangen voorschotbedragen voor uitkeringen met een specifiek bestedingsdoel die dienen ter dekking van lasten van volgende begrotingsjaren;

    • c. overige vooruit ontvangen bedragen die ten bate van het volgende begrotingsjaar komen.

  • 2 De voorschotten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden uitgesplitst naar de ontvangen bedragen van:

    • a. Europese overheidslichamen;

    • b. het Rijk;

    • c. overige Nederlandse overheidslichamen.

  • 3 Van de ontvangen voorschotbedragen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt in de toelichting op de balans per uitkering met een specifiek bestedingsdoel, in een overzicht het verloop gedurende het jaar weergegeven. Uit het overzicht blijkt:

    • a. het saldo aan het begin van het begrotingsjaar;

    • b. de ontvangen bedragen;

    • c. de vrijgevallen bedragen of de terugbetalingen;

    • d. het saldo aan het einde van het begrotingsjaar.

Artikel 4.57

  • 1 Aan de passiefzijde van de balans wordt buiten de balanstelling opgenomen het bedrag waartoe aan natuurlijke en rechtspersonen borgstellingen of garantstellingen zijn verstrekt.

  • 2 In de toelichting op de balans worden de borgstellingen, bedoeld in het eerste lid, gespecificeerd naar de aard van de geldleningen.

  • 3 Per specificatie wordt vermeld het:

    • a. oorspronkelijk bedrag van de gewaarborgde geldlening;

    • b. percentage van het leningbedrag waarvoor borgstelling is verleend;

    • c. restantbedrag van de lening bij aanvang van het begrotingsjaar;

    • d. restantbedrag van de lening aan het eind van het begrotingsjaar.

  • 4 In de toelichting op de balans wordt een specificatie opgenomen van de garantstellingen, bedoeld in het eerste lid.

  • 5 In de toelichting op de balans wordt ook opgenomen het totaalbedrag van de betalingen die inzake de borgstellingen en garantstellingen zijn gedaan tot en met het eind van het begrotingsjaar.

§ 4.4.3. Toelichting op de balans

Artikel 4.58

  • 2 Indien in de loop van het begrotingsjaar wijzigingen zijn aangebracht in de methoden en termijnen volgens welke de afschrijvingen worden berekend, wordt in de toelichting vermeld welke wijzigingen het hier betreft en wordt ingegaan op de redenen die tot wijziging hebben geleid.

Artikel 4.59

De aard en omvang van de aangebrachte dan wel geraamde waardeverminderingen van de leningen en vorderingen, bedoeld in artikel 4.69, zevende lid, van de vaste activa, bedoeld in artikel 4.71, eerste lid, en van de voorraden en deelnemingen, bedoeld in artikel 4.71, tweede lid, worden in de toelichting op de balans opgenomen.

Artikel 4.60

In de toelichting op de balans wordt vermeld:

  • a. het drempelbedrag voor het begrotingsjaar, zoals opgenomen bij de in artikel 2, vierde lid, van de Wet financiering decentrale overheden bedoelde regeling, waarover verantwoording wordt afgelegd, en

  • b. voor ieder kwartaal van dat jaar, het bedrag aan middelen, dat in het kader van het drempelbedrag door het waterschap buiten ’s Rijks schatkist is aangehouden.

Artikel 4.61

In de toelichting op de balans wordt vermeld:

  • a. de niet in de balans opgenomen belangrijke financiële verplichtingen waaraan het waterschap voor toekomstige jaren is verbonden,

  • b. indien een waterschap financiële derivaten hanteert anders dan beschreven in artikel 4.53, eerste lid, onderdeel d, per derivaat:

    • 1°. de naam en rating van de financiële onderneming waarbij het derivaat is afgesloten, 2°. het type en de belangrijkste kenmerken van het derivaat en de hoogte en de looptijd van de financieringsbehoefte waaraan het derivaat kan worden toegerekend,

    • 3°. in het geval van een niet-effectieve positie: in welk mate sprake is van een niet-effectieve positie, de maatregelen die zijn genomen om de niet-effectieve positie ongedaan te maken en de termijn die naar verwachting nodig is om de niet-effectieve positie ongedaan te maken.

Artikel 4.62

  • 1 In de toelichting op de balans worden de aard en reden van elke reserve als bedoeld in artikel 4.50 en de toevoegingen en onttrekkingen daaraan toegelicht.

