1.3. Regionale toetsingscommissies euthanasie
[Regeling vervallen per 15-03-2007]
Er zijn vijf toetsingscommissies, namelijk in Groningen, Arnhem, Haarlem, Rijswijk
en ’s-Hertogenbosch. In artikel 3 van de Regeling regionale toetsingscommissies euthanasie
(Staatscourant 1998, nr. 101) is terug te vinden welke arrondissementen onder welke
commissie vallen.
Elke commissie bestaat uit drie leden; één rechtsgeleerd lid, tevens voorzitter, één
arts en één deskundige op het gebied van ethische en zingevingvraagstukken. Artikel 2, eerste lid, van de nieuwe wet bepaalt dat de commissies oordelen, dat er zorgvuldig is gehandeld indien de arts:
-
a. De overtuiging heeft gekregen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen
verzoek van de patiënt,
-
b. de overtuiging heeft gekregen dat er sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden
van de patiënt,
-
c. de patiënt heeft voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over diens
vooruitzichten,
-
d. met de patiënt tot de overtuiging is gekomen dat er voor de situatie waarin deze zich
bevond geen redelijke andere oplossing was,
-
e. ten minste één andere, onafhankelijke arts heeft geraadpleegd, die de patiënt heeft
gezien vooruitzichten, en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen,
bedoeld in de onderdelen a tot en met d, en
-
f. de levensbeëindiging medisch zorgvuldig heeft uitgevoerd.
Onder de nieuwe wet is de bevoegdheid van de toetsingscommissies verruimd. De regionale toetsingscommissies
zijn onder de werking van de nieuwe wet ook bevoegd te oordelen over meldingen van euthanasie of hulp bij zelfdoding bij
minderjarige patiënten in de leeftijd van 12-18 jaar. Hiervoor gelden, naast de reguliere
vereisten voor hulp bij zelfdoding en euthanasie, de aanvullende eisen genoemd in
de leden 2, 3 en 4 van artikel 2 van de nieuwe wet. Artikel 2 lid 2 bepaalt dat indien de patiënt zestien jaren of ouder is en niet langer in staat is
zijn wil te uiten, maar voordat hij in die staat geraakte tot een redelijke waardering
van zijn belangen ter zake in staat werd geacht, een schriftelijke verklaring, inhoudende
een verzoek om levensbeëindiging heeft afgelegd, dan kan een arts aan dit verzoek
gevolg geven. De arts kan eveneens ingaan op het verzoek tot levensbeëindiging van
een minderjarige patiënt van zestien en zeventien jaar oud, mits de ouder(s)/voogd
in de besluitvorming is/zijn betrokken (artikel 2 lid 3). Voor minderjarigen tussen de twaalf en zestien jaar oud geldt dat de arts gevolg
kan geven aan een verzoek tot levensbeëindiging indien de ouder(s)/voogd zich met
de levensbeëindiging of hulp bij zelfdoding kan/kunnen verenigen (artikel 2 lid 4).
De toetsingscommissie brengt binnen zes weken na ontvangst van de melding (verlenging
met nog eens zes weken is mogelijk) haar gemotiveerde oordeel schriftelijk ter kennis
van de arts. Indien de toetsingscommissie tot het oordeel zorgvuldig komt, is daarmee
de zaak afgedaan. Als de toetsingscommissie het handelen van de arts niet in overeenstemming
acht met de zorgvuldigheidseisen, dan wordt dit oordeel samen met een kopie van het
dossier naar het College van procureurs-generaal gestuurd. Indien de toetsingscommissie
zich onbevoegd verklaart, wordt het dossier rechtstreeks naar de hoofdofficier van
justitie gestuurd.
De regionale toetsingscommissie is verplicht aan de officier van justitie desgevraagd
alle inlichtingen te verstrekken, die deze nodig heeft ter beoordeling van het handelen
van de arts ingeval de commissie tot het oordeel niet zorgvuldig komt. Van het verstrekken
van inlichtingen aan de officier van justitie doet de toetsingscommissie mededeling
aan de arts.