Pensioenwet

Geraadpleegd op 12-12-2024.
Geldend van 06-01-2014 t/m 30-06-2014

Wet van 7 december 2006 houdende regels betreffende pensioenen (Pensioenwet)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is te komen tot een herziening en modernisering van de regelgeving voor pensioenen, teneinde deze ook voor de toekomst veilig te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Definities en toepassingsgebied

§ 1.1. Begripsbepalingen

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • aanspraakgerechtigde: persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen;

  • accountant: een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • afkoop: iedere handeling waardoor pensioenaanspraken of pensioenrechten hun pensioenbestemming verliezen;

  • arbeidsongeschiktheidspensioen: een geldelijke, vastgestelde uitkering wegens arbeidsongeschiktheid van de werknemer of gewezen werknemer, waarop recht bestaat na afloop van de periode bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Ziektewet of, indien de werknemer of gewezen werknemer Ziektewetuitkering ontvangt, na afloop van de periode bedoeld in artikel 29, vijfde en negende lid, van de Ziektewet;

  • basispensioenregeling: de collectieve pensioenregeling of het deel van de pensioenregeling waaraan de werknemer op basis van de pensioenovereenkomst gehouden is om deel te nemen;

  • bedrijfstakpensioenfonds: een pensioenfonds ten behoeve van een of meer bedrijfstakken of delen van een bedrijfstak;

  • beëindiging van de deelneming: het beëindigen van de pensioenverwerving op basis van een pensioenovereenkomst anders dan door:

    • a. het overlijden van de deelnemer; of

    • b. het ingaan van het ouderdomspensioen;

  • bevoegde autoriteiten: de nationale autoriteiten van andere lidstaten dan Nederland die op grond van artikel 6, onderdeel g, van richtlijn 2003/41/EG zijn aangewezen om de in die richtlijn vastgelegde taken te verrichten;

  • bijdrage: iedere geldsom die wordt voldaan aan een pensioenuitvoerder in het kader van de uitvoering van pensioenovereenkomsten en uitvoeringsovereenkomsten;

  • bijdragende onderneming: een onderneming of ander lichaam, ongeacht of deze een of meer natuurlijke personen of rechtspersonen die optreden als werkgever of zelfstandige, dan wel een combinatie daarvan, omvat of hieruit bestaat, en die aan een pensioenfonds, beroepspensioenfonds, premiepensioeninstelling of pensioeninstelling uit een andere lidstaat bijdragen betaalt;

  • bijzonder partnerpensioen: de aanspraak op partnerpensioen die op grond van artikel 57, eerste, tweede of derde lid, verkregen wordt door de gewezen partner;

  • buitenlandse instelling: een instelling met zetel buiten Nederland, niet zijnde een pensioeninstelling uit een andere lidstaat, een verzekeraar met een zetel buiten Nederland, een van de Europese Gemeenschappen of een instelling als bedoeld in artikel 70, tweede lid;

  • deelnemer: de werknemer of gewezen werknemer die op grond van een pensioenovereenkomst pensioenaanspraken verwerft jegens een pensioenuitvoerder;

  • dienstbetrekking: de rechtsbetrekking tussen werkgever en werknemer;

  • directeur-grootaandeelhouder:

    • a. persoonlijk houder van aandelen welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen en waaraan stemrecht in de algemene vergadering is verbonden;

    • b. indirect persoonlijk houder van aandelen welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen en waaraan stemrecht in de algemene vergadering is verbonden; of

    • c. houder van certificaten van aandelen, uitgegeven door tussenkomst van een administratiekantoor waarvan hij voor ten minste een tiende deel in het bestuur vertegenwoordigd is, welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap vertegenwoordigen en aan welke aandelen stemrecht in de algemene vergadering is verbonden;

  • elektronisch: door middel van een elektronische informatiedrager die de ontvanger in staat stelt de verstrekte informatie duurzaam te bewaren;

  • gedetacheerde werknemer: een werknemer die in een andere lidstaat wordt gedetacheerd om daar te werken en die krachtens titel II van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de gemeenschap verplaatsen (PbEG L 149), onderworpen blijft aan de wetgeving van de lidstaat van oorsprong;

  • gepensioneerde: pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan;

  • gewezen deelnemer: de werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van een pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens een pensioenuitvoerder;

  • groep: een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • kapitaalovereenkomst: een pensioenovereenkomst inzake een vastgesteld kapitaal dat uiterlijk op de pensioendatum wordt omgezet in een pensioenuitkering;

  • lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende Europese Economische Ruimte;

  • nabestaandenpensioen: partnerpensioen of wezenpensioen;

  • ondernemingspensioenfonds:

    • a. een pensioenfonds verbonden aan een onderneming of een groep; of

    • b. een pensioenfonds verbonden aan meerdere ondernemingen of groepen door samenvoeging van de aan de afzonderlijke ondernemingen of groepen verbonden pensioenfondsen;

  • ondernemingsraad: de ondernemingsraad, bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden;

  • ontvangende pensioenuitvoerder: de pensioenuitvoerder aan wie in het kader van waardeoverdracht waarde wordt overgedragen;

  • Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  • ouderdomspensioen: een geldelijke, vastgestelde uitkering voor de werknemer of de gewezen werknemer bij wijze van inkomensvoorziening bij ouderdom;

  • overdrachtswaarde: de ten behoeve van de waardeoverdracht vastgestelde waarde van de over te dragen pensioenaanspraken of pensioenrechten;

  • overdragende pensioenuitvoerder: de pensioenuitvoerder die in het kader van waardeoverdracht waarde overdraagt aan een andere pensioenuitvoerder;

  • partner: echtgenoot, geregistreerde partner of partner in de zin van de pensioenovereenkomst;

  • partnerpensioen: een geldelijke, vastgestelde uitkering voor de echtgenoot, de geregistreerde partner of de partner, de gewezen echtgenoot, de gewezen geregistreerde partner of gewezen partner wegens het overlijden van de werknemer of gewezen werknemer;

  • partnerrelatie: huwelijk, geregistreerd partnerschap of partnerrelatie in de zin van de pensioenovereenkomst;

  • pensioen: ouderdomspensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen of nabestaandenpensioen, zoals tussen werkgever en werknemer overeengekomen;

  • pensioenaanspraak: het recht op een nog niet ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening;

  • pensioenfonds: een rechtspersoon die niet een premiepensioeninstelling is, waarin ten behoeve van ten minste twee deelnemers, gewezen deelnemers of hun nabestaanden gelden worden of werden bijeengebracht en worden beheerd ter uitvoering van ten minste een basispensioenregeling;

  • pensioengerechtigde: persoon voor wie op grond van een pensioenovereenkomst het pensioen is ingegaan;

  • pensioeninstelling uit een andere lidstaat: een op basis van kapitaaldekking gefinancierde instelling, ongeacht de rechtsvorm, die zetel heeft in een andere lidstaat dan Nederland en die onafhankelijk van enige bijdragende onderneming of bedrijfstak is opgericht met als doel het verstrekken van arbeidsgerelateerde pensioenuitkeringen op basis van een als volgt gesloten overeenkomst:

    • a. individueel of collectief tussen een of meerdere werkgevers en een of meerdere werknemers of hun respectievelijke vertegenwoordigers; of

    • b. met zelfstandigen,

    en die hiermee rechtstreeks verband houdende werkzaamheden verricht;

  • pensioenovereenkomst: hetgeen tussen een werkgever en een werknemer is overeengekomen betreffende pensioen;

  • pensioenrecht: het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening;

  • pensioenregeling:

    • a. een pensioenregeling op grond van een pensioenovereenkomst; of

    • b. indien de bijdragende onderneming zetel heeft in een andere lidstaat dan Nederland, een overeenkomst, een trustakte of voorschriften waarin is bepaald welke pensioenuitkeringen worden toegezegd en onder welke voorwaarden;

  • pensioenreglement: de door de pensioenuitvoerder opgestelde regeling met betrekking tot de verhouding tussen pensioenuitvoerder en deelnemer;

  • pensioenuitvoerder: een ondernemingspensioenfonds, een bedrijfstakpensioenfonds, of een premiepensioeninstelling of verzekeraar die zetel heeft in Nederland;

  • pensioenverplichtingen: verplichtingen van de pensioenuitvoerder uit hoofde van pensioenaanspraken en pensioenrechten;

  • premie: de in geld uitgedrukte periodiek vastgestelde structurele prestatie die verschuldigd is aan de pensioenuitvoerder en die bestemd is voor de verzekering van pensioen en de daaraan verbonden kosten;

  • premieovereenkomst: een pensioenovereenkomst inzake een vastgestelde premie die uiterlijk op de pensioendatum wordt omgezet in een pensioenuitkering;

  • premiepensioeninstelling: een premiepensioeninstelling die op grond van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van premiepensioeninstelling mag uitoefenen;

  • richtlijn 2003/41/EG: richtlijn nr. 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (PbEG L 235/10);

  • scheiding: echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door dood, vermissing of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk of beëindiging van een partnerrelatie in de zin van de pensioenovereenkomst;

  • schriftelijk: in schrifttekens op papier;

  • toeslag: een verhoging van:

    • a. een pensioenrecht;

    • b. een pensioenaanspraak van een gewezen deelnemer, mits die verhoging bij een kapitaalovereenkomst niet voortvloeit uit rente- of winstdeling of bij een premieovereenkomst niet voorvloeit uit behaald beleggingsrendement;

    • c. een pensioenaanspraak van een deelnemer op grond van een uitkeringsovereenkomst gebaseerd op het middelloonstelsel of gebaseerd op een vastebedragenregeling, mits de verhoging geen verband houdt met een verhoging van de pensioengrondslag, de toename van het in aanmerking te nemen aantal jaren of een wijziging van de pensioenovereenkomst; of

    • d. een pensioenaanspraak van een gepensioneerde ten behoeve van zijn partner;

  • toezichthouder: de Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederlandsche Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 151;

  • uitkeringsovereenkomst: een pensioenovereenkomst inzake een vastgestelde pensioenuitkering;

  • uitvoeringsovereenkomst: de overeenkomst tussen een werkgever en een pensioenuitvoerder over de uitvoering van een of meer pensioenovereenkomsten;

  • uitvoeringsreglement:

    • a. de door een bedrijftakpensioenfonds opgestelde regeling met betrekking tot de verhouding tussen pensioenuitvoerder en werkgever;

    • b. de door een pensioenuitvoerder opgestelde regeling inzake de uitvoering van de pensioenovereenkomsten met zijn werknemers;

  • verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds: een bedrijfstakpensioenfonds waarin de deelneming verplicht is gesteld als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 en artikel 21, eerste lid, van de Wet privatisering ABP;

  • verzekeraar: een verzekeraar die op grond van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen;

  • voorwaarden in verband met de partnerrelatie: huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van een geregistreerd partnerschap of voorwaarden in verband met een partnerrelatie in de zin van de pensioenovereenkomst;

  • vrijwillige pensioenregeling: het deel van de pensioenregeling waaraan de werknemer op basis van de pensioenovereenkomst de mogelijkheid heeft om deel te nemen;

  • waardeoverdracht: iedere handeling waarbij de waarde van opgebouwde pensioenaanspraken of pensioenrechten wordt aangewend ten behoeve van:

    • 1°. andere pensioenaanspraken of pensioenrechten bij dezelfde of een andere pensioenuitvoerder; of

    • 2°. dezelfde pensioenaanspraken of pensioenrechten bij een andere pensioenuitvoerder;

  • werkgever: degene die een werknemer krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht of publiekrechtelijke aanstelling arbeid laat verrichten;

  • werkgeverspremie: het deel van de premie dat voor rekening komt van de werkgever;

  • werknemer: degene die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht of publiekrechtelijke aanstelling arbeid verricht voor een werkgever, met uitzondering van de directeur-grootaandeelhouder en de werknemer die onder de werkingsfeer van een verplichtgestelde beroepspensioenregeling als bedoeld in de Wet verplichte beroepspensioenregeling valt;

  • werknemerspremie: het deel van de premie dat voor rekening komt van de werknemer;

  • wezenpensioen: een geldelijke, vastgestelde uitkering voor een kind tot wie de overleden werknemer of gewezen werknemer als ouder in familierechtelijke betrekking stond of voor diens stief- of pleegkind, wegens het overlijden van de werknemer of gewezen werknemer;

  • zetel: de plaats waar een rechtspersoon volgens zijn statuten of reglementen is gevestigd of, indien het een pensioenfonds of pensioeninstelling uit een andere lidstaat betreft, de plaats waar deze volgens zijn statuten of reglementen is gevestigd en zijn hoofdbestuur heeft of, indien het een pensioeninstelling uit een andere lidstaat betreft die geen rechtspersoon is of een natuurlijke persoon betreft, de plaats waar die pensioeninstelling of persoon zijn hoofdbestuur heeft.

Artikel 2. Nadere bepalingen definities

  • 1 Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld over hetgeen onder de directeur-grootaandeelhouder wordt verstaan.

  • 2 Met een pensioenovereenkomst wordt gelijkgesteld:

    • a. de uit de dienstbetrekking voortvloeiende rechtsbetrekking tussen een werkgever en een werknemer met betrekking tot pensioen in geval van deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds op basis van een verplichtstelling; en

    • b. de uit de dienstbetrekking voortvloeiende rechtsbetrekking tussen een overheidswerkgever en een overheidswerknemer als bedoeld in de Wet privatisering ABP met betrekking tot pensioen op grond van de overeenkomst, bedoeld in artikel 4 en 5 van die wet.

  • 3 Bij regeling van Onze Minister kan een categorie van personen, niet zijnde werknemers, die werkt in een arbeidsverhouding waarbij tegen beloning persoonlijke arbeid wordt verricht, worden aangewezen die voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gelijkgesteld met werknemers.

  • 4 Een geldelijke, vastgestelde uitkering voor een gewezen werknemer die wordt gedaan bij wijze van inkomensvoorziening bij ouderdom in verband met vervroegde uittreding is geen pensioen in de zin van deze wet, indien die uitkering:

    • a. uiterlijk eindigt op de datum waarop volgens de Algemene Ouderdomswet recht op ouderdomspensioen ontstaat, bij het bereiken van de pensioenleeftijd voor het levenslange ouderdomspensioen of bij eerder overlijden en die gebaseerd is op een overeenkomst die alleen aanspraak op een uitkering toekent aan degenen die tijdens de looptijd van de regeling, welke ten hoogste vijf jaar bedraagt, een bepaalde leeftijd hebben bereikt; of

    • b. gebaseerd is op de Wet kaderregeling Vut overheidspersoneel.

  • 5 Een geldelijke, vastgestelde uitkering voor een gewezen werknemer bij wijze van inkomensvoorziening bij ouderdom is geen pensioen in de zin van deze wet wanneer deze uitkering is gebaseerd op een regeling:

    • a. die leidt tot uitkeringen vanaf een bepaalde leeftijd aan werknemers die werkzaamheden verrichten die door de werkgever als substantieel bezwarend zijn aangemerkt;

    • b. die leidt tot een uitkering die uiterlijk eindigt op de datum waarop volgens de Algemene Ouderdomswet recht op ouderdomspensioen ontstaat, bij het bereiken van de pensioenleeftijd voor het ouderdomspensioen of bij eerder overlijden; en

    • c. die bij regeling van Onze Minister is aangewezen.

  • 8 De voordracht voor een krachtens het zevende lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

  • 9 Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld met betrekking tot kapitaalovereenkomsten of premieovereenkomsten waarbij het op de pensioendatum beschikbaar komende kapitaal wordt gesplitst in een deel dat wordt aangewend voor aankoop van een direct ingaande tijdelijke uitkering en een deel dat later wordt aangewend voor de aankoop van een, op de tijdelijke uitkering aansluitende, levenslange uitkering. In deze regeling:

    • a. kunnen dergelijke uitkeringen, en daarbij horende uitkeringen voor nabestaanden, worden gelijkgesteld met een pensioen als bedoeld in artikel 1;

    • b. kan worden bepaald dat dit pensioen voldoet aan de artikelen 15 en 63;

    • c. kan worden bepaald dat pensioenuitvoerders verplicht zijn mee te werken aan splitsing zoals beschreven in de aanhef; en

    • d. kunnen regels worden gesteld betreffende een goede uitvoering.

  • 10 De regeling, bedoeld in het negende lid, is uitsluitend van toepassing indien de pensioendatum is gelegen na 31 december 2008 en het op de pensioendatum beschikbaar komende kapitaal nog niet is aangewend voor aankoop van een levenslange uitkering.

  • 11 Bij samenvoeging van pensioenfondsen als bedoeld in de definitie van ondernemingspensioenfonds in artikel 1, geldt als voorwaarde dat de afzonderlijke pensioenfondsen voor de samenvoeging gedurende een periode van ten minste 5 jaar waren verbonden aan een onderneming of groep, tenzij de samenvoeging plaatsvindt omdat de ondernemingen of groepen waaraan de pensioenfondsen waren verbonden een onderneming of groep zijn geworden.

