Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie

Geraadpleegd op 12-10-2024.
Geldend van 26-03-2022 t/m 30-06-2024

Besluit van 16 oktober 2007, houdende regels inzake de verstrekking van subsidies ten behoeve van de productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas en elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling (Besluit stimulering duurzame energieproductie)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 17 juli 2007, nr. WJZ 7085218;

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

De Raad van State gehoord (advies van 23 augustus 2007, nr. W10.07.0257/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 10 oktober 2007, nr. WJZ 7112075;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. hernieuwbare energiebronnen: wind, zonne-energie, aardwarmte, omgevingswarmte, osmose, golfenergie, getijdenenergie, waterkracht, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas en biogas;

    • b. biomassa: de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw – met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen –, de bosbouw, de visserij- en aquacultuursector en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval;

    • c. hernieuwbare elektriciteit: elektriciteit, opgewekt in een productie-installatie die uitsluitend gebruik maakt van hernieuwbare energiebronnen, alsmede elektriciteit die is opgewekt met hernieuwbare energiebronnen in een hybride productie-installatie die ook met conventionele energiebronnen werkt, met inbegrip van elektriciteit die is opgewekt met hernieuwbare energiebronnen en die wordt gebruikt voor accumulatiesystemen, en met uitzondering van elektriciteit die afkomstig is van accumulatiesystemen;

    • d. gas: gas als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Gaswet;

    • e. hernieuwbaar gas: gas, opgewekt in een productie-installatie die uitsluitend gebruik maakt van hernieuwbare energiebronnen, alsmede gas, opgewekt met hernieuwbare energiebronnen in een hybride productie-installatie die ook fossiele energiebronnen gebruikt;

    • f. één Nm3 aardgasequivalent: de hoeveelheid gas met een verbrandingswaarde die overeenkomt met één Nm3 aardgas van standaard Groningen kwaliteit onder normaalcondities;

    • g. hernieuwbare warmte: warmte, opgewekt in een productie-installatie die uitsluitend gebruik maakt van hernieuwbare energiebronnen, alsmede warmte, opgewekt met hernieuwbare energiebronnen in een hybride productie-installatie waarin ook andere energiebronnen worden gebruikt, met uitzondering van warmte die afkomstig is van accumulatiesystemen;

    • h. productie-installatie: een samenstel van voorzieningen waarmee hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas of hernieuwbare warmte wordt geproduceerd, dan wel broeikasgas wordt verminderd, waarbij onder een samenstel van voorzieningen wordt verstaan alle aanwezige middelen die onderling met elkaar zijn verbonden voor de productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas of hernieuwbare warmte dan wel vermindering van broeikasgas;

    • i. producent: een ieder die een productie-installatie in stand houdt;

    • j. elektriciteitsnet: een net als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Elektriciteitswet 1998 en een elektriciteitsnet dat is gelegen binnen de Nederlandse exclusieve economische zone dat is verbonden met een net als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Elektriciteitswet 1998;

    • k. gasnet: een net als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Gaswet;

    • l. garantie van oorsprong: een garantie van oorsprong voor duurzame elektriciteit als bedoeld in artikel 1, onderdeel x, van de Elektriciteitswet 1998, een garantie van oorsprong voor gas uit hernieuwbare energiebronnen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel at, van de Gaswet, een garantie van oorsprong voor ander gas uit hernieuwbare bronnen als bedoeld in artikel 1 van de Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong of een garantie van oorsprong voor thermische energie uit hernieuwbare bronnen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Warmtewet;

    • m. gebundelde aanvraag: de bundeling van maximaal 250 aanvragen om subsidieverlening vallend binnen één subsidieplafond in één aanvraag om subsidieverlening;

    • n. productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie op zee: een productie-installatie die is opgericht op een afstand van meer dan één kilometer zeewaarts van de laagwaterlijn, bedoeld in de artikelen 1, tweede lid, en 2, eerste lid, van de Wet grenzen Nederlandse territoriale zee en die niet is gelegen binnen een gemeentelijke grens, waarmee hernieuwbare elektriciteit wordt geproduceerd met behulp van windenergie;

    • o. fase: de bij ministeriële regeling vastgestelde periode waarbinnen de aanvragen ontvangen moeten zijn. Voor iedere fase geldt een andere openstellingsdatum;

    • p. MEP: de subsidie verstrekt ten behoeve van de productie van duurzame elektriciteit, klimaatneutrale elektriciteit of elektriciteit die is opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling op grond van artikel 72m van de Elektriciteitswet 1998;

    • q. OV-MEP: de Subsidieregeling opwekken duurzame elektriciteit in vergistingsinstallaties;

    • r. richtlijn (EU) 2018/2001: richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PbEU 2018, L 328);

    • s. samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste twee niet in een groep verbonden deelnemers, dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van activiteiten, niet zijnde een vennootschap;

    • t. innovatiekavel: kavel als bedoeld in artikel 1 van de Wet windenergie op zee, dat bestemd is voor de productie van hernieuwbare elektriciteit door middel van windenergie op zee met de bijzondere en risicovolle inzet van een innovatieve productie-installatie;

    • u. broeikasgas: koolstofdioxide en andere gascomponenten van zowel menselijke als natuurlijke oorsprong die warmtestraling van de aarde en de wolken naar de atmosfeer absorberen of terugkaatsen en daarmee bijdragen aan opwarming van de aarde gecorrigeerd naar koolstofdioxide-equivalenten;

    • v. primair product: meetbare eenheid die de productie-installatie ter vermindering van broeikasgas produceert die daarbij een bron van opbrengsten is voor de producent;

    • w. rangschikkingsbedrag: bedrag bestaande uit het verschil tussen, afhankelijk van de aanvraag, het fasebedrag of basisbedrag en, afhankelijk van de categorie productie-installaties, de langetermijnenergieprijs of basisenergieprijs dan wel het langetermijnbroeikasgasbedrag of basisbroeikasgasbedrag;

    • x. subsidiabele productie: de meetbare prestatie waarvoor aan de subsidie-ontvanger subsidie wordt verstrekt;

    • y. vermindering van broeikasgas: vermindering van broeikasgas in de atmosfeer door middel van de afvang en opslag, afvang en hergebruik dan wel vermindering of vermijding van de uitstoot van broeikasgas;

    • z. conformiteitsbeoordelingsverklaring: verklaring dat een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de daarin gespecificeerde biomassa is geproduceerd op een wijze die voldoet aan de daarop van toepassing zijnde eisen die in de verklaring zijn gespecificeerd;

    • aa. erkende conformiteitsbeoordelingsinstantie: rechtspersoon die door Onze Minister is erkend voor het uitvoeren van een werkzaamheid en op basis daarvan is gerechtigd tot het afgeven van een conformiteitsbeoordelingsverklaring;

    • bb. verificatieprotocol: normdocument met eisen voor de wijze waarop en op grond waarvan een erkende conformiteitsbeoordelingsinstantie de conformiteitsbeoordeling verricht;

    • cc. garantie van oorsprong voor niet-netlevering: garantie van oorsprong voor duurzame elektriciteit die op een productie-installatie of op een directe lijn, als bedoeld in artikel 1, onderdeel ar, van de Elektriciteitswet 1998, wordt ingevoed.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen andere hernieuwbare energiebronnen dan genoemd in het eerste lid, onderdeel a, worden aangewezen.

  • 3 Bij ministeriële regeling wordt bepaald wat onder nuttige aanwending van hernieuwbare warmte of koolstofdioxide-arme warmte wordt verstaan.

  • 4 Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt gelijkgesteld met één kWh de hoeveelheid elektrische energie die overeenkomt met 0,102359965 Nm3aardgasequivalent of 0,0036 GJ.

§ 2. Algemene bepalingen subsidie voor hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas, hernieuwbare warmte en vermindering van broeikasgas

Artikel 2

  • 1 Onze Minister kan onverminderd artikel 24a op aanvraag subsidie verstrekken voor:

    • a. de productie van hernieuwbare elektriciteit aan een producent van hernieuwbare elektriciteit om gedurende een bepaalde periode het verschil tussen de gemiddelde kostprijs van deze hernieuwbare elektriciteit en de relevante gemiddelde marktprijs van elektriciteit geheel of gedeeltelijk te compenseren;

    • b. de productie van hernieuwbaar gas aan een producent van hernieuwbaar gas om gedurende een bepaalde periode het verschil tussen de gemiddelde kostprijs van dit hernieuwbaar gas en de relevante gemiddelde marktprijs van gas geheel of gedeeltelijk te compenseren;

    • c. de productie van hernieuwbare warmte aan een producent van hernieuwbare warmte om gedurende een bepaalde periode het verschil tussen de gemiddelde kostprijs van deze hernieuwbare warmte en de relevante gemiddelde marktprijs van warmte geheel of gedeeltelijk te compenseren;

    • d. de vermindering van broeikasgas aan een producent die een productie-installatie voor de vermindering van broeikasgas in stand houdt, om gedurende een bepaalde periode het verschil tussen de gemiddelde kostprijs van deze vermindering van broeikasgas en de gemiddelde kostprijs van uitstoot van broeikasgas geheel of gedeeltelijk te compenseren.

  • 2 Bij ministeriële regeling wordt, na overleg met Onze Minister van Financiën, per categorie productie-installaties een afzonderlijk subsidieplafond of voor meerdere categorieën tezamen één subsidieplafond vastgesteld voor het verlenen van subsidies voor de productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas of hernieuwbare warmte, dan wel de vermindering van broeikasgas.

  • 3 Bij ministeriële regeling wordt de wijze van verdeling van een subsidieplafond bepaald.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen perioden worden vastgesteld waarbinnen de aanvragen ontvangen moeten zijn.

  • 5 Bij ministeriële regeling kan per categorie productie-installaties een afzonderlijke maximale productie in kWh dan wel maximale vermindering van broeikasgas in kg, of voor meerdere categorieën tezamen, één maximale productie in kWh dan wel maximale vermindering van broeikasgas in kg worden vastgesteld die jaarlijks voor subsidie in aanmerking komt.

  • 6 Bij ministeriële regeling kan voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie op zee per locatie een afzonderlijke maximale productie in kWh, of voor meerdere locaties tezamen, één maximale productie in kWh worden vastgesteld die jaarlijks voor subsidie in aanmerking komt.

  • 7 Bij ministeriële regeling kunnen onder meer voor de wijze van rangschikking van aanvragen, de wijze van vergelijking van verschillende productie-installaties ten behoeve van de rangschikking of de berekening van de subsidiabele productie omrekenfactoren worden vastgesteld:

    • a. voor andere broeikasgassen dan koolstofdioxide naar koolstofdioxide-equivalenten;

    • b. van kWh naar kg broeikasgas;

    • c. naar de productie van duurzame energie of vermindering van broeikasgas in Nederland;

    • d. voor andere eenheden die van invloed zijn op de berekening van de vermindering van broeikasgas.

  • 8 De vaststelling van de omrekenfactoren, bedoeld in het zevende lid, kan verschillen per categorie productie-installaties.

Artikel 3

  • 1 Geen subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt verstrekt indien voor dezelfde productie-installatie reeds op grond van de MEP of de OV-MEP subsidie van meer dan € 0,00 is verstrekt, tenzij:

    • a. het een productie-installatie betreft waarmee hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas, hernieuwbare warmte of hernieuwbare warmte en hernieuwbare elektriciteit wordt geproduceerd door middel van biomassa en die behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen categorie productie-installaties;

    • b. de productie-installatie ingrijpend wordt uitgebreid in capaciteit of geheel wordt vervangen;

    • c. het een productie-installatie betreft die ingrijpend wordt gerenoveerd en die behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen categorie te renoveren productie-installaties;

    • d. het een productie-installatie betreft waarvan voor het eerst geproduceerde hernieuwbare warmte nuttig zal worden gebruikt en die behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen categorie productie-installaties.

  • 2 Geen subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt verstrekt indien voor dezelfde productie-installatie reeds op grond van dit besluit subsidie is verstrekt, tenzij:

    • a. het een productie-installatie betreft waarmee hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas, hernieuwbare warmte of hernieuwbare warmte en hernieuwbare elektriciteit wordt geproduceerd door middel van biomassa of broeikasgas wordt verminderd en die behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen categorie productie-installaties;

    • b. de productie-installatie ingrijpend wordt uitgebreid in capaciteit of geheel wordt vervangen;

    • c. het een productie-installatie betreft die ingrijpend wordt gerenoveerd en die behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen categorie te renoveren productie-installaties;

    • d. de productie-installatie niet in gebruik is genomen, er tenminste drie jaren zijn verstreken na de datum van de beschikking tot subsidieverlening en die beschikking door Onze Minister is ingetrokken.

  • 3 Geen subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt verstrekt indien de productie-installatie in gebruik is genomen voor de datum waarop de subsidie is aangevraagd en waarvoor geen subsidie op grond van de MEP, de OV-MEP of dit besluit is verstrekt, tenzij:

    • a. het een bestaande productie-installatie betreft die voor het eerst gebruik zal maken van hernieuwbare energiebronnen of die voor het eerst dient ter vermindering van broeikasgas en die behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen categorie productie-installaties;

    • b. de productie-installatie ingrijpend wordt uitgebreid in capaciteit of geheel wordt vervangen;

    • c. het een productie-installatie betreft die ingrijpend wordt gerenoveerd en die behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen categorie te renoveren productie-installaties;

    • d. het een bestaande productie-installatie voor de productie van hernieuwbare warmte en hernieuwbare elektriciteit betreft die voor het eerst de warmte nuttig zal gebruiken en die behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen categorie productie-installaties.

  • 4 Geen subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt verstrekt indien een productie-installatie geheel of gedeeltelijk bestaat uit gebruikte materialen, tenzij het een productie-installatie betreft die behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen categorie productie-installaties.

  • 5 Geen subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt verstrekt indien de productie-installatie hernieuwbare elektriciteit of hernieuwbare warmte opwekt uit een hernieuwbare energiebron die geheel of gedeeltelijk bestaat uit hernieuwbaar gas dat afkomstig is uit een of meerdere productie-installaties waaraan op grond van dit besluit subsidie is verstrekt.