  • 2 Per reserve wordt het verloop gedurende het jaar in een overzicht weergegeven, daaruit blijkt:

    • a. het saldo aan het begin van het begrotingsjaar;

    • b. de toevoegingen of onttrekkingen uit hoofde van het voorgaande begrotingsjaar;

    • c. de toevoegingen of onttrekkingen bij het overzicht van baten en lasten in de jaarrekening;

    • d. de verminderingen in verband met afschrijvingen op activa waarvoor een specifieke bestemmingsreserve is gevormd;

    • e. het saldo aan het einde van het begrotingsjaar.

Artikel 4.63

  • 1 In de toelichting op de balans worden de aard en reden van elke voorziening als bedoeld in artikel 4.51 en de wijzigingen daarin toegelicht.

  • 2 Per voorziening wordt het verloop gedurende het jaar in een overzicht weergegeven, daaruit blijkt:

    • a. het saldo aan het begin van het begrotingsjaar;

    • b. de toevoegingen;

    • c. ten gunste van de rekening van baten en lasten vrijgevallen bedragen;

    • d. de aanwendingen;

    • e. het saldo aan het einde van het begrotingsjaar.

§ 4.4.4. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 4.64

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De jaarrekening bevat een rechtmatigheidsverantwoording, met inachtneming van de verantwoordinggrens.

  • 2 De rechtmatigheidsverantwoording bevat een toelichting op de rechtmatige totstandkoming van de baten, lasten en balansmutaties.

  • 4 Indien het bedrag aan afwijkingen hoger is dan de verantwoordingsgrens licht het dagelijks bestuur deze afwijking toe in de rechtmatigheidsverantwoording.

Terugwerkende kracht

Stb. 2025, 99, datum inwerkingtreding 17-04-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2025.

1 De jaarrekening bevat een rechtmatigheidsverantwoording.

2 De rechtmatigheidsverantwoording bevat een overzicht van de rechtmatigheidsfouten en onduidelijkheden in het kader van de financiële rechtmatigheid.

3 De verantwoordingsgrens is een totaalbedrag voor rechtmatigheidsfouten én onduidelijkheden in het kader van de financiële rechtmatigheid.

4 Het algemeen bestuur stelt de verantwoordingsgrens vast op ten hoogste 2% van de totale lasten, exclusief de toevoeging aan de reserves.

5 Voor zover het totaalbedrag aan rechtmatigheidsfouten én onduidelijkheden in het kader van de financiële rechtmatigheid hoger is dan de verantwoordingsgrens, worden deze in het kader van de financiële rechtmatigheid opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording. Bij ministeriële regeling wordt voor de rechtmatigheidsverantwoording een model vastgesteld.

§ 5. Waardering, activeren en afschrijven

Artikel 4.65

  • 1 Alle investeringen worden geactiveerd.

  • 2 In afwijking van het eerste lid worden kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde niet geactiveerd.

Artikel 4.66

Kosten voor onderzoek en ontwikkeling van een bepaald actief kunnen worden geactiveerd indien:

  • a. het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;

  • b. de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vaststaat;

  • c. het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren; en

  • d. de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.

Artikel 4.67

Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd indien:

  • a. er sprake is van een investering door een derde;

  • b. de investering bijdraagt aan de publieke taak;

  • c. de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren op een wijze zoals is overeengekomen met het waterschap, en

  • d. de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of het waterschap anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

Artikel 4.68

  • 1 Alle vaste activa worden voor het bedrag van de investering geactiveerd.

  • 2 In afwijking van het eerste lid worden bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief op de waardering daarvan in mindering gebracht.

Artikel 4.69

  • 1 Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

  • 2 De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten.

  • 3 De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend. In dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd.

  • 4 Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van eerste uitgifte als verkrijgingsprijs. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen de registratiewaarde.

  • 5 Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen.

  • 6 Passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, met uitzondering van voorzieningen die tegen contante waarde zijn gewaardeerd.

  • 7 Eventuele voorzieningen die wegens oninbaarheid worden getroffen, worden met de boekwaarde van leningen en vorderingen verrekend.

Artikel 4.70

  • 1 De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar.