  • 12 Bij een ondernemingspensioenfonds dat pensioenregelingen uitvoert voor meerdere ondernemingen of groepen als bedoeld in de definitie van artikel 1 kan een uitvoeringsovereenkomst worden beëindigd overeenkomstig de hierover in de statuten opgenomen bepalingen.

§ 1.2. Toepassingsgebied van de wet

Artikel 3. Gedeeltelijke toepasselijkheid bij personen, niet zijnde werknemer of werkgever, die onder de werkingssfeer van een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds vallen

  • 1 Deze wet is met uitzondering van de artikelen 7 en 9 van overeenkomstige toepassing op de persoon die geen werkgever of werknemer is, die in een arbeidsverhouding werkt waarbij tegen beloning persoonlijke arbeid wordt verricht en die onder de werkingssfeer valt van een door een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds uitgevoerde pensioenregeling.

  • 2 Deze wet is met uitzondering van de artikelen 7 en 9 van overeenkomstige toepassing op de persoon die als zelfstandige onder de werkingssfeer valt van een door een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds uitgevoerde pensioenregeling.

Artikel 4. Gedeeltelijke toepasselijkheid bij pensioenverevening

Op een pensioenaanspraak die of een pensioenrecht dat een tot verevening gerechtigde echtgenoot of geregistreerde partner op grond van artikel 5 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding verwerft, zijn de artikelen 58, 61, 71 tot en met 74, 78 tot en met 80, 85 tot en met 89 niet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5. Relatie met verzekeringsovereenkomsten

  • 2 Het verminderen of vervallen van een uitkering op grond van een verzekeringsovereenkomst als bedoeld in het eerste lid op basis van artikel 930, derde tot en met vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is niet mogelijk, tenzij door een persoon met wie een pensioenovereenkomst is gesloten of door een persoon voor wie een op grond van deze wet met de pensioenovereenkomst gelijkgestelde rechtsbetrekking geldt, niet is voldaan aan de in artikel 928 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek omschreven mededelingsplicht betreffende zijn risico. In dat geval beperkt de vermindering of het verval van de uitkering zich tot het risico met betrekking tot de in de eerste zin bedoelde persoon. Voorzover de eerste zin in de weg staat aan vermindering dan wel verval van een uitkering, heeft het pensioenfonds of de verzekeraar een recht van verhaal op de werkgever.

Artikel 6. Relatie met Wet op het financieel toezicht

De Wet op het financieel toezicht is niet van toepassing op de verhouding tussen een verzekeraar of een premiepensioeninstelling en een aanspraak- of pensioengerechtigde, tenzij in deze wet anders is bepaald.

Hoofdstuk 2. Pensioenovereenkomst

§ 2.1. De totstandkoming van een pensioenovereenkomst

Artikel 7. Informatie aan werknemer en aanbod pensioenovereenkomst

  • 1 De werkgever informeert de werknemer binnen een maand na aanvang van de werkzaamheden schriftelijk of hij de werknemer al dan niet een aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst doet, en zo ja, binnen welke termijn het aanbod wordt gedaan en wie de pensioenuitvoerder is.

  • 2 Indien de werkgever de werknemer op basis van het eerste lid heeft medegedeeld dat hem geen aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst zal worden gedaan, maar de werkgever op een later tijdstip alsnog een aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst doet, informeert hij de werknemer hierover schriftelijk.

  • 3 Indien een pensioenovereenkomst is gesloten, maar de werknemer nog geen pensioen verwerft, informeert de werkgever de werknemer daarover en geeft de werkgever daarbij aan:

    • a. aan welke voorwaarden voldaan moet worden om de verwerving van pensioenaanspraken te laten beginnen; en

    • b. welke diensttijd in het kader van de pensioenovereenkomst relevant is.

  • 4 Indien de werkgever niet heeft voldaan aan het eerste of tweede lid, wordt een werkgever geacht aan een werknemer een onherroepelijk aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst gedaan te hebben, indien die werknemer behoort tot dezelfde groep van werknemers, aan wie de werkgever al een aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst heeft gedaan.

Artikel 8. Bescherming deeltijder en jonge werknemer

  • 1 Ingeval een werkgever aan een of meer werknemers een aanbod doet tot het sluiten van een pensioenovereenkomst, mag deze werkgever het doen van een aanbod aan een andere werknemer niet achterwege laten vanwege het enkele feit dat die andere werknemer minder dan de volledige arbeidstijd werkt.

  • 2 Indien als voorwaarde voor het verwerven van pensioenaanspraken op basis van een pensioenovereenkomst het overstijgen van een minimumloongrens wordt gesteld, wordt voor de toepassing van die loongrens het loon van een werknemer die minder dan de volledige arbeidstijd werkzaam is, herleid naar het loon dat ingeval van een volledige arbeidstijd zou zijn verkregen.

  • 3 Bij de vaststelling van aanspraken op ouderdoms- en nabestaandenpensioen worden aan werknemers die minder dan de volledige arbeidstijd werkzaam zijn, pensioenaanspraken verleend naar evenredigheid van de pensioenaanspraken die ingeval van een volledige arbeidstijd zouden zijn verkregen.

  • 4 Bij de vaststelling van aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen die aan de pensioenovereenkomst kunnen worden ontleend, is onderscheid op grond van het enkele feit van de omvang van de arbeidstijd niet toegestaan, met dien verstande dat bij de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspensioen rekening gehouden mag worden met een uitkering uit hoofde van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen voorzover die uitkering verband houdt met dezelfde dienstbetrekking.

  • 5 In geval een werkgever aan een of meer werknemers een aanbod doet tot het sluiten van een pensioenovereenkomst, mag deze werkgever het doen van een aanbod aan een andere werknemer niet achterwege laten vanwege het enkele feit dat die werknemer een bepaalde leeftijd nog niet heeft bereikt, tenzij:

    • a. de werknemer jonger is dan 21 jaar; of

    • b. het een ouderdomspensioen betreft dat uitsluitend voorziet in een uitkering tot het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, of tot het bereiken van de pensioenleeftijd voor het levenslange ouderdomspensioen.

Artikel 9. Pensioenovereenkomst bij overgang van onderneming

Door de overgang van een onderneming, bedoeld in artikel 662 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij de vervreemder met de aan die onderneming verbonden werknemers geen pensioenovereenkomst heeft gesloten, wordt, indien de verkrijger met zijn werknemers vóór het tijdstip van de overgang een pensioenovereenkomst heeft gesloten, de verkrijger geacht op het moment van de overgang het aanbod tot het sluiten van een zelfde pensioenovereenkomst te hebben gedaan aan de werknemers van de vervreemder.

§ 2.2. Inhoud pensioenovereenkomst

Artikel 10. Karakter pensioenovereenkomst

De pensioenovereenkomst houdt in:

  • a. een uitkeringsovereenkomst;

  • b. een kapitaalovereenkomst; of

  • c. een premieovereenkomst.

Artikel 11. Vaststelling uitkering, kapitaal of premie

De uitkering, het kapitaal en de premie in het kader van een pensioenovereenkomst worden vastgesteld in Nederlands wettig betaalmiddel.

Artikel 12. Betalingsvoorbehoud

  • 1 De werkgever kan zich bij het sluiten of bij een wijziging van de pensioenovereenkomst het recht voorbehouden de premiebetaling, voorzover deze betrekking heeft op de bijdrage van de werkgever, te verminderen of beëindigen in geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden.

  • 2 Andere bedingen dan die bedoeld in het eerste lid, waarin een voorbehoud wordt gemaakt inzake premiebetaling, zijn nietig.

Artikel 13. Verlening van toeslagen

In de pensioenovereenkomst wordt bepaald of er toeslagen worden verleend en, zo ja, wat het ambitieniveau is en welke voorwaarden gelden bij de toeslagverlening.

Artikel 14. Beperking onderscheid naar leeftijd bij verwerving en aanbod

  • 1 Het verwerven van ouderdomspensioenaanspraken op basis van een pensioenovereenkomst begint uiterlijk op de 21-jarige leeftijd van de werknemer of op de latere datum van indiensttreding, tenzij het een ouderdomspensioen betreft dat uitsluitend voorziet in een uitkering tot het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, of tot het bereiken van de pensioenleeftijd voor het levenslange ouderdomspensioen.

  • 2 Het in het eerste lid genoemde tijdstip waarop de verwerving begint kan, indien in de pensioenovereenkomst is voorzien in een wachttijd of drempelperiode, met betrekking tot ouderdompensioen worden uitgesteld met ten hoogste twee maanden of, indien sprake is van een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 690 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, tot de werknemer in meer dan 26 weken arbeid heeft verricht. Voor de berekening van de termijn van 26 weken is artikel 691, vierde en vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing. Wachttijden of drempelperioden zijn niet toegestaan voor het nabestaandenpensioen en het arbeidsongeschiktheidspensioen.

  • 3 In geval een werkgever die nog geen enkele pensioenovereenkomst heeft gesloten of die alleen een pensioenovereenkomst heeft gesloten met werknemers die tot een bepaalde groep behoren, over gaat tot het sluiten van een of meer pensioenovereenkomsten, geldt ten aanzien van zijn werknemers die bij het sluiten van de pensioenovereenkomst ouder zijn dan 21 jaar, niet de eis dat de verwerving van pensioen op 21-jarige leeftijd moet zijn begonnen.

  • 4 Elk beding in strijd met het eerste lid en tweede lid is nietig.

Artikel 15. Nadere eisen ouderdomspensioen

  • 1 Indien een pensioenovereenkomst voorziet in een ouderdomspensioen, wordt in de overeenkomst bepaald dat dat pensioen levenslang wordt uitgekeerd aan de gepensioneerde, tenzij het ouderdomspensioen uitsluitend voorziet in een uitkering tot het bereiken van de de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, of tot het bereiken van de pensioenleeftijd voor het levenslange ouderdomspensioen.

  • 2 Elk beding in strijd met het eerste lid is nietig.

Artikel 16. Nadere eisen partnerpensioen

  • 1 Indien een pensioenovereenkomst voorziet in een partnerpensioen ten behoeve van een partner met wie de deelnemer niet gehuwd is, noch een geregistreerd partnerschap heeft, gelden voor deze partner ten aanzien van de wijze van vaststelling van het partnerpensioen dezelfde rechten en plichten als voor een gehuwde of geregistreerde partner.

  • 2 Elk beding in strijd met het eerste lid is nietig.

Artikel 17. Evenredige verwerving pensioenaanspraken

De verwerving van pensioenaanspraken in het kader van een uitkeringsovereenkomst of een kapitaalovereenkomst vindt gedurende de deelneming ten minste evenredig in de tijd plaats.

Artikel 17a. Evenredig doorberekenen van kosten

Het doorberekenen van kosten in het kader van een premieovereenkomst vindt evenredig in de tijd plaats.

Artikel 18. Behoud aanspraken bij verlaging pensioengevend salaris

  • 1 In geval van verlaging van de pensioengrondslag van een werknemer worden de op grond van de pensioenovereenkomst tot het tijdstip van verlaging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd.

  • 2 In geval van verlaging van de pensioengrondslag blijven de opgebouwde pensioenaanspraken behouden en worden de pensioenaanspraken vastgesteld overeenkomstig artikel 55.

  • 3 Elk beding in strijd met het eerste of tweede lid is nietig.

§ 2.3. Wijziging pensioenovereenkomst

Artikel 19. Wijziging pensioenovereenkomst

Een werkgever kan de pensioenovereenkomst zonder instemming van de werknemer wijzigen indien de bevoegdheid daartoe schriftelijk in de pensioenovereenkomst is opgenomen en er tevens sprake is van een zodanig zwaarwichtig belang van de werkgever dat het belang van de werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.

Artikel 20. Gevolgen van wijziging van een pensioenovereenkomst

In geval van een wijziging van een pensioenovereenkomst worden de voor de aanspraakgerechtigden tot het tijdstip van wijziging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd, behoudens het bepaalde in de artikelen 76, 78, 83 en 134.

§ 2.4. Informatie- en hoorplicht werkgever

Artikel 21. Startbrief en melding van wijzigingen

  • 1 De werkgever draagt er zorg voor dat de werknemer waarmee hij een pensioenovereenkomst heeft gesloten en die pensioenaanspraken verwerft, binnen drie maanden na de start van de verwerving door de pensioenuitvoerder wordt geïnformeerd over:

    • a. de inhoud van de basispensioenregeling;

    • b. de toeslagverlening;

    • c. het recht van de werknemer om bij de pensioenuitvoerder het voor hem geldende pensioenreglement op te vragen;

    • d. het bestaan van een vrijwillige pensioenregeling;

    • e. omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van de pensioenuitvoerder;

    • f. het recht van de werknemer om bij de pensioenuitvoerder een verzoek in te dienen voor een berekening van de effecten van uitruil op zijn pensioenaanspraak.

  • 2 De werkgever informeert de pensioenuitvoerder over iedere wijziging in de pensioenovereenkomst, bedoeld in het eerste lid. De pensioenuitvoerder informeert de werknemer binnen drie maanden na een wijziging in de pensioenovereenkomst over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij de pensioenuitvoerder.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing indien de werkgever uiterlijk zes maanden voor het sluiten van de pensioenovereenkomst met de werknemer een eerdere pensioenovereenkomst met dezelfde werknemer heeft gesloten op grond waarvan de werknemer de in het eerste lid bedoelde informatie heeft ontvangen. Informatie die sinds de vorige verstrekking is gewijzigd wordt wel verstrekt.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de inhoud en de wijze van verstrekking van de in dit artikel bedoelde informatie.

Artikel 22. Hoorrecht vereniging van pensioengerechtigden bij uitvoering door verzekeraar

  • 1 De werkgever stelt een vereniging van pensioengerechtigden in de gelegenheid haar oordeel uit te spreken over een voorgenomen besluit van de werkgever in het kader van een uitvoeringsovereenkomst met een verzekeraar indien:

    • a. dit besluit van invloed is op de uitvoering of de hoogte van pensioenrechten van gepensioneerden; en

    • b. de som van het aantal werknemers en het aantal gepensioneerden dat een pensioenovereenkomst heeft gesloten met de werkgever op dat moment gelijk is of meer bedraagt dan 250.

  • 2 Een vereniging van pensioengerechtigden als bedoeld in het eerste lid dient volledige rechtsbevoegdheid te bezitten en tevens te voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a. haar statutaire doel omvat in elk geval het behartigen van de belangen van de gepensioneerden die in dienst zijn geweest bij de werkgever;

    • b. ten minste 10% van alle gepensioneerden die in dienst zijn geweest bij de werkgever is lid van de vereniging;

    • c. de vereniging meldt haar bestaan bij de werkgever en de verzekeraar.

  • 3 Het oordeel van een vereniging van pensioengerechtigden wordt op een zodanig tijdstip gevraagd dat het van invloed kan zijn op het in het eerste lid bedoelde besluit.

  • 4 Bij het vragen van een oordeel wordt aan de vereniging van pensioengerechtigden een overzicht verstrekt van de beweegredenen voor het besluit en van de gevolgen die het besluit naar verwachting voor de deelnemers, gewezen deelnemers, gepensioneerden en andere pensioengerechtigden zal hebben.

  • 5 De werkgever verstrekt desgevraagd aan een vereniging van pensioengerechtigden tijdig alle inlichtingen en gegevens, die deze voor het vormen van haar oordeel redelijkerwijze nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt.

  • 6 De verzekeraar informeert de pensioengerechtigden, die pensioen ontvangen op grond van een pensioenovereenkomst met de in het eerste lid bedoelde werkgever, over het bestaan van een vereniging van pensioengerechtigden als bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 3. Uitvoeringsovereenkomst

§ 3.1. Sluiten uitvoeringsovereenkomst

Artikel 23. Onderbrengingsplicht werkgever

  • 1 De werkgever brengt een pensioenovereenkomst, uiterlijk wanneer een werknemer pensioenaanspraken verwerft, onder door onmiddellijk een schriftelijke uitvoeringsovereenkomst te sluiten met en in stand te houden bij:

    • a. een pensioenuitvoerder;

    • b. een pensioeninstelling uit een andere lidstaat die beschikt over een daartoe verleende vergunning als bedoeld in artikel 199 en de bevoegde autoriteiten in kennis heeft gesteld overeenkomstig artikel 199; of

    • c. een verzekeraar met een zetel buiten Nederland, mits die verzekeraar op grond van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen.

    De werkgever kan bij een premiepensioeninstelling uitsluitend onderbrengen een premieovereenkomst waarbij de premiepensioeninstelling geen risico draagt.

  • 2 De in het eerste lid opgenomen verplichting van de werkgever tot het sluiten en instandhouden van een schriftelijke uitvoeringsovereenkomst geldt niet bij uitvoering door een bedrijfstakpensioenfonds:

    • a. mits de werkgever gehouden is of zich verbonden heeft door lid te zijn van een werkgeversvereniging tot naleving van de statuten en reglementen van dit bedrijfstakpensioenfonds; en

    • b. een uitvoeringsreglement door het bedrijfstakpensioenfonds is opgesteld dat voldoet aan de eisen die in artikel 25 ten aanzien van de uitvoeringsovereenkomst zijn gesteld.