  • 6 Een productie-installatie die, zonder dat daarvoor een technische aanpassing nodig is, tegelijkertijd ingezet wordt voor permanente opslag van broeikasgas en gebruik van broeikasgas wordt aangemerkt als twee afzonderlijke productie-installaties.

  • 7 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de toepassing van het tweede tot en met het zesde lid.

Artikel 4

  • 1 Onze Minister kan reeds ontvangen of genoten overheidssteun dan wel in de toekomst te ontvangen of te genieten overheidssteun die er toe leidt dat de totale aan de producent verleende overheidssteun meer bedraagt dan is toegestaan ingevolge voor de Staat geldende verplichtingen krachtens een verdrag, in mindering brengen op de subsidie bedoeld in artikel 2, eerste lid.

  • 2 De beschikking tot verlenen van een subsidie voor een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte met een nominaal vermogen gelijk aan of groter dan 250 MW, dan wel voor een productie-installatie voor de vermindering van broeikasgas:

    • a. kan worden verleend onder de opschortende voorwaarde dat goedkeuring wordt verkregen van de Europese Commissie in het kader van staatssteun;

    • b. kan worden gewijzigd ter verkrijging van de goedkeuring van de Europese Commissie in het kader van staatssteun.

Artikel 5

Indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, tweede lid, onderdeel b of derde lid, onderdeel b, komt uitsluitend hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas en hernieuwbare warmte, dan wel de vermindering van broeikasgas die als gevolg van deze uitbreiding extra is geproduceerd respectievelijk is gerealiseerd voor subsidie in aanmerking.

Artikel 5a

Indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, en er daardoor voor dezelfde periode, of gedeeltelijk voor dezelfde periode, twee of meer beschikkingen zijn afgegeven voor dezelfde productie-installatie en dezelfde soort hernieuwbare energie of dezelfde vorm van vermindering van broeikasgas, wordt in een kalenderjaar de hernieuwbare elektriciteit, het hernieuwbare gas of de hernieuwbare warmte dan wel de vermindering van broeikasgas die onder een later afgegeven beschikking extra wordt geproduceerd respectievelijk is verminderd, subsidiabel indien de subsidiabele productie van de eerder afgegeven beschikking of beschikkingen volledig is benut.

Artikel 6

  • 1 De periode waarover subsidie wordt verstrekt vangt aan op de door de subsidie-ontvanger in de aanvraag aangegeven datum, met dien verstande dat de periode waarover subsidie wordt verstrekt niet later aanvangt dan binnen de op grond van artikel 61, eerste lid, vastgestelde termijn waarbinnen de productie-installatie, in voorkomend geval na uitbreiding of renovatie, in gebruik moet worden genomen.

  • 2 Onze Minister kan op verzoek van de subsidie-ontvanger het tijdstip van aanvang van de periode waarover subsidie wordt verstrekt maximaal driemaal wijzigen met dien verstande dat dit verzoek niet later wordt ingediend dan de datum van ingebruikname van de productie-installatie, en dat dit tijdstip niet later wordt vastgesteld, dan binnen de op grond van artikel 61, eerste lid, vastgestelde termijn.

  • 3 Onze Minister kan op verzoek van de subsidie-ontvanger, voor een project voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met een nominaal vermogen gelijk aan of groter dan 100 MW en die behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen categorie productie-installaties, bepalen dat het tijdstip van aanvang van de periode waarover subsidie wordt verstrekt voor maximaal vijf gedeelten van de beschikking tot subsidieverlening verschilt. Tussen de startdata zit een periode van tenminste twee maanden.

Artikel 7

  • 1 Bij ministeriële regeling wordt bepaald over welke periode voor een categorie productie-installaties subsidie wordt verstrekt. Deze periode kan verschillen voor verschillende categorieën productie-installaties of verschillende wijzen van verdeling van het beschikbare bedrag.

§ 3. Subsidie voor hernieuwbare elektriciteit

§ 3.1. Algemeen

Artikel 8

  • 1 Aan de producent van hernieuwbare elektriciteit die is geproduceerd door een bij regeling van Onze Minister aan te wijzen categorie productie-installaties voor hernieuwbare elektriciteit, kan subsidie worden verleend.

  • 2 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de subsidieverstrekking voor een categorie productie-installaties wordt beperkt tot producenten die zijn aangesloten op een elektriciteitsnet via een aansluiting met een totale maximale doorlaatwaarde van meer dan 3*80 A.

§ 3.2. Subsidie volgorde binnenkomst

Artikel 9

De bepalingen in deze paragraaf gelden indien ingevolge artikel 2, derde lid, wordt gekozen voor verdeling op volgorde van binnenkomst.

Artikel 10

  • 1 Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, wordt per fase een fasebedrag per kWh vastgesteld voor de subsidie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit.

  • 2 Voor de subsidie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit geldt het fasebedrag per kWh dat is vastgesteld voor de fase waarin de subsidie-aanvrager zijn aanvraag indient, tenzij dat fasebedrag hoger is dan het basisbedrag vastgesteld voor de betreffende categorie productie-installaties, bedoeld in artikel 11, in welk geval dit basisbedrag geldt.

  • 3 Bij regeling van Onze Minister kan voor een categorie productie-installaties een fasebedrag worden vastgesteld dat afwijkt van het fasebedrag vastgesteld op grond van het eerste lid.

Artikel 11

  • 1 Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, wordt per categorie productie-installaties een basisbedrag per kWh vastgesteld voor de subsidie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit.

  • 2 Het basisbedrag bedraagt ten hoogste de gemiddelde kosten per kWh voor het produceren van hernieuwbare elektriciteit per categorie productie-installaties.

  • 3 Voor de kWh die voor subsidie in aanmerking komen kunnen verschillende basisbedragen gelden die zijn gerelateerd aan:

    • a. de hoeveelheid geproduceerde kWh die voor subsidie in aanmerking komt;

    • b. het aantal vollasturen van de productie-installatie;

    • c. het rendement van de productie-installatie.

Artikel 12

  • 1 Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, wordt ten behoeve van de correctie van het fasebedrag of basisbedrag, bedoeld in artikel 14 en de vaststelling van het bedrag dat de subsidie ten hoogste bedraagt, bedoeld in artikel 16, een basiselektriciteitsprijs per kWh vastgesteld die kan verschillen per categorie productie-installaties. Bij regeling van Onze Minister kan een aparte basiselektriciteitsprijs per kWh worden vastgesteld voor elektriciteit die niet op een elektriciteitsnet wordt ingevoed.

  • 2 Binnen een categorie productie-installaties kunnen verschillende basiselektriciteitsprijzen gelden die gerelateerd zijn aan de hoeveelheid geproduceerde kWh die voor subsidie in aanmerking komt.

  • 3 De hoogte van de basiselektriciteitsprijs bedraagt tweederde van de lange termijn elektriciteitsprijs.

  • 4 Indien op grond van het eerste lid een aparte basiselektriciteitsprijs per kWh wordt vastgesteld voor elektriciteit die niet op een elektriciteitsnet wordt ingevoed dan geldt voor het aantal kWh dat niet op een elektriciteitsnet is ingevoed bij de toepassing van het derde lid en de artikelen 13, 14, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, en 16 de basiselektriciteitsprijs of elektriciteitsprijs voor niet op een elektriciteitsnet ingevoede elektriciteit.

Artikel 13

Het fasebedrag, bedoeld in artikel 10, of het basisbedrag, bedoeld in artikel 11, en de basiselektriciteitsprijs, bedoeld in artikel 12, die gelden op het moment van aanvraag van de subsidie, gelden gedurende de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt.

Artikel 14

  • 1 Voor elke subsidie-ontvanger geldt dat het fasebedrag of basisbedrag in elk kalenderjaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt wordt gecorrigeerd met:

    • a. de elektriciteitsprijs of, indien de elektriciteitsprijs lager is dan de in artikel 12 bedoelde basiselektriciteitsprijs, de in artikel 12 bedoelde basiselektriciteitsprijs;

    • b. de waarde van garanties van oorsprong;

    • c. andere bij ministeriële regeling vast te stellen correcties die een substantiële invloed hebben op het verschil tussen de gemiddelde kostprijs van hernieuwbare elektriciteit en de relevante gemiddelde marktprijs van elektriciteit en die voortvloeien uit maatregelen van de overheid.

  • 2 De elektriciteitsprijs, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, bedraagt de gemiddelde waarde voor elektriciteit, die kan worden gecorrigeerd voor een bepaalde periode waarin de waarde voor elektriciteit negatief is, verminderd met de profielkosten van elektriciteitslevering aan het net en de onbalanskosten. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld in welke gevallen en over de wijze waarop de correctie of de vermindering plaatsvindt.

  • 3 In de beschikking tot subsidieverlening kan Onze Minister bepalen dat, in aanvulling op het eerste lid, het fasebedrag of basisbedrag wordt gecorrigeerd met een bedrag per kWh in verband met de opbrengsten die voor de subsidie-ontvanger voortvloeien uit het systeem van verhandelbare broeikasgasemissierechten, bedoeld in titel 16.2 van de Wet milieubeheer.

  • 4 Bij ministeriële regeling worden jaarlijks voor 1 april de in het eerste en vierde lid bedoelde correcties en de in het tweede lid bedoelde profielkosten van elektriciteitslevering aan het net en onbalanskosten voor het voorgaande kalenderjaar vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties en binnen een categorie productie-installaties indien op grond van artikel 12 verschillende basiselektriciteitsprijzen voor een categorie productie-installaties zijn vastgesteld.

  • 5 Ten behoeve van de voorschotverlening worden bij ministeriële regeling jaarlijks voor 1 november de in het eerste en vierde lid bedoelde correcties voor het volgende kalenderjaar vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties en binnen een categorie productie-installaties indien op grond van artikel 12 verschillende basiselektriciteitsprijzen voor een categorie productie-installaties zijn vastgesteld en waarbij voor de elektriciteitsprijs de gemiddelde waarde in de periode 1 september tot en met 31 augustus, of in een bij ministeriele regeling te bepalen periode, voorafgaand aan het kalenderjaar wordt gehanteerd en voor de profielkosten van elektriciteitslevering aan het net en onbalanskosten de waarden die op grond van het vierde lid zijn vastgesteld. Indien na 1 november bij ministeriële regeling een andere categorie productie-installaties wordt aangewezen waarvoor subsidie kan worden aangevraagd, worden de in het eerste en vierde lid bedoelde correcties ten behoeve van de voorschotverlening voor die categorie productie-installaties bij die ministeriële regeling vastgesteld.

  • 6 Indien een productie-installatie geheel of gedeeltelijk bestaat uit gebruikte materialen, kan Onze Minister in de beschikking tot subsidieverlening een correctie op het ingevolge het eerste lid geldende bedrag vaststellen.

  • 7 Indien een productie-installatie ingrijpend wordt gerenoveerd, kan Onze Minister in de beschikking tot subsidieverlening een correctie op het ingevolge het eerste lid geldende bedrag vaststellen.

  • 8 Indien het ingevolge het eerste, vierde, zevende of achtste lid geldende bedrag negatief is, bedraagt het bedrag nul.

Artikel 15

  • 1 De subsidie die een subsidie-ontvanger ontvangt wordt bepaald door:

    • a. met elkaar te vermenigvuldigen:

      • 1°. het aantal kWh dat in elk kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt en waarvoor garanties van oorsprong zijn verstrekt die aantonen dat de producent met zijn productie-installatie voor hernieuwbare elektriciteit in het betreffende kalenderjaar een hoeveelheid hernieuwbare elektriciteit heeft geproduceerd en op een elektriciteitsnet heeft ingevoed, met

      • 2°. het voor het betreffende kalenderjaar op basis van artikel 14 geldende gecorrigeerde fasebedrag of basisbedrag, en

    • b. de overeenkomstig onderdeel a berekende bedragen voor ieder kalenderjaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt bij elkaar op te tellen.

  • 2 Het aantal kWh dat jaarlijks voor subsidie in aanmerking komt bedraagt ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening vastgestelde maximum aantal kWh dat per jaar kan verschillen en dat gebaseerd is op het vermogen van de installatie en het aantal vollasturen. Indien de waarde voor elektriciteit gedurende een bepaalde periode negatief is, kan het aantal kWh dat jaarlijks voor subsidie in aanmerking komt worden gecorrigeerd. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld in welke gevallen en over de wijze waarop deze correctie plaatsvindt.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan voor een categorie productie-installaties worden bepaald dat, indien in een jaar minder kWh is geproduceerd dan het aantal kWh dat het betreffende jaar voor subsidie in aanmerking komt, het verschil in kWh bij het aantal kWh dat het volgende jaar voor subsidie in aanmerking komt wordt opgeteld. Bij ministeriële regeling kan een maximum, dat per jaar kan verschillen, worden gesteld aan het aantal kWh dat opgeteld wordt bij het aantal kWh dat het volgende jaar voor subsidie in aanmerking komt.

  • 4 Bij ministeriële regeling kan voor een categorie productie-installaties worden bepaald dat indien in een jaar meer kWh is geproduceerd of uit vorige jaren is overgebracht dan het aantal kWh dat het betreffende jaar voor subsidie in aanmerking komt, waarbij het verschil in kWh dat in een vorig jaar minder is geproduceerd ingevolge het derde lid reeds is opgeteld, het verschil in kWh bij het aantal geproduceerde kWh van het volgende jaar wordt opgeteld. Bij ministeriële regeling kan een maximum, dat per jaar kan verschillen, worden gesteld aan het aantal geproduceerde kWh dat opgeteld wordt bij het aantal geproduceerde kWh van het volgende jaar.

  • 5 Bij ministeriële regeling kan ten behoeve van de berekening van het maximum aantal kWh, bedoeld in het tweede lid, voor een categorie van productie-installaties een maximum aantal vollasturen worden bepaald.

