Belastingheffing van door grensarbeiders verkregen aandelenopties in relatie met verschuiving [...] Nederlands-Belgische belastingverdrag

[Regeling vervallen per 23-06-2022.]
Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 03-03-2007 t/m 22-06-2022

Belastingheffing van door grensarbeiders verkregen aandelenopties in relatie met de verschuiving van de toewijzing van heffingsrechten in artikel 15 van het op 31 december 2002 in werking getreden Nederlands-Belgische belastingverdrag

De minister van Financiën heeft in overeenstemming met de bevoegde autoriteiten van België het volgende besloten.

Dit besluit ziet op verkregen aandelenopties door in België woonachtige werknemers die werkzaam zijn in Nederland en onder de grensarbeidersregeling vielen zoals is opgenomen in het belastingverdrag tussen Nederland en België van 19 oktober 1970.

Tot 1 januari 2003 gold de zogenaamde grensarbeidersregeling in het belastingverdrag tussen Nederland en België van 19 oktober 1970. Deze grensarbeidersregeling hield in dat looninkomsten van werknemers die woonachtig waren in het verdrag omschreven gebied van de ene staat en werkzaam waren in een in het verdrag omschreven gebied van de andere staat, belast werden in hun woonstaat.

De grensarbeidersregeling is vanaf 1 januari 2003 niet meer van toepassing aangezien deze regeling niet meer is opgenomen in het belastingverdrag tussen Nederland en België van 5 juni 2001. Dit houdt in dat voortaan in principe de werkstaat bevoegd is het inkomen uit niet zelfstandige arbeid in de heffing te betrekken.

Deze verschuiving van heffingsrechten heeft ook betrekking op inkomsten die verkregen zijn uit aandelenopties die een werknemer uit hoofde van zijn dienstverband heeft verkregen. Dit betekent dat vanaf 1 januari 2003 voortaan de werkstaat in plaats van de woonstaat deze inkomsten in de heffing mag betrekken. Gebleken is dat België en Nederland inkomsten verkregen uit aandelenopties op verschillende tijdstippen in de heffing betrekken. België belast de inkomsten al op het moment dat de opties worden toegekend terwijl Nederland de opties pas in een later stadium in de heffing betrekt1.

Dit verschil van tijdstippen van in de heffing betrekken van de aandelenopties kan tot dubbele belasting leiden in het geval een in België woonachtige grensarbeider optierechten voor 1 januari 2003 zijn toegekend en de optierechten pas na de genoemde datum onvoorwaardelijk worden of worden uitgeoefend. Ten tijde van de toekenning van deze opties heeft België de inkomsten al in de heffing betrokken terwijl na 1 januari 2003 Nederland dezelfde rechten nogmaals in de heffing betrekt. Hierdoor ontstaat een dubbele heffing.

Na overleg met België wordt goedgekeurd dat voordelen uit aandelenopties die vóór 1 januari 2003 zijn toegekend door een in Nederland gevestigde werkgever aan een in België wonende werknemer, vanaf 1 januari 2003 niet in de Nederlandse belastingheffing wordt betrokken voor zover Nederland volgens artikel 15 van het Nederlands-Belgische belastingverdrag 2001 heffingsbevoegd is met betrekking tot die voordelen en voor zover deze voordelen vóór 1 januari 2003 in de Belgische belastingheffing zijn betrokken. Daarbij geldt als voorwaarde dat België vanwege de grensarbeidersregeling van artikel 15, paragraaf 3, van het Nederlands-Belgische belastingverdrag 1970 exclusief heffingsbevoegd was met betrekking tot de onderhavige voordelen. Bij deze goedkeuring is niet van belang dat het voordeel uit aandelenopties volgens de Belgische fiscale wetgeving niet overeenkomt met het voordeel uit die aandelenopties volgens de Nederlandse fiscale wetgeving.

De belastingplichtige dient wel bij de in Nederland bevoegde inspecteur aan te tonen dat de opties in België daadwerkelijk in de heffing zijn betrokken.

Inwerkingtreding en ingangsdatum

[Regeling vervallen per 23-06-2022]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2003.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 21 februari 2007

De

minister

van Financiën,
namens deze:
de

directeur-generaal voor Fiscale Zaken

,

M. Brabers

  1. Tot en met 1 januari 2005 kon een optie in Nederland belast worden op het moment van onvoorwaardelijk worden of van uitoefening. Na 1 januari 2005 is de keuzemogelijkheid komen te vervallen en wordt de optie alleen belast op het moment van uitoefening. ^ [1]
Naar boven