  • 3 De in het eerste lid opgenomen verplichtingen van de werkgever tot onderbrenging en het sluiten en in stand houden van een schriftelijke uitvoeringsovereenkomst gelden niet wanneer een pensioenovereenkomst is gesloten door een werkgever die tevens pensioenuitvoerder is, mits:

    • a. de pensioenovereenkomsten van deze werknemers worden ondergebracht bij de werkgever in zijn hoedanigheid van pensioenuitvoerder; en

    • b. een uitvoeringsreglement door de werkgever is opgesteld.

  • 4 Wanneer een werkgever het voornemen heeft een pensioenovereenkomst onder te brengen bij een pensioeninstelling uit een andere lidstaat, een premiepensioeninstelling of bij een pensioenfonds dat een ontheffing heeft gekregen als bedoeld in artikel 212, tweede lid, is artikel 27 van de Wet op de ondernemingsraden van overeenkomstige toepassing.

Artikel 24. Premie aan pensioenuitvoerder door werkgever

De werkgever voldoet de pensioenuitvoerder de verschuldigde premie, tenzij er sprake is van voldoening door de gewezen werknemer in geval van een vrijwillige voortzetting als bedoeld in artikel 54.

§ 3.2. Inhoud uitvoeringsovereenkomst

Artikel 25. Eisen inzake inhoud uitvoeringsovereenkomst

  • 1 In de uitvoeringsovereenkomst wordt in ieder geval een regeling opgenomen met betrekking tot de volgende onderwerpen:

    • a. de wijze waarop de verschuldigde premie wordt vastgesteld;

    • b. de wijze waarop en termijnen waarin de verschuldigde premie moet worden voldaan met inachtneming van artikel 26;

    • c. de informatie welke door de werkgever aan de pensioenuitvoerder wordt verstrekt;

    • d. de procedures welke gelden bij het niet nakomen van premiebetalingsverplichtingen door de werkgever;

    • e. de procedures welke gelden bij het opstellen en wijzigen van het pensioenreglement in verband met het sluiten en wijzigen van een pensioenovereenkomst;

    • f. de voorwaarden waaronder toeslagverlening plaatsvindt;

    • g. de uitgangspunten en procedures welke gelden ten aanzien van de besluitvorming over vermogenstekorten en vermogensoverschotten dan wel winstdeling;

    • h. de voorwaarden die gelden bij beëindiging van een met een verzekeraar of premiepensioeninstelling gesloten uitvoeringsovereenkomst. In deze regeling worden de belangen van zowel de verzekeraar of de premiepensioeninstelling als de werkgever vanuit actuarieel en bedrijfseconomisch oogpunt op evenwichtige wijze gewaarborgd door rekening te houden met:

      • 1°. de overige voorwaarden in de uitvoeringsovereenkomst;

      • 2°. de gehanteerde tarieven; en

      • 3°. de winstdelingsvorm.

      De regeling kan geen uitsluiting van collectieve waardeoverdracht inhouden; en

    • i. de criteria die de premiepensioeninstelling hanteert bij de keuze voor een verzekeraar voor de inkoop van een pensioenuitkering.

  • 2 In de uitvoeringsovereenkomst wordt, voor zover overeengekomen, een regeling opgenomen met betrekking tot de volgende onderwerpen:

    • a. een voorbehoud van de werkgever als bedoeld in artikel 12;

    • b. in geval van premiekorting of terugstorting: de voorwaarden waaronder sprake is van premiekorting of terugstorting, de wijze van vaststelling van de hoogte van de premiekorting of terugstorting en de bestemming ervan;

    • c. ingeval van een bijstortingsverplichting van de werkgever: onder welke voorwaarden sprake is van een bijstortingsverplichting en hoe de hoogte ervan wordt bepaald;

    • d. de mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting van de pensioenregeling na beëindiging van het dienstverband;

    • e. de aansluitingscriteria op grond waarvan de vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds heeft plaatsgevonden; of

    • f. de rechten en verplichtingen met betrekking tot vrijwillige pensioenregelingen.

Artikel 26. Eisen inzake premiebetaling

In de uitvoeringsovereenkomst wordt vastgelegd hoe de betaling van de premies door de werkgever aan de pensioenuitvoerder geschiedt, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een werkgever voldoet uiterlijk binnen een maand na afloop van elk kwartaal de werkgeverspremie en de op het loon van de werknemer ingehouden werknemerspremie, welke over dat kwartaal zijn verschuldigd, aan de pensioenuitvoerder;

  • b. wanneer de premie op basis van een langere termijn dan een kwartaal wordt vastgesteld en in rekening gebracht, is deze termijn ten hoogste gelijk aan een jaar en voldoet de werkgever uiterlijk binnen een maand na afloop van elk kwartaal een vierde gedeelte van de door hem op basis van zijn eigen bijdrage verschuldigde jaarpremie op basis van een schatting van de pensioenuitvoerder en de op het loon van de werknemer ingehouden werknemerspremie, aan de pensioenuitvoerder; en

  • c. de totale jaarpremie, bestaande uit de werkgeverspremie en de werknemerspremies, wordt uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar voldaan aan de pensioenuitvoerder.

Artikel 27. Premiebetaling bij beëindiging deelneming

De in artikel 26 genoemde termijnen gelden niet indien sprake is van een beëindiging van de deelneming. In dat geval wordt de ten tijde van de beëindiging nog verschuldigde premie binnen dertien weken voldaan.

Artikel 28. Melding door pensioenfonds inzake premieachterstand en tekort minimaal vereist eigen vermogen

  • 1 Een pensioenfonds informeert elk kwartaal schriftelijk de deelnemersraad en, bij het ontbreken daarvan, de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden wanneer sprake is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door het pensioenfonds te ontvangen jaarpremie en tevens niet voldaan wordt aan de bij of krachtens artikel 131 geldende eisen inzake het minimaal vereist eigen vermogen.

  • 2 Gedurende de in het eerste lid bedoelde situatie informeert een pensioenfonds tevens elk kwartaal de ondernemingsraad van de onderneming die nog premie aan het pensioenfonds verschuldigd is.

  • 3 Indien een ondernemingspensioenfonds op grond van artikel 123, tweede of derde lid, gescheiden vermogens aanhoudt, worden de voorgaande twee leden toegepast per afgescheiden vermogen.

Artikel 29. Melding door verzekeraar bij premieachterstand en gevolgen van premieachterstand

  • 1 Een verzekeraar informeert de deelnemers en de werkgever wanneer de premieachterstand het noodzakelijk maakt de opbouw van pensioenaanspraken te beëindigen door premievrijmaking of pensioenaanspraken zonder premievrije waarde te laten vervallen.

  • 2 Een verzekeraar kan de in het eerste lid bedoelde mededeling aan de deelnemers pas doen indien hij zich aantoonbaar heeft ingespannen om de achterstallige premie te innen.

  • 3 De verzekeraar kan op zijn vroegst drie maanden na de in het eerste lid bedoelde mededeling de opbouw van pensioenaanspraken beëindigen door premievrijmaking of pensioenaanspraken zonder premievrije waarde laten vervallen.

  • 4 De premievrijmaking, bedoeld in het derde lid, vindt op zijn vroegst plaats per de datum die vijf maanden voor het tijdstip van informeren van de deelnemers is gelegen.

  • 5 De dekking van het arbeidsongeschiktheidsrisico of het overlijdensrisico blijft volledig in stand tot drie maanden na de in het eerste lid bedoelde mededeling.

  • 6 Bij de premievrijmaking wordt de verzekering premievrij voortgezet zonder verrekening van premie en rente met de pensioenaanspraken. Kosten, voor zover voortvloeiend uit het premievrij maken, worden evenmin verrekend met de pensioenaanspraken.

  • 7 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een premiepensioeninstelling.

Artikel 30. Toepasselijk recht

In een uitvoeringsovereenkomst met een verzekeraar met zetel buiten Nederland waarin bij de totstandkoming of op een later tijdstip wordt gekozen voor ander dan Nederlands recht, wordt de volgende clausule opgenomen:

Ongeacht het gekozen rechtsstelsel is ten aanzien van deze uitvoeringsovereenkomst in ieder geval de Pensioenwet van toepassing.

§ 3.3. Overig

Artikel 31. Verbod verpanding en andere handelingen

Verpanding van de uit de uitvoeringsovereenkomst voortvloeiende rechten door de werkgever of andere handelingen die door hem worden verricht waardoor aan anderen dan de aanspraak- of pensioengerechtigden rechten worden verleend, is nietig.

Hoofdstuk 4. Algemene bepalingen met betrekking tot de pensioenuitvoerder

§ 4.1. Taken pensioenuitvoerder

Artikel 32. Algemene taak

Een pensioenuitvoerder heeft tot taak een pensioenovereenkomst uit te voeren op basis van een uitvoeringsovereenkomst of een uitvoeringsreglement.

Artikel 33. Waarborging goed bestuur

  • 1 Een pensioenuitvoerder richt zijn organisatie zodanig in dat een goed bestuur is gewaarborgd waardoor er in ieder geval:

    • a. verantwoording wordt afgelegd aan de aanspraak- en pensioengerechtigden en de werkgever; waarvoor bij pensioenfondsen een verantwoordingsorgaan is ingesteld; en

    • b. intern toezicht is.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste lid regels worden gesteld. Die regels kunnen in het bijzonder betrekking hebben op de naleving van in die algemene maatregel van bestuur aan te wijzen principes voor goed pensioenfondsbestuur.

Artikel 34. Uitbesteding

  • 1 Indien een pensioenuitvoerder werkzaamheden uitbesteedt aan een derde draagt hij er zorg voor dat deze derde de bij of krachtens deze wet gestelde regels, die van toepassing zijn op de uitbestedende pensioenuitvoerder, naleeft.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen:

    • a. werkzaamheden worden aangewezen die niet mogen worden uitbesteed;

    • b. regels worden gesteld met betrekking tot de uitbesteding in verband met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde; en

    • c. regels worden gesteld met betrekking tot de beheersing van risico’s die verband houden met de uitbesteding.

Artikel 35. Opstellen en inhoud pensioenreglement

  • 1 De pensioenuitvoerder stelt een pensioenreglement vast in overeenstemming met de pensioenovereenkomst en de uitvoeringsovereenkomst of het uitvoeringsreglement.

  • 2 In het pensioenreglement worden in ieder geval bepalingen opgenomen betreffende:

    • a. de wijze waarop de pensioenuitvoerder omgaat met inkomende waarden in het kader van waardeoverdracht;

    • b. de hoogte van de ruilvoet en de opbouwkeuzevoet, bedoeld in artikel 60 en 61, en de afkoopvoet, bedoeld in artikel 66; en

    • c. de kortingsregel, bedoeld in artikel 134.

Artikel 36. Registreren deelnemingsjaren

  • 1 De pensioenuitvoerder registreert de deelnemingsjaren van de deelnemers en verstrekt hierover informatie aan de deelnemers en gewezen deelnemers.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid, waaronder de perioden die in aanmerking komen als deelnemingsjaren.

Artikel 37. Melding arbeidsongeschiktheid

  • 1 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen meldt de arbeidsongeschiktheid van een deelnemer aan de pensioenuitvoerder.

  • 2 Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld ten aanzien van het eerste lid.

Artikel 38. Verstrekken informatie aan deelnemers jaarlijks

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer jaarlijks:

    • a. een opgave van de verworven pensioenaanspraken;

    • b. een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken;

    • c. informatie over toeslagverlening; en

    • d. een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde informatie wordt verstrekt in de vorm van een door de pensioenuitvoerders op te stellen uniform pensioenoverzicht.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde informatie kan in afwijking van het bepaalde in artikel 49 elektronisch ter beschikking worden gesteld indien de verworven pensioenaanspraak minder bedraagt dan het op basis van artikel 66 bepaalde bedrag, tenzij de deelnemer hiertegen bezwaar maakt.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgaven en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.

Artikel 39. Verstrekken informatie aan deelnemers bij beëindiging deelneming

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer bij beëindiging van de deelneming:

    • a. een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken op grond van artikel 55;

    • b. informatie over toeslagverlening;

    • c. informatie die voor de deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging relevant is; en

    • d. informatie over omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van de pensioenuitvoerder.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde informatie kan in afwijking van het bepaalde in artikel 49 elektronisch ter beschikking worden gesteld indien de verworven pensioenopbouw minder bedraagt dan het op basis van artikel 66 bepaalde bedrag, tenzij de deelnemer hiertegen bezwaar maakt.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgave en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.

Artikel 40. Verstrekken informatie aan gewezen deelnemers periodiek

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt de gewezen deelnemer ten minste een keer in vijf jaar:

    • a. een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken; en

    • b. informatie over toeslagverlening.

  • 2 De pensioenuitvoerder informeert de gewezen deelnemer binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde informatie kan in afwijking van het bepaalde in artikel 49 elektronisch ter beschikking worden gesteld indien de verworven pensioenopbouw minder bedraagt dan het op basis van artikel 66 bepaalde bedrag, tenzij de gewezen deelnemer hiertegen bezwaar maakt.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgave en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.

Artikel 41. Verstrekken informatie aan gewezen partner bij scheiding

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt degene die gewezen partner wordt en een aanspraak verkrijgt op bijzonder partnerpensioen:

    • a. een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraak op partnerpensioen;

    • b. informatie over toeslagverlening; en

    • c. informatie die voor de gewezen partner specifiek van belang is.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgave en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.

Artikel 42. Verstrekken informatie aan gewezen partner periodiek

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt de gewezen partner ten minste een keer in de vijf jaar:

    • a. een opgave van zijn opgebouwde aanspraak op partnerpensioen op grond van artikel 41; en

    • b. informatie over toeslagverlening.

  • 2 De pensioenuitvoerder informeert de gewezen partner binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgave en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.

Artikel 43. Verstrekken informatie aan pensioengerechtigden bij pensioeningang

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt degene die pensioengerechtigde wordt:

    • a. een opgave van zijn pensioenrecht;

    • b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen wanneer de pensioenregeling daarin voorziet; en

    • c. informatie over toeslagverlening.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgaven en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.

Artikel 44. Verstrekken informatie aan pensioengerechtigden periodiek

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt de pensioengerechtigde jaarlijks:

    • a. een opgave van zijn pensioenrecht;

    • b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen wanneer de pensioenregeling daarin voorziet; en

    • c. informatie over toeslagverlening.

  • 2 De pensioenuitvoerder informeert de pensioengerechtigde binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgaven en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.

Artikel 45. Verstrekken informatie aan deelnemers inzake vrijwillige pensioenregeling

  • 1 De pensioenuitvoerder informeert een deelnemer voorafgaand aan de deelneming in de vrijwillige pensioenregeling over:

    • a. de inhoud van de vrijwillige pensioenregeling;

    • b. een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken uit hoofde van de vrijwillige pensioenregeling; en

    • c. de toeslagverlening.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgave en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.

Artikel 46. Informatie op verzoek

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde op verzoek:

    • a. het voor hem geldende pensioenreglement;

    • b. het jaarverslag en de jaarrekening van de pensioenuitvoerder;

    • c. de uitvoeringsovereenkomst of het uitvoeringsreglement;

    • d. de voor hem relevante informatie over beleggingen; en

    • e. informatie over andere bij algemene maatregel van bestuur te bepalen onderwerpen.

  • 2 De pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer en de gewezen partner op verzoek informatie die specifiek voor hem relevant is waaronder een indicatie van het mogelijk te bereiken kapitaal op de pensioendatum bij premieovereenkomsten waarbij de premie wordt belegd en een indicatie van de hoogte van de in te kopen periodieke uitkeringen bij aanwending van het mogelijk te bereiken kapitaal bij kapitaalovereenkomsten en premieovereenkomsten.

  • 3 De pensioenuitvoerder verstrekt de gewezen deelnemer op verzoek een opgave van de hoogte van zijn opgebouwde pensioenaanspraken.

  • 4 De pensioenuitvoerder verstrekt de in het eerste lid bedoelde informatie op verzoek ook aan vertegenwoordigers van deelnemers, van gewezen deelnemers, van gewezen partners of van pensioengerechtigden.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in dit artikel bedoelde informatie en de wijze waarop deze wordt verstrekt.

Artikel 47. Verstrekken informatie bij vertrek naar een andere lidstaat

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden die zich in een andere lidstaat vestigen informatie over hun pensioenaanspraken en pensioenrechten en over de mogelijkheden die hun op grond van de pensioenregeling worden geboden.

  • 2 De informatie die op grond van het eerste lid wordt verstrekt is ten minste overeenkomstig de informatie die wordt verstrekt aan deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden die in Nederland blijven.