  • 6 Indien een subsidie-ontvanger hernieuwbare elektriciteit opwekt met een bij ministeriële regeling aangewezen productie-installatie, wordt bij de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, ten eerste, opgeteld het aantal kWh dat in elk kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt en waarvoor garanties van oorsprong voor niet-netlevering zijn verstrekt die aantonen dat de producent met zijn productie-installatie in het betreffende kalenderjaar een hoeveelheid hernieuwbare elektriciteit heeft geproduceerd en op een installatie heeft ingevoed.

Artikel 16

De subsidie bedraagt ten hoogste het verschil tussen het fasebedrag, bedoeld in artikel 10, of het basisbedrag, bedoeld in artikel 11, en de basiselektriciteitsprijs, bedoeld in artikel 12, vermenigvuldigd met het in de beschikking tot subsidieverlening voor de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt bepaald maximum aantal kWh.

§ 3.3. Subsidie volgorde rangschikking

Artikel 17

De bepalingen in deze paragraaf gelden indien ingevolge artikel 2, derde lid, wordt gekozen voor verdeling op volgorde van rangschikking.

Artikel 19

  • 1 Bij de aanvraag tot subsidieverlening wordt door de producent een tenderbedrag per kWh opgegeven. Bij een gebundelde aanvraag is het door de producent opgegeven tenderbedrag van toepassing op alle aanvragen die deel uitmaken van de gebundelde aanvraag.

  • 2 Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, wordt per categorie productie-installaties een maximum tenderbedrag per kWh voor hernieuwbare elektriciteit bepaald.

  • 3 Het maximum tenderbedrag bedraagt maximaal de gemiddelde kosten per kWh voor het produceren van hernieuwbare elektriciteit per categorie van productie-installaties.

  • 4 Indien de subsidie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie op zee per locatie wordt verstrekt, wordt bij de aanvraag tot subsidieverlening door de producent voor elke locatie afzonderlijk een tenderbedrag als bedoeld in het eerste lid opgegeven. De gecombineerde aanvraag voor twee of meerdere locaties wordt behandeld als één aanvraag.

Artikel 20

  • 1 Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, wordt ten behoeve van de correctie van het tenderbedrag, bedoeld in artikel 22, en de vaststelling van bedrag dat de subsidie ten hoogste bedraagt, bedoeld in artikel 24, een basiselektriciteitsprijs per kWh vastgesteld die kan verschillen per categorie productie-installaties. Bij regeling van Onze Minister kan een aparte basiselektriciteitsprijs per kWh worden vastgesteld voor elektriciteit die niet op een elektriciteitsnet wordt ingevoed.

  • 2 Binnen een categorie productie-installaties kunnen verschillende basiselektriciteitsprijzen gelden die gerelateerd zijn aan de hoeveelheid geproduceerde kWh die voor subsidie in aanmerking komt.

  • 3 De hoogte van de basiselektriciteitsprijs bedraagt tweederde van de lange termijn elektriciteitsprijs.

  • 4 Indien op grond van het eerste lid een aparte basiselektriciteitsprijs per kWh worden vastgesteld voor elektriciteit die niet op een elektriciteitsnet wordt ingevoed dan geldt voor het aantal kWh dat niet op een elektriciteitsnet is ingevoed bij de toepassing van het derde lid en de artikelen 21, tweede lid, 22, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, en 24 de basiselektriciteitsprijs of elektriciteitsprijs voor niet op een elektriciteitsnet ingevoede elektriciteit.

Artikel 21

  • 1 Het door de producent opgegeven tenderbedrag, bedoeld in artikel 19, eerste lid, geldt gedurende de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt.

  • 2 De basiselektriciteitsprijs, bedoeld in artikel 20, die geldt op het moment van aanvraag van de subsidie, geldt gedurende de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt.

Artikel 22

  • 1 Voor elke subsidie-ontvanger geldt dat het tenderbedrag in elk kalenderjaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt wordt gecorrigeerd met:

    • a. de elektriciteitsprijs of, indien de elektriciteitsprijs lager is dan de in artikel 20 bedoelde basiselektriciteitsprijs, de in artikel 20 bedoelde basiselektriciteitsprijs;

    • b. de waarde van de garanties van oorsprong;

    • c. andere bij ministeriële regeling vast te stellen correcties die een substantiële invloed hebben op het verschil tussen de gemiddelde kostprijs van hernieuwbare elektriciteit en de relevante gemiddelde marktprijs van elektriciteit en die voortvloeien uit maatregelen van de overheid.

  • 2 De elektriciteitsprijs, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, bedraagt de gemiddelde waarde voor elektriciteit, die kan worden gecorrigeerd voor een bepaalde periode waarin de waarde voor elektriciteit negatief is, verminderd met de profielkosten van elektriciteitslevering aan het net en de onbalanskosten. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld in welke gevallen en over de wijze waarop de correctie of de vermindering plaatsvindt.

  • 3 In de beschikking tot subsidieverlening kan Onze Minister bepalen dat, in aanvulling op het eerste lid, het tenderbedrag wordt gecorrigeerd met een bedrag per kWh opbrengsten die voor de subsidie-ontvanger voortvloeien uit het systeem van verhandelbare broeikasgasemissierechten, bedoeld in titel 16.2 van de Wet milieubeheer.

  • 4 Bij ministeriële regeling worden jaarlijks voor 1 april de in het eerste en derde lid bedoelde correcties en de in het tweede lid bedoelde profielkosten van elektriciteitslevering aan het net en onbalanskosten voor het voorgaande kalenderjaar vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties en binnen een categorie productie-installaties indien op grond van artikel 20 verschillende basiselektriciteitsprijzen voor een categorie productie-installaties zijn vastgesteld.

  • 5 Ten behoeve van de voorschotverlening worden bij ministeriële regeling jaarlijks voor 1 november de in het eerste en derde lid bedoelde correcties voor het volgende kalenderjaar vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties en binnen een categorie productie-installaties indien op grond van artikel 20 verschillende basiselektriciteitsprijzen voor een categorie productie-installaties zijn vastgesteld en waarbij voor de elektriciteitsprijs de gemiddelde waarde in de periode 1 september tot en met 31 augustus, of in een bij ministeriele regeling te bepalen periode, voorafgaand aan het kalenderjaar wordt gehanteerd en voor de profielkosten van elektriciteitslevering aan het net en onbalanskosten de waarden die op grond van het derde lid zijn vastgesteld. Indien na 1 november bij ministeriële regeling een andere categorie productie-installaties wordt aangewezen waarvoor subsidie kan worden aangevraagd, worden de in het eerste en derde lid bedoelde correcties ten behoeve van de voorschotverlening voor die categorie productie-installaties bij die ministeriële regeling vastgesteld.

  • 6 Indien het ingevolge het eerste of derde lid geldende bedrag negatief is, bedraagt het bedrag nul.

Artikel 23

  • 1 De subsidie die een subsidie-ontvanger ontvangt wordt bepaald door:

    • a. met elkaar te vermenigvuldigen:

      • 1°. het aantal kWh dat in elk kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt en waarvoor garanties van oorsprong zijn verstrekt die aantonen dat de producent met zijn productie-installatie voor hernieuwbare elektriciteit in het betreffende kalenderjaar een hoeveelheid hernieuwbare elektriciteit heeft geproduceerd en op een elektriciteitsnet heeft ingevoed, met

      • 2°. het voor het betreffende kalenderjaar op basis van artikel 22 geldende gecorrigeerde tenderbedrag, en

    • b. de overeenkomstig onderdeel a berekende bedragen voor ieder kalenderjaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt bij elkaar op te tellen.

  • 2 Het aantal kWh dat jaarlijks voor subsidie in aanmerking komt bedraagt ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening vastgestelde maximum aantal kWh dat per jaar kan verschillen en dat gebaseerd is op het vermogen van de installatie en het aantal vollasturen. Indien de waarde voor elektriciteit gedurende een bepaalde periode negatief is, kan het aantal kWh dat jaarlijks voor subsidie in aanmerking komt worden gecorrigeerd. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld in welke gevallen en over de wijze waarop deze correctie plaatsvindt.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan voor een categorie productie-installaties worden bepaald dat indien in een jaar minder kWh is geproduceerd dan het aantal kWh dat het betreffende jaar voor subsidie in aanmerking komt, het verschil in kWh bij het aantal kWh dat het volgende jaar voor subsidie in aanmerking komt wordt opgeteld. Bij ministeriële regeling kan een maximum, dat per jaar kan verschillen, worden gesteld aan het aantal kWh dat opgeteld wordt bij het aantal kWh dat het volgende jaar voor subsidie in aanmerking komt.

  • 4 Bij ministeriële regeling kan voor een categorie productie-installaties worden bepaald dat indien in een jaar meer kWh is geproduceerd of uit vorige jaren is overgebracht dan het aantal kWh dat het betreffende jaar voor subsidie in aanmerking komt, waarbij het verschil in kWh dat in een vorig jaar minder is geproduceerd ingevolge het derde lid reeds is opgeteld, het verschil in kWh bij het aantal geproduceerde kWh van het volgende jaar wordt opgeteld. Bij ministeriële regeling kan een maximum, dat per jaar kan verschillen, worden gesteld aan het aantal geproduceerde kWh dat opgeteld wordt bij het aantal geproduceerde kWh van het volgende jaar.

  • 5 Bij ministeriële regeling kan ten behoeve van de berekening van het maximum aantal kWh, bedoeld in het tweede lid voor een categorie productie-installaties een maximum aantal vollasturen worden bepaald.

  • 6 Indien een subsidie-ontvanger hernieuwbare elektriciteit opwekt met een bij ministeriële regeling aangewezen productie-installatie, wordt bij de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, ten eerste, opgeteld het aantal kWh dat in elk kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt en waarvoor garanties van oorsprong voor niet-netlevering zijn verstrekt die aantonen dat de producent met zijn productie-installatie in het betreffende kalenderjaar een hoeveelheid hernieuwbare elektriciteit heeft geproduceerd en op een installatie heeft ingevoed.

Artikel 24

De subsidie bedraagt ten hoogste het verschil tussen het tenderbedrag, bedoeld in artikel 19, en de basiselektriciteitsprijs, bedoeld in artikel 20, vermenigvuldigd met het in de beschikking tot subsidieverlening voor de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt bepaald maximum aantal kWh.

§ 3.4. Subsidie voor innovatieve windenergie op zee

Artikel 24a

  • 1 Onze Minister kan op aanvraag aan een producent van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie op zee op een innovatiekavel subsidie verstrekken voor de kosten van de bijzondere en risicovolle inzet van een innovatieve productie-installatie. Dit laat de mogelijkheid om subsidie te verstrekken als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, onverlet.

  • 2 Op subsidie als bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, zijn paragraaf 1, 6, 7, en 9 en artikel 69 van toepassing en is artikel 4 van overeenkomstige toepassing. De overige bepalingen van dit besluit zijn niet van toepassing.

Artikel 24b

  • 2 Bij ministeriële regeling kan een periode worden vastgesteld waarbinnen de aanvragen om subsidie voor een innovatiekavel ontvangen moeten zijn.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de verstrekking van subsidie als bedoeld in het eerste lid, die kunnen afwijken van de artikelen, bedoeld in artikel 24a, tweede lid en van de artikelen 6, derde lid, 23, 24 en 70, eerste lid. In ieder geval kunnen regels worden gesteld over de productie-installaties waarvoor deze subsidie wordt verstrekt, de vorm van de subsidie, de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover en het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

  • 4 Een ministeriële regeling die op grond van het derde lid afwijkt van dit besluit, wordt vastgesteld voor een periode van ten hoogste 5 jaar.

Artikel 24c

  • 2 Bij ministeriële regeling worden criteria voor rangschikking van de aanvragen vastgesteld.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot wegingsfactoren voor de criteria, bedoeld in het tweede lid.

§ 4. Subsidie voor hernieuwbaar gas

§ 4.1. Algemeen

Artikel 25

Aan de producent van hernieuwbaar gas dat is geproduceerd door een bij regeling van Onze Minister aan te wijzen categorie productie-installaties voor hernieuwbaar gas, kan subsidie worden verleend.

§ 4.2. Subsidie volgorde binnenkomst

Artikel 26

De bepalingen in deze paragraaf gelden indien ingevolge artikel 2, derde lid, wordt gekozen voor verdeling op volgorde van binnenkomst.

Artikel 27

  • 1 Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, wordt per fase een fasebedrag per kWh vastgesteld voor de subsidie voor de productie van hernieuwbaar gas.

  • 2 Voor de subsidie voor de productie van hernieuwbaar gas geldt het fasebedrag per kWh dat is vastgesteld voor de fase waarin de subsidie-aanvrager zijn aanvraag indient, tenzij dat fasebedrag hoger is dan het basisbedrag vastgesteld voor de betreffende categorie productie-installaties, bedoeld in artikel 28, in welk geval dit basisbedrag geldt.

  • 3 Bij regeling van Onze Minister kan voor een categorie productie-installaties een fasebedrag worden vastgesteld dat afwijkt van het fasebedrag vastgesteld op grond van het eerste lid.

Artikel 28

  • 1 Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, wordt per categorie productie-installaties een basisbedrag per kWh vastgesteld voor de subsidie voor de productie van hernieuwbaar gas.

  • 2 Het basisbedrag bedraagt ten hoogste de gemiddelde kosten per kWh voor het produceren van hernieuwbaar gas per categorie van productie-installaties.

  • 3 Voor de kWh die voor subsidie in aanmerking komen kunnen verschillende basisbedragen gelden die zijn gerelateerd aan:

    • a. de hoeveelheid geproduceerde kWh die voor subsidie in aanmerking komt;

    • b. het aantal vollasturen van de productie-installatie;

    • c. het rendement van de productie-installatie.

Artikel 29

  • 1 Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, wordt ten behoeve van de correctie van het fasebedrag of basisbedrag, bedoeld in artikel 31 en de vaststelling van het bedrag dat de subsidie ten hoogste bedraagt, bedoeld in artikel 33, een basisenergieprijs per kWh vastgesteld die kan verschillen per categorie productie-installaties.

  • 2 De hoogte van de basisenergieprijs bedraagt tweederde van de lange termijn gasprijs voor de betreffende toepassing van het gas.