  • 2 Afschrijvingen kunnen slechts om gegronde redenen op andere grondslagen plaatsvinden dan die welke in het voorafgaande begrotingsjaar zijn toegepast. In dat geval wordt:

    • a. in de toelichting op de balans uiteengezet waarom de grondslag is gewijzigd; en

    • b. inzicht gegeven in de betekenis voor de financiële positie en voor de baten en de lasten, aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of voor het voorafgaande begrotingsjaar.

  • 3 Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur.

  • 4 In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 4.38, onderdeel a, maximaal gelijk aan de looptijd van de lening.

  • 5 In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 4.38, onderdeel b, ten hoogste vijf jaar.

  • 6 Voor bijdragen aan de activa in eigendom van derden, bedoeld in artikel 4.38, onderdeel c, is de afschrijvingsduur maximaal gelijk aan die van de activa waarvoor de bijdrage aan derden wordt verstrekt.

Artikel 4.71

  • 1 Naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.

  • 2 Voorraden en deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd, indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

  • 3 Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde.

§ 6. Uitvoeringsinformatie

Artikel 4.72

  • 1 De uitvoeringsinformatie wordt door het dagelijks bestuur vastgesteld.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de uitvoeringsinformatie. Deze kunnen mede regels bevatten in het belang van bedrijfsvergelijking.

Artikel 4.73

In de uitvoeringsinformatie met betrekking tot de meerjarenraming wordt opgenomen voor het begrotingsjaar en ten minste de vier daarop volgende jaren het overzicht van investeringsuitgaven per beleidsveld. Dit overzicht wordt ingedeeld naar de:

  • a. bruto-investeringen;

  • b. bijdragen van derden aan de investeringen;

  • c. netto-investeringen.

Artikel 4.74

  • 1 De uitvoeringsinformatie met betrekking tot de begroting bestaat uit de:

    • a. raming van baten en lasten naar kosten- en opbrengstsoorten;

    • b. raming van nettokosten naar beleidsproducten.

  • 2 De ramingen van de baten en lasten naar kosten- en opbrengstsoorten en de nettokosten naar beleidsproducten omvatten alle baten en lasten.

  • 3 De raming van baten en lasten naar kosten- en opbrengstsoorten wordt ingedeeld volgens bij ministeriële regeling vast te stellen groepen van kosten- en opbrengstsoorten.

  • 4 Van de baten en lasten die in de raming naar kosten- en opbrengstsoorten worden opgenomen worden zowel het geraamde bedrag van het begrotingsjaar, het geraamde bedrag van het vorig begrotingsjaar na wijziging als het gerealiseerde bedrag van het voorvorig begrotingsjaar weergegeven.

  • 5 In of bij de raming naar de beheerproducten worden de principes waarmee de opbrengsten en kosten aan de beheerproducten zijn toegerekend weergegeven.

  • 6 De waterschappen kunnen hun geraamde nettokosten eenduidig toerekenen aan beheerproducten.

Artikel 4.75

  • 1 De uitvoeringsinformatie met betrekking tot de jaarstukken bestaat uit de:

    • a. realisatie van baten en lasten naar kosten- en opbrengstsoorten;

    • b. realisatie van nettokosten naar beleidsproducten.

  • 2 De realisaties van de baten en lasten naar kosten- en opbrengstsoorten en van de nettokosten naar beleidsproducten omvatten alle baten en lasten.

  • 3 Van de baten en lasten die in de realisatie naar kosten- en opbrengstsoorten worden opgenomen, worden ook de ramingen uit de begroting en de begroting na wijziging vermeld.

  • 4 De indeling naar groepen kosten- en opbrengstensoorten behorende bij de realisatie van de kosten- en opbrengsten en de toerekeningsprincipes van de nettokosten naar beleidsproducten zijn identiek aan die van de raming naar kosten- en opbrengstsoorten respectievelijk de toerekening naar beleidsproducten.

  • 5 De waterschappen kunnen hun gerealiseerde nettokosten eenduidig toerekenen aan beheerproducten.

§ 7. Informatie voor derden

Artikel 4.76

  • 1 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat het waterschap aan derden informatie verstrekt.

  • 2 In de in het eerste lid bedoelde regeling kan Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat bepalen dat de informatie wordt verstrekt aan het CBS. Daarbij kan worden bepaald dat het CBS de plausibiliteit van deze informatie beoordeelt en het dagelijks bestuur verslag doet van zijn bevindingen.