Artikel 48. Informatie tijdig en duidelijk

  • 2 De informatie over toeslagverlening, bedoeld in de artikelen 21 en 38 tot en met 45, wordt in ieder geval uitgedrukt in een kwalitatieve en beeldende maatstaf.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde maatstaf houdt in ieder geval rekening met:

    • a. de verwachtingen ten aanzien van de toekomstige toeslagverlening, zoals deze uit de continuïteitsanalyse volgen en welke onderdeel zijn van de voorwaardelijkheidsverklaring, bedoeld in artikel 95; en

    • b. de te verwachten toeslagverlening in de pensioenovereenkomst afgezet tegen het minimale percentage van het gemiddelde prijsindexcijfer, bedoeld in artikel 144, eerste lid, onderdeel a.

  • 4 Onze Minister kan regels stellen ten aanzien van het tweede en derde lid.

Artikel 49. Informatie schriftelijk tenzij

De pensioenuitvoerder verstrekt de informatie schriftelijk, tenzij de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner instemt met elektronische verstrekking.

Artikel 50. Verstrekken informatie door pensioenuitvoerder

  • 1 De pensioenuitvoerder kan zich voor het schriftelijk verstrekken van de informatie, bedoeld in de artikelen 38 tot en met 44, houden aan het laatst hem bekende adres van de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner.

  • 2 Indien dit adres onjuist blijkt te zijn, raadpleegt de pensioenuitvoerder de basisregistratie personen over het adres van de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner.

  • 3 Indien de pensioenuitvoerder kosten maakt in verband met werkzaamheden die voortvloeien uit het feit dat de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner verzuimd heeft de pensioenuitvoerder omtrent een wijziging van adres te informeren, kan de pensioenuitvoerder deze kosten bij deze in rekening brengen, maar kunnen deze kosten niet direct in mindering worden gebracht op de uitkering.

  • 4 Indien het bij de pensioenuitvoerder bekende adres voor de elektronische verstrekking van informatie onjuist blijkt, verstrekt de pensioenuitvoerder de informatie schriftelijk.

Artikel 51

  • 1 Er is een pensioenregister, ingericht en in stand gehouden door de pensioenuitvoerders, dat tot doel heeft op duidelijke en begrijpelijke wijze de aanspraakgerechtigde in de gelegenheid te stellen gegevens over zijn pensioenaanspraken te raadplegen. Onder pensioenaanspraken in de zin van dit artikel wordt tevens verstaan aanspraken op ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet.

  • 2 De pensioenuitvoerder verstrekt op verzoek van de aanspraakgerechtigde tijdig zijn gegevens met betrekking tot pensioenaanspraken door middel van het pensioenregister.

  • 4 De gegevens die op grond van het tweede en derde lid worden verstrekt door middel van het pensioenregister worden in dat kader uitsluitend gebruikt voor het in het eerste lid omschreven doel.

  • 5 Een door Onze Minister aan te wijzen instelling ontwikkelt en beheert het pensioenregister en draagt zorg voor de tijdige verwerking van de gegevens, bedoeld in het tweede en derde lid, en het goed functioneren van het pensioenregister.

  • 7 De instelling, bedoeld in het vijfde lid, stelt in verband met haar rol als bewerker als bedoeld in het zesde lid een reglement vast waarin regels worden gesteld met betrekking tot het ontwikkelen en beheren van het pensioenregister. Dit reglement bevat in ieder geval regels over de gegevens die verstrekt worden, de wijze waarop deze gegevens verstrekt worden en de bekostiging en beveiliging van het pensioenregister.

  • 8 Het reglement alsmede elke wijziging daarvan behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

  • 9 Hetgeen bij of krachtens hoofdstuk 7 van toepassing is bij het toezicht op de uitvoering van dit artikel door pensioenuitvoerders is van overeenkomstige toepassing op de uitvoering van dit artikel door de instelling, bedoeld in het vijfde lid.

Artikel 52. Zorgplicht pensioenuitvoerder bij premieovereenkomsten met beleggingsvrijheid

  • 1 Bij de uitvoering van een premieovereenkomst met beleggingsvrijheid is de pensioenuitvoerder verantwoordelijk voor de beleggingen en handelt daarbij overeenkomstig artikel 135.

  • 2 De pensioenuitvoerder biedt de deelnemer en de gewezen deelnemer de mogelijkheid de verantwoordelijkheid voor de beleggingen over te nemen.

  • 3 Indien de deelnemer of de gewezen deelnemer de verantwoordelijkheid voor de beleggingen heeft overgenomen, adviseert de pensioenuitvoerder de deelnemer of de gewezen deelnemer over de spreiding van de beleggingen in relatie tot de duur van de periode tot pensioendatum, waarbij het beleggingsrisico kleiner wordt naarmate de pensioendatum nadert.

  • 4 De pensioenuitvoerder onderzoekt ten minste een keer per jaar of de beleggingen van de deelnemer of gewezen deelnemer zich binnen de op basis van het derde lid gestelde grenzen bevinden en informeert de deelnemer en de gewezen deelnemer hierover.

  • 6 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels gesteld worden met betrekking tot dit artikel.

Artikel 53. Verstrekken uitkeringen (in andere lidstaten)

De pensioenuitvoerder betaalt de uitkering uit hoofde van een pensioenrecht op verzoek van de pensioengerechtigde in een andere lidstaat van de Europese Unie dan de lidstaat waar die pensioenuitvoerder is gevestigd, waarbij transactiekosten op de uitkering uit hoofde van het pensioenrecht in mindering kunnen worden gebracht.

Artikel 54. Uitvoeren vrijwillige voortzetting

  • 1 Een pensioenuitvoerder kan voor de deelnemer die gewezen werknemer wordt een vrijwillige voortzetting van de pensioenregeling uitvoeren indien de vrijwillige voortzetting gedurende ten hoogste drie jaar vanaf de beëindiging van de dienstbetrekking voortduurt.

  • 2 In afwijking van het eerste lid geldt een termijn van tien jaar voor zover de genoemde gewezen werknemer, aansluitend aan de beëindiging van de dienstbetrekking, gedurende die periode winst uit onderneming geniet als bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • 3 Van de in het eerste lid genoemde termijn kan worden afgeweken indien:

    • a. de deelnemer ten tijde van de beëindiging van de dienstbetrekking arbeidsongeschikt is. De periode waarin sprake kan zijn van vrijwillige voortzetting is dan ten hoogste drie jaar of de duur van de arbeidsongeschiktheid indien deze langer is; of

    • b. de deelnemer na de beëindiging van de dienstbetrekking een periodieke uitkering ontvangt ter vervanging van in verband met de beëindiging van de dienstbetrekking gederfde inkomsten op grond van een tussen één of meer werkgevers en één of meer werknemers afgesproken regeling. De periode waarin sprake kan zijn van vrijwillige voortzetting is dan ten hoogste drie jaar of de periode waarin de uitkering wordt ontvangen indien deze langer is.

  • 4 De vrijwillige voortzetting begint uiterlijk negen maanden na beëindiging van de dienstbetrekking. Artikel 14, tweede lid, is niet van toepassing op de periode vanaf de beëindiging van de dienstbetrekking tot het begin van de vrijwillige voortzetting.

§ 4.2. Behoud aanspraak

Artikel 55. Behoud aanspraak op pensioen bij beëindiging deelneming

  • 1 Bij beëindiging van de deelneming behoudt de gewezen deelnemer de tot dat moment opgebouwde pensioenaanspraken indien er sprake is van een uitkeringsovereenkomst of een kapitaalovereenkomst. Deze pensioenaanspraak dient volledig gefinancierd te zijn op het moment van beëindiging. In geval van premievrijmaking op grond van artikel 29, vierde lid, wordt daarmee bij de vaststelling van de opgebouwde aanspraken rekening gehouden.

  • 2 Bij een premieovereenkomst wordt bij beëindiging van de deelneming de vaststelling van de pensioenaanspraken als volgt uitgevoerd: het tot op dat moment ontstane kapitaal voortvloeiend uit de tot de beëindiging beschikbaar gestelde premies wordt:

    • a. belegd tot de pensioendatum;

    • b. aangewend voor de aankoop van een verzekerd kapitaal dat beschikbaar komt op de pensioendatum; of

    • c. aangewend voor een verzekerde levenslange uitkering vanaf de pensioendatum, al dan niet in combinatie met een aanspraak op nabestaandenpensioen.

  • 3 Indien de opzet van de premieovereenkomst zodanig is dat de beschikbaar gestelde premie direct, en niet pas bij de beëindiging van de deelneming, wordt aangewend voor een uitkering of kapitaal, dan geldt het eerste lid.

  • 4 Deelnemers en andere aanspraakgerechtigden die na beëindiging van de deelneming aan een pensioenregeling naar een andere lidstaat van de Europese Unie verhuizen behouden hun pensioenaanspraak in dezelfde mate als deelnemers en andere aanspraakgerechtigden die na beëindiging van de deelneming in Nederland blijven.

  • 5 Indien de pensioenovereenkomst voorziet in een partnerpensioen op risicobasis behoudt de deelnemer, die na beëindiging van de deelneming recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet gedurende de periode dat hij de uitkering ontvangt, aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van zijn partner. De hoogte van het partnerpensioen wordt vastgesteld alsof hetzelfde pensioen op opbouwbasis zou zijn overeengekomen, waarbij rekening wordt gehouden met het partnerpensioen verkregen op grond van artikel 61. Dit lid is van overeenkomstige toepassing op de deelnemer, die na beëindiging van de deelneming recht heeft op werkloosheidsuitkering van zijn woonland.

Artikel 56. Behoud aanspraak op partnerpensioen bij verlof

Indien de pensioenovereenkomst voorziet in een partnerpensioen is het opnemen van onbetaald verlof tot een maximum van 18 maanden door de deelnemer tijdens de deelneming niet van invloed op de dekking uit hoofde van het partnerpensioen.

Artikel 57. Behoud aanspraak in geval van scheiding

  • 1 Indien de partnerrelatie van een deelnemer eindigt door scheiding verkrijgt de gewezen partner van de deelnemer een zodanige aanspraak op partnerpensioen als de deelnemer ten behoeve van die gewezen partner zou hebben behouden indien op het tijdstip van scheiding zijn deelneming zou zijn geëindigd.

  • 2 Indien de partnerrelatie van een gewezen deelnemer eindigt door scheiding, en de gewezen deelnemer ten behoeve van die partner een aanspraak op partnerpensioen heeft behouden bij beëindigen van de deelneming, gaat de aanspraak over op de gewezen partner van de gewezen deelnemer.

  • 3 Indien de partnerrelatie van een gepensioneerde eindigt door scheiding, en de gepensioneerde ten behoeve van die partner een aanspraak op partnerpensioen heeft behouden bij het ingaan van het ouderdomspensioen, gaat die aanspraak over op de gewezen partner van de gepensioneerde.

  • 4 Het eerste, tweede en derde lid vindt geen toepassing indien de partners bij voorwaarden in verband met de partnerrelatie of een schriftelijk gesloten overeenkomst met betrekking tot de scheiding anders overeenkomen. Deze voorwaarden of overeenkomst zijn respectievelijk is slechts geldig indien de pensioenuitvoerder zich bereid heeft verklaard hiermee in te stemmen en bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken dan wel het niveau van de uitkering aan te passen.

  • 5 Een gewezen partner met een recht op bijzonder partnerpensioen als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, heeft het recht dit te vervreemden aan een eerdere of latere partner van de overleden deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde, mits:

    • a. de pensioenuitvoerder bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken;

    • b. de vervreemding onherroepelijk is; en

    • c. dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte.

Artikel 58. Gelijke behandeling bij toeslagen

  • 1 Indien een ouderdomspensioenrecht van een gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest wordt verhoogd door middel van een toeslag, wordt het ouderdomspensioenrecht van een gepensioneerde die wel gewezen deelnemer is geweest in dezelfde mate verhoogd indien zij in dezelfde pensioenregeling hebben deelgenomen.

  • 2 Indien een recht op partnerpensioen van de partner van een overleden gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest wordt verhoogd door middel van een toeslag, worden de partnerpensioenrechten:

    • a. ten behoeve van de partners van overleden gepensioneerden die gewezen deelnemer zijn geweest;

    • b. ten behoeve van de partners van overleden gewezen deelnemers;

    • c. ten behoeve van de partners van overleden deelnemers; en

    • d. van de gewezen partners met een bijzonder partnerpensioen;

    in dezelfde mate verhoogd, mits deze rechten voortvloeien uit een pensioenovereenkomst die gebaseerd is op dezelfde pensioenregeling als die van de overleden gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest.

  • 3 Indien een ouderdomspensioenrecht wordt verhoogd door middel van een toeslag, wordt de aanspraak op ouderdomspensioen van een gewezen deelnemer die in dezelfde pensioenregeling heeft deelgenomen in dezelfde mate verhoogd.

  • 4 Indien een aanspraak op partnerpensioen van een gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest wordt verhoogd door middel van een toeslag, worden de partnerpensioenaanspraken:

    • a. ten behoeve van de partner van een gepensioneerde die wel gewezen deelnemer is geweest;

    • b. ten behoeve van de partner van een gewezen deelnemer; en

    • c. van de gewezen partner van de gewezen deelnemer met een bijzonder partnerpensioen;

    in dezelfde mate verhoogd, mits deze aanspraken voortvloeien uit een pensioenovereenkomst die is gebaseerd op dezelfde pensioenregeling als die van de gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest.

  • 5 Bij de verlening van toeslagen op partnerpensioen wordt geen onderscheid gemaakt tussen partners.

Artikel 59. Geen verjaring ten gunste van de pensioenuitvoerder

Een rechtsvordering tegen een pensioenuitvoerder tot het doen van een uitkering verjaart niet bij leven van de pensioengerechtigde.

§ 4.3. Beschikken over pensioen

Artikel 60. Keuzerecht hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen

  • 1 Indien een pensioenregeling op basis van een pensioenovereenkomst voorziet in de opbouw van een ouderdomspensioen en een partnerpensioen, biedt de pensioenregeling aan de deelnemer of gewezen deelnemer met betrekking tot perioden van opbouw vanaf 1 januari 2002, ongeacht zijn burgerlijke staat, het recht in elk geval met ingang van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan, in plaats van partnerpensioen te kiezen voor één van de volgende wijzigingen van het ouderdomspensioen:

    • a. een hoger ouderdomspensioen;

    • b. een eerder ingaand ouderdomspensioen; of

    • c. een hoger en een eerder ingaand ouderdomspensioen.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op de aanspraak op bijzonder partnerpensioen van de gewezen partner.

  • 3 Indien er in de pensioenovereenkomst geen recht op de keuzemogelijkheid als bedoeld in het eerste lid is opgenomen heeft de deelnemer of gewezen deelnemer het recht om te kiezen voor één van deze mogelijkheden.

  • 4 De pensioenuitvoerder waarborgt dat bij gebruikmaking van het keuzerecht geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen door vaststelling van een ruilvoet of opbouwkeuzevoet.

  • 5 De pensioenuitvoerder waarborgt bij de vaststelling van een ruilvoet of opbouwkeuzevoet dat voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid hetgeen inhoudt dat de collectieve actuariële waarde van het ouderdomspensioen, bedoeld in het eerste lid, dat wordt gekozen in plaats van het partnerpensioen, bedoeld in het eerste lid, ongeacht de datum waarop de keuze wordt gemaakt, ten minste gelijkwaardig is aan de op dezelfde grondslagen berekende collectieve actuariële waarde van dat partnerpensioen.

  • 6 Bij de keuze, bedoeld in het eerste of derde lid, is de toestemming vereist van de partner die begunstigde is voor het in het eerste lid bedoelde partnerpensioen.

  • 7 Het vierde en vijfde lid zijn:

    • a. met betrekking tot uitkeringsovereenkomsten en kapitaalovereenkomsten van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2002 zijn opgebouwd;

    • b. met betrekking tot premieovereenkomsten van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2005 zijn opgebouwd.

  • 8 Voorzover het bij de toepassing van het eerste lid pensioenaanspraken betreft die als gevolg van een premievrije voortzetting van die pensioenaanspraken worden opgebouwd, is het eerste lid van toepassing indien het recht op die premievrije voortzetting is ontstaan op of na 1 januari 2002.

  • 9 In afwijking van het zevende lid kunnen het vierde en vijfde lid van toepassing zijn op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd voor 1 januari 2002 respectievelijk 1 januari 2005 indien dit is overeengekomen in de pensioenovereenkomst.

  • 10 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 11 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het eerste tot en met het vijfde lid.

Artikel 61. Keuzerecht uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen

  • 1 Indien een pensioenovereenkomst voorziet in een ouderdomspensioen, heeft de deelnemer of gewezen deelnemer het recht, in plaats van ouderdomspensioen of een deel van het ouderdomspensioen te kiezen voor partnerpensioen in elk geval:

    • a. bij beëindiging van de deelneming; en

    • b. met ingang van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan;

     waarbij de hoogte van het partnerpensioen maximaal 70 percent bedraagt van het ouderdomspensioen dat na de uitruil resteert.

  • 2 Indien een pensioenovereenkomst voorziet in een ouderdomspensioen, biedt de pensioenuitvoerder de deelnemer bij beëindiging van de deelneming en in het laatste jaar voor ingang van het ouderdomspensioen standaard de mogelijkheid, genoemd in het eerste lid, aan.