Artikel 30

Het fasebedrag, bedoeld in artikel 27, of het basisbedrag, bedoeld in artikel 28, en de basisenergieprijs, bedoeld in artikel 29, die gelden op het moment van aanvraag van de subsidie, gelden gedurende de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt.

Artikel 31

  • 1 Voor elke subsidie-ontvanger geldt dat het fasebedrag of basisbedrag in elk kalenderjaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt wordt gecorrigeerd met:

    • a. de energieprijs of, indien de energieprijs lager is dan de in artikel 29 bedoelde basisenergieprijs, de in artikel 29 bedoelde basisenergieprijs;

    • b. de waarde van de garanties van oorsprong;

    • c. andere bij ministeriële regeling vast te stellen correcties die een substantiële invloed hebben op het verschil tussen de gemiddelde kostprijs van de hernieuwbaar gas en de relevante gemiddelde marktprijs van gas en die voortvloeien uit maatregelen van de overheid.

  • 2 De energieprijs, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, bedraagt de gemiddelde waarde voor gas voor de betreffende toepassing van het gas.

  • 3 In de beschikking tot subsidieverlening kan Onze Minister bepalen dat, in aanvulling op het eerste lid, het fasebedrag of basisbedrag wordt gecorrigeerd met een bedrag per kWh in verband met opbrengsten die voor de subsidie-ontvanger voortvloeien uit het systeem van verhandelbare broeikasgasemissierechten, bedoeld in titel 16.2 van de Wet milieubeheer.

  • 4 Bij ministeriële regeling worden jaarlijks voor 1 april de in het eerste en derde lid bedoelde correcties vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties.

  • 5 Ten behoeve van de voorschotverlening worden bij ministeriële regeling jaarlijks voor 1 november de in het eerste en derde lid bedoelde correcties voor het volgende kalenderjaar vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties, en waarbij voor de elektriciteitsprijs de gemiddelde waarde in de periode 1 september tot en met 31 augustus, of in een bij ministeriele regeling te bepalen periode, voorafgaand aan het kalenderjaar wordt gehanteerd. Indien na 1 november bij ministeriële regeling een andere categorie productie-installaties wordt aangewezen waarvoor subsidie kan worden aangevraagd, worden de in het eerste en derde lid bedoelde correcties ten behoeve van de voorschotverlening voor die categorie productie-installaties bij die ministeriële regeling vastgesteld.

  • 6 Indien een productie-installatie geheel of gedeeltelijk bestaat uit gebruikte materialen, kan Onze Minister in de beschikking tot subsidieverlening een correctie op het ingevolge het eerste lid geldende subsidiebedrag vaststellen.

  • 7 Indien een productie-installatie ingrijpend wordt gerenoveerd, kan Onze Minister in de beschikking tot subsidieverlening een correctie op het ingevolge het eerste lid geldende subsidiebedrag vaststellen.

  • 8 Indien het ingevolge het eerste, derde, zesde of zevende lid geldende bedrag negatief is, bedraagt het bedrag nul.

Artikel 32

  • 1 De subsidie die een subsidie-ontvanger ontvangt wordt bepaald door:

    • a. met elkaar te vermenigvuldigen:

      • 1°. het aantal kWh dat in elk kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt en waarvoor garanties van oorsprong zijn verstrekt die aantonen dat de producent met zijn productie-installatie voor hernieuwbaar gas in het betreffende kalenderjaar een hoeveelheid hernieuwbaar gas heeft geproduceerd en op een gasnet heeft ingevoed, met

      • 2°. het voor het betreffende kalenderjaar op basis van artikel 31 geldende gecorrigeerde fasebedrag of basisbedrag, en

    • b. de overeenkomstig onderdeel a berekende bedragen voor ieder kalenderjaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt bij elkaar op te tellen.

  • 2 Het aantal kWh dat jaarlijks voor subsidie in aanmerking komt bedraagt ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening vastgestelde maximum aantal kWh dat per jaar kan verschillen en dat gebaseerd is op het vermogen van de installatie en het aantal vollasturen.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan voor een categorie productie-installaties worden bepaald dat indien in een jaar minder kWh is geproduceerd dan het aantal kWh dat het betreffende jaar voor subsidie in aanmerking komt, het verschil in kWh bij het aantal kWh dat het volgende jaar voor subsidie in aanmerking komt wordt opgeteld. Bij ministeriële regeling kan een maximum, dat per jaar kan verschillen, worden gesteld aan het aantal kWh dat opgeteld wordt bij het aantal kWh dat het volgende jaar voor subsidie in aanmerking komt.

  • 4 Bij ministeriële regeling kan voor een categorie productie-installaties worden bepaald dat indien in een jaar meer kWh is geproduceerd of uit vorige jaren is overgebracht dan het aantal kWh dat het betreffende jaar voor subsidie in aanmerking komt, waarbij het verschil in kWh dat in een vorig jaar minder is geproduceerd ingevolge het derde lid reeds is opgeteld, het verschil in kWh bij het aantal geproduceerde kWh van het volgende jaar wordt opgeteld. Bij ministeriële regeling kan een maximum, dat per jaar kan verschillen, worden gesteld aan het aantal geproduceerde kWh dat opgeteld wordt bij het aantal geproduceerde kWh van het volgende jaar.

  • 5 Bij ministeriële regeling kan ten behoeve van de berekening van het maximum aantal kWh, bedoeld in het tweede lid, per categorie productie-installaties een maximum aantal vollasturen worden bepaald.

  • 6 Bij ministeriële regeling kan voor een categorie productie-installaties worden bepaald dat bij de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, ten eerste, wordt opgeteld het aantal kWh dat in elk kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt die een producent van hernieuwbaar gas in dat kalenderjaar heeft geproduceerd en op een gasnet heeft laten invoeden.

  • 7 Bij ministeriële regeling kan voor een categorie productie-installaties worden bepaald dat voor de berekening van de subsidie in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, ten eerste, wordt genomen het aantal kWh dat in elk kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt en waarvoor de producent kan aantonen dat de producent met zijn productie-installatie voor hernieuwbaar gas in het betreffende kalenderjaar een hoeveelheid hernieuwbaar gas heeft geproduceerd:

    • a. waarmee hernieuwbare warmte is geproduceerd die nuttig is gebruikt of

    • b. waarmee hernieuwbare warmte die nuttig is gebruikt en hernieuwbare elektriciteit is geproduceerd, waarvoor garanties van oorsprong zijn verstrekt die aantonen dat een hoeveelheid hernieuwbare elektriciteit is geproduceerd en op een elektriciteitsnet is ingevoed of een hoeveelheid hernieuwbare warmte is geproduceerd en nuttig is gebruikt, of waarvoor garanties van oorsprong voor niet-netlevering zijn verstrekt die aantonen dat in het betreffende kalenderjaar een hoeveelheid hernieuwbare elektriciteit is geproduceerd en op een installatie is ingevoed.

Artikel 33

De subsidie bedraagt ten hoogste het verschil tussen het fasebedrag, bedoeld in artikel 27, of het basisbedrag, bedoeld in artikel 28, en de basisenergieprijs, bedoeld in artikel 29, vermenigvuldigd met het in de beschikking tot subsidieverlening voor de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt bepaald maximum aantal kWh.

§ 4.3. Subsidie volgorde rangschikking

Artikel 34

De bepalingen in deze paragraaf gelden indien ingevolge artikel 2, derde lid, wordt gekozen voor verdeling op volgorde van rangschikking.

Artikel 36

  • 1 Bij de aanvraag tot subsidieverlening wordt door de producent een tenderbedrag per kWh opgegeven. Bij een gebundelde aanvraag is het door de producent opgegeven tenderbedrag van toepassing op alle aanvragen die deel uitmaken van de gebundelde aanvraag.

  • 2 Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, wordt per categorie productie-installaties een maximum tenderbedrag per kWh voor hernieuwbaar gas bepaald.

  • 3 Het maximum tenderbedrag bedraagt maximaal de gemiddelde kosten per kWh voor het produceren van hernieuwbaar gas per categorie productie-installaties voor hernieuwbaar gas.

Artikel 37

  • 1 Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, wordt ten behoeve van de correctie van het tenderbedrag, bedoeld in artikel 39, en de vaststelling van het bedrag dat de subsidie ten hoogste bedraagt, bedoeld in artikel 41, een basisenergieprijs per kWh vastgesteld die kan verschillen voor verschillende categorieën productie-installaties.

  • 2 De hoogte van de basisenergieprijs bedraagt tweederde van de lange termijn gasprijs.

Artikel 38

  • 1 Het door de producent opgegeven tenderbedrag, bedoeld in artikel 36, geldt gedurende de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt.

  • 2 De basisenergieprijs, bedoeld in artikel 37, die geldt op het moment van aanvraag van de subsidie, geldt gedurende de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt.

Artikel 39

  • 1 Voor elke subsidie-ontvanger geldt dat het tenderbedrag in elk kalenderjaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt wordt gecorrigeerd met:

    • a. de energieprijs of, indien de energieprijs lager is dan de in artikel 37 bedoelde basisenergieprijs is, de in artikel 37 bedoelde basisenergieprijs;

    • b. de waarde van garanties van oorsprong;

    • c. andere bij ministeriële regeling vast te stellen correcties die een substantiële invloed hebben op het verschil tussen de gemiddelde kostprijs van het hernieuwbaar gas en de relevante gemiddelde marktprijs van gas en die voortvloeien uit maatregelen van de overheid.

  • 2 De energieprijs, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, bedraagt de gemiddelde waarde voor gas voor de betreffende toepassing van het gas.

  • 3 In de beschikking tot subsidieverlening kan Onze Minister bepalen dat, in aanvulling op het eerste lid, het tenderbedrag wordt gecorrigeerd met een bedrag per kWh in verband met opbrengsten die voor de subsidie-ontvanger voortvloeien uit het systeem van verhandelbare broeikasgasemissierechten, bedoeld in titel 16.2 van de Wet milieubeheer.

  • 4 Bij ministeriële regeling worden jaarlijks voor 1 april de in het eerste en derde lid bedoelde correcties vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties.

  • 5 Ten behoeve van de voorschotverlening worden bij ministeriële regeling jaarlijks voor 1 november de in het eerste en derde lid bedoelde correcties voor het volgende kalenderjaar vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties, en waarbij voor de elektriciteitsprijs de gemiddelde waarde in de periode 1 september tot en met 31 augustus, of in een bij ministeriele regeling te bepalen periode, voorafgaand aan het kalenderjaar wordt gehanteerd. Indien na 1 november bij ministeriële regeling een andere categorie productie-installaties wordt aangewezen waarvoor subsidie kan worden aangevraagd, worden de in het eerste en derde lid bedoelde correcties ten behoeve van de voorschotverlening voor die categorie productie-installaties bij die ministeriële regeling vastgesteld.

  • 6 Indien het ingevolge het eerste of derde lid geldende bedrag negatief is, bedraagt het bedrag nul.

Artikel 40

  • 1 De subsidie die een subsidie-ontvanger ontvangt wordt bepaald door:

    • a. met elkaar te vermenigvuldigen:

      • 1°. het aantal kWh dat in elk kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt en waarvoor garanties van oorsprong zijn verstrekt die aantonen dat de producent met zijn productie-installatie voor hernieuwbaar gas in het betreffende kalenderjaar een hoeveelheid hernieuwbaar gas heeft geproduceerd en op een gasnet heeft ingevoed, met

      • 2°. het voor het betreffende kalenderjaar op basis van artikel 39 geldende gecorrigeerde tenderbedrag, en

    • b. de overeenkomstig onderdeel a berekende bedragen voor ieder kalenderjaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt bij elkaar op te tellen.

  • 2 Het aantal kWh dat jaarlijks voor subsidie in aanmerking komt bedraagt ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening vastgestelde maximum aantal kWh dat per jaar kan verschillen en dat gebaseerd is op het vermogen van de installatie en het aantal vollasturen.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan voor een categorie productie-installaties worden bepaald dat indien in een jaar minder kWh is geproduceerd dan het aantal kWh dat het betreffende jaar voor subsidie in aanmerking komt, het verschil in kWh bij het aantal kWh dat het volgende jaar voor subsidie in aanmerking komt wordt opgeteld. Bij ministeriële regeling kan een maximum, dat per jaar kan verschillen, worden gesteld aan het aantal kWh dat opgeteld wordt bij het aantal kWh dat het volgende jaar voor subsidie in aanmerking komt.

  • 4 Bij ministeriële regeling kan voor een categorie productie-installaties worden bepaald dat indien in een jaar meer kWh is geproduceerd of uit vorige jaren is overgebracht dan het aantal kWh dat het betreffende jaar voor subsidie in aanmerking komt, waarbij het verschil in kWh dat in een vorig jaar minder is geproduceerd ingevolge het derde lid reeds is opgeteld, het verschil in kWh bij het aantal geproduceerde kWh van het volgende jaar wordt opgeteld. Bij ministeriële regeling kan een maximum, dat per jaar kan verschillen, worden gesteld aan het aantal geproduceerde kWh dat opgeteld wordt bij het aantal geproduceerde kWh van het volgende jaar.

  • 5 Bij ministeriële regeling kan ten behoeve van de berekening van het maximum aantal kWh, bedoeld in het tweede lid, per categorie productie-installaties een maximum aantal vollasturen worden bepaald.

  • 6 Bij ministeriële regeling kan voor een categorie productie-installaties worden bepaald dat bij de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, ten eerste, wordt opgeteld het aantal kWh dat in elk kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt die een producent van hernieuwbaar gas in dat kalenderjaar heeft geproduceerd en op een gasnet heeft laten invoeden.