Hoofdstuk 5. De accountantscontrole

Terugwerkende kracht

Voor dit hoofdstuk is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stb. 2025, 99, datum inwerkingtreding 17-04-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2025.

Het hoofdstuk vervalt.

Artikel 5.1

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

accountant: de accountant, bedoeld in artikel 109, tweede lid, van de wet;

deelverantwoording: een in opdracht van het algemeen bestuur opgestelde afzonderlijke verantwoording van een deel van de organisatie van het waterschap.

Terugwerkende kracht

Stb. 2025, 99, datum inwerkingtreding 17-04-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2025.

Het artikel vervalt.

Artikel 5.2

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De accountant gebruikt ten behoeve van de oordeelsvorming over de jaarrekening van het waterschap, bedoeld in artikel 109, derde lid, van de wet, de volgende goedkeuringstoleranties:

    • a. ten aanzien van fouten in de jaarrekening 1% van de omvangsbasis;

    • b. ten aanzien van onzekerheden in de controle 3% van de omvangsbasis.

  • 2 De omvangsbasis is gelijk aan de totale bruto-lasten van het waterschap.

  • 4 De accountant richt zijn controle zodanig in dat een redelijke mate van zekerheid bestaat dat fouten en onzekerheden die afzonderlijk of gezamenlijk de goedkeuringstoleranties voor fouten in de jaarrekening respectievelijk onzekerheden in de controle overschrijden worden ontdekt.

  • 5 De accountant onthoudt een goedkeurende accountantsverklaring aan de jaarrekening indien één der of beide goedkeuringstoleranties, zoals opgenomen in het eerste lid, worden overschreden.

  • 6 Indien het algemeen bestuur opdracht geeft over een deelverantwoording een afzonderlijke accountantsverklaring af te geven, dan zijn de goedkeuringstoleranties ten aanzien van fouten in de deelverantwoording 1% en ten aanzien van onzekerheden in de controle 3% van de omvangsbasis van die deelverantwoording. Op grond van (bijzondere) activiteiten van het onderdeel van de organisatie van het waterschap kan de accountant voor de berekening van de goedkeuringstoleranties voor bepaalde deelverantwoordingen gemotiveerd kiezen voor een andere omvangsbasis dan de totale bruto-lasten van de deelverantwoording.

  • 7 Het algemeen bestuur kan de goedkeuringstoleranties voor de gehele jaarrekening of voor deelverantwoordingen op een lager percentage vaststellen.

Terugwerkende kracht

Stb. 2025, 99, datum inwerkingtreding 17-04-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2025.

Het artikel vervalt.

Artikel 5.3

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Naast de kwantitatieve fouten en onzekerheden in de controle houdt de accountant bij de controle en de oordeelsvorming rekening met kwalitatieve aspecten. Indien kwalitatieve aspecten daartoe aanleiding geven kan de accountant een goedkeurende accountantsverklaring onthouden.

Terugwerkende kracht

Stb. 2025, 99, datum inwerkingtreding 17-04-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2025.

Het artikel vervalt.

Artikel 5.4

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Voor de formulering van de goedkeurende accountantsverklaring hanteert de accountant het model zoals opgenomen in bijlage I bij dit besluit.

  • 2 Voor de strekking van de accountantsverklaring hanteert de accountant de uitgangspunten en de tabel, zoals opgenomen in bijlage II bij dit besluit.

Terugwerkende kracht

Stb. 2025, 99, datum inwerkingtreding 17-04-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2025.

Het artikel vervalt.

Artikel 5.5

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De bedragen voor de rapporteringstoleranties die de accountant hanteert ten behoeve van de rapportering in het verslag van bevindingen zijn de bedragen die voortvloeien uit de goedkeuringstoleranties.

  • 2 Het algemeen bestuur kan de accountant bedragen voor de rapporteringstoleranties voorschrijven die lager zijn dan de bedragen die voortvloeien uit de goedkeuringstoleranties.

  • 3 Indien de accountant kwalitatieve gebreken van noemenswaardig belang constateert, meldt hij deze in het verslag van bevindingen, ook indien deze gebreken niet leiden tot het onthouden van een goedkeurende accountantsverklaring.

Terugwerkende kracht

Stb. 2025, 99, datum inwerkingtreding 17-04-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2025.