  • 3 De pensioenuitvoerder waarborgt dat bij gebruikmaking van het keuzerecht geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen door vaststelling van een ruilvoet of opbouwkeuzevoet.

  • 4 De pensioenuitvoerder waarborgt bij de vaststelling van een ruilvoet of opbouwkeuzevoet dat voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid hetgeen inhoudt dat de collectieve actuariële waarde van het partnerpensioen, bedoeld in het eerste lid, dat wordt gekozen in plaats van het ouderdomspensioen, bedoeld in het eerste lid, ongeacht de datum waarop de keuze wordt gemaakt, ten minste gelijkwaardig is aan de op dezelfde grondslagen berekende collectieve actuariële waarde van dat ouderdomspensioen.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de inhoud van de keuzemogelijkheid, de wijze waarop de keuzemogelijkheid wordt geboden en de collectieve actuariële gelijkwaardigheid, bedoeld in het vierde lid.

  • 7 Indien de deelnemer of gewezen deelnemer niet binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde termijn reageert op de keuzemogelijkheid die hem ingevolge het tweede lid in het laatste jaar voor de ingang van het ouderdomspensioen is aangeboden, gaat de pensioenuitvoerder over tot het uitruilen van het ouderdomspensioen in partnerpensioen indien:

    • a. de pensioenovereenkomst niet voorziet in een aanspraak op partnerpensioen vanaf de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat; en

    • b. de deelnemer of gewezen deelnemer gehuwd is of een geregistreerde partnerrelatie heeft.

  • 8 In de pensioenregeling wordt bepaald wat de verhouding is tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen na uitruil als bedoeld in het zevende lid.

  • 9 Indien de uitruil, bedoeld in het zevende lid, ertoe zou leiden dat het ouderdomspensioen op jaarbasis lager wordt dan het op grond van artikel 66 bepaalde bedrag wordt de in het achtste lid bedoelde verhouding tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen zodanig aangepast dat het ouderdomspensioen op jaarbasis meer bedraagt dan het op grond van artikel 66 bepaalde bedrag.

  • 10 Indien de pensioenovereenkomst voorziet in een partnerpensioen op risicobasis kan in de pensioenregeling worden bepaald dat het zevende lid, aanhef en onderdeel b, van overeenkomstige toepassing is bij beëindiging van de deelneming. Het achtste en negende lid is van toepassing.

Artikel 62. Keuzemogelijkheden andere vormen van uitruil

  • 1 Indien de pensioenovereenkomst de deelnemer of gewezen deelnemer de mogelijkheid biedt:

    • a. in plaats van een bepaald soort pensioen geheel of gedeeltelijk te kiezen voor een ander soort pensioen, dan het pensioen, bedoeld in de artikelen 60 en 61;

    • b. de ingangsdatum van het ouderdomspensioen te vervroegen of uit te stellen;

    • c. de hoogte van het ouderdomspensioen te laten variëren; of

    • d. tot een keuze anders dan bedoeld in de voorgaande onderdelen;

    waarborgt de pensioenuitvoerder dat bij gebruikmaking van de keuzemogelijkheid geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen door vaststelling van een ruilvoet of opbouwkeuzevoet per keuzerecht die voldoet aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.

  • 2 Bij gebruikmaking van een in het eerste lid bedoelde keuzemogelijkheid is de toestemming vereist van de partner die begunstigde is voor partnerpensioen indien de hoogte daarvan door gebruikmaking van de keuzemogelijkheid wordt verlaagd.

  • 3 Het eerste lid is:

    • a. met betrekking tot uitkeringsovereenkomsten en kapitaalovereenkomsten van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2002 zijn opgebouwd;

    • b. met betrekking tot premieovereenkomsten van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2005 zijn opgebouwd.

  • 4 Voorzover het bij de toepassing van het eerste lid pensioenaanspraken betreft die als gevolg van een premievrije voortzetting van die aanspraken worden opgebouwd, is het eerste lid van toepassing indien het recht op die premievrije voortzetting is ontstaan op of na 1 januari 2002.

  • 5 In afwijking van het derde lid kan het eerste lid van toepassing zijn op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd voor 1 januari 2002 respectievelijk 1 januari 2005 indien dit is overeengekomen in de pensioenovereenkomst.

  • 6 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het eerste lid.

Artikel 63. Variatie hoogte pensioenuitkering

  • 1 De hoogte van een pensioen kan na ingang variëren mits:

    • a. de laagste uitkering niet minder bedraagt dan 75% van de hoogste uitkering; en

    • b. de mate van variatie uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen wordt vastgesteld.

  • 3 In afwijking in zoverre van het eerste lid, onderdeel b, kan de mate van variatie uiterlijk bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd worden vastgesteld indien het pensioen is ingegaan vóór 1 januari 2013.

Artikel 64. Verbod van vervreemding en mogelijkheid van volmacht

  • 1 Vervreemding of elke andere handeling, waardoor de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde enig recht op zijn pensioenaanspraken of pensioenrechten aan een ander toekent is nietig, tenzij:

    • a. verpanding plaatsvindt voor het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990;

    • b. vervreemding plaatsvindt op grond van artikel 57, vijfde lid;

    • c. verevening plaatsvindt op basis van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding;

    • d. in het kader van een verrekening van pensioenrechten bij scheiding in plaats van de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde diens gewezen partner respectievelijk diens partner wordt aangewezen als begunstigde voor het geheel of een deel van het ouderdomspensioen, mits de pensioenuitvoerder hiermee instemt; of

    • e. in het kader van een verrekening van pensioenrechten bij scheiding de waarde van het geheel of een deel van het ouderdomspensioen van de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde bij dezelfde pensioenuitvoerder wordt aangewend voor een ouderdomspensioen op het leven van diens gewezen partner respectievelijk diens partner, mits de pensioenuitvoerder hiermee instemt.

  • 2 Een volmacht tot invordering van uitkeringen uit hoofde van een pensioenrecht, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.

Artikel 65. Afkoop

  • 2 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

Artikel 66. Afkoop klein ouderdomspensioen bij beëindiging deelneming

  • 1 De pensioenuitvoerder heeft het recht om op zijn vroegst twee jaar na beëindiging van de deelneming pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer af te kopen, indien op basis van de tot het tijdstip van beëindiging opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum minder zal bedragen dan € 400 [Red: per 1 januari 2014: € 458,06] per jaar, tenzij:

    • a. dit recht op afkoop in de pensioen- en uitvoeringsovereenkomst is beperkt of uitgesloten; of

    • b. de gewezen deelnemer binnen twee jaar na beëindiging van de deelneming een procedure tot waardeoverdracht is gestart.

  • 2 Indien de reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen ligt voor het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn van twee jaar, heeft de pensioenuitvoerder het recht om bij de ingang van het ouderdomspensioen een aanspraak op ouderdomspensioen en eventuele andere aanspraken ten behoeve van de gepensioneerde of zijn nabestaanden af te kopen, indien de uitkering van het ouderdomspensioen op de ingangsdatum minder bedraagt dan € 400 [Red: per 1 januari 2014: € 458,06] per jaar.

  • 3 De pensioenuitvoerder die gebruik wil maken van het in het eerste lid bedoelde recht informeert de gewezen deelnemer over zijn besluit hieromtrent binnen zes maanden na afloop van de periode van twee jaar na beëindiging van de deelneming en gaat over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden.

  • 4 De pensioenuitvoerder die gebruik wil maken van het in het tweede lid bedoelde recht informeert de gepensioneerde over zijn besluit hieromtrent binnen zes maanden na de ingang van het pensioen en gaat over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden.

  • 5 De pensioenuitvoerder stelt de afkoopwaarde van de pensioenaanspraken ter beschikking aan de gewezen deelnemer dan wel de gepensioneerde, met uitzondering van de afkoopwaarde van een bijzonder partnerpensioen, die ter beschikking wordt gesteld aan de gewezen partner.

  • 6 De pensioenuitvoerder betaalt de uitkering op de dag dat de aanspraken of rechten vervallen in verband met de afkoop.

  • 7 De pensioenuitvoerder kan na de in het derde lid bedoelde termijn van 2 jaar en zes maanden afkopen indien:

    • a. de gewezen deelnemer of gepensioneerde daarmee instemt; en

    • b. de hoogte van het ouderdomspensioen op jaarbasis per 1 januari van dat jaar lager is dan het in het eerste lid bedoelde grensbedrag.

  • 8 Het in het eerste en tweede lid genoemde bedrag wordt bij regeling van Onze Minister telkens herzien met ingang van 1 januari op basis van de consumentenprijsindex Alle Huishoudens, zoals berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De herziening wordt bepaald door de procentuele wijziging die dat indexcijfer over de maand oktober, voorafgaand aan de aanpassing heeft ondergaan ten opzichte van de maand oktober van het daaraan voorafgaande jaar.

  • 9 De pensioenuitvoerder waarborgt met betrekking tot perioden van opbouw vanaf 1 januari 2005 bij de vaststelling van de afkoopwaarde door vaststelling van een afkoopvoet dat geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen waarbij voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.

  • 10 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 11 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen er nadere regels worden gesteld aan het vaststellen van de afkoopwaarde, bedoeld in het zesde lid.

Artikel 67. Afkoop klein partnerpensioen of wezenpensioen bij ingang

  • 1 De pensioenuitvoerder heeft jegens de nabestaanden het recht om een recht op partnerpensioen of wezenpensioen ten behoeve van de nabestaanden van dezelfde deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde af te kopen, indien de uitkering van het partnerpensioen of wezenpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder bedraagt dan het op basis van artikel 66 bepaalde bedrag, tenzij dit recht op afkoop in de pensioen- en uitvoeringsovereenkomst is beperkt of uitgesloten.

  • 2 De pensioenuitvoerder die gebruik maakt van het in het eerste lid bedoelde recht informeert de nabestaande hierover binnen zes maanden na de ingangsdatum en gaat binnen die termijn over tot uitbetaling van de afkoopwaarde aan de nabestaande.

  • 3 De pensioenuitvoerder kan na de in het tweede lid bedoelde termijn het partnerpensioen of wezenpensioen afkopen indien:

    • a. de nabestaande daarmee instemt; en

    • b. indien de hoogte van het partnerpensioen of wezenpensioen op jaarbasis per 1 januari van dat jaar lager is dan het op basis van artikel 66 bepaalde bedrag.

Artikel 68. Afkoop klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding

  • 1 De pensioenuitvoerder heeft jegens de gewezen partner het recht om een aanspraak op bijzonder partnerpensioen af te kopen indien de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder zal bedragen dan het op basis van artikel 66 bepaalde bedrag, tenzij dit recht op afkoop in de pensioen- en uitvoeringsovereenkomst is beperkt of uitgesloten.

  • 2 De pensioenuitvoerder die gebruik maakt van het in het eerste lid bedoelde recht informeert de gewezen partner hierover binnen zes maanden na de melding van de scheiding en gaat binnen die termijn over tot uitbetaling van de afkoopwaarde aan de gewezen partner.

  • 3 De pensioenuitvoerder kan na de in het tweede lid bedoelde termijn afkopen indien:

    • a. de gewezen partner daarmee instemt; en

    • b. indien de hoogte van het partnerpensioen op jaarbasis per 1 januari van dat jaar lager is dan het op basis van artikel 66 bepaalde bedrag.

Artikel 69. Bevoegdheid tot afkoop van fiscaal bovenmatig pensioen

  • 2 De afkoopwaarde wordt door de pensioenuitvoerder aan de deelnemer of gewezen deelnemer ter beschikking gesteld, met uitzondering van de afkoopwaarde voor een bijzonder partnerpensioen die ter beschikking wordt gesteld aan de gewezen partner.

  • 3 De pensioenuitvoerder waarborgt bij de vaststelling van de afkoopwaarde door vaststelling van een afkoopvoet dat geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen waarbij voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.

  • 5 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 6 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen er regels worden gesteld aan het vaststellen van de afkoopwaarde.

Artikel 70. Begrip en reikwijdte waardeoverdracht

  • 2 Bij regeling van Onze Minister kunnen instellingen worden aangewezen jegens wie een pensioenuitvoerder een verplichting tot waardeoverdracht heeft.

Artikel 71. Plicht tot waardeoverdracht op verzoek gewezen deelnemer bij wisseling van werkgever of toetreding tot een beroepspensioenregeling

  • 1 De pensioenuitvoerder is verplicht om na een verzoek van de gewezen deelnemer tot waardeoverdracht de overdrachtswaarde van diens pensioenaanspraken over te dragen indien:

    • a. er sprake is van een individuele beëindiging van de dienstbetrekking dan wel individuele beëindiging van de deelneming; en

    • b. die waardeoverdracht ertoe strekt het de gewezen deelnemer mogelijk te maken pensioenaanspraken te verwerven bij de ontvangende pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever of de beroepspensioenregeling;

     tenzij sprake is van een van de in de artikelen 72, 72a en 73 omschreven situaties.

    Indien het verzoek van de gewezen deelnemer tot waardeoverdracht partnerpensioen betreft is voor de waardeoverdracht van dit partnerpensioen tevens vereist dat de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen met de waardeoverdracht instemt.

  • 2 De ontvangende pensioenuitvoerder is verplicht om na een verzoek tot waardeoverdracht van een deelnemer de overdrachtswaarde aan te wenden ter verwerving van pensioenaanspraken voor die deelnemer.

  • 3 De plicht van de overdragende pensioenuitvoerder om de waarde rechtstreeks over te dragen en de plicht van de ontvangende pensioenuitvoerder om de waarde aan te wenden ontstaat indien de deelnemer binnen zes maanden na aanvang van de verwerving van pensioenaanspraken in de door de ontvangende pensioenuitvoerder uitgevoerde pensioenregeling een opgave heeft gevraagd van zijn pensioenaanspraken aan de ontvangende pensioenuitvoerder en daarna het verzoek tot waardeoverdracht doet aan de ontvangende pensioenuitvoerder.

  • 4 De ontvangende pensioenuitvoerder waarborgt dat de actuariële waarde van de door de deelnemer te verwerven pensioenaanspraken ten minste gelijk is aan de op dezelfde grondslagen berekende waarde van de over te dragen pensioenaanspraken.

  • 5 De overdragende en de ontvangende pensioenuitvoerder brengen in het kader van de waardeoverdracht geen kosten in rekening bij de gewezen deelnemer.

  • 6 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten aanzien van de berekening van de overdrachtswaarde, de waarde van met de overdrachtswaarde te verwerven pensioenaanspraken alsmede de in acht te nemen procedures.

Artikel 71a. Uitzondering op de plicht tot waardeoverdracht in verband met afkoop

De in artikel 71 genoemde plicht tot waardeoverdracht geldt niet indien na de waardeoverdracht de voor de bedrijfspensioenvoorziening geldende wetgeving van een andere staat dan Nederland op de overgedragen pensioenaanspraken van toepassing is en de mogelijkheden tot afkoop van de waarde van de overgedragen pensioenaanspraken na de waardeoverdracht ruimer zijn dan op basis van deze wet.

Artikel 72. Uitzondering op de plicht tot waardeoverdracht in verband met financiële positie pensioenuitvoerder of werkgever

De in artikel 71 genoemde plicht tot waardeoverdracht geldt niet zolang:

  • a. de overdragende of ontvangende pensioenuitvoerder een pensioenfonds is waarbij de technische voorzieningen niet meer volledig door waarden worden gedekt;

  • b. de overdragende of ontvangende pensioenuitvoerder een verzekeraar is:

  • c. de overdragende pensioenuitvoerder een verzekeraar is en aanvullende bijdragen van de werkgever noodzakelijk zijn maar de financiële toestand van die werkgever blijkens een schriftelijke verklaring van een niet aan de onderneming van de werkgever verbonden registeraccountant of accountant-administratieconsulent die aanvullende bijdragen niet toelaat.

Artikel 72a. Uitzondering op de plicht tot waardeoverdracht in verband met bijbetaling

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de tijdelijke inperking van de in artikel 71 genoemde plicht tot waardeoverdracht in verband met aanvullende bijdragen van de oude of de nieuwe werkgever.

  • 2 De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 73. Uitzondering op plicht tot waardeoverdracht in verband met datum

De in artikel 71 genoemde plicht tot waardeoverdracht geldt niet met betrekking tot pensioenaanspraken ondergebracht bij:

  • a. een pensioenfonds, indien de deelneming is geëindigd vóór 8 juli 1994;

  • b. een verzekeraar, indien de dienstbetrekking van de gewezen deelnemer is geëindigd vóór 8 juli 1994.

Artikel 74. Herleving van de plicht tot waardeoverdracht bij wisseling van werkgever of toetreding tot een beroepspensioenregeling

  • 1 Indien de in artikel 72 genoemde omstandigheden niet meer van toepassing zijn:

    • a. herleven de in artikel 71 bedoelde plichten van de overdragende pensioenuitvoerder en de ontvangende pensioenuitvoerder;

    • b. wordt de in artikel 71, derde lid, omschreven verplichting van de deelnemer om binnen zes maanden een opgave te vragen en daarna een verzoek tot waardeoverdracht te doen verlengd tot zes maanden na ontvangst van de mededeling, bedoeld in het tweede lid.