  • 7 Bij ministeriële regeling kan voor een categorie productie-installaties worden bepaald dat voor de berekening van de subsidie in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, ten eerste, wordt genomen het aantal kWh dat in elk kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt en waarvoor de producent kan aantonen dat de producent met zijn productie-installatie voor hernieuwbaar gas in het betreffende kalenderjaar een hoeveelheid hernieuwbaar gas heeft geproduceerd:

    • a. waarmee hernieuwbare warmte is geproduceerd die nuttig is gebruikt of

    • b. waarmee hernieuwbare warmte die nuttig is gebruikt en hernieuwbare elektriciteit is geproduceerd, waarvoor garanties van oorsprong zijn verstrekt die aantonen dat een hoeveelheid hernieuwbare elektriciteit is geproduceerd en op een elektriciteitsnet is ingevoed of een hoeveelheid hernieuwbare warmte is geproduceerd en nuttig is gebruikt, of waarvoor garanties van oorsprong voor niet-netlevering zijn verstrekt die aantonen dat in het betreffende kalenderjaar een hoeveelheid hernieuwbare elektriciteit is geproduceerd en op een installatie is ingevoed.

Artikel 41

De subsidie bedraagt ten hoogste het verschil tussen het tenderbedrag, bedoeld in artikel 36, en de basisenergieprijs, bedoeld in artikel 37, vermenigvuldigd met het in de beschikking tot subsidieverlening voor de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt bepaald maximum aantal kWh.

§ 5. Subsidie voor hernieuwbare warmte en gecombineerde opwekking van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte

§ 5.1. Algemeen

Artikel 42

Bij regeling van Onze Minister kunnen categorieën productie-installaties die hernieuwbare warmte of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte produceren worden aangewezen waarvoor subsidie kan worden verleend.

§ 5.2. Subsidie volgorde binnenkomst

Artikel 43

De bepalingen in deze paragraaf gelden indien ingevolge artikel 2, derde lid, wordt gekozen voor verdeling op volgorde van binnenkomst.

Artikel 43a

  • 1 Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, wordt per fase een fasebedrag per kWh vastgesteld voor de subsidie voor de productie van hernieuwbare warmte, of hernieuwbare warmte en hernieuwbare elektriciteit.

  • 2 Voor de subsidie voor de productie van hernieuwbare warmte of hernieuwbare warmte en hernieuwbare elektriciteit geldt het fasebedrag per kWh dat is vastgesteld voor de fase waarin de subsidie-aanvrager zijn al dan niet volledige aanvraag indient, tenzij dat fasebedrag hoger is dan het basisbedrag vastgesteld voor de betreffende categorie productie-installaties, bedoeld in artikel 44, in welk geval dit basisbedrag geldt.

  • 3 Bij regeling van Onze Minister kan voor een categorie productie-installaties een fasebedrag worden vastgesteld dat afwijkt van het fasebedrag vastgesteld op grond van het eerste lid.

Artikel 44

  • 1 Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, wordt per categorie productie-installaties een basisbedrag per kWh vastgesteld voor de subsidie voor de productie van hernieuwbare warmte of hernieuwbare warmte en hernieuwbare elektriciteit.

  • 2 Het basisbedrag bedraagt ten hoogste de gemiddelde kosten per kWh voor het produceren van hernieuwbare warmte of hernieuwbare warmte en hernieuwbare elektriciteit per categorie productie-installaties.

  • 3 Voor de kWh die voor subsidie in aanmerking komen kunnen verschillende basisbedragen gelden die zijn gerelateerd aan:

    • a. de hoeveelheid geproduceerde kWh die voor subsidie in aanmerking komt;

    • b. het aantal vollasturen van de productie-installatie;

    • c. het rendement van de productie-installatie.

Artikel 45

  • 1 Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, wordt ten behoeve van de correctie van het fasebedrag of basisbedrag, bedoeld in artikel 44 en de vaststelling van het bedrag dat de subsidie ten hoogste bedraagt, bedoeld in artikel 49, een basisenergieprijs per kWh vastgesteld die kan verschillen per categorie productie-installaties of per soort toepassing van de energie.

  • 2 Binnen een categorie productie-installaties kunnen verschillende basisenergieprijzen gelden die gerelateerd zijn aan de hoeveelheid geproduceerde kWh die voor subsidie in aanmerking komt.

  • 3 Indien op grond van het eerste lid aparte basisprijzen per kWh worden vastgesteld per soort toepassing van energie geldt voor het aantal kWh met een soort toepassing bij de toepassing van de artikelen 46, 47, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, en 49 de basisenergieprijs of energieprijs voor de betreffende soort toepassing.

Artikel 46

Het fasebedrag, bedoeld in artikel 43a, of het basisbedrag, bedoeld in artikel 44, en de basisenergieprijs, bedoeld in artikel 45, die gelden op het moment van aanvraag van de subsidie, gelden gedurende de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt.

Artikel 47

  • 1 Voor elke subsidie-ontvanger geldt dat het fasebedrag of basisbedrag in elk kalenderjaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt wordt gecorrigeerd met:

    • a. de energieprijs of, indien de energieprijs lager is dan de in artikel 45 bedoelde basisenergieprijs, de in artikel 45 bedoelde basisenergieprijs;

    • b. de waarde van garanties van oorsprong;

    • c. andere bij ministeriële regeling vast te stellen correcties die een substantiële invloed hebben op het verschil tussen de gemiddelde kostprijs van hernieuwbare warmte of hernieuwbare warmte en hernieuwbare elektriciteit en de relevante gemiddelde marktprijs van warmte of warmte en elektriciteit en die voortvloeien uit maatregelen van de overheid.

  • 2 De energieprijs, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, bedraagt de gemiddelde waarde voor de betreffende soort energie, die kan worden gecorrigeerd voor een bepaalde periode waarin de waarde voor de betreffende soort energie negatief is. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld in welke gevallen en over de wijze waarop deze correctie plaatsvindt.

  • 3 In de beschikking tot subsidieverlening kan Onze Minister bepalen dat, in aanvulling op het eerste lid, het fasebedrag of basisbedrag wordt gecorrigeerd met een bedrag per kWh in verband met de opbrengsten die voor de subsidie-ontvanger voortvloeien uit het systeem van verhandelbare broeikasgasemissierechten, bedoeld in titel 16.2 van de Wet milieubeheer.

  • 4 Bij ministeriële regeling worden jaarlijks voor 1 april de in het eerste en derde lid bedoelde correcties voor het voorgaande kalenderjaar vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties en binnen een categorie productie-installaties indien op grond van artikel 45 verschillende basisenergieprijzen voor een categorie productie-installaties zijn vastgesteld.

  • 5 Ten behoeve van de voorschotverlening worden bij ministeriële regeling jaarlijks voor 1 november de in het eerste en derde lid bedoelde correcties voor het volgende kalenderjaar vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties en binnen een categorie productie-installaties indien op grond van artikel 45 verschillende basisenergieprijzen voor een categorie productie-installaties zijn vastgesteld en waarbij voor de elektriciteitsprijs de gemiddelde waarde in de periode 1 september tot en met 31 augustus, of in een bij ministeriele regeling te bepalen periode, voorafgaand aan het kalenderjaar wordt gehanteerd. Indien na 1 november bij ministeriële regeling een andere categorie productie-installaties wordt aangewezen waarvoor subsidie kan worden aangevraagd, worden de in het eerste en derde lid bedoelde correcties ten behoeve van de voorschotverlening voor die categorie productie-installaties bij die ministeriële regeling vastgesteld.

  • 6 Indien een productie-installatie geheel of gedeeltelijk bestaat uit gebruikte materialen, kan Onze Minister in de beschikking tot subsidieverlening een correctie op het ingevolge het eerste lid geldende bedrag vaststellen.

  • 7 Indien een productie-installatie ingrijpend wordt gerenoveerd, kan Onze Minister in de beschikking tot subsidieverlening een correctie op het ingevolge het eerste lid geldende bedrag vaststellen.

  • 8 Indien het ingevolge het eerste, derde, zesde of zevende lid geldende bedrag negatief is, bedraagt het bedrag nul.

Artikel 48

  • 1 De subsidie die een subsidie-ontvanger ontvangt wordt bepaald door:

    • a. met elkaar te vermenigvuldigen:

      • 1°. het aantal kWh dat in elk kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt en waarvoor garanties van oorsprong aantonen dat de producent met zijn productie-installatie voor hernieuwbare warmte en hernieuwbare elektriciteit in het betreffende kalenderjaar een hoeveelheid hernieuwbare warmte heeft geproduceerd die nuttig is gebruikt en hernieuwbare elektriciteit heeft geproduceerd en op een elektriciteitsnet heeft ingevoed, met

      • 2°. het voor het betreffende kalenderjaar op basis van artikel 47 geldende gecorrigeerde fasebedrag of basisbedrag, en

    • b. de overeenkomstig onderdeel a berekende bedragen voor ieder kalenderjaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt bij elkaar op te tellen.

  • 2 Het aantal kWh dat jaarlijks voor subsidie in aanmerking komt bedraagt ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening vastgestelde maximum aantal kWh dat per jaar kan verschillen en dat gebaseerd is op het vermogen van de installatie en het aantal vollasturen. Indien de waarde voor elektriciteit gedurende een bepaalde periode negatief is, kan het aantal kWh dat jaarlijks voor subsidie in aanmerking komt worden gecorrigeerd. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld in welke gevallen en over de wijze waarop deze correctie plaatsvindt.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan voor een categorie productie-installaties worden bepaald dat indien in een jaar minder kWh is geproduceerd dan het aantal kWh dat het betreffende jaar voor subsidie in aanmerking komt, het verschil in kWh bij het aantal kWh dat het volgende jaar voor subsidie in aanmerking komt wordt opgeteld. Bij ministeriële regeling kan een maximum, dat per jaar kan verschillen, worden gesteld aan het aantal kWh dat opgeteld wordt bij het aantal kWh dat het volgende jaar voor subsidie in aanmerking komt.

  • 4 Bij ministeriële regeling kan voor een categorie productie-installaties worden bepaald dat indien in een jaar meer kWh is geproduceerd of uit vorige jaren is overgebracht dan het aantal kWh dat het betreffende jaar voor subsidie in aanmerking komt, waarbij het verschil in kWh dat in een vorig jaar minder is geproduceerd ingevolge het derde lid reeds is opgeteld, het verschil in kWh bij het aantal geproduceerde kWh van het volgende jaar wordt opgeteld. Bij ministeriële regeling kan een maximum, dat per jaar kan verschillen, worden gesteld aan het aantal geproduceerde kWh dat opgeteld wordt bij het aantal geproduceerde kWh van het volgende jaar.

  • 5 Bij ministeriële regeling kan ten behoeve van de berekening van het maximum aantal kWh, bedoeld in het tweede lid, voor een categorie van productie-installaties een maximum aantal vollasturen worden bepaald.

  • 6 Indien een subsidie-ontvanger uitsluitend hernieuwbare warmte produceert wordt voor de berekening van de subsidie in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, ten eerste, genomen het aantal kWh dat in elk kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt en waarvoor de producent kan aantonen dat hij met zijn productie-installatie voor hernieuwbare warmte in het betreffende kalenderjaar een hoeveelheid hernieuwbare warmte heeft geproduceerd die nuttig is gebruikt.

  • 7 Indien een subsidie-ontvanger hernieuwbare warmte en hernieuwbare elektriciteit produceert met een bij ministeriële regeling aangewezen productie-installatie, wordt bij de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, ten eerste, opgeteld het aantal kWh dat in elk kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt en waarvoor garanties van oorsprong voor niet-netlevering zijn verstrekt die aantonen dat de producent met zijn productie-installatie in het betreffende kalenderjaar een hoeveelheid hernieuwbare elektriciteit heeft geproduceerd en op de eigen installatie heeft ingevoed.

Artikel 49

De subsidie bedraagt ten hoogste het verschil tussen het fasebedrag, bedoeld in artikel 43a, of het basisbedrag, bedoeld artikel 44, en de basisenergieprijs, bedoeld in artikel 45, vermenigvuldigd met het in de beschikking tot subsidieverlening voor de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt bepaald maximum aantal kWh.

§ 5.3. Subsidie volgorde rangschikking

Artikel 50

De bepalingen in deze paragraaf gelden indien ingevolge artikel 2, derde lid, wordt gekozen voor verdeling op volgorde van rangschikking.

Artikel 51

  • 1 Bij de aanvraag tot subsidieverlening wordt door de producent een tenderbedrag per kWh opgegeven. Bij een gebundelde aanvraag is het door de producent opgegeven tenderbedrag van toepassing op alle aanvragen die deel uitmaken van de gebundelde aanvraag.

  • 2 Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, wordt per categorie productie-installaties een maximum tenderbedrag per kWh voor hernieuwbare warmte of hernieuwbare warmte en hernieuwbare elektriciteit bepaald.

  • 3 Het maximum tenderbedrag bedraagt maximaal de gemiddelde kosten per kWh voor het produceren van hernieuwbare warmte of hernieuwbare warmte en hernieuwbare elektriciteit per categorie van productie-installaties.

Artikel 52

  • 1 Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, wordt ten behoeve van de correctie van het tenderbedrag, bedoeld in artikel 54, en de vaststelling van het bedrag dat de subsidie ten hoogste bedraagt, bedoeld in artikel 55a, een basisenergieprijs per kWh vastgesteld die kan verschillen per categorie productie-installaties of per soort toepassing van de warmte.

  • 2 Binnen een categorie productie-installaties kunnen verschillende basisenergieprijzen gelden die gerelateerd zijn aan de hoeveelheid geproduceerde kWh die voor subsidie in aanmerking komt.

  • 3 Indien op grond van het eerste lid aparte basisprijzen per kWh worden vastgesteld per soort toepassing van warmte geldt voor het aantal kWh met een soort toepassing bij de toepassing van de artikelen 53, 54, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, en 55a de basisenergieprijs of energieprijs voor de betreffende soort toepassing.

Artikel 53

  • 1 Het door de producent opgegeven tenderbedrag, bedoeld in artikel 51, eerste lid, geldt gedurende de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt.

  • 2 De basisenergieprijs of basisenergieprijzen, bedoeld in artikel 52, die gelden op het moment van aanvraag van de subsidie, gelden gedurende de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt.

Artikel 54

  • 1 Voor elke subsidie-ontvanger geldt dat het tenderbedrag in elk kalenderjaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt wordt gecorrigeerd met:

    • a. de energieprijs of, indien de energieprijs lager is dan de in artikel 52 bedoelde basisenergieprijs, de in artikel 52 bedoelde basisenergieprijs;

    • b. de waarde van de garanties van oorsprong;

    • c. andere bij ministeriële regeling vast te stellen correcties die een substantiële invloed hebben op het verschil tussen de gemiddelde kostprijs van hernieuwbare warmte en de relevante gemiddelde marktprijs van warmte en die voortvloeien uit maatregelen van de overheid.