Het artikel vervalt.

Hoofdstuk 6. De waterschapsbelastingen

§ 1. Kostendelen

Artikel 6.1

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. agrarische gronden: ten behoeve van de landbouw als bedoeld in artikel 312 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgronden, voor zover deze niet de ondergrond vormen van gebouwde eigendommen;

  • b. bouwpercelen: onbebouwde, al dan niet bouwrijp gemaakte percelen, waarop gebouwd mag worden.

Artikel 6.2

De kostendelen, bedoeld in artikel 120, vierde lid, van de wet, worden vastgesteld op basis van de onderlinge verhoudingen tussen de waarden in het economische verkeer van:

  • a. het totaal van de ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen;

  • b. het totaal van de natuurterreinen; en

  • c. het totaal van de gebouwde onroerende zaken,

binnen het gebied van het waterschap.

Artikel 6.3

De waarde van de ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen, is de som van de waarden in het economische verkeer van de:

  • a. agrarische gronden;

  • b. openbare landwegen, inclusief kunstwerken;

  • c. banen voor openbaar vervoer per rail, inclusief kunstwerken;

  • d. bouwpercelen; en

  • e. overige ongebouwde onroerende zaken.

Artikel 6.4

  • 1 De waarde van elk van de categorieën ongebouwde zaken, bedoeld in artikel 6.3, onderdelen a en c tot en met e, is het product van de oppervlakte in hectaren en de gemiddelde waarde per hectare van de desbetreffende categorie ongebouwde zaken binnen het gebied van het waterschap.

  • 2 De waarde van de categorie ongebouwde zaken, bedoeld in artikel 6.3, onderdeel b, is het product van de oppervlakte in hectaren en het gewogen gemiddelde van de waarden per hectare van de:

    • a. autosnelwegen;

    • b. hoofd- en regionale wegen;

    • c. lokale wegen en wegen binnen bebouwde kom;

    • d. overige verharde wegen,

    inclusief kunstwerken, binnen het gebied van het waterschap.

Artikel 6.5

  • 1 De gemiddelde waarde per hectare van agrarische gronden wordt bepaald op basis van of afgeleid uit verkooptransacties van agrarische gronden binnen het gebied van het waterschap.

  • 2 De waarde wordt bepaald op de waarde die aan de agrarische gronden dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de gronden als agrarische gronden in gebruik zouden blijven.

Artikel 6.6

  • 1 De gemiddelde waarde per hectare en de in aanmerking te nemen oppervlakte van de categorieën ongebouwde zaken, bedoeld in artikel 6.3, onderdelen b en c, omvat de waarde en de oppervlakte van de kadastrale percelen waarin zij zijn gelegen, met uitzondering van de delen van die percelen die ingevolge de wet worden aangemerkt als gebouwde onroerende zaken of als natuurterreinen of die niet dienstbaar zijn aan de verkeersfunctie van deze ongebouwde zaken.

Artikel 6.7

De gemiddelde waarde per hectare van bouwpercelen wordt bepaald op basis van de waarden die voor de binnen het gebied van het waterschap gelegen bouwpercelen op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken zijn vastgesteld.

Artikel 6.8

De gemiddelde waarde per hectare van de ongebouwde onroerende zaken, bedoeld in artikel 6.3, onderdeel e, wordt gesteld op de gemiddelde waarde per hectare van de agrarische gronden binnen het gebied van het waterschap.

Artikel 6.9

  • 1 De waarde in het economische verkeer van de natuurterreinen is het product van de oppervlakte in hectaren en de gemiddelde waarde per hectare van deze natuurterreinen binnen het gebied van het waterschap.

  • 2 De gemiddelde waarde per hectare van de natuurterreinen wordt gesteld op 20% van de gemiddelde waarde per hectare van de agrarische gronden binnen het gebied van het waterschap.

Artikel 6.10

De waarde in het economische verkeer van de gebouwde onroerende zaken is de som van de waarden die voor deze gebouwde onroerende zaken zijn vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 6.11

  • 1 De waardepeildatum ligt maximaal twee jaar voor het begin van het eerste kalenderjaar waarop de kostentoedelingsverordening betrekking heeft.

  • 2 De waardebepaling van de ongebouwde onroerende zaken niet zijnde natuurterreinen, en de natuurterreinen vindt plaats naar de hoedanigheid en de staat van de zaken op de waardepeildatum.