  • 2 Een overdragende pensioenuitvoerder die in de periode waarin de in artikel 72 bedoelde omstandigheden op hem van toepassing zijn verzoeken tot waardeoverdracht heeft gekregen, informeert, wanneer deze omstandigheden niet meer van toepassing zijn, alle deelnemers die in die periode gewezen deelnemer zijn geworden en de betrokken ontvangende pensioenuitvoerders over de mogelijkheid alsnog waarde over te dragen.

  • 3 Een ontvangende pensioenuitvoerder die in de periode waarin de in artikel 72 genoemde omstandigheden op hem van toepassing zijn verzoeken tot waardeoverdracht heeft gekregen, informeert wanneer deze omstandigheden niet meer van toepassing zijn, alle deelnemers die in die periode een verzoek tot waardeoverdracht hebben gedaan en de betrokken overdragende pensioenuitvoerders over de mogelijkheid alsnog waarde over te dragen.

Artikel 75. Bevoegdheid tot waardeoverdracht op verzoek gewezen deelnemer bij wisseling werkgever of toetreding tot een beroepspensioenregeling

  • 1 Indien in de in artikel 71 bedoelde situatie geen plicht tot waardeoverdracht bestaat omdat:

    • a. de deelnemer niet voldaan heeft aan de in artikel 71, derde lid, omschreven verplichting om binnen zes maanden een opgave te vragen; of

    • b. sprake is van de in artikel 73 bedoelde situatie;

     is de pensioenuitvoerder bevoegd tot waardeoverdracht indien voldaan wordt aan de in artikel 71, eerste en vierde lid, genoemde voorwaarden.

  • 2 Indien in de in artikel 71 bedoelde situatie geen plicht tot waardeoverdracht bestaat, omdat er geen sprake is van een individuele beëindiging, is de pensioenuitvoerder bevoegd tot waardeoverdracht indien:

    • a. wordt voldaan aan de in artikel 71, eerste lid, onderdeel b en tweede zin, en vierde lid, genoemde voorwaarden;

    • b. de overdragende en de ontvangende pensioenuitvoerders aan wie door een groep gewezen deelnemers verzoeken tot waardeoverdracht worden gedaan, dit schriftelijk hebben gemeld aan de toezichthouder; en

    • c. de toezichthouder binnen drie maanden na de melding geen verbod tot waardeoverdracht heeft opgelegd aan een van beide pensioenuitvoerders.

  • 3 Indien de financiering van de aanspraken van de gewezen deelnemer bij de overdragende pensioenuitvoerder nog niet is voltooid overeenkomstig artikel 55 kan de pensioenuitvoerder ondanks de lagere waarde en de daaruit bij de ontvangende pensioenuitvoerder resulterende lagere pensioenaanspraken de waarde overdragen indien de gewezen deelnemer en zijn partner schriftelijk hiermee instemmen en mits sprake is van de in artikel 72, onderdeel c, of de in artikel 73 bedoelde situatie.

  • 4 Indien in de in artikel 71 bedoelde situatie geen plicht tot waardeoverdracht bestaat omdat sprake is van de in artikel 72a bedoelde situatie is de pensioenuitvoerder bevoegd tot waardeoverdracht indien:

    • a. voldaan wordt aan de in artikel 71, eerste en vierde lid, genoemde voorwaarden; en

    • b. de oude of nieuwe werkgever bereid is de aanvullende bijdragen te betalen.

Artikel 76. Plicht tot waardeoverdracht op verzoek deelnemer bij andere pensioenovereenkomst met dezelfde werkgever

  • 1 De pensioenuitvoerder is verplicht om na een verzoek van de gewezen deelnemer tot waardeoverdracht de overdrachtswaarde van diens pensioenaanspraken over te dragen indien:

    • a. sprake is van een individuele beëindiging van de deelneming bij een nieuwe of voortgezette dienstbetrekking bij dezelfde werkgever; en

    • b. die waardeoverdracht ertoe strekt het de gewezen deelnemer mogelijk te maken pensioenaanspraken te verwerven bij de ontvangende pensioenuitvoerder;

     tenzij de overdragende en ontvangende pensioenuitvoerder niet identiek zijn en sprake is van de in artikel 72 omschreven situaties.

    Indien het verzoek van de gewezen deelnemer tot waardeoverdracht partnerpensioen betreft is voor de waardeoverdracht van dit partnerpensioen tevens vereist dat de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen met de waardeoverdracht instemt.

  • 2 De ontvangende pensioenuitvoerder is verplicht om na een verzoek tot waardeoverdracht van een deelnemer de overdrachtswaarde aan te wenden ter verwerving van pensioenaanspraken voor die deelnemer.

  • 3 De plicht van de overdragende pensioenuitvoerder om de waarde rechtstreeks over te dragen en de plicht van de ontvangende pensioenuitvoerder om de waarde aan te wenden ontstaat indien de deelnemer binnen zes maanden na aanvang van de verwerving van pensioenaanspraken in de door de ontvangende pensioenuitvoerder uitgevoerde pensioenregeling een opgave heeft gevraagd van zijn pensioenaanspraken aan de ontvangende pensioenuitvoerder en daarna het verzoek tot waardeoverdracht doet aan de ontvangende pensioenuitvoerder.

  • 4 De overdrachtswaarde wordt door de overdragende pensioenuitvoerder zodanig vastgesteld dat de voor mannen en vrouwen te verwerven pensioenrechten gelijk zijn waarbij aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid op basis van dezelfde grondslagen wordt voldaan.

  • 5 Het vierde lid is:

    • a. met betrekking tot uitkeringsovereenkomsten van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2002 zijn of worden opgebouwd;

    • b. met betrekking tot premieovereenkomsten en kapitaalovereenkomsten van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2005 zijn of worden opgebouwd.

  • 6 In afwijking van het vijfde lid kan het vierde lid van toepassing zijn op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd voor 1 januari 2002 respectievelijk 1 januari 2005 indien dit is overeengekomen in de pensioenovereenkomst.

  • 7 De overdragende en de ontvangende pensioenuitvoerder brengen in het kader van de waardeoverdracht geen kosten in rekening bij de gewezen deelnemer.

  • 8 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 9 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de berekening van de overdrachtswaarde, de waarde van met de overdrachtswaarde te verwerven pensioenaanspraken alsmede de in acht te nemen procedures.

Artikel 77. Herleving van de plicht tot waardeoverdracht bij andere pensioenovereenkomst met zelfde werkgever

Indien in de in artikel 76 bedoelde situatie de in artikel 72 genoemde omstandigheden niet meer van toepassing zijn herleeft de plicht tot waardeoverdracht overeenkomstig artikel 74.

Artikel 78. Bevoegdheid tot waardeoverdracht op verzoek deelnemer bij andere pensioenovereenkomst met zelfde werkgever

  • 1 Indien in de in artikel 76 bedoelde situatie geen plicht tot waardeoverdracht bestaat omdat de deelnemer niet voldaan heeft aan de in artikel 76, derde lid, omschreven verplichting om binnen zes maanden een opgave te vragen, is de pensioenuitvoerder bevoegd tot waardeoverdracht indien voldaan wordt aan de in artikel 76, eerste en vierde lid, opgenomen voorwaarden.

  • 2 Indien in de in artikel 76 bedoelde situatie geen plicht tot waardeoverdracht bestaat omdat er geen sprake is van een individuele beëindiging, is de pensioenuitvoerder bevoegd tot waardeoverdracht indien:

    • a. wordt voldaan aan de in artikel 76, eerste lid, onderdeel b en tweede zin, en vierde lid, genoemde voorwaarden;

    • b. de overdragende en de ontvangende pensioenuitvoerders aan wie door een groep gewezen deelnemers verzoeken tot waardeoverdracht worden gedaan niet identiek zijn hetgeen zij schriftelijk hebben gemeld aan de toezichthouder; en

    • c. de toezichthouder binnen drie maanden na de melding geen verbod tot waardeoverdracht heeft opgelegd aan een van beide pensioenuitvoerders.

Artikel 79. Plicht tot waardeaanwending bij keuzerecht of keuzemogelijkheid

  • 1 De pensioenuitvoerder is verplicht om op verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer de waarde van diens pensioenaanspraken aan te wenden in het kader van het keuzerecht overeenkomstig de artikelen 60 en 61 of de keuzemogelijkheden overeenkomstig artikel 62.

  • 2 De pensioenuitvoerder brengt in het kader van de waardeoverdracht geen kosten in rekening bij de deelnemer of gewezen deelnemer.

Artikel 80. Bevoegdheid tot waardeoverdracht voor pensioenfondsen bij bereiken pensioendatum op grond van de pensioenovereenkomst

  • 1 Een pensioenfonds is bevoegd om op verzoek van de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde de waarde van zijn pensioenaanspraken welke voortvloeien uit een kapitaalovereenkomst of een premieovereenkomst die voorziet in de uitkering van een aan te wenden kapitaal op de pensioendatum, per de pensioendatum rechtstreeks over te dragen aan een andere pensioenuitvoerder indien:

    • a. de pensioenovereenkomst hierin voorziet;

    • b. de overdrachtswaarde zodanig door het overdragende pensioenfonds wordt vastgesteld dat de voor mannen en vrouwen te verwerven pensioenrechten gelijk zijn waarbij aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid op basis van dezelfde grondslagen wordt voldaan; en

    • c. indien de ontvangende pensioenuitvoerder een pensioenfonds is, de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde reeds pensioenaanspraken heeft jegens dat pensioenfonds.

    Indien het verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer tot waardeoverdracht partnerpensioen betreft is voor de waardeoverdracht van dit partnerpensioen tevens vereist dat de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen met de waardeoverdracht instemt.

  • 2 Het eerste lid, onderdeel b, is van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2005 zijn opgebouwd.

  • 3 Voorzover het bij de toepassing van het eerste lid pensioenaanspraken betreft die als gevolg van een premievrije voortzetting van die aanspraken worden opgebouwd, is het eerste lid, onderdeel b, van toepassing indien het recht op die premievrije voortzetting is ontstaan op of na 1 januari 2002.

  • 4 In afwijking van het tweede lid kunnen de in het eerste lid, onderdeel b, opgenomen voorwaarden van toepassing zijn op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd voor 1 januari 2005 indien dit is overeengekomen in de pensioenovereenkomst.

  • 5 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 6 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld aan het vaststellen van de overdrachtswaarde.

Artikel 81. Verplichting tot waardeoverdracht voor verzekeraars bij bereiken pensioendatum

  • 1 De verzekeraar is verplicht om op verzoek van de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde de waarde van zijn pensioenaanspraken welke voortvloeien uit een kapitaalovereenkomst of een premieovereenkomst die voorziet in de uitkering van een aan te wenden kapitaal op de pensioendatum, per de pensioendatum rechtstreeks over te dragen aan een andere pensioenuitvoerder indien:

    • a. de overdrachtswaarde zodanig door de overdragende verzekeraar wordt vastgesteld dat de voor mannen en vrouwen te verwerven pensioenrechten gelijk zijn waarbij aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid op basis van dezelfde grondslagen wordt voldaan; en

    • b. indien de ontvangende pensioenuitvoerder een pensioenfonds is, de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde reeds pensioenaanspraken heeft jegens dat pensioenfonds.

    Indien het verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer tot waardeoverdracht partnerpensioen betreft is voor de waardeoverdracht van dit partnerpensioen tevens vereist dat de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen met de waardeoverdracht instemt.

  • 2 Het eerste lid, onderdeel a, is van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2005 zijn opgebouwd.

  • 3 Voorzover het bij de toepassing van het eerste lid pensioenaanspraken betreft die als gevolg van een premievrije voortzetting van die aanspraken worden opgebouwd, is het eerste lid, onderdeel a, van toepassing indien het recht op die premievrije voortzetting is ontstaan op of na 1 januari 2002.

  • 4 In afwijking van het tweede lid kunnen de in het eerste lid, onderdeel a, opgenomen voorwaarden van toepassing zijn op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd voor 1 januari 2005 indien dit is overeengekomen in de pensioenovereenkomst.

  • 5 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 6 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld aan het vaststellen van de overdrachtswaarde.

Artikel 81a. Verplichting tot waardeoverdracht voor premiepensioeninstellingen op datum van omzetting in pensioenuitkering dan wel bereiken pensioendatum

  • 1 De premiepensioeninstelling is verplicht de waarde van de pensioenaanspraken van de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde op de datum van omzetting van de aanspraken in een pensioenuitkering rechtstreeks over te dragen aan een door de premiepensioeninstelling aan te wijzen verzekeraar.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is de premiepensioeninstelling verplicht op verzoek van de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde de waarde van zijn pensioenaanspraken per de pensioendatum rechtstreeks over te dragen aan een pensioenuitvoerder die door de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde is aangewezen. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:

    • a. indien de door de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde aangewezen pensioenuitvoerder een pensioenfonds is, de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde al pensioenaanspraken heeft jegens dat pensioenfonds; en

    • b. de ontvangende pensioenuitvoerder hanteert dezelfde methode als de premiepensioeninstelling om aan het vereiste van gelijke behandeling van mannen en vrouwen te voldoen.

    Indien het verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer tot waardeoverdracht partnerpensioen betreft, is voor de waardeoverdracht van dit partnerpensioen tevens vereist dat de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen met de waardeoverdracht instemt.

  • 3 De overdrachtswaarde wordt door de premiepensioeninstelling zodanig vastgesteld dat de voor mannen en vrouwen te verwerven pensioenrechten gelijk zijn waarbij aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid op basis van dezelfde grondslagen wordt voldaan.

  • 4 Het derde lid is van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2005 zijn opgebouwd.

  • 5 Voor zover het pensioenaanspraken betreft die als gevolg van een premievrije voortzetting van die aanspraken worden opgebouwd, is het derde lid van toepassing indien het recht op die premievrije voortzetting is ontstaan op of na 1 januari 2002.

  • 6 In afwijking van het vierde lid kunnen de in het derde lid opgenomen voorwaarden van toepassing zijn op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd voor 1 januari 2005 indien dit is overeengekomen in de pensioenovereenkomst.

  • 7 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 8 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld aan het vaststellen van de overdrachtswaarde.

Artikel 82. Overdracht pensioenkapitaal op pensioendatum

  • 1 In geval van overdracht van pensioenkapitaal op de pensioendatum ten behoeve van aankoop van een periodieke pensioenuitkering, draagt de overdragende pensioenuitvoerder het pensioenkapitaal over:

    • a. aan de door de deelnemer of gewezen deelnemer aangewezen ontvangende pensioenuitvoerder op de pensioendatum of binnen acht weken na het verzoek hiertoe van de deelnemer of gewezen deelnemer indien deze dat verzoek minder dan acht weken voor de pensioendatum heeft gedaan;

    • b. aan de door de aanspraakgerechtigde, niet zijnde de deelnemer of gewezen deelnemer, aangewezen ontvangende pensioenuitvoerder binnen acht weken na het verzoek hiertoe van die aanspraakgerechtigde.

  • 2 De overdragende pensioenuitvoerder is verplicht tot vergoeding van de schade die de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde ondervindt ten gevolge van de aan die pensioenuitvoerder toerekenbare niet tijdige overdracht; de schade is ten minste gelijk aan de wettelijke rente op het over te dragen pensioenkapitaal.

Artikel 83. Bevoegdheid tot collectieve waardeoverdracht op verzoek werkgever

  • 1 De pensioenuitvoerder is op verzoek van de werkgever bevoegd tot collectieve waardeoverdracht indien:

    • a. de waardeoverdracht ertoe strekt in verband met de beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst tussen de werkgever en de overdragende pensioenuitvoerder de waarde onder te brengen bij de ontvangende pensioenuitvoerder met wie de werkgever een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten;

    • b. de werkgever wordt overgenomen als gevolg van een overgang van een onderneming als bedoeld in artikel 662 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, en de overnemende onderneming een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten of gaat sluiten met een andere pensioenuitvoerder of dezelfde pensioenuitvoerder; of

    • c. de waardeoverdracht ertoe strekt in verband met een collectieve wijziging van de pensioenovereenkomsten de waarde van pensioenaanspraken of pensioenrechten aan te wenden bij dezelfde pensioenuitvoerder overeenkomstig die gewijzigde pensioenovereenkomsten.

  • 2 Bij een collectieve waardeoverdracht als bedoeld in het eerste lid wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a. de deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners of de pensioengerechtigden hebben geen bezwaren jegens de pensioenuitvoerder kenbaar gemaakt tegen de waardeoverdracht nadat zij over het voornemen schriftelijk zijn geïnformeerd;

    • b. de overdrachtswaarde wordt door de overdragende pensioenuitvoerder zodanig vastgesteld dat de voor mannen en vrouwen te verwerven pensioenrechten gelijk zijn waarbij aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid op basis van dezelfde grondslagen wordt voldaan; en

    • c. het voornemen tot waardeoverdracht aan een pensioenuitvoerder wordt door de overdragende pensioenuitvoerder uiterlijk drie maanden voor de beoogde datum van waardeoverdracht schriftelijk gemeld aan de toezichthouder en de toezichthouder heeft binnen die periode geen verbod tot waardeoverdracht opgelegd.

  • 3 Het tweede lid, onderdeel b, is met betrekking tot:

    • a. uitkeringsovereenkomsten van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2002 zijn opgebouwd;

    • b. premieovereenkomsten en kapitaalovereenkomsten van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2005 zijn opgebouwd.

  • 4 Op pensioenaanspraken die voor de in het derde lid genoemde data zijn opgebouwd is de eis van individuele actuariële gelijkwaardigheid, bedoeld in artikel 71, vierde lid, van toepassing, tenzij in de pensioenovereenkomst is overeengekomen dat de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, van toepassing zijn.

  • 5 Voorzover het bij de toepassing van het eerste lid pensioenaanspraken betreft die als gevolg van een premievrije voortzetting van die pensioenaanspraken worden opgebouwd is onderdeel b van het tweede lid van toepassing indien het recht op die premievrije voortzetting is ontstaan op of na 1 januari 2002.

  • 6 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld aan het vaststellen van de overdrachtswaarde.

Artikel 84. Verplichting tot collectieve waardeoverdracht bij liquidatie van de pensioenuitvoerder

  • 1 De pensioenuitvoerder is verplicht tot waardeoverdracht aan een andere pensioenuitvoerder bij liquidatie van de eerstgenoemde pensioenuitvoerder.

  • 2 In geval van een waardeoverdracht als bedoeld in het eerste lid gelden de volgende voorwaarden:

    • a. het voornemen tot waardeoverdracht aan een pensioenuitvoerder wordt door de overdragende pensioenuitvoerder uiterlijk drie maanden voor de beoogde datum van waardeoverdracht schriftelijk gemeld aan de toezichthouder en de toezichthouder heeft binnen die periode geen verbod tot waardeoverdracht opgelegd;

    • b. de overdrachtswaarde wordt zodanig door de overdragende pensioenuitvoerder vastgesteld dat de voor mannen en vrouwen te verwerven pensioenrechten gelijk zijn, waarbij aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid op basis van dezelfde grondslagen wordt voldaan.

  • 3 Het tweede lid, onderdeel b, is met betrekking tot:

    • a. uitkeringsovereenkomsten van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2002 zijn opgebouwd;

    • b. premieovereenkomsten en kapitaalovereenkomsten van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2005 zijn opgebouwd.

  • 4 Op pensioenaanspraken die voor de in het derde lid genoemde data zijn opgebouwd is de eis van individuele actuariële gelijkwaardigheid, bedoeld in artikel 71, vierde lid, van toepassing tenzij in de pensioenovereenkomst is overeengekomen dat de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, van toepassing zijn.

  • 5 Voorzover het bij de toepassing van het eerste lid pensioenaanspraken betreft die als gevolg van een premievrije voortzetting van die pensioenaanspraken worden opgebouwd is onderdeel b van het tweede lid van toepassing indien het recht op die premievrije voortzetting is ontstaan op of na 1 januari 2002.

  • 6 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld aan het vaststellen van de overdrachtswaarde.

Artikel 85. Plicht tot waardeoverdracht aan een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of verzekeraar met zetel buiten Nederland op verzoek gewezen deelnemer

  • 1 De pensioenuitvoerder is verplicht om na een verzoek van de gewezen deelnemer tot waardeoverdracht de overdrachtswaarde van diens pensioenaanspraken over te dragen aan een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of een verzekeraar met een zetel buiten Nederland als bedoeld in artikel 23, eerste lid, indien voldaan wordt aan de in artikel 71 genoemde voorwaarden, met dien verstande dat:

    • a. de in artikel 72 gestelde eis inzake de ontvangende pensioenuitvoerder niet van toepassing is; en mits

    • b. de mogelijkheden tot afkoop van de waarde van de overgedragen pensioenaanspraken na de waardeoverdracht niet ruimer zijn dan op basis van deze wet.

  • 2 Indien op grond van de in artikel 72 genoemde omstandigheden tijdelijk geen plicht tot waardeoverdracht bestaat, maar deze plicht overeenkomstig artikel 74 herleeft, is artikel 74, derde lid, niet van toepassing.

  • 3 De overdragende pensioenuitvoerder brengt in het kader van de waardeoverdracht geen kosten in rekening bij de gewezen deelnemer.

Artikel 86. Plicht tot waardeoverdracht aan een van de Europese Gemeenschappen of aangewezen instelling

  • 1 De pensioenuitvoerder is verplicht om na een verzoek van de gewezen deelnemer tot waardeoverdracht de overdrachtswaarde van diens pensioenaanspraken over te dragen aan een van de Europese Gemeenschappen of aan een op grond van artikel 70, tweede lid, door Onze Minister aangewezen instelling, indien:

    • a. er sprake is van beëindiging van de dienstbetrekking dan wel beëindiging van de deelneming;

    • b. die waardeoverdracht ertoe strekt het de gewezen deelnemer mogelijk te maken pensioenaanspraken te verwerven bij een van de Europese Gemeenschappen of de aangewezen genoemde instelling; en

    • c. de waarde rechtstreeks wordt overgedragen aan de betrokken Europese Gemeenschap of de aangewezen instelling.

    Indien het verzoek van de gewezen deelnemer tot waardeoverdracht partnerpensioen betreft is voor de waardeoverdracht van dit partnerpensioen tevens vereist dat de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen met de waardeoverdracht instemt.

  • 2 De overdragende pensioenuitvoerder brengt in het kader van de waardeoverdracht geen kosten in rekening bij de gewezen deelnemer.

  • 3 De op grond van artikel 71, zevende lid, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde regels ten aanzien van de berekening van de overdrachtswaarde zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 87. Bevoegdheid tot waardeoverdracht aan een andere instelling

  • 1 De pensioenuitvoerder die een verzoek tot waardeoverdracht ontvangt van een gewezen deelnemer waarbij beoogd wordt de waarde over te dragen aan een buitenlandse instelling, meldt dit aan de toezichthouder.

  • 2 Waardeoverdracht aan een buitenlandse instelling is alleen mogelijk wanneer ten genoegen van de toezichthouder wordt aangetoond dat:

    • a. voldaan wordt aan de in artikel 71, eerste lid, genoemde voorwaarden;

    • b. de in artikel 72 bedoelde omstandigheden op de overdragende pensioenuitvoerder niet van toepassing zijn;

    • c. de buitenlandse instelling de pensioenregeling uitvoert van de nieuwe werkgever;

    • d. de buitenlandse instelling in het land van vestiging is onderworpen aan een vorm van overheidstoezicht;

    • e. de vermogens van de instelling en de werkgever juridisch zijn gescheiden door het bestaan van een aparte juridische entiteit van de instelling, door een speciale preferentieregeling ten gunste van pensioengerechtigden of anderszins; en

    • f. de mogelijkheden tot afkoop van de overgedragen pensioenaanspraken na de waardeoverdracht niet ruimer zijn dan op basis van deze wet.

Artikel 88. Bevoegdheid tot waardeoverdracht aan een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of verzekeraar met zetel buiten Nederland op verzoek gewezen deelnemer bij wisseling werkgever of toetreding tot een beroepspensioenregeling

De pensioenuitvoerder is bevoegd om op verzoek van de gewezen deelnemer de waarde van zijn pensioenaanspraken over te dragen aan een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of een verzekeraar met zetel buiten Nederland als bedoeld in artikel 23, eerste lid, indien wordt voldaan aan de in artikel 75 opgenomen voorwaarden.

Artikel 89. Bevoegdheid tot waardeoverdracht aan een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of een verzekeraar met zetel buiten Nederland bij bereiken pensioendatum op grond van de pensioenovereenkomst

De pensioenuitvoerder is bevoegd om op verzoek van de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde de waarde van zijn pensioenaanspraken welke voortvloeien uit een kapitaalovereenkomst of een premieovereenkomst per de pensioendatum rechtstreeks over te dragen aan een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of een verzekeraar met zetel buiten Nederland als bedoeld in artikel 23, eerste lid, indien wordt voldaan aan de in artikel 80 opgenomen voorwaarden.

Artikel 90. Collectieve waardeoverdracht naar pensioeninstelling uit een andere lidstaat of verzekeraar met zetel buiten Nederland

  • 1 De pensioenuitvoerder is bevoegd om op verzoek van de werkgever over te gaan tot collectieve waardeoverdracht overeenkomstig artikel 83 indien de werkgever een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten met een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of een verzekeraar met zetel buiten Nederland als bedoeld in artikel 23, eerste lid.

  • 2 Aan de in artikel 84 geformuleerde verplichting tot waardeoverdracht in geval van liquidatie kan ook worden voldaan door waardeoverdracht aan een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of een verzekeraar met zetel buiten Nederland als bedoeld in artikel 23, eerste lid, in plaats van aan een pensioenuitvoerder.

Artikel 91. Verplichting tot medewerking aan inbreng van waarde

  • 1 Indien een pensioenuitvoerder het verzoek krijgt om in het kader van waardeoverdracht een waarde van een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of een verzekeraar met zetel buiten Nederland aan te nemen die verband houdt met een pensioenovereenkomst waarop deze wet tot het tijdstip van waardeoverdracht niet van toepassing is, is de pensioenuitvoerder gehouden daarvoor als ontvangende pensioenuitvoerder op te treden, mits:

    • a. die waardeoverdracht ertoe strekt het de verzoekende werknemer mogelijk te maken pensioenaanspraken te verwerven bij de ontvangende pensioenuitvoerder;

    • b. op de pensioenuitvoerder de in artikel 72 genoemde omstandigheden niet van toepassing zijn; en

    • c. aan de pensioenuitvoerder geen voorwaarden in verband met de waardeoverdracht worden gesteld die in strijd zijn met deze wet.

    Indien het verzoek tot waardeoverdracht partnerpensioen betreft is voor de waardeoverdracht van dit partnerpensioen tevens vereist dat de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen met de waardeoverdracht instemt.

  • 2 De ontvangende pensioenuitvoerder brengt in het kader van de waardeoverdracht geen kosten in rekening bij de deelnemer.

Artikel 92. Bevoegdheid tot medewerking aan inbreng van waarde

Indien een pensioenuitvoerder het verzoek krijgt om in het kader van waardeoverdracht een waarde van een buitenlandse instelling aan te nemen die verband houdt met een pensioenovereenkomst waarop deze wet tot het tijdstip van waardeoverdracht niet van toepassing is, is de pensioenuitvoerder bevoegd daarvoor als ontvangende pensioenuitvoerder op te treden, mits:

  • a. die waardeoverdracht ertoe strekt het de verzoekende werknemer mogelijk te maken pensioenaanspraken te verwerven bij de ontvangende pensioenuitvoerder;

  • b. op de pensioenuitvoerder de in artikel 72 genoemde omstandigheden niet van toepassing zijn; en

  • c. aan de pensioenuitvoerder geen voorwaarden in verband met de waardeoverdracht worden gesteld die in strijd zijn met deze wet.

Indien het verzoek tot waardeoverdracht partnerpensioen betreft is voor de waardeoverdracht van dit partnerpensioen tevens vereist dat de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen met de waardeoverdracht instemt.

§ 4.4. Rechten van de pensioenuitvoerder in het kader van de uitvoering

Artikel 93. Informatie uit de basisregistratie personen

Inlichtingen uit de basisregistratie personen en inlichtingen en uittreksels uit de registers van de burgerlijke stand, die de pensioenuitvoerder nodig heeft met het oog op de uitvoering van zijn taak, zijn vrij van leges.

Artikel 94. Burgerservicenummer

  • 1 Het burgerservicenummer kan door de pensioenuitvoerder bij het verwerken van persoonsgegevens worden gebruikt.

  • 2 De pensioenuitvoerder gebruikt dit burgerservicenummer uitsluitend:

    • a. in het verkeer met de persoon op wie het nummer betrekking heeft; of

    • b. in contacten met personen en instanties voor zover deze zelf bevoegd zijn gebruik te maken van het burgerservicenummer bij het verwerken van persoonsgegevens.

§ 4.5. Overige bepalingen

Artikel 95. Voorwaardelijke toeslagverlening

  • 1 Bij voorwaardelijke toeslagverlening dient er een consistent geheel te zijn tussen de gewekte verwachtingen, de financiering en het realiseren van voorwaardelijke toeslagen.

  • 2 Bij regeling van Onze Minister wordt invulling gegeven aan het begrip consistentie, bedoeld in het eerste lid. Een regeling als bedoeld in de eerste volzin kan worden vastgesteld vier weken nadat het ontwerp is overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal.

  • 3 Een toeslag is alleen voorwaardelijk indien in de pensioenovereenkomst, de uitvoeringsovereenkomst, het pensioenreglement, de opgaven op grond van de artikelen 21, 38 tot en met 46 en in de overige informatieverstrekking door de pensioenuitvoerder een voorwaardelijkheidsverklaring is opgenomen.

  • 4 Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld over de inhoud van de voorwaardelijkheidsverklaring.

Artikel 96. Informatie in jaarverslag over dwangsommen en bestuurlijke boeten

Een pensioenuitvoerder vermeldt in zijn jaarverslag of in het afgelopen boekjaar:

  • a. aan de pensioenuitvoerder dwangsommen en bestuurlijke boeten zijn opgelegd, en zo ja, hoeveel deze in totaal hebben bedragen;

  • b. een aanwijzing als bedoeld in artikel 171 aan de pensioenuitvoerder is gegeven;

  • c. een bewindvoerder als bedoeld in artikel 173 is aangesteld;

  • d. een kortetermijnherstelplan als bedoeld in artikel 140 van toepassing is;

  • e. een langetermijnherstelplan als bedoeld in artikel 138 van toepassing is;

  • f. de beëindiging van de situatie, bedoeld in artikel 172, waarin de bevoegdheidsuitoefening van alle of bepaalde organen van een pensioenfonds is gebonden aan toestemming van de toezichthouder.

Artikel 97. Deelneming tijdens detachering

  • 1 Een gedetacheerde werknemer kan tijdens de detachering blijven deelnemen aan de pensioenregeling.

  • 2 Indien tijdens detachering in Nederland de betaling van bijdragen in een andere lidstaat wordt voortgezet, worden de in Nederland gedetacheerde werknemer en diens werkgever vrijgesteld van de verplichting tot het betalen van bijdragen in Nederland.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van toepassing op detacheringen die op of na 25 juli 2001 zijn aangevangen.

Artikel 98. Overlijden ten gevolge van een uitgesloten oorzaak

Overlijdt een deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde ten gevolge van een van het risico uitgesloten oorzaak en betrof het een partnerpensioen op opbouwbasis, dan keert de pensioenuitvoerder aan de partner een periodieke uitkering van partnerpensioen uit die gebaseerd is op de premievrije waarde berekend naar de dag voorafgaande aan het overlijden.

Artikel 98a. Uitvoering buitenlandse pensioenregeling

De Nederlandse sociale en arbeidswetgeving is niet van toepassing voor zover een pensioenuitvoerder een pensioenregeling uitvoert waarop de voor de bedrijfspensioenvoorziening geldende regels van een andere staat dan Nederland van toepassing zijn.

Hoofdstuk 5. Algemene bepalingen met betrekking tot pensioenfondsen

§ 5.1. Pensioenfondsen algemeen

Artikel 99. Samenstelling bestuur pensioenfonds

  • 1 In het bestuur van een bedrijfstakpensioenfonds zijn de belanghebbenden op een evenwichtige wijze vertegenwoordigd met dien verstande dat:

    • a. de vertegenwoordigers van werknemersverenigingen ten minste evenveel zetels bezetten als de vertegenwoordigers van werkgeversverenigingen in de betrokken bedrijfstak of bedrijfstakken; of

    • b. indien vertegenwoordigers van pensioengerechtigden zetels bezetten, zij tezamen met de vertegenwoordigers van werknemersverenigingen ten minste evenveel zetels bezetten als de vertegenwoordigers van de werkgeversverenigingen.

  • 2 Indien de statuten van een bedrijfstakpensioenfonds voorzien in stemgerechtigde vertegenwoordigers in het bestuur van anderen dan werknemers- of werkgeversverenigingen binnen de betrokken bedrijfstak of bedrijfstakken, worden die vertegenwoordigers voor de toepassing van het eerste lid gelijkgesteld met vertegenwoordigers van werknemersverenigingen.

  • 3 In het bestuur van een ondernemingspensioenfonds zijn de belanghebbenden op een evenwichtige wijze vertegenwoordigd met dien verstande dat:

    • a. de werknemersvertegenwoordigers ten minste evenveel zetels bezetten als de werkgeversvertegenwoordigers; of

    • b. indien vertegenwoordigers van pensioengerechtigden zetels bezetten, zij tezamen met werknemersvertegenwoordigers ten minste evenveel zetels bezetten als de werkgeversvertegenwoordigers.