  • 2 De energieprijs, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, bedraagt de gemiddelde waarde voor de betreffende soort energie, die kan worden gecorrigeerd voor een bepaalde periode waarin de waarde voor de betreffende soort energie negatief is. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld in welke gevallen en over de wijze waarop deze correctie plaatsvindt.

  • 3 In de beschikking tot subsidieverlening kan Onze Minister bepalen dat, in aanvulling op het eerste lid, het tenderbedrag wordt gecorrigeerd met een bedrag per kWh opbrengsten die voor de subsidie-ontvanger voortvloeien uit het systeem van verhandelbare broeikasgasemissierechten, bedoeld in titel 16.2 van de Wet milieubeheer.

  • 4 Bij ministeriële regeling worden jaarlijks voor 1 april de in het eerste en derde lid bedoelde correcties voor het voorgaande kalenderjaar vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties en binnen een categorie productie-installaties indien op grond van artikel 52 verschillende basisenergieprijzen voor een categorie productie-installaties zijn vastgesteld.

  • 5 Ten behoeve van de voorschotverlening worden bij ministeriële regeling jaarlijks voor 1 november de in het eerste en derde lid bedoelde correcties voor het volgende kalenderjaar vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties en binnen een categorie productie-installaties indien op grond van artikel 52 verschillende basisenergieprijzen voor een categorie productie-installaties zijn vastgesteld en waarbij voor de elektriciteitsprijs de gemiddelde waarde in de periode 1 september tot en met 31 augustus, of in een bij ministeriele regeling te bepalen periode, voorafgaand aan het kalenderjaar wordt gehanteerd. Indien na 1 november bij ministeriële regeling een andere categorie productie-installaties wordt aangewezen waarvoor subsidie kan worden aangevraagd, worden de in het eerste en derde lid bedoelde correcties ten behoeve van de voorschotverlening voor die categorie productie-installaties bij die ministeriële regeling vastgesteld.

  • 6 Indien het ingevolge het eerste of derde lid geldende bedrag negatief is, bedraagt het bedrag nul.

Artikel 55

  • 1 De subsidie die een subsidie-ontvanger ontvangt wordt bepaald door:

    • a. met elkaar te vermenigvuldigen:

      • 1°. het aantal kWh dat in elk kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt en waarvoor garanties van oorsprong aantonen dat de producent met zijn productie-installatie voor hernieuwbare warmte en hernieuwbare elektriciteit in het betreffende kalenderjaar een hoeveelheid hernieuwbare warmte heeft geproduceerd die nuttig is gebruikt en hernieuwbare elektriciteit heeft geproduceerd en op een elektriciteitsnet heeft ingevoed, met

      • 2°. het voor het betreffende kalenderjaar op basis van artikel 54 geldende gecorrigeerde tenderbedrag, en

    • b. de overeenkomstig onderdeel a berekende bedragen voor ieder kalenderjaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt bij elkaar op te tellen.

  • 2 Het aantal kWh dat jaarlijks voor subsidie in aanmerking komt bedraagt ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening vastgestelde maximum aantal kWh dat per jaar kan verschillen en dat gebaseerd is op het vermogen van de installatie en het aantal vollasturen. Indien de waarde voor elektriciteit gedurende een bepaalde periode negatief is, kan het aantal kWh dat jaarlijks voor subsidie in aanmerking komt worden gecorrigeerd. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld in welke gevallen en over de wijze waarop deze correctie plaatsvindt.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan voor een categorie productie-installaties worden bepaald dat indien in een jaar minder kWh is geproduceerd dan het aantal kWh dat het betreffende jaar voor subsidie in aanmerking komt, het verschil in kWh bij het aantal kWh dat het volgende jaar voor subsidie in aanmerking komt wordt opgeteld. Bij ministeriële regeling kan een maximum, dat per jaar kan verschillen, worden gesteld aan het aantal kWh dat opgeteld wordt bij het aantal kWh dat het volgende jaar voor subsidie in aanmerking komt.

  • 4 Bij ministeriële regeling kan voor een categorie productie-installaties worden bepaald dat indien in een jaar meer kWh is geproduceerd of uit vorige jaren is overgebracht dan het aantal kWh dat het betreffende jaar voor subsidie in aanmerking komt, waarbij het verschil in kWh dat in een vorig jaar minder is geproduceerd ingevolge het derde lid reeds is opgeteld, het verschil in kWh bij het aantal geproduceerde kWh van het volgende jaar wordt opgeteld. Bij ministeriële regeling kan een maximum, dat per jaar kan verschillen, worden gesteld aan het aantal geproduceerde kWh dat opgeteld wordt bij het aantal geproduceerde kWh van het volgende jaar.

  • 5 Bij ministeriële regeling kan ten behoeve van de berekening van het maximum aantal kWh, bedoeld in het tweede lid voor een categorie productie-installaties een maximum aantal vollasturen worden bepaald.

  • 6 Indien een subsidie-ontvanger uitsluitend hernieuwbare warmte produceert wordt voor de berekening van de subsidie in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, ten eerste, genomen het aantal kWh dat in elk kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt en waarvoor de producent kan aantonen dat de producent met zijn productie-installatie voor hernieuwbare warmte in het betreffende kalenderjaar een hoeveelheid hernieuwbare warmte heeft geproduceerd die nuttig is gebruikt.

  • 7 Indien een subsidie-ontvanger hernieuwbare warmte en hernieuwbare elektriciteit produceert met een bij ministeriële regeling aangewezen productie-installatie, wordt bij de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, ten eerste, opgeteld het aantal kWh dat in elk kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt en waarvoor garanties van oorsprong voor niet-netlevering zijn verstrekt die aantonen dat de producent met zijn productie-installatie in het betreffende kalenderjaar een hoeveelheid hernieuwbare elektriciteit heeft geproduceerd en op de eigen installatie heeft ingevoed.

Artikel 55a

De subsidie bedraagt ten hoogste het verschil tussen het tenderbedrag, bedoeld in artikel 51, en de basisenergieprijs, bedoeld in artikel 52, vermenigvuldigd met het in de beschikking tot subsidieverlening voor de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt bepaald maximum aantal kWh.

§ 5a. Subsidie voor projecten in andere lidstaten

Artikel 55b

  • 1 Aan de producent van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas, hernieuwbare warmte of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte, geproduceerd door een bij regeling van Onze Minister aan te wijzen categorie productie-installaties die zich bevinden in een lidstaat waarmee een samenwerking is overeengekomen als bedoeld in artikel 9 van de richtlijn (EU) 2018/2001, kan subsidie worden verleend.

  • 2 Het bepaalde bij of krachtens de paragrafen 1 tot en met 5 van dit besluit zijn van overeenkomstige toepassing op de subsidieverlening, bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat:

    • a. het elektriciteits-, gas- of warmtenet waarop wordt ingevoed niet in Nederland, maar in de betreffende lidstaat ligt;

    • b. met de elektriciteit-, gas-, of energieprijs, de prijs wordt bedoeld in de betreffende lidstaat of in het relevante gebied;

    • c. met «garanties van oorsprong» wordt bedoeld: de garanties van oorsprong afgegeven in de betreffende lidstaat overeenkomstig het bepaalde in artikel 19 van de richtlijn (EU) 2018/2001;

    • d. met «productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie op zee» wordt bedoeld: een productie-installatie die is opgericht op zee, waarmee hernieuwbare elektriciteit wordt geproduceerd met behulp van windenergie.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel, waarbij in ieder geval regels kunnen worden gesteld over de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover, de verplichtingen van de subsidie-ontvanger, de vaststelling van de subsidie en het verlenen van voorschotten.

§ 5b. Subsidie voor vermindering broeikasgas

§ 5b.1. Algemeen

Artikel 55c

Aan de producent die broeikasgas vermindert door een bij regeling van Onze Minister aan te wijzen categorie productie-installaties, kan subsidie worden verleend.

§ 5b.2. Subsidie volgorde binnenkomst

Artikel 55d

De bepalingen in deze paragraaf gelden indien ingevolge artikel 2, derde lid, wordt gekozen voor verdeling op volgorde van binnenkomst.

Artikel 55e

  • 1 Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, wordt per fase een fasebedrag per 1000 kg broeikasgasvermindering vastgesteld voor de subsidie voor de vermindering van broeikasgas.

  • 2 Voor de subsidie voor de vermindering van broeikasgas geldt het fasebedrag per 1000 kg broeikasgasvermindering dat is vastgesteld voor de fase waarin de subsidie-aanvrager zijn aanvraag indient, tenzij dat fasebedrag hoger is dan het basisbedrag vastgesteld voor de desbetreffende categorie productie-installaties, bedoeld in artikel 55f, in welk geval dit basisbedrag geldt.

  • 3 Bij regeling van Onze Minister kan voor een categorie productie-installaties een fasebedrag worden vastgesteld dat afwijkt van het fasebedrag vastgesteld op grond van het eerste lid.

Artikel 55f

  • 1 Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, wordt per categorie productie-installaties een basisbedrag per 1000 kg broeikasgas vastgesteld voor de subsidie voor de vermindering van broeikasgas.

  • 2 Het basisbedrag bedraagt ten hoogste de gemiddelde kosten per 1000 kg verminderde broeikasgas per categorie van productie-installaties.

  • 3 Voor de subsidiabele productie kunnen verschillende basisbedragen gelden die zijn gerelateerd aan:

    • a. de hoeveelheid verminderde kg broeikasgas in Nederland;

    • b. het aantal vollasturen van de productie-installatie;

    • c. het rendement van de productie-installatie.

Artikel 55g

  • 1 Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, wordt ten behoeve van de correctie van het fasebedrag of basisbedrag, bedoeld in artikel 55i en de vaststelling van het bedrag dat de subsidie ten hoogste bedraagt, bedoeld in artikel 55k, een basisbroeikasgasbedrag per 1000kg broeikasgas vastgesteld dat kan verschillen per categorie productie-installaties.

  • 2 Binnen een categorie productie-installaties kunnen verschillende basisbroeikasgasbedragen gelden die:

    • a. gerelateerd zijn aan de hoeveelheid verminderde broeikasgas die voor subsidie in aanmerking komt;

    • b. verschillen tussen productie-installaties die wel en productie-installaties die geen broeikasgasinstallatie zijn als bedoeld in titel 16.2 van de Wet milieubeheer;

    • c. verschillen per soort toepassing van het primaire product of per soort vermindering van broeikasgas.

  • 3 Voor het basisbroeikasgasbedrag kunnen de marktprijs van het primaire product dat de productie-installatie produceert of de opbrengsten of vermeden kosten die voor de subsidie-ontvanger voortvloeien uit het systeem van verhandelbare broeikasgasemissierechten, bedoeld in titel 16.2 van de Wet milieubeheer afzonderlijk vastgesteld worden.

  • 4 De hoogte van het basisbroeikasgasbedrag bedraagt tweederde van het langetermijnbroeikasgasbedrag.

Artikel 55h

Het fasebedrag, bedoeld in artikel 55e, of het basisbedrag, bedoeld in artikel 55f, en het basisbroeikasgasbedrag, bedoeld in artikel 55g, die gelden op het moment van aanvraag van de subsidie, gelden gedurende de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt.

Artikel 55i

  • 1 Voor elke subsidie-ontvanger geldt dat het fasebedrag of basisbedrag in elk kalenderjaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt wordt gecorrigeerd met:

    • a. de prijs van het primaire product dat door de productie-installatie wordt geproduceerd;

    • b. de opbrengsten of vermeden kosten die voor de subsidie-ontvanger voortvloeien uit het systeem van verhandelbare broeikasgasemissierechten, bedoeld in titel 16.2 van de Wet milieubeheer;

    • c. andere bij ministeriële regeling vast te stellen correcties die een substantiële invloed hebben op het verschil tussen de gemiddelde kostprijs van de vermindering broeikasgas en de relevante gemiddelde marktprijs van de vermindering van broeikasgas en die voortvloeien uit maatregelen van de overheid.

  • 2 Indien de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde correctie lager is dan het in artikel 55g, eerste of tweede lid, bedoelde basisbroeikasgasbedrag, dan geldt het in dat desbetreffende artikellid bedoelde basisbroeikasgasbedrag, tenzij de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde correctie gelijk is aan nul, dan geldt dat basisbroeikasgasbedrag indien de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde correctie lager is dan dat basisbroeikasgasbedrag.

  • 3 Bij ministeriële regeling worden jaarlijks voor 1 april de in het eerste lid bedoelde correcties vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties en binnen een categorie productie-installaties indien op grond van artikel 55g verschillende basisbroeikasgasbedragen voor een categorie productie-installaties zijn vastgesteld.

  • 4 Ten behoeve van de voorschotverlening worden bij ministeriële regeling jaarlijks voor 1 november de in het eerste lid bedoelde correcties voor het volgende kalenderjaar vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties en binnen een categorie productie-installaties indien op grond van artikel 55g verschillende basisbroeikasgasbedragen voor een categorie productie-installaties zijn vastgesteld, en waarbij voor de kostprijs van de vermindering van broeikasgas de gemiddelde waarde in de periode 1 september tot en met 31 augustus, of in een bij ministeriële regeling te bepalen periode, voorafgaand aan het kalenderjaar wordt gehanteerd. Indien na 1 november bij ministeriële regeling een andere categorie productie-installaties wordt aangewezen waarvoor subsidie kan worden aangevraagd, worden de in het eerste lid bedoelde correcties ten behoeve van de voorschotverlening voor die categorie productie-installaties bij die ministeriële regeling vastgesteld.

  • 5 Indien een productie-installatie geheel of gedeeltelijk bestaat uit gebruikte materialen, kan Onze Minister in de beschikking tot subsidieverlening een correctie op het ingevolge het eerste lid geldende subsidiebedrag vaststellen.