§ 2. Meting, bemonstering en analyse zuiveringsheffing

Artikel 6.12

  • 1 De meting, bemonstering en analyse, bedoeld in artikel 122g, van de wet, geschieden door de heffingplichtige gedurende elk etmaal van het kalenderjaar overeenkomstig de door het algemeen bestuur bij belastingverordening gegeven nadere regels.

  • 2 Op aanvraag van de gebruiker staat de ambtenaar, bedoeld in artikel 123, derde lid, onderdeel b, van de wet, onder nader te stellen voorwaarden toe dat voor het aantal etmalen dat meting, bemonstering en analyse geschieden, wordt afgeweken van het eerste lid indien door de gebruiker aannemelijk wordt gemaakt dat voor de berekening van de vervuilingswaarde met gegevens over meting, bemonstering en analyse van een beperkt aantal etmalen kan worden volstaan.

  • 3 Het in het tweede lid bedoelde besluit wordt genomen bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 4 De bepaling van het zuurstofverbruik van de stoffen welke in een kalenderjaar worden afgevoerd, geschiedt op basis van de som van het chemisch zuurstofverbruik en het zuurstofverbruik door omzetting van stikstofverbindingen.

  • 5 Indien de uitkomst van de methode tot bepaling van het chemisch zuurstofverbruik in belangrijke mate is beïnvloed door biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen, wordt op die uitkomst een correctie toegepast. Het algemeen bestuur geeft omtrent die correctie nadere regels bij belastingverordening.

§ 3. Administratieve verplichtingen waterschapsbelastingen

Artikel 6.13

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

inspecteur: de in artikel 123, derde lid, onderdeel b, van de wet, bedoelde ambtenaar van het waterschap.

administratieplichtig: gehouden om op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat de gegevens die van belang zijn voor de heffing van de waterschapsbelastingen ten aanzien van de belastingplichtige, hieruit duidelijk blijken;

informatieplichtig: gehouden om de gegevens en inlichtingen aan de inspecteur te verstrekken welke voor de heffing van waterschapsbelastingen ten aanzien van derden van belang kunnen zijn en gehouden de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan - zulks ter keuze van de inspecteur -– die van belang kunnen zijn voor de heffing van waterschapsbelastingen ten aanzien van derden, voor dit doel beschikbaar te stellen.

Artikel 6.14

  • 2 De in het eerste lid bedoelde administratieplichtige is verplicht de gegevensdragers, die op basis van het eerste lid tot zijn administratie dienen te behoren, gedurende zeven jaren te bewaren.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde gegevensdragers dienen zodanig bewaard te worden dat controle daarvan door de inspecteur binnen redelijke termijn mogelijk is. De in het eerste lid bedoelde administratieplichtige verleent daartoe zijn medewerking.

Artikel 6.15

De in artikel 6.14, eerste lid, bedoelde administratieplichtige die niet of niet volledig voldoet aan de vordering van de inspecteur om de in artikel 6.14 bedoelde gegevensdragers of de inhoud daarvan voor raadpleging beschikbaar te stellen, wordt voor de toepassing van artikel 25, zesde lid, en artikel 27e, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen geacht niet volledig te hebben voldaan aan de verplichting ingevolge artikel 52 van die wet, tenzij aannemelijk is dat het niet, dan wel niet volledig voldoen aan de vordering van de inspecteur het gevolg is van overmacht.

Artikel 6.16

  • 2 Voor zover dit redelijkerwijs van belang is voor de uitvoering van dit besluit, gelden de in het eerste lid bedoelde verplichtingen ook buiten het gebied van het waterschap.

  • 3 Informatieplichtig zijn slechts degenen die voor de heffing van rijksbelastingen administratieplichtig zijn.

Artikel 6.17

  • 1 Indien een belastingschuldige een aanvraag heeft ingediend tot het verlenen van kwijtschelding van waterschapbelastingen als bedoeld in artikel 144 van de wet zijn de colleges van burgemeester en wethouders, de rijksbelastingdienst en de Dienst Wegverkeer, bedoeld in artikel 4a van de Wegenverkeerswet 1994, desgevraagd gehouden kosteloos gegevens te verstrekken aan de dagelijkse besturen van de waterschappen in verband met de inkomens- en vermogenspositie van de belastingschuldige, ten behoeve van de beoordeling van deze aanvraag.