  • 4 Indien een ondernemingspensioenfonds pensioenregelingen uitvoert voor meerdere ondernemingen of groepen wordt elke onderneming of groep door ten minste een werknemersvertegenwoordiger en een werkgeversvertegenwoordiger vertegenwoordigd in het bestuur.

  • 5 De benoeming van de werknemersvertegenwoordigers in het bestuur van een ondernemingspensioenfonds vindt plaats:

    • a. na verkiezing van de vertegenwoordigers door de deelnemers;

    • b. op voordracht van de vertegenwoordigers van de deelnemers in een deelnemersraad als bedoeld in artikel 110;

    • c. op voordracht van de ondernemingsraad; of

    • d. op een andere wijze, mits de ondernemingsraad heeft ingestemd met deze benoemingswijze.

  • 6 Indien de statuten van een ondernemingspensioenfonds voorzien in stemgerechtigde vertegenwoordigers in het bestuur van anderen dan werknemers of de werkgever, worden die vertegenwoordigers voor de toepassing van het derde en vierde lid gelijkgesteld met de werknemersvertegenwoordigers.

  • 7 Het derde tot en met zesde lid is niet van toepassing voor zover een onderneming of groep waaraan het pensioenfonds verbonden was heeft opgehouden te bestaan.

Artikel 100. Keuze medezeggenschap in pensioenfondsbesturen

  • 1 In het bestuur van een pensioenfonds zijn de pensioengerechtigden vertegenwoordigd wanneer:

    • a. het bestuur hiertoe op eigen initiatief besluit; of

    • b. een meerderheid van de responderende pensioengerechtigden hiervoor kiest bij een schriftelijke raadpleging waarbij ten minste 10% van het aantal pensioengerechtigden zijn voorkeur kenbaar heeft gemaakt.

  • 2 Een pensioenfonds waarvan:

    • a. het aantal pensioengerechtigden ten minste 10% bedraagt van de som van het aantal deelnemers en het aantal pensioengerechtigden en waarvan het aantal pensioengerechtigden ten minste 25 personen bedraagt; of

    • b. het aantal pensioengerechtigden ten minste 1000 personen bedraagt;

    houdt de in het eerste lid, onderdeel b, genoemde raadpleging tenzij het bestuur op eigen initiatief heeft besloten tot opname van vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in het bestuur.

  • 3 Eens in de vijf jaar herhaalt het pensioenfonds de raadpleging indien dit wordt verzocht door tenminste 5% van de pensioengerechtigden tenzij de pensioengerechtigden reeds in het bestuur zijn vertegenwoordigd.

Artikel 101. Vertegenwoordigers van pensioengerechtigden in pensioenfondsbesturen

  • 1 In het bestuur van een pensioenfonds zijn de belanghebbenden op een evenwichtige wijze vertegenwoordigd met dien verstande dat de verdeling van de zetels van vertegenwoordigers van werknemersverenigingen of werknemersvertegenwoordigers en vertegenwoordigers van pensioengerechtigden plaats vindt op basis van de onderlinge getalsverhoudingen. Van deze verdeling kan worden afgeweken indien de betrokken partijen daarmee akkoord zijn.

  • 2 De benoeming van de vertegenwoordigers van pensioengerechtigden in het bestuur van een pensioenfonds vindt plaats na verkiezing van de vertegenwoordigers door de pensioengerechtigden. Artikel 109, vierde, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing op de benoeming van vertegenwoordigers van pensioengerechtigden in het bestuur van een bedrijfstakpensioenfonds en artikel 110, vierde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing op de benoeming van vertegenwoordigers van pensioengerechtigden in het bestuur van een ondernemingspensioenfonds.

Artikel 102. Melding oprichting van een pensioenfonds

  • 1 De oprichters melden de voorgenomen oprichting van een pensioenfonds uiterlijk zes weken voor de beoogde datum van oprichting aan de toezichthouder.

  • 2 Het pensioenfonds meldt binnen drie maanden na zijn oprichting deze oprichting aan de toezichthouder.

  • 3 Bij de melding, bedoeld in het eerste lid, worden gevoegd:

    • a. een authentiek afschrift van de akte van oprichting van het pensioenfonds;

    • b. een door het bestuur gewaarmerkt exemplaar van het reglement of de reglementen van het pensioenfonds;

    • c. een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van de uitvoeringsovereenkomst;

    • d. een actuariële en bedrijfstechnische nota als bedoeld in artikel 145; en

    • e. een eventuele overeenkomst tot verzekering, overdracht of onderbrenging.

Artikel 103. Toezending wijziging officiële stukken

Het pensioenfonds zendt:

  • a. een authentiek afschrift van de akte houdende wijziging van de statuten;

  • b. een door het bestuur gewaarmerkt exemplaar van wijziging van de reglementen;

  • c. een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van de wijzigingen in de uitvoeringsovereenkomst;

  • d. een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van de wijzigingen in de actuariële en bedrijfstechnische nota als bedoeld in artikel 145; en

  • e. een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van de wijzigingen in de eventuele overeenkomst tot verzekering, overdracht of onderbrenging;

binnen twee weken na totstandkoming van die wijziging aan de toezichthouder.

Artikel 104. Bescherming leden pensioenfondsbestuur, deelnemersraad en verantwoordingsorgaan

  • 1 De werkgever draagt er zorg voor dat de werknemers die staan of gestaan hebben op een kandidatenlijst voor de deelnemersraad of het verantwoordingsorgaan alsmede de leden en de gewezen leden van het pensioenfondsbestuur, de deelnemersraad of het verantwoordingsorgaan niet uit hoofde van hun kandidaatstelling voor of hun lidmaatschap van het pensioenfondsbestuur, de deelnemersraad of het verantwoordingsorgaan worden benadeeld in hun positie als werknemer.

  • 2 Indien het pensioenfonds in zijn hoedanigheid als werkgever aan de deelnemersraad of het verantwoordingsorgaan een secretaris heeft toegevoegd is het eerste lid op die secretaris van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Op degene die het initiatief neemt of heeft genomen tot het instellen van een deelnemersraad is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

  • 4 De deelnemersraad, het verantwoordingsorgaan en een werknemer als bedoeld in het eerste tot en met derde lid kunnen de kantonrechter verzoeken te bepalen dat de werkgever gevolg dient te geven aan hetgeen in deze leden is bepaald.

  • 5 De werkgever kan de arbeidsovereenkomst niet opzeggen met de werknemer die lid is van een bestuur van een pensioenfonds, een deelnemersraad of van een verantwoordingsorgaan. Indien de werkgever aan een pensioenfonds, deelnemersraad of een verantwoordingsorgaan een secretaris heeft toegevoegd, is de eerste volzin op die secretaris van overeenkomstige toepassing.

  • 6 De werkgever kan zonder voorafgaande toestemming van de kantonrechter de arbeidsovereenkomst niet opzeggen met een werknemer die geplaatst is op een kandidatenlijst voor een bestuur van een pensioenfonds, een deelnemersraad of een verantwoordingsorgaan of die korter dan twee jaar geleden lid is geweest van een bestuur van een pensioenfonds, een deelnemersraad of een verantwoordingsorgaan.

  • 7 De toestemming van de kantonrechter wordt gevraagd bij verzoekschrift. De kantonrechter verleent de toestemming slechts indien de werkgever aannemelijk heeft gemaakt dat opzegging geen verband houdt met een omstandigheid als bedoeld in het eerste lid. Van de uitspraak staat geen hoger beroep of beroep in cassatie open.

  • 8 Ten aanzien van personen die krachtens publiekrechtelijke aanstelling bij de werkgever werkzaam zijn, treedt een andere kamer van de rechtbank in de plaats van de kantonrechter.

  • 9 Het vijfde tot en met achtste lid zijn niet van toepassing bij een opzegging gedurende de proeftijd, wegens een dringende reden, indien de werknemer schriftelijk met de opzegging instemt of indien de opzegging geschiedt wegens de beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming of van het onderdeel van de onderneming, waarin de werknemer uitsluitend of in hoofdzaak werkzaam is.

Artikel 105. Eisen ten aanzien van beleid, deskundigheid en betrouwbaarheid

  • 1 Ten minste twee natuurlijke personen bepalen het dagelijks beleid van een pensioenfonds.

  • 2 De personen die het beleid van een pensioenfonds bepalen of mede bepalen richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgever en zorgen ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.

  • 3 Het beleid van een pensioenfonds wordt bepaald of mede bepaald door personen die geschikt zijn in verband met de uitoefening van het bedrijf van het pensioenfonds. Het intern toezicht van een pensioenfonds door een visitatiecommissie wordt uitgeoefend door personen die geschikt zijn voor de uitoefening van dit toezicht.

  • 4 Iedere bestuurder van een pensioenfonds is bevoegd een deskundige te raadplegen, of zich krachtens een bestuursbesluit, waarbij ten minste één vierde van de bestuurders zich daarvoor heeft uitgesproken, ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan.

  • 5 Het beleid van een pensioenfonds wordt bepaald of mede bepaald door personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat. Het intern toezicht van een pensioenfonds door een visitatiecommissie wordt uitgeoefend door personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat.

  • 6 Het bestuur van het pensioenfonds meldt elke wijziging in de samenstelling van de personen die het beleid van het pensioenfonds bepalen of mede bepalen vooraf aan de toezichthouder.

  • 7 Een wijziging als bedoeld in het zesde lid wordt niet doorgevoerd indien:

    • a. de toezichthouder binnen zes weken na ontvangst van de melding van de wijziging aan het pensioenfonds bekend maakt dat het niet met de voorgenomen wijziging instemt; of

    • b. de toezichthouder om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht en binnen zes weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het pensioenfonds bekend maakt dat het niet met de voorgenomen wijziging instemt.

  • 8 Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten die van invloed is op de betrouwbaarheid van de personen die het beleid van het pensioenfonds bepalen of mede bepalen stelt het pensioenfonds de toezichthouder daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.

  • 9 De betrouwbaarheid van een persoon staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door de toezichthouder voor de toepassing van deze wet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling.

  • 10 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel. Die regels hebben onder meer betrekking op de misdrijven die, indien begaan door een persoon als bedoeld in het vijfde lid, met het oog op de belangen die de wet beoogt te beschermen, tot de vaststelling leiden dat de betrouwbaarheid van die persoon niet buiten twijfel staat.

Artikel 105a. Tijdsbeslag

Bestuurders en leden van de raad van toezicht van een pensioenfonds hebben voldoende tijd beschikbaar om hun functie naar behoren uit te oefenen. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld. De artikelen 132a, 142a, 242a, 252a, 297a en 297b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zijn niet van toepassing.

Artikel 106. Statuten

  • 1 In de statuten van een pensioenfonds worden bepalingen opgenomen betreffende:

    • a. het doel van het pensioenfonds, waaronder een omschrijving van de werkingssfeer;

    • b. de bestemming van de middelen van het pensioenfonds;

    • c. het beheer van het pensioenfonds;

    • d. de inkomsten van het pensioenfonds;

    • e. de belegging van de gelden;

    • f. de wijze waarop de bestuursleden worden benoemd;

    • g. de wijze waarop de leden van de deelnemersraad worden gekozen;

    • h. de wijziging van de statuten;

    • i. de liquidatie van het pensioenfonds, waaronder begrepen de verplichtingen van de liquidateuren en de bestemming van de bezittingen van het pensioenfonds;

    • j. de wijze waarop het intern toezicht is georganiseerd;

    • k. de wijze waarop de leden van het verantwoordingsorgaan worden benoemd en ontslagen; en

    • l. de wijze waarop beëindiging van een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 2, twaalfde lid geschiedt.

  • 2 De omschrijving van de werkingssfeer, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, vindt ten aanzien van een bedrijfstakpensioenfonds plaats door het omschrijven van de bedrijfsactiviteiten van de bedrijfstak.

  • 3 Een bedrijfstakpensioenfonds dat aan werkgevers de mogelijkheid biedt om zich vrijwillig aan te sluiten bepaalt in zijn statuten onder welke voorwaarden deze vrijwillige aansluiting mogelijk is.

Artikel 107. Verbod leeftijdsgrens

Iedere bepaling die het lidmaatschap van het bestuur, een deelnemersraad of een verantwoordingsorgaan onmogelijk maakt op grond van het bereikt hebben van een bepaalde leeftijd is nietig.

Artikel 108. Instemmingrecht

Iedere bepaling die een instemmingsrecht inhoudt van een partij, die geen orgaan is van het pensioenfonds, inzake een besluit of voorgenomen besluit van het pensioenfonds is nietig, tenzij in deze wet anders is bepaald.

Artikel 108a. Omzetting pensioenfonds

  • 1 Voor omzetting van een pensioenfonds in een andere rechtsvorm als bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is een verklaring van geen bezwaar van de toezichthouder vereist. De toezichthouder verleent de verklaring indien hij van oordeel is dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgever voldoende gewaarborgd zijn.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld terzake van het eerste lid.

§ 5.2. Deelnemersraad

Artikel 109. Instelling deelnemersraad bij bedrijfstakpensioenfonds

  • 1 Een bedrijfstakpensioenfonds stelt een deelnemersraad in.

  • 2 In de deelnemersraad zijn de deelnemers en de pensioengerechtigden evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd.

  • 3 Op grond van door het bestuur van het pensioenfonds vast te stellen criteria kunnen naast de in het tweede lid bedoelde vertegenwoordigers ook één of meer vertegenwoordigers van gewezen deelnemers in de deelnemersraad zitting hebben.

  • 4 In geval van verkiezing van de leden van de deelnemersraad door deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden worden kandidaten voorgedragen door een of meer verenigingen van wie:

    • a. ten minste 1% van de geleding, voor welke die vereniging een kandidaat voordraagt, lid is; of

    • b. ten minste 250 personen van die geleding, voor welke die vereniging een kandidaat voordraagt, lid zijn.

  • 5 Voor zover geen verkiezing door de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden plaatsvindt, zijn verenigingen, die voldoen aan de in het vierde lid bedoelde criteria, evenredig aan hun ledentallen binnen het pensioenfonds vertegenwoordigd in de deelnemersraad binnen de betreffende geleding.

  • 6 Een vereniging als bedoeld in het vierde en vijfde lid, bezit volledige rechtsbevoegdheid. Haar statutair doel omvat mede het behartigen van de belangen van haar leden als belanghebbenden bij een bedrijfstakpensioenfonds.

  • 7 Bij regeling van Onze Minister kunnen verenigingen worden aangewezen op wie het vierde, vijfde en zesde lid, voor een bij die aanwijzing te bepalen periode niet van toepassing zijn.

  • 8 Het bedrijfstakpensioenfonds is gehouden om op verzoek van werknemers of een werknemersvereniging mee te werken aan de verstrekking van informatie aan de werknemers van het fonds over het voornemen tot oprichting, of over het bestaan, van een werknemersvereniging. Het bedrijfstakpensioenfonds is tevens gehouden om op verzoek van pensioengerechtigden of een vereniging van pensioengerechtigden mee te werken aan de verstrekking van informatie aan de pensioengerechtigden van een fonds over het voornemen tot oprichting, of over het bestaan, van een vereniging van pensioengerechtigden.

Artikel 110. Instelling deelnemersraad bij ondernemingspensioenfonds

  • 1 Het bestuur van een ondernemingspensioenfonds gaat over tot het instellen van een deelnemersraad:

    • a. op eigen initiatief van het ondernemingspensioenfonds; of

    • b. indien dit wordt verzocht door ten minste 5% van de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.

  • 2 In de deelnemersraad zijn de deelnemers en de pensioengerechtigden evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd. Indien een ondernemingspensioenfonds pensioenregelingen uitvoert voor meerdere ondernemingen of groepen wordt elke onderneming of groep door ten minste een deelnemer en een pensioengerechtigde vertegenwoordigd in de deelnemersraad.

  • 3 Op grond van door het bestuur van het pensioenfonds vast te stellen criteria kunnen naast de in het tweede lid bedoelde vertegenwoordigers ook één of meer vertegenwoordigers van gewezen deelnemers in de deelnemersraad zitting hebben.

  • 4 In geval van verkiezing van de leden van de deelnemersraad door deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden kunnen kandidaten worden voorgedragen door verenigingen en door individuele deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.

  • 5 Voor zover geen verkiezing door de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden plaatsvindt, maar de leden worden benoemd door verenigingen, zijn deze verenigingen evenredig aan hun ledenaantallen binnen hun geleding binnen het ondernemingspensioenfonds vertegenwoordigd in de deelnemersraad.

  • 6 Een vereniging als bedoeld in het vierde en vijfde lid bezit volledige rechtsbevoegdheid; haar statutair doel omvat mede het behartigen van de belangen van haar leden als belanghebbenden bij een ondernemingspensioenfonds.

  • 7 Het ondernemingspensioenfonds is gehouden om op verzoek van werknemers of een werknemersvereniging mee te werken aan de verstrekking van informatie aan de werknemers van het fonds over het voornemen tot oprichting, of