  • 6 Indien een productie-installatie ingrijpend wordt gerenoveerd, kan Onze Minister in de beschikking tot subsidieverlening een correctie op het ingevolge het eerste lid geldende subsidiebedrag vaststellen.

  • 7 Indien het ingevolge het eerste, vijfde of zesde lid geldende bedrag negatief is, bedraagt het bedrag nul.

Artikel 55j

  • 1 De subsidie die een subsidie-ontvanger ontvangt wordt bepaald door:

    • a. met elkaar te vermenigvuldigen:

      • 1°. het aantal kg verminderde broeikasgas dat in elk kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt, met

      • 2°. het voor het desbetreffende kalenderjaar op basis van artikel 55i geldende gecorrigeerde fasebedrag of basisbedrag; en

    • b. de overeenkomstig onderdeel a berekende bedragen voor ieder kalenderjaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt bij elkaar op te tellen.

  • 2 Het aantal kg verminderde broeikasgas dat jaarlijks voor subsidie in aanmerking komt bedraagt ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening vastgestelde maximum aantal kg broeikasgas dat per jaar kan verschillen en dat gebaseerd is op de capaciteit, het rendement en het aantal vollasturen van de installatie.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan voor een categorie productie-installaties worden bepaald dat indien in een jaar minder kg broeikasgas is verminderd dan het aantal kg dat het desbetreffende jaar voor subsidie in aanmerking komt, het verschil in kg bij het aantal kg dat het volgende jaar voor subsidie in aanmerking komt wordt opgeteld. Bij ministeriële regeling kan een maximum, dat per jaar kan verschillen, worden gesteld aan het aantal kg broeikasgas dat opgeteld wordt bij het aantal kg broeikasgas dat het volgende jaar voor subsidie in aanmerking komt.

  • 4 Bij ministeriële regeling kan voor een categorie productie-installaties worden bepaald dat indien in een jaar meer kg broeikasgas is verminderd of uit vorige jaren is overgebracht dan het aantal kg verminderde broeikasgas dat het desbetreffende jaar voor subsidie in aanmerking komt, waarbij het verschil in kg broeikasgas dat in een vorig jaar minder is verminderd ingevolge het derde lid reeds is opgeteld, het verschil in kg bij het aantal kg verminderde broeikasgas van het volgende jaar wordt opgeteld. Bij ministeriële regeling kan een maximum, dat per jaar kan verschillen, worden gesteld aan het aantal verminderde kg broeikasgas dat opgeteld wordt bij het aantal kg broeikasgas dat het volgende jaar voor subsidie in aanmerking komt.

  • 5 Bij ministeriële regeling kan ten behoeve van de berekening van het maximum aantal kg broeikasgas, bedoeld in het tweede lid, per categorie productie-installaties een maximum aantal vollasturen worden bepaald.

  • 6 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop het aantal kg verminderde broeikasgas moet worden vastgesteld of berekend.

Artikel 55k

De subsidie bedraagt ten hoogste het verschil tussen het fasebedrag, bedoeld in artikel 55e, of het basisbedrag, bedoeld in artikel 55f, en het basisbroeikasgasbedrag, bedoeld in artikel 55g, vermenigvuldigd met het in de beschikking tot subsidieverlening voor de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt bepaald maximum aantal kg verminderde broeikasgas.

§ 5b.3. Subsidie volgorde rangschikking

Artikel 55l

De bepalingen in deze paragraaf gelden indien ingevolge artikel 2, derde lid, wordt gekozen voor verdeling op volgorde van rangschikking.

Artikel 55m

  • 1 Bij de aanvraag tot subsidieverlening wordt door de producent een tenderbedrag per 1000 kg vermindering van broeikasgas opgegeven. Bij een gebundelde aanvraag is het door de producent opgegeven tenderbedrag van toepassing op alle aanvragen die deel uitmaken van de gebundelde aanvraag.

  • 2 Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, wordt per categorie productie-installaties een maximum tenderbedrag per verminderde kg broeikasgas bepaald.

  • 3 Het tenderbedrag bedraagt ten hoogste de gemiddelde kosten per 1000 kg vermindering van broeikasgas per categorie van productie-installaties.

Artikel 55n

  • 1 Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, wordt ten behoeve van de correctie van het tenderbedrag, bedoeld in artikel 55p, en de vaststelling van het bedrag dat de subsidie ten hoogste bedraagt, bedoeld in artikel 55r, een basisbroeikasgasbedrag per 1000 kg broeikasgas vastgesteld dat kan verschillen voor verschillende categorieën productie-installaties.

  • 2 Binnen een categorie productie-installaties kunnen verschillende basisbroeikasgasbedragen gelden die:

    • a. gerelateerd zijn aan de hoeveelheid verminderde broeikasgas die voor subsidie in aanmerking komt;

    • b. verschillen tussen productie-installaties die wel en productie-installaties die geen broeikasgasinstallatie zijn als bedoeld in titel 16.2 van de Wet milieubeheer;

    • c. verschillen per soort toepassing van het primaire product of per soort vermindering van broeikasgas.

  • 3 Voor het basisbroeikasgasbedrag kunnen de marktprijs van het primaire product dat de productie-installatie produceert of de opbrengsten of vermeden kosten die voor de subsidie-ontvanger voortvloeien uit het systeem van verhandelbare broeikasgasemissierechten, bedoeld in titel 16.2 van de Wet milieubeheer afzonderlijk vastgesteld worden.

  • 4 De hoogte van het basisbroeikasgasbedrag bedraagt tweederde van het langetermijnbroeikasgasbedrag.

Artikel 55o

  • 1 Het door de producent opgegeven tenderbedrag, bedoeld in artikel 55m, geldt gedurende de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt.

  • 2 Het basisbroeikasgasbedrag, bedoeld in artikel 55n, dat geldt op het moment van aanvraag van de subsidie, geldt gedurende de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt.

Artikel 55p

  • 1 Voor elke subsidie-ontvanger geldt dat het tenderbedrag in elk kalenderjaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt wordt gecorrigeerd met:

    • a. de prijs van het primaire product dat door de productie-installatie wordt geproduceerd;

    • b. de opbrengsten of vermeden kosten die voor de subsidie-ontvanger voortvloeien uit het systeem van verhandelbare broeikasgasemissierechten, bedoeld in titel 16.2 van de Wet milieubeheer;

    • c. andere bij ministeriële regeling vast te stellen correcties die een substantiële invloed hebben op het verschil tussen de gemiddelde kostprijs van de vermindering broeikasgas en de relevante gemiddelde marktprijs van de vermindering van broeikasgas en die voortvloeien uit maatregelen van de overheid.

  • 2 Indien de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde correctie lager is dan het in artikel 55n, eerste of tweede lid, bedoelde basisbroeikasgasbedrag, dan geldt het in dat desbetreffende artikellid bedoelde basisbroeikasgasbedrag, tenzij de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde correctie gelijk is aan nul, dan geldt dat basisbroeikasgasbedrag indien de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde correctie lager is dan dat basisbroeikasgasbedrag.

  • 3 Bij ministeriële regeling worden jaarlijks voor 1 april de in het eerste en derde lid bedoelde correcties vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties en binnen een categorie productie-installaties indien op grond van artikel 55n verschillende basisbroeikasgasbedragen voor een categorie productie-installaties zijn vastgesteld.

  • 4 Ten behoeve van de voorschotverlening worden bij ministeriële regeling jaarlijks voor 1 november de in het eerste lid bedoelde correcties voor het volgende kalenderjaar vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties en binnen een categorie productie-installaties indien op grond van artikel 55n verschillende basisbroeikasgasbedragen voor een categorie productie-installaties zijn vastgesteld, en waarbij voor de kostprijs broeikasgas de gemiddelde waarde in de periode 1 september tot en met 31 augustus, of in een bij ministeriële regeling te bepalen periode, voorafgaand aan het kalenderjaar wordt gehanteerd. Indien na 1 november bij ministeriële regeling een andere categorie productie-installaties wordt aangewezen waarvoor subsidie kan worden aangevraagd, worden de in het eerste lid bedoelde correcties ten behoeve van de voorschotverlening voor die categorie productie-installaties bij die ministeriële regeling vastgesteld.

  • 5 Indien het ingevolge het eerste lid geldende bedrag negatief is, bedraagt het bedrag nul.

Artikel 55q

  • 1 De subsidie die een subsidie-ontvanger ontvangt wordt bepaald door:

    • a. met elkaar te vermenigvuldigen:

      • 1°. het aantal kg verminderde broeikasgas dat in elk kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt, met

      • 2°. het voor het betreffende kalenderjaar op basis van artikel 55p geldende gecorrigeerde tenderbedrag, en

    • b. de overeenkomstig onderdeel a berekende bedragen voor ieder kalenderjaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt bij elkaar op te tellen.

  • 2 Het aantal kg verminderde broeikasgas dat jaarlijks voor subsidie in aanmerking komt bedraagt ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening vastgestelde maximum aantal kg broeikasgas dat per jaar wordt verminderd en dat gebaseerd is op de capaciteit, het rendement en het aantal vollasturen van de installatie.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan voor een categorie productie-installaties worden bepaald dat indien in een jaar minder kg broeikasgas is verminderd dan het aantal kg dat het desbetreffende jaar voor subsidie in aanmerking komt, het verschil in kg bij het aantal kg dat het volgende jaar voor subsidie in aanmerking komt wordt opgeteld. Bij ministeriële regeling kan een maximum, dat per jaar kan verschillen, worden gesteld aan het aantal kg broeikasgas dat opgeteld wordt bij het aantal kg broeikasgas dat het volgende jaar voor subsidie in aanmerking komt

  • 4 Bij ministeriële regeling kan voor een categorie productie-installaties worden bepaald dat indien in een jaar meer kg broeikasgas is verminderd of uit vorige jaren is overgebracht dan het aantal kg broeikasgas dat het desbetreffende jaar voor subsidie in aanmerking komt, waarbij het verschil in kg broeikasgas dat in een vorig jaar minder is verminderd ingevolge het derde lid reeds is opgeteld, het verschil in kg bij het aantal kg verminderde broeikasgas van het volgende jaar wordt opgeteld. Bij ministeriële regeling kan een maximum, dat per jaar kan verschillen, worden gesteld aan het aantal verminderde kg broeikasgas dat opgeteld wordt bij het aantal kg broeikasgas dat het volgende jaar voor subsidie in aanmerking komt.

  • 5 Bij ministeriële regeling kan ten behoeve van de berekening van het maximum aantal kg broeikasgas, bedoeld in het tweede lid, per categorie productie-installaties een maximum aantal vollasturen worden bepaald.

  • 6 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop het aantal kg verminderde broeikasgas moet worden vastgesteld of berekend.

Artikel 55r

De subsidie bedraagt ten hoogste het verschil tussen het tenderbedrag, bedoeld in artikel 55m, en het basisbroeikasgasbedrag, bedoeld in artikel 55n, vermenigvuldigd met het in de beschikking tot subsidieverlening voor de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt bepaald maximum aantal kg verminderde broeikasgas.

§ 6. Algemene bepalingen over aanvraag en beslissing op de aanvraag

Artikel 56

  • 1 Een aanvraag om subsidieverlening wordt ingediend met gebruikmaking van een middel, dat door Onze Minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen een of meer categorieën productie-installaties worden aangewezen waarvoor een gebundelde aanvraag kan worden ingediend.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan voor een categorie productie-installaties worden bepaald dat per openstellingsperiode of per kalenderjaar per adres waarop een productie-installatie is of wordt geplaatst maximaal één aanvraag kan worden ingediend.

  • 4 Een aanvraag tot subsidieverlening bevat gegevens over:

    • a. de subsidie-aanvrager, waaronder naam, adres en rekeningnummer;

    • b. voor zover de subsidie-aanvrager een samenwerkingsverband is, een overzicht van de deelnemers aan het samenwerkingsverband;

    • c. de categorie productie-installatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • d. de locatie waar de productie-installatie wordt geplaatst;

    • e. de hoeveelheid op te wekken en in te voeden kWh, dan wel in Nederland te verminderen kg broeikasgas, van iedere productie-installatie per kalenderjaar gedurende de periode waarover subsidie wordt verstrekt;

    • f. het tijdschema betreffende de ingebruikname van de productie-installatie.

  • 5 Bij ministeriële regeling kan voor categorieën productie-installaties worden bepaald dat aan het vierde lid, onderdeel d, niet behoeft te zijn voldaan, in welk geval bij die regeling aanvullende voorwaarden kunnen worden gesteld aan de documenten die krachtens het vierde lid bij een subsidieaanvraag moeten worden gevoegd.

  • 6 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat een haalbaarheidsstudie of de vergunningen die vereist zijn voor de realisatie van de productie-installatie bij een aanvraag worden gevoegd. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt naar categorie productie-installatie, op te wekken vermogen of aan te vragen subsidiebedrag en kunnen eisen worden gesteld waaraan de haalbaarheidsstudie moet voldoen.

  • 7 Bij ministeriële regeling kunnen indien dit noodzakelijk is voor de beoordeling van de aanvraag andere gegevens die een aanvraag bevat of andere bescheiden die bij een aanvraag moeten worden gevoegd, worden vastgesteld. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt naar categorie productie-installatie, op te wekken vermogen of aan te vragen subsidiebedrag.

Artikel 57

  • 1 Onze Minister beslist op een aanvraag:

    • a. om een subsidie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas of hernieuwbare warmte dan wel de vermindering van broeikasgas die wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst, binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag;

    • b. om een subsidie voor hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas of hernieuwbare warmte dan wel de vermindering van broeikasgas die wordt verdeeld op volgorde van rangschikking, binnen dertien weken na de laatste dag van de bij ministeriële regeling vastgestelde periode.

  • 2 De in het eerste lid genoemde perioden kunnen éénmaal met ten hoogste dertien weken worden verlengd.

  • 3 Indien een gebundelde aanvraag niet leidt tot subsidieverlening door Onze Minister, kan een gebundelde aanvraag worden behandeld als één aanvraag.