  • 2 De Stichting Inlichtingenbureau is verwerker voor het verwerken van gegevens noodzakelijk voor het verlenen van deze kwijtschelding van waterschapsbelastingen die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, of de in het eerste lid bedoelde instanties, op grond van enig wettelijk voorschrift worden verstrekt aan de dagelijkse besturen van de waterschappen.

Hoofdstuk 7. Overgangsbepalingen en slotbepalingen

§ 1. Intrekking van andere regelingen

Artikel 7.1

De Comptabiliteitsvoorschriften waterschappen worden ingetrokken met dien verstande dat zij op grond van artikel 98a van de wet, van toepassing blijven op de inrichting van de meerjarenraming, de begroting, de jaarverslaggeving, de uitvoeringsinformatie en de informatieverstrekking aan derden alsmede de daarbij behorende toelichtingen voor het begrotingsjaar 2008.

§ 2. Overgangsbepalingen

Artikel 7.6

  • 1 In afwijking van artikel 4.69, eerste lid, met inachtneming van artikel 4.68, tweede lid worden activa, die op 31 december 2008 tegen actuele waarde zijn gewaardeerd, volgens de op dat moment aanwezige boekwaarde gedurende de nog resterende afschrijvingsperiode afgeschreven. Gevormde herwaarderingsreserves dienen op de boekwaarde in mindering te worden gebracht.

  • 2 In afwijking van artikel 4.68, eerste lid, worden alle activa waar voor 1 januari 2009 reserves op in mindering zijn gebracht op de waarde volgens de op 31 december 2008 aanwezige boekwaarde gedurende de nog resterende afschrijvingsperiode afgeschreven.

Artikel 7.6a

  • 1 In afwijking van de artikelen 4.38 en 4.39 mogen de artikelen 4.41 en 4.42 zoals die luidden op de dag voor de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van het Besluit van 8 november 2023 houdende wijziging van het Waterschapsbesluit in verband met het actualiseren van de regels over beleidsvoorbereiding en verantwoording en de verdere uitwerking van de rechtmatigheidsverantwoording voor waterschappen (Stb. 2023, 424), worden toegepast gedurende maximaal vijf jaar na inwerkingtreding van voornoemd besluit.

  • 2 In afwijking van artikel 4.74, vierde lid, mogen de gerealiseerde bedragen van het voorvorig begrotingsjaar, vóór het begrotingsjaar waarop dit besluit voor het eerst van toepassing is, volgens de regels zoals die luiden op de dag voor de datum van inwerkingtreding van het Besluit van 8 november 2023 houdende wijziging van het Waterschapsbesluit in verband met het actualiseren van de regels over beleidsvoorbereiding en verantwoording en de verdere uitwerking van de rechtmatigheidsverantwoording voor waterschappen (Stb. 2023, 424) in de begroting en de jaarrekening worden opgenomen.

Artikel 7.6b

Artikel 7.6c

De bepalingen zoals die luidden voor inwerkingtreding van het besluit van 8 november 2023, houdende wijziging van het Waterschapsbesluit in verband met het actualiseren van de regels over beleidsvoorbereiding en verantwoording en de verdere uitwerking van de rechtmatigheidsverantwoording voor waterschappen (Stb. 2023, 424), blijven van toepassing op de meerjarenraming, begroting, de jaarstukken, de uitvoeringsinformatie en de informatie voor derden en de daarbij behorende toelichtingen voor het begrotingsjaar 2024.

§ 3. Slotbepalingen

Artikel 7.7

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 29 november 2007

Beatrix

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. C. Huizinga-Heringa

Uitgegeven de achttiende december 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage I. model goedkeurende accountantsverklaring, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, van het Waterschapsbesluit

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In artikel 109, derde lid, van de Waterschapswet zijn de elementen opgenomen, die de accountant in de accountantsverklaring moet opnemen.

In geval van een goedkeuring van de jaarrekening (goedkeurend getrouwheidsconclusie en geen materiële onrechtmatigheden en/of onzekerheden over de rechtmatigheid; fout ≤ 1%; onzekerheid ≤ 3%) dient bij het opstellen van de accountantsverklaring de volgende tekst te worden aangehouden door de accountant.

Aan: Opdrachtgever

Accountantsverklaring

Verklaring betreffende de jaarrekening

Wij hebben de (in dit rapport/verslag opgenomen 1) jaarrekening.. (jaartal) van waterschap.. (naam waterschap), bestaande uit de balans per 31 december .... (jaartal) en de exploitatierekeningen naar programma´s, naar kostendragers en naar kosten- en opbrengstsoorten over .... (jaartal) met de toelichtingen 2, gecontroleerd.

Verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur van waterschap .... (naam waterschap) is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met hoofdstuk 4 van het Waterschapsbesluit.

Deze houdt onder meer in dat de jaarrekening zowel de baten en lasten als de activa en passiva getrouw dient weer te geven en dat de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen. Rechtmatige totstandkoming betekent in overeenstemming met de begroting en met de van toepassing zijnde wettelijke regelingen waaronder verordeningen van het waterschap zelf.

Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van zowel de baten en lasten als de activa en passiva, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat en voor de naleving van de relevante wet- en regelgeving, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn.

Verantwoordelijkheid van de accountant

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 109, tweede lid, van de Waterschapswet. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder hoofdstuk 4 van het Waterschapsbesluit. 3 Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.

Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico´s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van zowel de baten en lasten als de activa en passiva, alsmede het voor de naleving van de wet- en regelgeving relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn, maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van het waterschap. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving, van de redelijkheid van schattingen die het dagelijks bestuur van het waterschap heeft gemaakt, en een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.

De bij onze controle toegepaste goedkeuringstolerantie bedraagt voor fouten ...% en voor onzekerheden ...% van de totale bruto-lasten. Deze goedkeuringstolerantie is door het algemeen bestuur bij besluit van .............. (datum, nummer) vastgesteld.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel

Oordeel

Naar ons oordeel geeft de jaarrekening van waterschap .............. (naam waterschap) een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van zowel de baten en lasten over .... (jaartal) als van de activa en passiva per 31 december ... (jaartal) in overeenstemming is met hoofdstuk 4 van het Waterschapsbesluit.

Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede de balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen in overeenstemming met de begroting en de van toepassing zijnde wettelijke regelingen, waaronder verordeningen van het waterschap zelf.

Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties

Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 109, derde lid, onderdeel d, van de Waterschapswet melden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening.

Plaats, datum

Naam accountantsorganisatie

Naam externe accountant en ondertekening met die naam

Terugwerkende kracht

Stb. 2025, 99, datum inwerkingtreding 17-04-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2025.

De bijlage vervalt.

Bijlage II. goedkeuringstoleranties en strekking accountantsverklaringen, bedoeld in artikel 5.4, tweede lid, van het Waterschapsbesluit

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Bij de oordeelsvorming over de jaarrekening spelen de goedkeuringstoleranties een belangrijke rol. De goedkeuringstoleranties zijn kwantitatieve criteria. Als de goedkeuringstoleranties niet worden overschreden, wordt in beginsel een goedkeurende accountantsverklaring afgegeven.

Als één der of beide goedkeuringstolerantie(s) worden overschreden zal geen goedkeurende accountantsverklaring, maar één van de drie andere hieronder aangegeven oordelen, worden verstrekt door de accountant.

Soort verklaring
 

Goedkeurend

Met beperking

Oordeelonthouding

Afkeurend

Fouten in de jaarrekening (% van bruto-lasten)

≤ 1%

> 1% < 3%

≥ 3%

Onzekerheden in de controle (% van bruto-lasten)

≤ 3%

> 3% < 10%

≥ 10%

Zoals in artikel 5.3 aangegeven, kan de accountant, op grond van zijn deskundigheid, ook besluiten dat er kwalitatieve gebreken zijn van dusdanige aard, dat de goedkeuring wordt onthouden.

Terugwerkende kracht

Stb. 2025, 99, datum inwerkingtreding 17-04-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2025.

De bijlage vervalt.

  1. Verwijzing kan geschieden met behulp van paginanummers. ^ [1]
  2. De te noemen onderdelen van de jaarrekening moeten worden afgestemd op de inhoudsopgave van de jaarrekening. ^ [2]
  3. Indien van toepassing ook verwijzen naar het door het waterschap opgestelde controleprotocol. ^ [3]