  • 4 Indien Onze Minister aan de aanvrager van een gebundelde aanvraag subsidie verstrekt, verstrekt Onze Minister per productie-installatie die onderdeel is van de gebundelde aanvraag een beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 58

  • 1 Ingeval van verdeling op volgorde van binnenkomst, verdeelt Onze Minister het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, voor de toepassing van dit artikel, de dag waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften als datum van ontvangst geldt.

  • 2 Indien honorering van alle aanvragen die op één dag zijn ontvangen ertoe zou leiden dat het beschikbare subsidieplafond, of de maximale productie in kWh, of de maximale vermindering van broeikasgas in kg zou worden overschreden, worden steeds de aanvragen om subsidie met het laagste rangschikkingsbedrag, uitgedrukt in euro per 1000 kg vermindering van broeikasgas geacht eerder te zijn ontvangen. Indien honorering van alle aanvragen om subsidie met het laagste rangschikkingsbedrag, uitgedrukt in euro per 1000 kg vermindering van broeikasgas die op één dag zijn ontvangen ertoe zou leiden dat het beschikbare subsidieplafond, of de maximale productie in kWh of de maximale vermindering van broeikasgas in kg zou worden overschreden, stelt Onze Minister de volgorde van ontvangst van deze aanvragen vast door middel van loting.

  • 3 Aanvragen die worden ontvangen op werkdagen na 17.00 uur of andere dagen, worden aangemerkt als ontvangen op de eerstvolgende werkdag.

  • 4 Bij de toepassing van het tweede lid:

    • a. wordt een gebundelde aanvraag behandeld als één aanvraag, waarbij als rangschikkingsbedrag geldt het rangschikkingsbedrag van de aanvraag met het hoogste rangschikkingsbedrag van de bundel;

    • b. worden bij de loting alle op de desbetreffende dag ontvangen aanvragen met hetzelfde rangschikkingsbedrag betrokken.

Artikel 59

  • 1 Onze Minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag indien:

    • a. de aanvraag niet voldoet aan dit besluit en de daarop berustende bepalingen;

    • b. hij het onaannemelijk acht dat de productie-installatie binnen vier jaar of binnen de bij of krachtens artikel 61, eerste lid, vastgestelde termijn in gebruik wordt genomen;

    • c. hij het onaannemelijk acht dat de realisatie van de productie-installatie:

      • 1°. uitvoerbaar is;

      • 2°. technisch haalbaar is;

      • 3°. financieel haalbaar is;

      • 4°. economisch haalbaar is;

    • d. indien van toepassing één of meer vergunningen als bedoeld in artikel 56, zesde lid, niet zijn verleend.

  • 2 Bij ministeriële regeling kan voor een categorie productie-installaties worden bepaald dat Onze Minister afwijzend beslist op een aanvraag indien geen toestemming van de eigenaar van de beoogde locatie is verkregen voor het plaatsen van de productie-installatie.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de afwijzingsgronden, bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat Onze Minister in ieder geval afwijzend beslist op een aanvraag waarbij het tenderbedrag dusdanig hoog is dat de toekenning ervan bij de rangschikking op tenderbedrag leidt tot een overschrijding van het subsidieplafond.

Artikel 60

  • 1 Onze Minister rangschikt de aanvragen waarop niet met toepassing van artikel 59 afwijzend wordt beslist zodanig dat een aanvraag hoger wordt gerangschikt indien:

    • a. voor hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas of hernieuwbare warmte het tenderbedrag per kWh lager is;

    • b. voor hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas, hernieuwbare warmte of vermindering van broeikasgas het tenderbedrag per kg vermindering broeikasgas lager is;

    • c. voor hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas, hernieuwbare warmte of vermindering van broeikasgas het verschil tussen tenderbedrag en langetermijnenergieprijs of langetermijnbroeikasgasbedrag lager is.

  • 2 Voor de rangschikking kunnen bij ministeriële regeling regels worden vastgesteld met betrekking tot:

    • a. de uitwerking van de criteria, bedoeld in het eerste lid;

    • b. wegingsfactoren voor de criteria, bedoeld in het eerste lid;

    • c. de toepassing van de criteria, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Onze Minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van rangschikking van de aanvragen.

  • 4 Indien honorering van alle aanvragen die gelijk zijn gerangschikt ertoe zou leiden dat het beschikbare subsidieplafond of het aantal producenten, bedoeld in het zevende lid, zou worden overschreden, stelt Onze Minister de onderlinge rangschikking van deze aanvragen vast door middel van loting.

  • 5 Een gebundelde aanvraag wordt voor de toepassing van dit artikel behandeld als één aanvraag.

  • 6 Ten behoeve van de rangschikking van aanvragen om subsidie voor een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie op zee kan Onze Minister het door de producent opgegeven tenderbedrag met een bij ministeriële regeling vastgesteld bedrag verminderen, dat gerelateerd is aan de afstand van een productie-installatie tot de kust.

  • 7 Bij ministeriële regeling kan voor een categorie productie-installaties het aantal producenten waaraan subsidie wordt verleend, worden beperkt.

§ 7. Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 61

  • 1 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie zo spoedig mogelijk na de datum van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik. Bij ministeriële regeling wordt de periode vastgesteld waarbinnen de subsidie-ontvanger de productie-installatie in gebruik moet nemen. Deze periode kan per categorie productie-installaties verschillen.

  • 2 Een subsidie-ontvanger mag, behoudens ontheffing van Onze Minister, tot de datum van ingebruikname van een productie-installatie een beschikking tot subsidieverlening niet overdragen aan een derde.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de beschikking tot subsidieverlening wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat:

    • a. de subsidie-ontvanger verplicht is mee te werken aan het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, of

    • b. een bankgarantie wordt afgegeven tot zekerheid voor de nakoming van de in de uitvoeringsovereenkomst opgenomen verplichtingen.

    Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels over de uitvoeringsovereenkomst worden gesteld.

Artikel 62

  • 1 De subsidie-ontvanger realiseert en exploiteert de productie-installatie overeenkomstig de gegevens zoals ingediend bij de aanvraag om subsidie.

  • 2 De verplichting bedoeld in het eerste lid, geldt tot aan de dag waarop de subsidie wordt vastgesteld.

  • 3 Onze Minister kan voor het vertragen, het essentieel wijzigen of het stopzetten van de realisatie of exploitatie van de productie-installatie in afwijking van de gegevens zoals ingediend bij de aanvraag om subsidie op voorafgaand verzoek van de subsidie-ontvanger schriftelijk ontheffing verlenen van de verplichting, bedoeld in het eerste lid. Aan de ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden. Een ontheffing wordt niet verleend voor zover dit zou inhouden dat de subsidie-ontvanger de productie-installatie later in gebruik neemt dan een jaar na de dag waarop krachtens artikel 61, eerste lid, de productie-installatie in gebruik dient te zijn genomen.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere verplichtingen voor de subsidie-ontvanger worden opgelegd, die kunnen verschillen per categorie of vermogen van productie-installaties.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen nadere verplichtingen voor de subsidie-ontvanger worden opgelegd in het geval dat:

    • a. de subsidie-aanvrager een samenwerkingsverband is;

    • b. een subsidie-aanvrager, krachtens artikel 56, vijfde lid, niet hoeft te voldoen aan artikel 56, vierde lid, onderdeel d.

Artikel 63

  • 1 In de beschikking tot subsidieverlening kan aan de subsidie-ontvanger de verplichting tot het indienen van ten hoogste één maal per kalenderjaar van een tussentijds voortgangsverslag worden opgelegd dat betrekking heeft op:

    • a. de duurzaamheid van biomassa waarmee hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas of hernieuwbare warmte wordt opgewekt of broeikasgas wordt verminderd;

    • b. monitorgegevens over de bouw, productie, uitval en onderhoud van de productie-installatie.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over het tussentijds voortgangsverslag.

Artikel 63a

  • 1 In de beschikking tot subsidieverlening kan aan de subsidie-ontvanger de verplichting worden opgelegd een jaarlijkse conformiteitsbeoordelingsverklaring te overleggen in verband met de duurzaamheid van biomassa en de reductie van broeikasgassen door het gebruik van biomassa bij energietoepassingen en de volledigheid van de vereiste, krachtens artikel 11a.2 van de Wet milieubeheer afgegeven conformiteitsbeoordelingsverklaringen per levering.

  • 2 Jaarlijkse conformiteitsbeoordelingsverklaringen worden afgegeven op grond van een overeenkomstig het vijfde lid aangewezen verificatieprotocol.

  • 5 Bij ministeriële regeling worden de verificatieprotocollen, bedoeld in het tweede en derde lid, onderdeel c, aangewezen. Onze Minister maakt de verificatieprotocollen op een door hem aan te wijzen website bekend.

  • 6 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de conformiteitsbeoordelingsverklaring.

Artikel 63b

  • 1 In de beschikking tot subsidieverlening kan aan de subsidieontvanger de verplichting worden opgelegd een verklaring te overleggen over de opbrengsten en vermeden kosten die voor de subsidie-ontvanger voortvloeien uit het systeem van verhandelbare broeikasgasemissierechten, bedoeld in titel 16.2 van de Wet milieubeheer.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de verklaring, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 64

De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan Onze Minister van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surséance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

Artikel 65

De subsidie-ontvanger verstrekt desgevraagd aan Onze Minister alle bescheiden, gegevens of inlichtingen die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie.

§ 8. Voorschotten

Artikel 66

  • 1 Voor een subsidie waarvoor een beschikking tot subsidieverlening geldt, verstrekt Onze Minister ambtshalve maximaal één maal per jaar een voorschot.

Artikel 67

  • 1 Een voorschot aan een subsidie-ontvanger die hernieuwbare elektriciteit produceert bedraagt het product van:

    met dien verstande dat in het daaropvolgende kalenderjaar de hoogte van het voorschot wordt vastgesteld op basis van het in het voorgaande kalenderjaar feitelijk geproduceerde en voor subsidie in aanmerking komend aantal kWh en het gecorrigeerde bedrag, bedoeld in artikel 14, vierde lid, dan wel artikel 22, vierde lid.

  • 2 Een voorschot aan een subsidie-ontvanger die hernieuwbaar gas produceert bedraagt het product van:

    met dien verstande dat in het daaropvolgende kalenderjaar de hoogte van het voorschot wordt vastgesteld op basis van het in het voorgaande kalenderjaar feitelijk geproduceerde en voor subsidie in aanmerking komend aantal kWh en het gecorrigeerde bedrag, bedoeld in artikel 31, vierde lid, dan wel artikel 39, vierde lid.

  • 3 Een voorschot aan een subsidie-ontvanger die hernieuwbare warmte of hernieuwbare warmte en hernieuwbare elektriciteit produceert bedraagt het product van:

    met dien verstande dat in het daaropvolgende kalenderjaar de hoogte van het voorschot wordt vastgesteld op basis van het in het voorgaande kalenderjaar feitelijk geproduceerde en voor subsidie in aanmerking komend aantal kWh en het gecorrigeerde bedrag, bedoeld in artikel 47, vierde lid, dan wel artikel 54, vierde lid.

  • 4 Een voorschot aan een subsidie-ontvanger die broeikasgas vermindert bedraagt het product van:

    met dien verstande dat in het daaropvolgende kalenderjaar de hoogte van het voorschot wordt vastgesteld op basis van het in het voorgaande kalenderjaar feitelijk geproduceerde en voor subsidie in aanmerking komend aantal kg broeikasgas en het gecorrigeerde bedrag, bedoeld in artikel 55i, derde lid, dan wel artikel 55p, derde lid.

  • 6 Indien de meetgegevens niet beschikbaar zijn in het kalenderjaar, bedoeld in het eerste en derde lid, wordt in afwijking van het eerste en derde lid het voorschot uiterlijk vastgesteld in het eerstvolgende kalenderjaar nadat de meetgegevens beschikbaar zijn.

Artikel 68

  • 2 Indien de som van de maandelijkse bedragen of van het jaarlijkse bedrag die in een kalenderjaar zijn verstrekt minder dan wel meer bedraagt dan de hoogte van het voorschot dat na afloop van het kalenderjaar wordt vastgesteld, kan Onze Minister dit verrekenen met de nog te verstrekken maandelijkse of jaarlijkse bedragen.

  • 3 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de berekening van de maandelijkse bedragen en van het jaarlijkse bedrag, bedoeld in het eerste lid, en kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop de voorschotten worden verrekend, als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 69

Onze Minister verstrekt geen voorschot, indien de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan ingevolge de subsidieverlening voor hem geldende verplichtingen, indien hij failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

§ 9. Subsidievaststelling

Artikel 70

  • 1 De subsidie-ontvanger dient zijn aanvraag om subsidievaststelling in binnen zes maanden na het tijdstip waarop periode waarover subsidie wordt verstrekt, bepaald in de beschikking tot subsidieverlening, is verstreken.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat door Onze Minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 3 De aanvraag gaat vergezeld van de door Onze Minister aangegeven bescheiden.

Artikel 71

  • 1 Onze Minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken.

§ 11. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 72

Onze Minister publiceert zo snel mogelijk na 1 januari 2016, en vervolgens telkens na vijf jaar, een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van dit besluit in de praktijk.

Artikel 73

Voor een productie-installatie voor de productie van hernieuwbaar gas waarvoor subsidie is verstrekt op basis van een aanvraag om subsidie die is ingediend in 2011 wordt bij de toepassing van het artikel 32, eerste lid, onderdeel a, ten eerste, of artikel 40, eerste lid, onderdeel a, ten eerste, opgeteld het aantal kWh dat in elk kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt die een producent van hernieuwbaar gas in dat kalenderjaar heeft geproduceerd en op een gasnet heeft laten invoeden.

Artikel 74

  • 3 Op aanvragen om subsidie die in de periode tussen 1 januari 2015 en 1 november 2020 zijn ingediend, op subsidies die in de periode tussen 1 januari 2015 en 1 juli 2020 zijn verleend en op subsidies die in de periode tussen 1 januari 2015 en 1 november 2020 zijn vastgesteld blijft het recht van toepassing zoals dat luidde onmiddellijk vóór 1 november 2020.

Artikel 75

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 76

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de bijbehorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 16 oktober 2007

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Uitgegeven de dertigste oktober 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin