Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Wij, Beatrix bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 12 juli 2006, nr. FM 2006-01703 M;
Gelet op de artikelen 1:102, eerste lid, 2:5, tweede lid, 2:6, tweede lid, 2:7, tweede lid, 2:9, eerste lid, 2:12, derde lid, 2:13, tweede lid, 2:17, tweede lid, 2:21, derde lid, 2:22, tweede lid, 2:31, tweede lid, 2:32, tweede lid, 2:33, tweede lid, 2:36, derde lid, 2:37, tweede lid, 2:39, eerste lid, 2:41, tweede lid, 2:42, tweede lid, 2:43, tweede lid, 2:45, tweede lid, 2:46, tweede lid, 2:49, tweede lid, 2:50, tweede lid, 2:51, tweede lid, 2:53, eerste lid, 2:58, tweede lid, 2:63, tweede lid, 2:67, tweede en vierde lid, 2:68, derde lid, 2:69, tweede lid, 2:78, tweede lid, 2:81, vierde lid, 2:83, tweede lid, 2:89, tweede lid, 2:94, tweede lid, 2:99, derde lid, 2:105, vijfde lid, 2:107, tweede lid, 2:108, tweede lid, 2:110, tweede lid2:111, tweede lid, 2:112, tweede lid, 2:115, tweede lid, 2:118, tweede lid, 2:120, tweede lid, 2:121, tweede lid, 2:122, tweede lid, 2:127, tweede lid en 2:130, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht en de richtlijnen nr. 73/239/EEG, 85/611/EEG, 88/357/EEG, 91/674/EEG, 92/49/EEG, 93/6/EEG, 93/22/EEG, 2000/12/EG, 2000/46/EG, 2002/83/EG en 2002/92/EG;
De Raad van State gehoord (advies van 17 augustus 2006, no. W06.06.0335);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 9 oktober 2006, FM 2006-1822 U;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen
In dit besluit en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:
1 De dienstaanbieder die één of beide activiteiten, als bedoeld in artikel 1:5a, onderdeel k, onder i en ii, van de wet verricht, waarbij de totale waarde van de uitgevoerde betalingstransacties in de voorgaande twaalf maanden het bedrag van 1 miljoen euro overschrijdt, geeft daarvan kennis aan de Nederlandsche Bank.
2 De kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, geschiedt onder opgave van een beschrijving van de aangeboden diensten, waarbij wordt gespecificeerd uit hoofde van welke uitzondering als bedoeld in artikel 1:5a, onderdeel k, onder i en ii, de activiteit geacht wordt te zijn verricht.
4 De kennisgeving, bedoeld in het derde lid, geschiedt onder opgave van een accountantsverklaring waaruit blijkt dat de activiteit wordt verricht met inachtneming van de in artikel 1:5a, onderdeel l, vastgestelde maximumbedragen. Deze accountantsverklaring wordt jaarlijks verstrekt.
1 Een aanvraag als bedoeld in de artikelen 2:3.0d, eerste lid, 2:3.0i, eerste lid, 2:3.0m, eerste lid, 2:3b, eerste lid, 2:3i, eerste lid, 2:5, eerste lid, 2:7, eerste lid, 2:10b, eerste lid, 2:12, eerste lid, 2:13, eerste lid, 2:17, eerste lid, 2:21, eerste lid, 2:22, eerste lid, 2:26b, eerste lid, 2:26e, eerste lid, 2:31, eerste lid, 2:32, eerste lid, 2:33, eerste lid, 2:37, eerste lid, 2:41, eerste lid, 2:42, eerste lid, 2:43, eerste lid, 2:49, eerste lid, 2:51, eerste lid, 2:54b, eerste lid, 2:54e, eerste lid, 2:54h, eerste lid, 2:54j, eerste lid, 2:54m, eerste lid, 2:55, tweede lid, 2:58, eerste lid, 2:60, tweede lid, 2:63, eerste lid, 2:67, eerste lid, 2:67b, eerste en vierde lid, 2:68, eerste lid, 2:69c, eerste tot en met derde lid, 2:75, tweede lid, 2:78, eerste lid, 2:80, tweede lid, 2:83, eerste lid, 2:86, tweede lid, 2:89, eerste lid, 2:92, tweede lid, 2:94, eerste lid, 2:96, tweede lid, 2:99, eerste lid, 2:121a, eerste lid, 4:3, vierde lid, van de wet, wordt gedaan met gebruikmaking van het daartoe door de toezichthouder vast te stellen formulier dat op verzoek aan de aanvrager ter beschikking wordt gesteld.
Hoofdstuk 2. Toegang tot de Nederlandse financiële markten
§ 2.0a. Uitoefenen van bedrijf van afwikkelonderneming
Bepalingen ter uitvoering van
artikelen 2:3.0a, tweede lid,
2:3.0b, tweede lid,
2:3.0d, derde lid,
2:3.0g, zesde lid,
2:3.0i, derde lid,
2:3.0k, tweede lid en
2:3.0m, derde lid, van de wet
De gegevens, bedoeld in de artikelen 2:3.0a, tweede lid, 2:3.0f, tweede lid, en 2:3.0k, tweede lid, van de wet zijn:
a. een opgave van de naam, het adres en het telefoon- en faxnummer en het emailadres van de afwikkelonderneming;
b. een opgave van de rechtsvorm van de afwikkelonderneming;
c. een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;
d. een opgave van het nummer van inschrijving in het handelsregister;
e. een gewaarmerkt afschrift van de statuten; en
f. een opgave van de activiteiten die de afwikkelonderneming voornemens is te verrichten.
1 De gegevens, bedoeld in de artikelen 2:3.0d, derde lid, 2:3.0i, derde lid, en 2:3.0m, derde lid, van de wet zijn:
a. een opgave van de naam, het adres en het telefoon- en faxnummer en het emailadres van de afwikkelonderneming;
b. een opgave van de rechtsvorm van de afwikkelonderneming;
c. een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;
d. een opgave van het nummer van inschrijving in het handelsregister;
e. een gewaarmerkt afschrift van de statuten;
f. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of wordt voldaan aan hetgeen ingevolge artikel 3:8 van de wet is bepaald met betrekking tot de geschiktheid van de personen die het dagelijks beleid bepalen;
g. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of wordt voldaan aan hetgeen ingevolge artikel 3:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen of onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken;
h. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:10, eerste lid, van de wet;
i. een beschrijving van de zeggenschapsstructuur aan de hand waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan artikel 3:16, eerste en tweede lid, van de wet;
j. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste en tweede lid, van de wet;
k. een beschrijving van de criteria, bedoeld in artikel 4:76a, eerste lid, van de wet, op basis waarvan de afwikkelonderneming eerlijke en vrije toegang biedt tot haar diensten en systemen;
l. een beschrijving van de mechanismen waarmee periodiek het kostenniveau, prijsniveau en serviceniveau en de efficiëntie, bedoeld in artikel 4:76b, tweede lid, van de wet wordt beoordeeld;
m. een beschrijving van de communcatieprocedures en standaarden als bedoeld in artikel 4:76c, eerste lid, van de wet waarvan de afwikkelonderneming voornemens is gebruik te maken; en
n. een beschrijving van de wijze waarop de afwikkelonderneming inzicht als bedoeld in artikel 4:76d, eerste lid, van de wet in de financiële risico’s en de kosten die zijn verbonden aan de afwikkeldiensten biedt aan betaaldienstverleners.
Onze Minister kan op grond van artikel 2:3.0g, vierde lid, van de wet een staat aanwijzen als staat waar het toezicht in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die de wet beoogt te beschermen, indien:
a. de in die staat geldende regels voor het uitoefenen van het bedrijf van afwikkelonderneming en het toezicht op de naleving daarvan gelijkwaardig zijn aan het ingevolge de wet bepaalde met betrekking tot:
1°. geschiktheid en betrouwbaarheid;
2°. financiële waarborgen;
3°. bedrijfsvoering, waaronder maatregelen gericht op het bevorderen en handhaven van een integere bedrijfsvoering; en
4°. waarborgen voor een adequaat toezicht op de naleving van de in die staat gestelde regels;
b. de samenwerking tussen de Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten enerzijds en het bevoegde gezag in die staat anderzijds is gewaarborgd;
c. voor het bevoegde gezag in die staat regels gelden die gelijkwaardig zijn aan die in Hoofdstuk 1.4 van de wet.
§ 2.0. Uitoefenen van bedrijf van betaaldienstverlener of elektronischgeldinstelling
1 De gegevens, bedoeld in artikel 2:3b, tweede lid, en artikel 2:10b, tweede lid, van de wet zijn:
a. een opgave van de naam, het adres en het telefoon- en faxnummer en het emailadres van de betaaldienstverlener of elektronischgeldinstelling;
b. een opgave van de rechtsvorm van de betaaldienstverlener of elektronischgeldinstelling;
c. een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;
d. een opgave van het nummer van inschrijving in het handelsregister;
e. een gewaarmerkt afschrift van de statuten;
f. een opgave van de activiteiten die de betaaldienstverlener of elektronischgeldinstelling voornemens is te verrichten;
g. een bedrijfsplan met inbegrip van een budgetprognose voor de eerste drie boekjaren waarmee wordt aangetoond dat de betaaldienstverlener of elektronischgeldinstelling in staat is gebruik te maken van passende en evenredige systemen, middelen en procedures om op een gezonde basis te opereren;
h. een beschrijving van de interne controlemechanismen die de betaaldienstverlener of elektronischgeldinstelling heeft opgezet om de in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en de in Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1781/2006 (PbEU 2015, L 141), neergelegde verplichtingen in verband met het witwassen van geld en terrorismefinanciering na te komen;
i. een beschrijving van de organisatiestructuur, met inbegrip van, voor zover van toepassing, een beschrijving van het voorgenomen gebruik van agenten en bijkantoren, van de minimaal jaarlijkse controles van deze agenten en bijkantoren, van de uitbestedingregelingen, alsmede van de deelname van de aanvrager aan een nationaal of internationaal betaalsysteem;
j. een opgave van de identiteit van personen die een gekwalificeerde deelneming als bedoeld in artikel 1:1 van de wet in de betaaldienstverlener of elektronischgeldinstelling bezitten, alsmede de omvang van hun deelneming en het bewijs van hun geschiktheid, gelet op de noodzaak de gezonde en prudente bedrijfsvoering van de betaalinstelling of de elektronischgeldinstelling te garanderen;
k. een opgave van de accountantsorganisatie of, indien van toepassing, het auditkantoor, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen a onderscheidenlijk c, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, belast met de wettelijke controle als bedoeld in artikel 2 van die richtlijn van de jaarrekening van de betaaldienstverlener of elektronischgeldinstelling;
l. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of wordt voldaan aan hetgeen ingevolge artikel 3:8 van de wet is bepaald met betrekking tot de geschiktheid van de personen die het dagelijks beleid bepalen;
m. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of wordt voldaan aan hetgeen ingevolge artikel 3:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen of onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken;
n. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:10, eerste lid, van de wet;
o. een beschrijving van de zeggenschapsstructuur aan de hand waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan artikel 3:16, eerste en tweede lid, van de wet;
p. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste en tweede lid, van de wet;
q. bescheiden waaruit blijkt op welke wijze wordt voldaan aan het ingevolge artikel 3:29a, eerste lid bepaalde met betrekking tot de geldmiddelen die worden of zijn ontvangen van betaaldienstgebruikers of andere betaaldienstverleners;
r. bescheiden waaruit het eigen vermogen, bedoeld in artikel 3:53, eerste lid, van de wet en de te verwachten solvabiliteit, bedoeld in artikel 3:57, eerste lid, van de wet blijken;
s. bescheiden waaruit blijkt op welke wijze wordt voldaan aan het ingevolge artikel 3:29a, tweede lid, bepaalde met betrekking tot de geldmiddelen die worden of zijn ontvangen in ruil voor elektronisch geld dat is uitgegeven;
t. een beschrijving van de procedures voor het registreren en afhandelen van veiligheidsincidenten en veiligheidsgerelateerde klachten van cliënten en de nabehandeling ervan, met inbegrip van een mechanisme voor het melden van incidenten met inachtneming van de in artikel 26g Besluit prudentiële regels Wft vastgelegde meldingsplicht voor betaalinstellingen;
u. een beschrijving van de procedures voor het opslaan, monitoren, traceren en beperken van de toegang tot gevoelige betaalgegevens;
v. een beschrijving van de procedures ter waarborging van de bedrijfscontinuïteit, waarin de kritieke bedrijfsactiviteiten en noodplannen zijn opgenomen, inclusief een procedure om de toereikendheid en efficiëntie van deze plannen periodiek te toetsen en te herzien;
w. een beschrijving van de uitgangspunten en standaarden die worden toegepast bij het verzamelen van statistische gegevens over prestaties, transacties en fraude;
x. een beschrijving van het beveiligingsbeleid, met inbegrip van een gedetailleerde risicoanalyse met betrekking tot de aangeboden betaaldiensten;
y. een beschrijving van de maatregelen op het gebied van beveiliging en risicobeperking die worden genomen om de gebruikers van de betaaldiensten tegen de vastgestelde beveiligingsrisico’s, waaronder fraude en illegaal gebruik van gevoelige betaalgegevens en persoonsgegevens, te beschermen; en
z. voor zover van toepassing, gegevens omtrent de aansprakelijkheid van een betaaldienstverlener als bedoeld in artikel 24, tweede en derde lid, Besluit prudentiële regels Wft.
2 Bij de toepassing van het eerste lid, aanhef en onderdelen i, p, q en s, geeft de betaaldienstverlener of elektronischgeldinstelling een beschrijving van de regelingen voor accountantscontrole en de organisatorische regelingen die zij heeft getroffen voor het nemen van alle redelijke maatregelen om de belangen van betaaldienstgebruikers of houders van elektronisch geld te beschermen en om de continuïteit en betrouwbaarheid bij het uitvoeren van betaaldiensten dan wel de uitgifte van elektronisch geld te garanderen.
6 Indien de betaaldienstverlener uitsluitend betaaldiensten verleent als bedoeld onder 8 van de bijlage bij de richtlijn betaaldiensten, is het eerste lid, onderdelen h, j, k, q, r, s en w, niet van toepassing.
De gegevens, bedoeld in artikel 2:3c, eerste lid, van de wet zijn:
a. een opgave van de naam, het adres, het telefoon- en faxnummer en het emailadres van de betaaldienstagent;
b. een beschrijving van de interne controlemechanismen die door de betaaldienstagent zullen worden gebruikt om de in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme geregelde verplichtingen na te komen; en
c. de identiteit van de personen die het beleid van de betaaldienstagent bepalen of mede bepalen, alsmede gegevens waaruit blijkt dat zij betrouwbaar en geschikt zijn;
d. de betaaldiensten die de betaaldienstagent namens de betaalinstelling verleent; en
e. voor zover van toepassing, de unieke identificatiecode of het unieke identificatienummer van de betaaldienstagent.
§ 2.1a.
Uitoefenen van het bedrijf van bewaarder
§ 2.1. Uitoefenen van bedrijf van clearinginstelling
Onze Minister kan op grond van artikel 2:6, tweede lid, van de wet een staat aanwijzen als staat waar het toezicht in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die de wet beoogt te beschermen indien:
a. de in die staat geldende regels voor het uitoefenen van het bedrijf van clearinginstelling en het toezicht op de naleving daarvan gelijkwaardig zijn aan het ingevolge de wet bepaalde met betrekking tot:
1°. geschiktheid en betrouwbaarheid;
2°. financiële waarborgen;
3°. bedrijfsvoering, waaronder maatregelen gericht op het bevorderen en handhaven van een integere bedrijfsvoering; en
4°. waarborgen voor een adequaat toezicht op de naleving van de in die staat gestelde regels;
b. de samenwerking tussen de Nederlandsche Bank en het bevoegde gezag in die staat is gewaarborgd; en
c. voor het bevoegde gezag in die staat regels gelden die gelijkwaardig zijn aan die in Hoofdstuk 1.4 van de wet.
De gegevens, bedoeld in artikel 2:9, eerste lid, van de wet zijn:
a. het adres van zijn zetel en dat van de vestiging van waaruit de clearinginstelling voornemens is de diensten te verrichten;
b. een gewaarmerkt afschrift van de statuten;
c. de vermelding van de bevoegdheid om in de staat van de zetel het bedrijf van clearinginstelling uit te oefenen;
d. de vermelding of sprake is van de daadwerkelijke uitoefening van het bedrijf van clearinginstelling vanuit de staat van de zetel;
e. gegevens waaruit het eigen vermogen, bedoeld in artikel 3:53, eerste lid van de wet, van de clearinginstelling en de te verwachten solvabiliteit als bedoeld in artikel 3:57, eerste lid, van de wet, van de clearinginstelling blijken;
f. de naam en het privé-adres van de personen die het dagelijks beleid van het bijkantoor van de clearinginstelling bepalen; en
g. de naam en het privé-adres van de personen die het beleid van het bijkantoor van de clearinginstelling bepalen of mede bepalen.
§ 2.2. Uitoefenen van een bedrijf van bank
Bepalingen ter uitvoering van de
artikelen 2:12, vierde lid,
2:13, tweede lid,
2:17, tweede lid,
2:21, tweede lid, en
2:22, tweede lid, van de wet
4 Het eerste lid, onderdelen h en n, onder 2°, is niet van toepassing ten aanzien van personen wier betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.
1 De gegevens, bedoeld in artikel 2:17, tweede lid, en 2:21, tweede lid, van de wet zijn:
a. een opgave van de naam, het adres en het telefoon- en faxnummer van de bank;
b. een opgave van de rechtsvorm van de bank;
c. indien de bank een rechtspersoon is, een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;
d. indien de bank is ingeschreven in het handelsregister, een opgave van het nummer van inschrijving;
e. het adres van het bijkantoor;
f. indien aanwezig, een gewaarmerkt afschrift van de statuten;
g. een opgave van activiteiten die de bank voornemens is te verrichten vanuit het bijkantoor;
h. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:8 van de wet is bepaald met betrekking tot de geschiktheid van de personen die het dagelijks beleid van het bijkantoor van de bank bepalen;
i. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid van het bijkantoor van de bank bepalen of mede bepalen;
j. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:10, eerste lid, van de wet, vanuit het bijkantoor;
k. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van de wet vanuit het bijkantoor;
l. indien van toepassing, een beschrijving van het geconsolideerde toezicht; en
m. gegevens waaruit het eigen vermogen, bedoeld in artikel 3:53, eerste lid van de wet, van de bank, en de te verwachten solvabiliteit, bedoeld in artikel 3:57, eerste lid van de bank, van de wet en liquiditeit, bedoeld in artikel 3:63, eerste lid, van de wet, van de bank blijken.
§ 2.2a. Uitoefenen van bedrijf van herverzekeraar
4 Het eerste lid, onderdelen h en m, onder 2°, zijn niet van toepassing ten aanzien van personen wier betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.
Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 11a, eerste lid, onderdeel f, dat wordt overgelegd door degene die een vergunning aanvraagt voor het uitoefenen van het bedrijf van herverzekeraar, bevat het volgende:
a. een opgave van de aard van de risico’s die de herverzekeraar voornemens is te dekken of van de aard van de overeenkomsten die de herverzekeraar voornemens is te sluiten;
b. de aard van de herverzekeringsregelingen die de herverzekeraar voornemens is met de cederende verzekeraars te treffen;
c. een uiteenzetting omtrent de leidende beginselen op het gebied van het sluiten van overeenkomsten waarbij de herverzekeraar een gedeelte van het door hem herverzekerde risico, tegen betaling van premie, op zijn beurt aan een andere verzekeraar overdraagt;
d. de kernvermogensbestanddelen die de absolute ondergrens vormen van het minimumkapitaalvereiste dat ingevolge artikel 3:53, eerste en vierde lid, van de wet voor de betrokken activiteit of activiteiten geldt;
e. een raming van de kosten voor de inrichting van de administratie en van het productienet en bewijsstukken waaruit blijkt dat de herverzekeraar beschikt over de financiële middelen tot dekking daarvan;
f. voor de eerste drie boekjaren een raming van de te verwachten balanspositie;
g. voor de eerste drie boekjaren een raming van het toekomstige solvabiliteitskapitaalvereiste, op basis van de in onderdeel f bedoelde te verwachten balanspositie, evenals de voor deze ramingen gehanteerde berekeningsmethode;
h. voor de eerste drie boekjaren een raming van het toekomstige minimumkapitaalvereiste, op basis van de in onderdeel f bedoelde te verwachten balanspositie, evenals de voor deze ramingen gehanteerde berekeningsmethode;
i. voor de eerste drie boekjaren een raming van de financiële middelen tot dekking van de verplichtingen en tot dekking van het minimumkapitaalvereiste en het solvabiliteitskapitaalvereiste;
j. voor de eerste drie boekjaren een raming van de andere dan de in onderdeel e bedoelde inrichtingskosten, in het bijzonder van de algemene kosten en de provisies; en
k. voor de eerste drie boekjaren een raming van de premies en de schaden.
1 Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 11c, eerste lid, onderdeel g, dat wordt overgelegd door degene die een vergunning aanvraagt voor het uitoefenen van het bedrijf van herverzekeraar, bevat voor het bijkantoor het volgende:
a. een opgave van de aard van de risico’s die de herverzekeraar voornemens is te dekken of van de aard van de overeenkomsten die de herverzekeraar voornemens is te sluiten;
b. een uiteenzetting omtrent de leidende beginselen op het gebied van het sluiten van overeenkomsten waarbij de herverzekeraar een gedeelte van het door hem herverzekerde risico, tegen betaling van premie, op zijn beurt aan een andere verzekeraar overdraagt;
c. een raming van het toekomstige solvabiliteitskapitaalvereiste, op basis van de te verwachten balanspositie, evenals de voor deze ramingen gehanteerde berekeningsmethode;
d. een raming van het toekomstige minimumkapitaalvereiste, op basis van de te verwachten balanspositie, evenals de voor deze ramingen gehanteerde berekeningsmethode;
e. bewijsstukken waaruit blijkt dat het bijkantoor voldoet aan de absolute ondergrens van het minimumkapitaalvereiste dat ingevolge artikel 3:55a, eerste lid, in samenhang met artikel 3:53, eerste en vierde lid, van de wet voor de betrokken activiteit of activiteiten geldt, dan wel aan het solvabiliteitskapitaalvereiste dat ingevolge artikel 3:62, eerste lid, in samenhang met artikel 3:57, eerste tot en met derde lid, van de wet van toepassing is indien dit solvabiliteitskapitaalvereiste hoger is dan de absolute ondergrens van het minimumkapitaalvereiste;
f. een raming van de kosten voor de inrichting van de administratie en van het productienet en bewijsstukken waaruit blijkt dat de herverzekeraar beschikt over de financiële middelen tot dekking daarvan;
g. een uiteenzetting over de structuur van het governancesysteem;
h. een raming voor de eerste drie boekjaren van de andere dan de in onderdeel b bedoelde kosten van beheer, in het bijzonder van de algemene kosten en provisies;
i. een raming voor de eerste drie boekjaren van de premies en van de schaden;
j. een raming voor de eerste drie boekjaren van de liquiditeitspositie;
k. voor de eerste drie boekjaren een raming van de te verwachten balanspositie; en
l. voor de eerste drie boekjaren een raming van de financiële middelen tot dekking van de verplichtingen en tot dekking van het minimumkapitaalvereiste en het solvabiliteitskapitaalvereiste.
2 De aanvrager voegt bij het programma van werkzaamheden de jaarrekening van elk van de laatste drie boekjaren. Indien sedert de oprichting van de onderneming van de aanvrager nog geen drie boekjaren zijn verstreken, behoeven deze jaarrekeningen slechts voor de afgesloten boekjaren te worden overgelegd.
De gegevens, bedoeld in artikel 2:26f, tweede lid, van de wet zijn:
a. een opgave van de naam, het adres en het telefoon- en faxnummer van de herverzekeraar;
b. een opgave van de rechtsvorm van de herverzekeraar;
c. een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;
d. indien de herverzekeraar is ingeschreven in het handelsregister, een opgave van het nummer van inschrijving;
e. een gewaarmerkt afschrift van de statuten;
f. de opgave van het adres van zijn zetel en dat van de vestiging van waaruit de herverzekeraar voornemens is de diensten te verrichten;
g. de vermelding van de bevoegdheid om in de staat van de zetel het bedrijf van verzekeraar uit te oefenen en in welke activiteit of activiteiten de herverzekeraar bevoegd is zijn bedrijf uit te oefenen;
h. de vermelding van de daadwerkelijke uitoefening van het bedrijf van herverzekeraar vanuit de staat van de zetel;
i. gegevens waaruit de te verwachte solvabiliteit, bedoeld in artikel 3:57, eerste lid, van de wet met betrekking tot het gehele door de herverzekeraar uitgeoefende bedrijf blijkt; en
j. een opgave van de aard van de risico’s die de herverzekeraar voornemens is te dekken.
§ 2.3. Uitoefenen van bedrijf van levensverzekeraar en schadeverzekeraar
Bepalingen ter uitvoering van de
artikelen 2:31, derde lid,
2:32, tweede lid,
2:33, tweede lid,
2:36, derde lid,
2:37, tweede lid,
2:39, eerste lid,
2:41, tweede lid,
2:42, tweede lid,
2:43, tweede lid,
2:45, tweede lid en
2:46, tweede lid, van de wet
4 Het eerste lid, onderdelen h en m, onder 2°, is niet van toepassing ten aanzien van personen wier betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.
Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel f, dat wordt overgelegd door degene die een vergunning aanvraagt voor het uitoefenen van het bedrijf van levensverzekeraar, bevat het volgende:
a. een opgave van de aard van de overeenkomsten die de levensverzekeraar voornemens is te sluiten;
b. een uiteenzetting omtrent de leidende beginselen op het gebied van de herverzekering en retrocessie;
c. de kernvermogensbestanddelen die de absolute ondergrens van het minimumkapitaalvereiste vormen;
d. een raming van de kosten voor de inrichting van de administratie en van het productienet en bewijsstukken waaruit blijkt dat de verzekeraar beschikt over de financiële middelen tot dekking daarvan;
e. voor de eerste drie boekjaren een raming van de te verwachten balanspositie;
f. voor de eerste drie boekjaren een raming van het toekomstige solvabiliteitskapitaalvereiste, op basis van de in onderdeel e bedoelde te verwachten balanspositie, evenals de voor deze ramingen gehanteerde berekeningsmethode;
g. voor de eerste drie boekjaren een raming van het toekomstige minimumkapitaalvereiste, op basis van de in onderdeel e bedoelde te verwachten balanspositie, evenals de voor deze ramingen gehanteerde berekeningsmethode;
h. voor de eerste drie boekjaren een raming van de financiële middelen tot dekking van de verplichtingen en tot dekking van het minimumkapitaalvereiste en het solvabiliteitskapitaalvereiste; en
i. voor de eerste drie boekjaren een raming van de vermoedelijke ontvangsten en uitgaven, zowel wat de directe verzekering en de geaccepteerde herverzekeringen als de cessies uit hoofde van herverzekering betreft.
1 Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel f, dat wordt overgelegd door degene die een vergunning aanvraagt voor het uitoefenen van het bedrijf van schadeverzekeraar, bevat het volgende:
a. een opgave van de aard van de risico's die de schadeverzekeraar voornemens is te dekken;
b. een uiteenzetting omtrent de leidende beginselen op het gebied van de herverzekering en retrocessie;
c. de kernvermogensbestanddelen die de absolute ondergrens van het minimumkapitaalvereiste vormen;
d. een raming van de kosten voor de inrichting van de administratie en van het productienet, bewijsstukken waaruit blijkt dat de verzekeraar beschikt over de financiële middelen tot dekking daarvan alsmede, indien een van de te dekken risico’s behoort tot de branche hulpverlening, bedoeld in de Bijlage branches bij de wet, een opgave van de ter beschikking van de schadeverzekeraar staande middelen voor het verstrekken van de overeengekomen hulp;
e. voor de eerste drie boekjaren een raming van de te verwachten balanspositie;
f. voor de eerste drie boekjaren een raming van het toekomstige solvabiliteitskapitaalvereiste, op basis van de in onderdeel e bedoelde te verwachten balanspositie, evenals de voor deze ramingen gehanteerde berekeningsmethode;
g. voor de eerste drie boekjaren een raming van het toekomstige minimumkapitaalvereiste, op basis van de in onderdeel e bedoelde te verwachten balanspositie, evenals de voor deze ramingen gehanteerde berekeningsmethode;
h. voor de eerste drie boekjaren een raming van de financiële middelen tot dekking van de verplichtingen en tot dekking van het minimumkapitaalvereiste en het solvabiliteitskapitaalvereiste;
i. voor de eerste drie boekjaren een raming van de andere dan de in onderdeel d bedoelde kosten van beheer, in het bijzonder van de algemene kosten en de provisies; en
j. voor de eerste drie boekjaren een raming van de premies en van de schaden.
De gegevens, bedoeld in artikel 2:32, tweede lid, van de wet zijn:
a. een schriftelijk bewijs waaruit blijkt dat de aanvrager is aangesloten bij het bureau, bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen;
b. een schriftelijk bewijs waaruit blijkt dat de aanvrager zich heeft gemeld bij het Waarborgfonds Motorverkeer teneinde te voldoen aan zijn verplichtingen jegens dat fonds uit hoofde van de artikelen 24, eerste lid, en 24a, eerste lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen; en
c. een opgave van de naam en het adres van de schaderegelaars, bedoeld in artikel 4:70, tweede lid, van de wet.
1 Indien de aanvrager van een vergunning voor het uitoefenen van het bedrijf van schadeverzekeraar voornemens is dat bedrijf uitsluitend in de branche Rechtsbijstand uit te oefenen, zijn de gegevens, bedoeld in artikel 2:33, tweede lid, van de wet, afhankelijk van de keuze die de aanvrager heeft gemaakt met betrekking tot het voldoen aan artikel 4:65, eerste lid, onderdeel a, b of c van de wet:
a. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering waaruit blijkt dat de personeelsleden die zich bezighouden met de rechtsbijstandschaderegeling of met het geven van juridische adviezen met betrekking tot deze schaderegeling, niet tegelijkertijd dezelfde of soortgelijke werkzaamheden verrichten ten behoeve van een andere verzekeraar waarmee hij financiële, commerciële of administratieve banden heeft en die een andere branche uitoefent;
b. een opgave van het schaderegelingskantoor, bedoeld in artikel 4:65, eerste lid, onderdeel b van de wet; onderscheidenlijk
c. een opgave van de bepaling, bedoeld in artikel 4:65, eerste lid, onderdeel c, van de wet.
3 Gegevens met betrekking tot het schaderegelingskantoor bevatten tevens een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering waaruit blijkt dat de personeelsleden en de leden van het leidinggevende orgaan die zich bezighouden met de rechtsbijstandschaderegeling of met het geven van juridische adviezen met betrekking tot deze schaderegeling, niet tezelfdertijd dezelfde of soortgelijke werkzaamheden verrichten ten behoeve van een andere branche van een verzekeraar waarmee het schaderegelingskantoor financiële, commerciële of administratieve banden heeft.
De gegevens, bedoeld in artikel 2:36, derde lid, van de wet zijn:
a. het adres van de zetel van de verzekeraar en dat van de vestiging van waaruit hij voornemens is de diensten te verrichten;
b. een opgave van de aard van:
1°. indien het een levensverzekeraar betreft, de overeenkomsten die hij voornemens is te sluiten;
2°. indien het een schadeverzekeraar betreft, de in Nederland gelegen risico’s die hij voornemens is te dekken; en
c. gegevens waaruit de te verwachten solvabiliteit met betrekking tot het gehele door de verzekeraar uitgeoefende bedrijf blijkt.
1 De gegevens, bedoeld in artikel 2:37, tweede lid, en 2:41, tweede lid, van de wet zijn:
a. een opgave van de naam, het adres en het telefoon- en faxnummer van de verzekeraar;
b. een opgave van de rechtsvorm van de verzekeraar;
c. een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;
d. indien de verzekeraar is ingeschreven in het handelsregister, een opgave van het nummer van inschrijving;
e. het adres van het bijkantoor;
f. een gewaarmerkt afschrift van de statuten;
g. een programma van werkzaamheden die de verzekeraar voornemens is te verrichten vanuit het bijkantoor;
h. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:8 van de wet is bepaald met betrekking tot de geschiktheid van de personen die het dagelijks beleid van het bijkantoor van de verzekeraar bepalen;
i. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid van het bijkantoor van de verzekeraar bepalen of mede bepalen;
j. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:10, eerste lid, van de wet vanuit het bijkantoor;
k. een beschrijving van de zeggenschapsstructuur aan de hand waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan artikel 3:16 van de wet;
l. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van de wet vanuit het bijkantoor;
m. de vermelding van de bevoegdheid tot uitoefening van het bedrijf van verzekeraar;
n. een opgave van de vertegenwoordiger van de verzekeraar, bedoeld in artikel 3:47, eerste lid van de wet, alsook, indien de vertegenwoordiger rechtspersoon is, de statuten van deze rechtspersoon, een opgave van het nummer van inschrijving in het handelsregister en het bewijs van aanstelling van de natuurlijke persoon, bedoeld in het vijfde lid van voornoemd artikel;
o. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:47, achtste lid, van de wet is bepaald met betrekking tot de geschiktheid van de vertegenwoordiger van de verzekeraar of de natuurlijke persoon, bedoeld in artikel 3:47, vijfde lid, van de wet;
p. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:47, achtste lid, van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de vertegenwoordiger van de verzekeraar of de natuurlijke persoon, bedoeld in artikel 3:47, vijfde lid, van de wet; en
p. bescheiden waaruit het eigen vermogen, bedoeld in artikel 3:53, eerste lid van de wet van het bijkantoor van de verzekeraar, blijkt en op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge dat artikel is bepaald, en waaruit de te verwachten solvabiliteit, bedoeld in artikel 3:57, eerste lid, van de wet van het bijkantoor van de verzekeraar blijkt.
De gegevens, bedoeld in artikel 2:39, eerste lid, van de wet zijn:
a. een verklaring, afgegeven door de toezichthoudende instantie van de lidstaat van de zetel:
1°. dat de verzekeraar beschikt over het solvabiliteitskapitaalvereiste;
2°. dat de door haar aan de verzekeraar verleende vergunning hem toestaat vanuit de staat van het bijkantoor diensten te verrichten; en
3°. waarin de branches zijn vermeld waarvoor de verzekeraar in de lidstaat van de zetel een vergunning heeft; en
b. een opgave van de aard van:
1°. indien het een levensverzekeraar betreft, de overeenkomsten die hij voornemens is te sluiten; en
2°. indien het een schadeverzekeraar betreft, de in Nederland gelegen risico’s die hij voornemens is te dekken.
De gegevens, bedoeld in artikel 2:42, tweede lid, van de wet zijn:
a. een schriftelijk bewijs waaruit blijkt dat de aanvrager is aangesloten bij het bureau, bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen;
b. een schriftelijk bewijs waaruit blijkt dat de aanvrager zich heeft gemeld bij het Waarborgfonds Motorverkeer teneinde te voldoen aan zijn verplichtingen jegens dat fonds uit hoofde van de artikelen 24, eerste lid, en 24a, eerste lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen; en
c. een opgave van de naam en het adres van de schaderegelaars, bedoeld in artikel 4:70, tweede lid, van de wet.
1 Indien de aanvrager van een vergunning voor het uitoefenen van het bedrijf van schadeverzekeraar voornemens is dat bedrijf uitsluitend in de branche Rechtsbijstand uit te oefenen, zijn de gegevens, bedoeld in artikel 2:43, tweede lid, van de wet, afhankelijk van de keuze die de aanvrager heeft gemaakt met betrekking tot het voldoen aan artikel 4:65, eerste lid, onderdeel a, b of c van de wet:
a. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering waaruit blijkt dat de personeelsleden die zich bezighouden met de rechtsbijstandschaderegeling of met het geven van juridische adviezen met betrekking tot deze schaderegeling, niet tegelijkertijd dezelfde of soortgelijke werkzaamheden verrichten ten behoeve van een andere verzekeraar waarmee hij financiële, commerciële of administratieve banden heeft en die een andere branche uitoefent;
b. een opgave van het schaderegelingskantoor, bedoeld in artikel 4:65, eerste lid, onderdeel b van de wet; onderscheidenlijk
c. een opgave van de bepaling als bedoeld in artikel 4:65, eerste lid, onderdeel c, van de wet.
3 Gegevens met betrekking tot het schaderegelingskantoor bevatten tevens een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering waaruit blijkt dat de personeelsleden en de leden van het leidinggevende orgaan die zich bezighouden met de rechtsbijstandschaderegeling of met het geven van juridische adviezen met betrekking tot deze schaderegeling, niet tezelfdertijd dezelfde of soortgelijke werkzaamheden verrichten ten behoeve van een andere branche van een verzekeraar waarmee het schaderegelingskantoor financiële, commerciële of administratieve banden heeft.
1 Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 18, onderdeel g, dat wordt overgelegd door degene die een vergunning als bedoeld in artikel 2:36, eerste lid, of artikel 2:40 van de wet aanvraagt voor het uitoefenen van het bedrijf van levensverzekeraar, bevat voor het bijkantoor het volgende:
a. een opgave van de aard van de overeenkomsten die de levensverzekeraar voornemens is vanuit het bijkantoor te sluiten;
b. een uiteenzetting omtrent de leidende beginselen op het gebied van de herverzekering en retrocessie;
c. een raming van het toekomstige solvabiliteitskapitaalvereiste, op basis van de te verwachten balanspositie, evenals de voor deze ramingen gehanteerde berekeningsmethode;
d. een raming van het toekomstige minimumkapitaalvereiste, op basis van de te verwachten balanspositie, evenals de voor deze ramingen gehanteerde berekeningsmethode;
e. bewijsstukken waaruit blijkt dat het bijkantoor voldoet aan de absolute ondergrens van het minimumkapitaalvereiste dat ingevolge artikel 3:54, eerste en tweede lid, in samenhang met artikel 3:53, eerste en tweede lid, van de wet voor de betrokken branche of branches geldt, dan wel aan het solvabiliteitskapitaalvereiste dat ingevolge artikel 3:59, eerste lid, in samenhang met artikel 3:57, eerste tot en met derde lid, van de wet van toepassing is indien dit solvabiliteitskapitaalvereiste hoger is dan de absolute ondergrens van het minimumkapitaalvereiste;
f. een raming van de kosten voor de inrichting van de administratie en van het productienet en bewijsstukken waaruit blijkt dat de verzekeraar beschikt over de financiële middelen tot dekking daarvan;
g. een uiteenzetting over de structuur van het governancesysteem;
h. voor de eerste drie boekjaren een raming van de te verwachten balanspositie;
i. voor de eerste drie boekjaren een raming van de financiële middelen tot dekking van de verplichtingen en tot dekking van het minimumkapitaalvereiste en het solvabiliteitskapitaalvereiste; en
j. voor de eerste drie boekjaren een raming van de vermoedelijke ontvangsten en uitgaven, zowel wat de directe verzekering en de geaccepteerde herverzekeringen als de cessies uit hoofde van herverzekering betreft.
2 De aanvrager voegt bij het programma van werkzaamheden de jaarrekening van elk van de laatste drie boekjaren. Indien sedert de oprichting van de onderneming van de aanvrager nog geen drie boekjaren zijn verstreken, behoeven deze jaarrekeningen slechts voor de afgesloten boekjaren te worden overgelegd.
1 Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 18, onderdeel g, dat wordt overgelegd door degene die een vergunning als bedoeld in artikel 2:36, eerste lid, of artikel 2:40, eerste lid, van de wet aanvraagt voor het uitoefenen van het bedrijf van schadeverzekeraar, bevat voor het bijkantoor het volgende:
a. een opgave van de aard van de risico’s die de schadeverzekeraar voornemens is vanuit het bijkantoor te dekken;
b. een uiteenzetting omtrent de leidende beginselen op het gebied van de herverzekering en retrocessie;
c. een raming van het toekomstige solvabiliteitskapitaalvereiste, op basis van de te verwachten balanspositie, evenals de voor deze ramingen gehanteerde berekeningsmethode;
d. een raming van het toekomstige minimumkapitaalvereiste, op basis van de te verwachten balanspositie, evenals de voor deze ramingen gehanteerde berekeningsmethode;
e. bewijsstukken waaruit blijkt dat het bijkantoor voldoet aan de absolute ondergrens van het minimumkapitaalvereiste dat ingevolge artikel 3:54, eerste en tweede lid, van de wet, in samenhang met artikel 3:53, eerste en tweede lid, voor de betrokken branche of branches geldt, dan wel aan het solvabiliteitskapitaalvereiste dat ingevolge artikel 3:59, eerste lid, in samenhang met artikel 3:57, eerste tot en met derde lid, van de wet van toepassing is indien dit solvabiliteitskapitaalvereiste hoger is dan de absolute ondergrens van het minimumkapitaalvereiste;
f. een raming van de kosten voor de inrichting van de administratie en van het productienet en bewijsstukken waaruit blijkt dat de verzekeraar beschikt over de financiële middelen tot dekking daarvan, alsmede, indien een van de te dekken risico’s behoort tot de branche Hulpverlening, een opgave van de ter beschikking van de schadeverzekeraar staande middelen voor het verstrekken van de overeengekomen hulp;
g. een uiteenzetting over de structuur van het governancesysteem;
h. voor de eerste drie boekjaren een raming van de te verwachten balanspositie;
i. voor de eerste drie boekjaren een raming van de financiële middelen tot dekking van de verplichtingen en tot dekking van het minimumkapitaalvereiste en het solvabiliteitskapitaalvereiste;
j. voor de eerste drie boekjaren een raming van de andere dan de in onderdeel f bedoelde kosten van beheer, in het bijzonder van de algemene kosten en de provisies; en
k. voor de eerste drie boekjaren een raming van de premies en van de schaden.
2 De schadeverzekeraar voegt bij het programma van werkzaamheden de jaarrekening van elk van de laatste drie boekjaren. Indien sedert de oprichting van de onderneming van de schadeverzekeraar nog geen drie boekjaren zijn verstreken, behoeven deze jaarrekeningen slechts voor de afgesloten boekjaren te worden overgelegd.
§ 2.4. Uitoefenen van het bedrijf van verzekeraar met beperkte risico-omvang
4 Het eerste lid, onderdelen h en m, onder 2°, is niet van toepassing ten aanzien van personen wier betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.
Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 26, eerste lid, onderdeel f, bevat het volgende:
a. een opgave van de aard van de overeenkomsten die de verzekeraar voornemens is te sluiten;
b. een uiteenzetting omtrent de leidende beginselen op het gebied van de herverzekering;
c. een raming van de kosten voor de inrichting van de administratie en van het produktienet, alsmede bewijsstukken waaruit blijkt dat de verzekeraar beschikt over de financiële middelen tot dekking daarvan;
d. een raming voor de eerste drie boekjaren van de liquiditeitspositie;
e. een gedetailleerde raming voor de eerste drie boekjaren van de vermoedelijke inkomsten en uitgaven, zowel wat de directe verrichtingen en de geaccepteerde herverzekeringen als wat de overdrachten uit hoofde van herverzekering betreft;
f. een raming voor de eerste drie boekjaren van de financiële middelen tot dekking van de verplichtingen en tot dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste, bedoeld in artikel 3:57, derde lid, van de wet; en
g. de mededeling of de verzekeraar, indien hij een natura-uitvaartverzekeraar is, ten behoeve van zijn verzekerden al dan niet tevens het uitvaartbedrijf uitoefent.
Onze Minister kan, ter uitvoering van artikel 2:50, tweede lid, van de wet, een staat aanwijzen als staat waar het toezicht in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die de wet beoogt te beschermen indien:
a. de in die staat geldende regels voor het uitoefenen van het bedrijf van levensverzekeraar, natura-uitvaartverzekeraar of schadeverzekeraar met beperkte risico-omvang en het toezicht op de naleving daarvan gelijkwaardig zijn aan het ingevolge de wet bepaalde met betrekking tot:
1°. geschiktheid en betrouwbaarheid;
2°. financiële waarborgen;
3°. bedrijfsvoering, waaronder maatregelen gericht op het bevorderen en handhaven van een integere bedrijfsvoering; en
4°. waarborgen voor een adequaat toezicht op de naleving van de in die staat gestelde regels;
b. de samenwerking tussen de toezichthouder en het bevoegde gezag in die staat is gewaarborgd; en
c. voor het bevoegde gezag in die staat regels gelden die gelijkwaardig zijn aan die in Hoofdstuk 1.4 van de wet.
1 Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 29, eerste lid, onderdeel f, bevat het volgende:
a. een opgave van de aard van de overeenkomsten die de verzekeraar voornemens is te sluiten;
b. een uiteenzetting omtrent de leidende beginselen op het gebied van de herverzekering;
c. bewijsstukken waaruit blijkt dat het bijkantoor voldoet aan de absolute ondergrens van het minimumkapitaalvereiste dat ingevolge artikel 3:55, eerste lid, in samenhang met artikel 3:53, eerste en tweede lid, van de wet voor de betrokken branche of branches geldt, dan wel aan het solvabiliteitskapitaalvereiste dat ingevolge artikel 3:62, eerste lid, in samenhang met artikel 3:57, eerste tot en met derde lid, van de wet van toepassing is indien dit solvabiliteitskapitaalvereiste hoger is dan de absolute ondergrens van het minimumkapitaalvereiste;
d. een raming van de kosten voor de inrichting van de administratie en van het produktienet en bewijsstukken waaruit blijkt dat de verzekeraar beschikt over de financiële middelen tot dekking daarvan;
e. een raming voor de eerste drie boekjaren van de liquiditeitspositie;
f. een gedetailleerde raming voor de eerste drie boekjaren van de vermoedelijke inkomsten en uitgaven, zowel wat de directe verrichtingen en de geaccepteerde herverzekeringen als de overdrachten uit hoofde van herverzekering betreft;
g. een raming voor de eerste drie boekjaren van de financiële middelen tot dekking van de verplichtingen en tot dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste, bedoeld in artikel 3:57, derde lid, van de wet; en
h. een mededeling waaruit blijkt of de verzekeraar ten behoeve van zijn verzekerden al dan niet tevens het uitvaartbedrijf uitoefent.
2 De verzekeraar voegt bij het programma van werkzaamheden de jaarrekening van elk van de laatste drie boekjaren. Indien sedert de oprichting van de onderneming van de verzekeraar nog geen drie boekjaren zijn verstreken, behoeven deze jaarrekeningen slechts voor de afgesloten boekjaren te worden overgelegd.
De gegevens, bedoeld in artikel 2:53, eerste lid, van de wet zijn:
a. het adres van zijn zetel en dat van de vestiging van waaruit de verzekeraar voornemens is de diensten te verrichten;
b. een gewaarmerkt afschrift van de statuten;
c. de vermelding van de bevoegdheid om in de staat van de zetel het directe bedrijf van verzekeraar uit te oefenen;
d. de vermelding van de daadwerkelijke uitoefening van het directe bedrijf van verzekeraar vanuit de lidstaat van de zetel;
e. gegevens waaruit het eigen vermogen, bedoeld in artikel 3:53, eerste lid, en de te verwachten solvabiliteit als bedoeld in artikel 3:57, eerste lid, van de wet blijken;
f. de naam en het privé-adres van de personen die het dagelijks beleid van de verzekeraar bepalen; en
g. de naam en het privé-adres van de personen die het beleid van de verzekeraar bepalen of mede bepalen.
§ 2.4a. Uitoefenen van bedrijf van entiteit voor risico-acceptatie
4 Het eerste lid, onderdelen g en k, onder 2°, is niet van toepassing ten aanzien van personen wier betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.
Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 31a, eerste lid, onderdeel e, dat wordt overgelegd door degene die een vergunning aanvraagt voor het uitoefenen van het bedrijf van entiteit voor risico-acceptatie, bevat het volgende:
a. een opgave van de aard van de risico’s die de entiteit voor risico-acceptatie voornemens is te dekken;
b. een uiteenzetting omtrent de leidende beginselen op het gebied van het sluiten van overeenkomsten waarbij de entiteit voor risico-acceptatie een gedeelte van het door hem herverzekerde risico, tegen betaling van premie, op zijn beurt aan een verzekeraar of andere entiteit voor risico-acceptatie overdraagt;
c. een raming van de kosten voor de inrichting van de administratie en van het produktienet en bewijsstukken waaruit blijkt dat de entiteit voor risico-acceptatie beschikt over de financiële middelen ter dekking daarvan;
d. een raming voor de eerste drie boekjaren van de andere dan de in onderdeel c bedoelde kosten van beheer, in het bijzonder van de algemene kosten en provisies;
e. een raming voor de eerste drie boekjaren van de premies en van de schaden;
f. een raming voor de eerste drie boekjaren van de liquiditeitspositie; en
g. een raming voor de eerste drie boekjaren van de financiële middelen tot dekking van de verplichtingen.
1 Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 31c, eerste lid, onderdeel g, dat wordt overgelegd door degene die een vergunning aanvraagt voor het uitoefenen van het bedrijf van entiteit voor risico-acceptatie, bevat het volgende:
a. een opgave van de aard van de risico’s die de entiteit voor risico-acceptatie voornemens is te dekken;
b. een uiteenzetting omtrent de leidende beginselen op het gebied van het sluiten van overeenkomsten waarbij de entiteit voor risico-acceptatie een gedeelte van het door hem herverzekerde risico, tegen betaling van premie, op zijn beurt aan een verzekeraar of andere entiteit voor risico-acceptatie overdraagt;
c. een raming van de kosten voor de inrichting van de administratie en van het produktienet en bewijsstukken waaruit blijkt dat de entiteit voor risico-acceptatie beschikt over de financiële middelen ter dekking daarvan;
d. een raming voor de eerste drie boekjaren van de andere dan de in onderdeel c bedoelde kosten van beheer, in het bijzonder van de algemene kosten en provisies;
e. een raming voor de eerste drie boekjaren van de premies en van de schaden;
f. een raming voor de eerste drie boekjaren van de liquiditeitspositie; en
g. een raming voor de eerste drie boekjaren van de financiële middelen tot dekking van de verplichtingen.
2 De aanvrager voegt bij het programma van werkzaamheden de jaarrekening van elk van de laatste drie boekjaren. Indien sedert de oprichting van de onderneming van de aanvrager nog geen drie boekjaren zijn verstreken, behoeven deze jaarrekeningen slechts voor de afgesloten boekjaren te worden overgelegd.
De gegevens, bedoeld in artikel 2:54f, tweede lid, van de wet zijn:
a. een opgave van de naam, het adres en het telefoon- en faxnummer van de entiteit voor risico-acceptatie;
b. een opgave van de rechtsvorm van de entiteit voor risico-acceptatie;
c. een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;
d. indien de entiteit voor risico-acceptatie is ingeschreven in het handelsregister, een opgave van het nummer van inschrijving;
e. een gewaarmerkt afschrift van de statuten;
f. de opgave van het adres van zijn zetel en dat van de vestiging van waaruit de entiteit voor risico-acceptatie voornemens is de diensten te verrichten;
g. de vermelding van de bevoegdheid om in de staat van de zetel het bedrijf van entiteit voor risico-acceptatie uit te oefenen en in welke activiteit of activiteiten de entiteit voor risico-acceptatie bevoegd is zijn bedrijf uit te oefenen;
h. de vermelding van de daadwerkelijke uitoefening van het bedrijf van entiteit voor risico-acceptatie vanuit de staat van de zetel;
i. een opgave van de aard van de risico’s die de entiteit voor risico-acceptatie voornemens is te dekken.
§ 2.4b. Uitoefenen van bedrijf van premiepensioeninstelling
2 De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdelen g en m, onder 1°, zijn:
a. ten aanzien van de personen die het dagelijks beleid bepalen:
1°. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en de functie;
2°. een curriculum vitae;
3°. een opgave van de relevante diploma’s;
4°. een kopie van een geldig identiteitsbewijs; en
5°. een opgave van referenten;
b. ten aanzien van de werknemers en andere natuurlijke personen die zich onder de verantwoordelijkheid van de premiepensioeninstelling rechtstreeks bezighouden met het verlenen van de financiële dienst: een beschrijving van de wijze waarop de vakbekwaamheid van deze personen wordt gewaarborgd.
4 De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel m, onder 2°, zijn:
a. een beschrijving van de bedrijfsvoering die de premiepensioeninstelling in staat stelt te voldoen aan de bewaarplicht in verband met advisering; of
b. indien de premiepensioeninstelling afwijkt van de bewaarplicht: het protocol van het adviesproces.
Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 31f, eerste lid, onderdeel f, dat wordt overgelegd door degene die een vergunning aanvraagt voor het uitoefenen van het bedrijf van premiepensioeninstelling, bevat het volgende:
a. een opgave van de aard van de overeenkomsten die de premiepensioeninstelling voornemens is te sluiten;
b. een raming van de kosten voor de inrichting van de administratie en van het productienet en bewijsstukken waaruit blijkt dat de premiepensioeninstelling beschikt over de financiële middelen ter dekking daarvan;
c. een raming voor de eerste drie boekjaren van de andere dan de in onderdeel b bedoelde kosten van beheer, in het bijzonder van de algemene kosten en de provisies; en
d. een raming voor de eerste drie boekjaren van de premies.
De aanvraag van instemming, bedoeld in artikel 2:121a, tweede lid, gaat vergezeld van een opgave van:
a. de staat waarvan de voor bedrijfspensioenvoorziening geldende sociale- en arbeidswetgeving van toepassing is op de rechtsverhouding tussen de bijdragende onderneming en de werknemers of op degene die een vrij beroep uitoefent;
b. de zetel, statutaire naam en handelsnaam of handelsnamen van de bijdragende onderneming; en
c. de voornaamste kenmerken van de pensioenregeling die voor de bijdragende onderneming zal worden uitgevoerd.
§ 2.4c. Uitoefenen van bedrijf van wisselinstelling
2 Bij de toepassing van het eerste lid, aanhef en onderdelen h, k en l, geeft de wisselinstelling een beschrijving van de organisatorische regelingen die zij heeft getroffen voor het nemen van alle redelijke maatregelen om de belangen van degenen voor wie zij wisseltransacties verricht te beschermen en om de continuïteit en betrouwbaarheid bij het uitvoeren van wisseltransacties te garanderen.
Onze Minister kan op grond van artikel 2:54l, tweede lid, van de wet een staat aanwijzen als staat waar het toezicht in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die de wet beoogt te beschermen indien:
a. de in die staat geldende regels voor het uitoefenen van het bedrijf van wisselinstelling en het toezicht op de naleving daarvan gelijkwaardig zijn aan het ingevolge de wet bepaalde met betrekking tot:
1°. betrouwbaarheid;
2°. bedrijfsvoering, waaronder maatregelen gericht op het bevorderen en handhaven van een integere bedrijfsvoering; en
3°. waarborgen voor een adequaat toezicht op de naleving van de in die staat gestelde regels;
b. de samenwerking tussen de Nederlandsche Bank en het bevoegde gezag in die staat is gewaarborgd; en
c. voor het bevoegde gezag in die staat regels gelden die gelijkwaardig zijn aan die in Hoofdstuk 1.4 van de wet.
§ 2.4d. Uitoefenen van bedrijf van kredietunie
§ 2.5. Aanbieden van beleggingsobjecten
§ 2.6. Aanbieden van krediet
1 De gegevens, bedoeld in artikel 2:63, tweede lid, van de wet, zijn:
a. een opgave van de naam, het adres, het telefoon- en faxnummer van de aanbieder;
b. een opgave van de rechtsvorm van de aanbieder;
c. indien de aanbieder een rechtspersoon is: een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;
d. indien de aanbieder is ingeschreven in het handelsregister: een opgave van het nummer van inschrijving;
e. indien toepassing is gegeven aan artikel 2:105 van de wet: ten aanzien van iedere bij de aanbieder aangesloten onderneming waarvoor de vergunning mede geldt de gegevens, bedoeld onder a tot en met d;
f. indien van toepassing: een opgave van de aansluiting bij een stelsel van zelftoezicht waarmee de Autoriteit Financiële Markten een convenant heeft gesloten;
g. een opgave van de financiële dienst waarvoor de vergunning wordt aangevraagd en het financiële product waarop deze dienst betrekking heeft;
h. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 4:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de geschiktheid van de personen die het dagelijks beleid bepalen en met betrekking tot de vakbekwaamheid van de werknemers en andere personen die zich onder de verantwoordelijkheid van de aanbieder rechtstreeks bezighouden met financiële dienstverlening;
i. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 4:10 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen of onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken;
j. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, aan de hand waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan artikel 4:11, tweede en derde lid, van de wet;
k. een beschrijving van de zeggenschapsstructuur, bedoeld in artikel 4:13 van de wet;
l. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge de wet is bepaald met betrekking tot de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 4:15, eerste en tweede lid, van de wet; en
m. een bewijs van deelname aan een stelsel voor kredietregistratie als bedoeld in artikel 4:32 van de wet.
§ 2.7. Beheren van beleggingsinstellingen en het aanbieden van rechten van deelneming in beleggingsinstellingen
1 Onze Minister kan, ter uitvoering van artikel 2:66, eerste lid, van de wet, een staat aanwijzen als staat waar het toezicht in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die de wet beoogt te beschermen indien:
a. de in die staat geldende regels voor het aanbieden van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling en het toezicht op de naleving daarvan gelijkwaardig zijn aan het ingevolge de wet bepaalde met betrekking tot:
1°. geschiktheid en betrouwbaarheid;
2°. financiële waarborgen;
3°. bedrijfsvoering;
4°. aan de deelnemers in de beleggingsinstelling en de toezichthouder te verstrekken informatie; en
5°. waarborgen voor een adequaat toezicht op de naleving van de in die staat gestelde regels;
b. de staat waar de beleggingsinstelling is gevestigd niet op de lijst van niet-coöperatieve landen en gebieden van de Financial Action Task Force of diens opvolger staat;
c. de staat waar de beheerder zijn zetel heeft, met Nederland een overeenkomst heeft gesloten die informatie-uitwisseling waarborgt overeenkomstig de normen van artikel 26 van het OESO-Modelverdrag inzake belasting;
d. de samenwerking tussen de toezichthouder en het bevoegde gezag in die staat is gewaarborgd door middel van een samenwerkingsovereenkomst die ten minste een efficiënte informatie-uitwisseling waarborgt en die de toezichthouder in staat stelt haar toezichthoudende taken op grond van de wet uit te voeren; en
e. voor het bevoegde gezag in die staat regels gelden die gelijkwaardig zijn aan de bepalingen van hoofdstuk 1.4 van de wet.
2 De samenwerkingsovereenkomst tussen de toezichthouder en het bevoegde gezag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, voldoet aan de ingevolge artikel 36 van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen gestelde eisen.
1 De gegevens die noodzakelijk zijn voor het doen van een volledige aanvraag als bedoeld in artikel 2:67, derde lid, en artikel 2:68, derde lid, van de wet, zijn de gegevens, bedoeld in:
a. artikel 7, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen;
b. artikel 7, derde lid, onderdelen a en b, van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen.
2 De gegevens die op een later tijdstip kunnen worden verstrekt, bedoeld in artikel 2:67, derde lid, en artikel 2:68, derde lid ,van de wet, zijn de gegevens als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel e, en derde lid, onderdeel c tot en met e, van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen.
§ 2.7a. Beheren van icbe’s en aanbieden van rechten van deelneming in icbe’s
1 De gegevens, bedoeld in artikel 2:69d, vierde lid, van de wet, zijn:
a. het registratiedocument, bedoeld in artikel 4:48 van de wet;
b. de statuten van de beheerder van de icbe;
c. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 4:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de geschiktheid van de personen die het dagelijks beleid bepalen;
d. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 4:10 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen of onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken;
e. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 4:11, eerste lid, van de wet;
f. een beschrijving van de zeggenschapsstructuur, aan de hand waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan artikel 4:13 van de wet;
g. een beschrijving van de bedrijfsvoering van de beheerder van de icbe en, indien van toepassing, de bewaarders van de icbe's, bedoeld in artikel 4:14 van de wet;
h. een opgave van de personen die het dagelijks beleid bepalen, bedoeld in artikel 4:39 van de wet en de plaats waar zij hun werkzaamheden verrichten, bedoeld in artikel 4:40 van de wet;
i. indien van toepassing: de overeenkomst, bedoeld in artikel 4:43 van de wet;
j. indien van toepassing: de rechtsvorm en statutaire doelomschrijving van de bewaarders van de icbe’s, bedoeld in artikel 4:44 van de wet; en
k. indien van toepassing:
1°. een opgave van de omvang van een gekwalificeerde deelneming als bedoeld in artikel 3:95 van de wet;
2°. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of wordt voldaan aan hetgeen ingevolge artikel 3:99 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de aanvrager of houder van een verklaring van geen bezwaar die op grond van zijn gekwalificeerde deelneming het beleid van de betrokken onderneming zou kunnen bepalen of mede bepalen of zou bepalen of mede bepalen; en
3°. bescheiden waaruit de financiële positie en de juridische groepsstructuur van de aanvrager of houder van een verklaring van geen bezwaar blijken.
4 Het eerste lid, onderdeel d en onderdeel k onder 2°, zijn niet van toepassing ten aanzien van personen wier betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.
Artikel 35a
[Vervallen per 22-07-2013]
1 De gegevens, bedoeld in artikel 2:78, tweede lid, van de wet, zijn:
a. een opgave van de naam en het adres van de adviseur;
b. een opgave van de rechtsvorm van de adviseur;
c. indien de adviseur een rechtspersoon is: een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;
d. indien de adviseur is ingeschreven in het handelsregister: een opgave van het nummer van inschrijving;
e. indien toepassing is gegeven aan artikel 2:105 van de wet: ten aanzien van iedere bij de adviseur aangesloten onderneming waarvoor de vergunning mede geldt de gegevens, bedoeld onder a tot en met d;
f. indien van toepassing: een opgave van de aansluiting bij een stelsel van zelftoezicht waarmee de Autoriteit Financiële Markten een convenant heeft gesloten;
g. een opgave van de financiële dienst waarvoor de vergunning wordt aangevraagd en het financiële product waarop deze dienst betrekking heeft;
h. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 4:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de geschiktheid van de personen die het dagelijks beleid bepalen en met betrekking tot de vakbekwaamheid van de werknemers en andere personen die zich onder de verantwoordelijkheid van de adviseur rechtstreeks bezighouden met financiële dienstverlening;
i. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 4:10 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen of onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken;
j. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 4:11, tweede en derde lid, van de wet;
k. een beschrijving van de zeggenschapsstructuur, aan de hand waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan artikel 4:13 van de wet; en
l. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge de wet is bepaald met betrekking tot de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 4:15, eerste en tweede lid, van de wet.
De gegevens, bedoeld in artikel 2:81, vierde lid, van de wet, zijn:
a. een opgave van de naam en het adres van de verbonden bemiddelaar;
b. een opgave van de rechtsvorm van de verbonden bemiddelaar;
c. indien de verbonden bemiddelaar een rechtspersoon is: een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;
d. indien de verbonden bemiddelaar is ingeschreven in het handelsregister: een opgave van het nummer van inschrijving;
e. indien van toepassing: een opgave van de aansluiting bij een stelsel van zelftoezicht waarmee de Autoriteit Financiële Markten een convenant heeft gesloten;
f. een opgave van de financiële dienst en het financiële product waarop deze dienst betrekking heeft;waarvoor bemiddelaar als verbonden bemiddelaar optreedt; en
g. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of de aanbieder volledig verantwoordelijk is voor de bemiddelaar als bedoeld in artikel 2:81, tweede lid, onderdeel a, van de wet.
1 De gegevens, bedoeld in artikel 2:83, tweede lid, van de wet, zijn:
a. een opgave van de naam en het adres van de bemiddelaar;
b. een opgave van de rechtsvorm van de bemiddelaar;
c. indien de bemiddelaar een rechtspersoon is: een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;
d. indien de bemiddelaar is ingeschreven in het handelsregister: een opgave van het nummer van inschrijving;
e. indien toepassing is gegeven aan artikel 2:105 van de wet: ten aanzien van iedere bij de bemiddelaar aangesloten onderneming waarvoor de vergunning mede geldt de gegevens, bedoeld onder a tot en met d;
f. indien van toepassing: een opgave van de aansluiting bij een stelsel van zelftoezicht waarmee de Autoriteit Financiële Markten een convenant heeft gesloten;
g. een opgave van de financiële dienst waarvoor de vergunning wordt aangevraagd en het financiële product waarop deze dienst betrekking heeft;
h. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 4:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de geschiktheid van de personen die het dagelijks beleid bepalen en met betrekking tot de vakbekwaamheid van de werknemers en andere personen die zich onder de verantwoordelijkheid van de bemiddelaar rechtstreeks bezighouden met financiële dienstverlening;
i. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 4:10 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen of onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken;
j. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening als bedoeld in artikel 4:11, tweede en derde lid, van de wet;
k. een beschrijving van de zeggenschapsstructuur, aan de hand waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan artikel 4:13 van de wet;
l. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge de wet is bepaald met betrekking tot de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 4:15, eerste en tweede lid, van de wet;
m. indien de vergunning wordt aangevraagd voor het bemiddelen in verzekeringen: een afschrift van de polis en polisvoorwaarden van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering of gegevens met betrekking tot de daarmee vergelijkbare voorziening, bedoeld in artikel 4:75 van de wet; en
n. indien de vergunning wordt aangevraagd voor het bemiddelen in hypothecair krediet: een afschrift van de polis en polisvoorwaarden van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering of gegevens met betrekking tot de daarmee vergelijkbare voorziening, bedoeld in artikel 4:74b van de wet.
§ 2.10. Herverzekeringsbemiddelen
§ 2.11. Optreden als gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent
§ 2.12. Verlenen van beleggingsdiensten en verrichten van beleggingsactiviteiten
De aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 van de wet, bevat de informatie, genoemd in de artikelen 1 tot en met 7 van Verordening (EU) nr. 2017/1943 van de Commissie van 14 juli 2016 ter aanvulling van richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad, houdende technische reguleringsnormen inzake informatie en vereisten voor de verlening van vergunningen aan beleggingsondernemingen (PbEU 2017, L 276).
De gegevens, bedoeld in artikel 2:99a, derde lid, van de wet, bevatten de informatie, genoemd in de artikelen 1, 2, 4 en 6 van Verordening (EU) nr. 2017/1943 van de Commissie van 14 juli 2016 ter aanvulling van richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad, houdende technische reguleringsnormen inzake informatie en vereisten voor de verlening van vergunningen aan beleggingsondernemingen (PbEU 2017, L 276), met dien verstande dat de informatie betrekking heeft op het in Nederland gelegen bijkantoor.
1 De gegevens, bedoeld in artikel 2:97, negende lid, van de wet, zijn:
a. een opgave van de naam en het adres van de verbonden agent;
b. een opgave van de rechtsvorm van de verbonden agent;
c. indien de verbonden agent een rechtspersoon is: een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;
d. indien de verbonden agent is ingeschreven in het handelsregister: een opgave van het nummer van inschrijving;
e. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of met betrekking tot de verbonden agent voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 4:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de geschiktheid van de personen die het dagelijks beleid bepalen;
f. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of met betrekking tot de verbonden agent voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 4:10 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen of onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken;
g. een opgave van de financiële dienst waarvoor de beleggingsonderneming als verbonden agent optreedt; en
h. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of de beleggingsonderneming volledig verantwoordelijk is voor de verbonden agent als bedoeld in artikel 2:97, vijfde lid, van de wet.
2 De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, zijn:
ten aanzien van de personen die het dagelijks beleid bepalen:
1°. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;
2°. een curriculum vitae;
3°. een opgave van de relevante diploma’s;
4°. een kopie van een geldig identiteitsbewijs; en
5°. een opgave van referenten.
§ 2.12a. Verlenen van datarapporteringsdiensten
Bepaling ter uitvoering van artikel 2:103d, tweede lid, van de wet
De gegevens, bedoeld in artikel 2:103d, tweede lid, van de wet, bevatten de informatie, genoemd in de artikelen 2, 3 en 4 van Verordening (EU) nr. 2017/571 van de Commissie van 2 juni 2016 van richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad, houdende technische reguleringsnormen inzake de verlening van vergunningen, organisatorische eisen en de publicatie van transacties voor datarapporteringsdienstverleners (PbEU 2017, L 126), en de informatie met betrekking tot de organisatorische eisen, genoemd in de hoofdstukken II en III van die verordening.
§ 2.13. Overige bepalingen
Indien een vergunning als bedoeld in artikel 2:105, eerste lid, van de wet, wordt aangevraagd, worden, onverminderd de in dat lid genoemde artikelen, de volgende gegevens overgelegd:
a. gegevens waaruit de aansluiting bij de rechtspersoon, bedoeld in artikel 2:105, eerste lid, van de wet blijkt;
b. gegevens waaruit blijkt dat de rechtspersoon beschikt over voldoende bevoegdheden jegens de aangesloten ondernemingen om een handelen van een zodanige instelling in strijd met het ingevolge de wet bepaalde tegen te gaan en door de toezichthouder gegeven aanwijzing op te laten volgen;
c. gegevens waaruit blijkt dat de rechtspersoon beschikt over voldoende mogelijkheden tot deskundige ondersteuning van de aangesloten ondernemingen; en
d. gegevens waaruit blijkt dat de rechtspersoon gemachtigd is de aangesloten ondernemingen bij de aanvraag en ook overigens voor de toepassing van de in artikel 2:105, lid 3, van de wet genoemde afdelingen van de wet te vertegenwoordigen.
Hoofdstuk 3. Toegang tot de buitenlandse financiële markten
§ 3.0a. Uitoefenen van bedrijf van afwikkelonderneming
De gegevens, bedoeld in artikel 2:106.0a, tweede lid, van de wet zijn:
a. de staat waar de afwikkelonderneming voornemens is vanuit een bijkantoor haar bedrijf uit te oefenen;
b. de naam, het adres, het telefoon- en faxnummer en het emailadres van de betaalinstelling;
c. een opgave van de werkzaamheden, genoemd in de definitie van «afwikkeldiensten» in artikel 1:1 van de wet, die de afwikkelonderneming voornemens is vanuit het bijkantoor te verrichten;
d. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:10, eerste en tweede lid, van de wet;
f. een beschrijving van de inrichting van de voorgenomen bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van de wet; en
g. gegevens op grond waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of de financiële positie toereikend is.
§ 3.0. Uitoefenen van bedrijf van betaaldienstverlener of elektronischgeldinstelling
De gegevens, bedoeld in artikel 2:106a, tweede lid, van de wet zijn:
a. indien de betaalinstelling voornemens is door middel van het verrichten van diensten haar bedrijf naar een andere lidstaat uit te oefenen:
1°. de naam, het adres, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en, voor zover van toepassing, het vergunningsnummer van de betaalinstelling;
2°. een beschrijving van de organisatiestructuur van de betaalinstelling;
3°. de lidstaat of lidstaten waarin zij voornemens is haar werkzaamheden uit te oefenen; en
4°. een beschrijving van de aard van de betaaldiensten die de betaalinstelling voornemens is te verlenen in de andere lidstaat;
b. indien de betaalinstelling voornemens is in een andere lidstaat betaaldiensten aan te bieden vanuit een in die lidstaat gelegen bijkantoor:
1°. de naam, het adres, het telefoon- en faxnummer en het emailadres van het bijkantoor;
2°. een beschrijving van de organisatiestructuur van het bijkantoor;
3°. een beschrijving van de aard van de betaaldiensten die de betaalinstelling voornemens is te verlenen vanuit het bijkantoor;
4°. de identiteit van de personen die het dagelijks beleid van het bijkantoor zullen bepalen;
5°. een bedrijfsplan met een budgetprognose voor de eerste drie boekjaren waarmee wordt aangetoond dat de aanvrager in staat is gebruik te maken van passende en evenredige systemen, middelen en procedures om op een gezonde basis ter opereren; en
6°. een beschrijving van de regelingen op het gebied van bestuur en de mechanismen voor interne controle die de aanvrager heeft ingesteld, waaronder de administratieve en boekhoudkundige procedures van de procedures voor risicobeheersing, waaruit blijkt dat die bestuursregelingen, controlemechanismen en procedures evenredig, passend, degelijk en adequaat zijn;
c. indien de betaalinstelling voornemens is betaaldiensten te verlenen in een andere lidstaat door tussenkomst van een in die lidstaat gevestigde betaaldienstagent:
1°. een opgave van de naam, het adres, het telefoon- en faxnummer en het emailadres van de betaaldienstagent;
2°. een beschrijving van de interne controlemechanismen die door de betaaldienstagent zullen worden gebruikt om de in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme neergelegde verplichtingen na te komen; en
3°. de identiteit van de personen die het beleid van de betaaldienstagent bepalen of mede bepalen, alsmede gegevens waaruit blijkt dat zij betrouwbaar en geschikt zijn;
4°. de betaaldiensten die de betaaldienstagent namens de betaalinstelling verleent; en
5°. voor zover van toepassing, de unieke identificatiecode of het unieke identificatienummer van de betaaldienstagent.
De gegevens bedoeld in artikel 2:107a, derde lid, van de wet zijn:
a. Indien de elektronischgeldinstelling met zetel in Nederland voornemens is door middel van het verrichten van diensten haar bedrijf naar een andere lidstaat uit te oefenen:
1°. de naam, het adres, het telefoon- en faxnummer, het e-mailadres en, voor zover van toepassing, het vergunningsnummer van de elektronischgeldinstelling;
2°. een beschrijving van de organisatiestructuur van de elektronischgeldinstelling;
3°. de lidstaat of lidstaten waarin zij voornemens is haar werkzaamheden uit te oefenen; en
4°. een beschrijving van de aard van de diensten die de elektronischgeldinstelling voornemens is te verlenen in de andere lidstaat;
b. Indien de elektronischgeldinstelling voornemens is in een andere lidstaat haar bedrijf uit te oefenen vanuit een in die lidstaat gelegen bijkantoor:
1°. de naam, het adres, het telefoon- en faxnummer en het emailadres van het bijkantoor;
2°. een beschrijving van de organisatiestructuur van de elektronischgeldinstelling;
3°. een beschrijving van de aard van de diensten die de elektronischgeldinstelling voornemens is te verlenen in de andere lidstaat;
4°. de identiteit van de personen die het dagelijks beleid van het bijkantoor zullen bepalen;
5°. een bedrijfsplan met een budgetprognose voor de eerste drie boekjaren waarmee wordt aangetoond dat de aanvrager in staat is gebruik te maken van passende en evenredige systemen, middelen en procedures om op een gezonde basis ter opereren; en
6°. een beschrijving van de regelingen op het gebied van bestuur en de mechanismen voor interne controle die de aanvrager heeft ingesteld, waaronder de administratieve en boekhoudkundige procedures van de procedures voor risicobeheersing, waaruit blijkt dat die bestuursregelingen, controlemechanismen en procedures evenredig, passend, degelijk en adequaat zijn;
c. Indien de elektronischgeldinstelling voornemens is betaaldiensten te verlenen in een andere lidstaat door tussenkomst van een in die lidstaat gevestigde betaaldienstagent:
1°. de naam, het adres, het telefoon- en faxnummer en het emailadres van de betaaldienstagent;
2°. een beschrijving van de interne controlemechanismen die door de betaaldienstagent zullen worden gebruikt om de in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme neergelegde verplichtingen na te komen; en
3°. de identiteit van de personen die het dagelijks beleid van de betaaldienstagent bepalen of mede bepalen, alsmede gegevens waaruit blijkt dat zij betrouwbaar en geschikt zijn;
4°. de betaaldiensten waartoe de betaaldienstagent door de elektronischgeldinstelling wordt gemachtigd; en
5°. voor zover van toepassing, de unieke identificatiecode of het unieke identificatienummer van de betaaldienstagent.
§ 3.1. Uitoefenen van bedrijf van clearinginstelling
De gegevens, bedoeld in artikel 2:107, tweede lid, van de wet zijn, indien het betreft een clearinginstelling die voornemens is haar bedrijf uit te oefenen vanuit een in een andere staat gelegen bijkantoor:
a. een opgave van de staat waar de clearinginstelling voornemens is vanuit een bijkantoor haar bedrijf uit te oefenen;
b. een opgave van het adres van het bijkantoor;
c. een opgave van activiteiten die de clearinginstelling voornemens is vanuit het bijkantoor te verrichten;
d. een opgave van de naam en het privé-adres van de personen die het dagelijks beleid van het bijkantoor zullen bepalen;
e. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:10, eerste en tweede lid, van de wet; en
f. een beschrijving van de inrichting van de voorgenomen bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van de wet.
§ 3.2. Uitoefenen van bedrijf van bank en financiële instelling
De gegevens, bedoeld in artikel 2:108, derde lid, van de wet zijn:
a. een opgave van de lidstaat waar de bank voornemens is vanuit een bijkantoor haar bedrijf uit te oefenen;
b. een opgave van het adres van het bijkantoor;
c. een opgave van activiteiten die de bank voornemens is vanuit het bijkantoor te verrichten;
d. een opgave van de naam en het privé-adres van de personen die het dagelijks beleid van het bijkantoor zullen bepalen;
e. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:10, eerste lid, van de wet; en
f. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van de wet.
De gegevens, bedoeld in artikel 2:111, tweede lid, van de wet zijn:
a. de opgave van de staat waar de bank voornemens is vanuit een bijkantoor haar bedrijf uit te oefenen;
b. de opgave van het adres van het bijkantoor;
c. een opgave van activiteiten die de bank voornemens is vanuit het bijkantoor te verrichten;
d. een opgave van de naam en het privé-adres van de personen die het dagelijks beleid van het bijkantoor zullen bepalen;
e. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:10, eerste lid, van de wet; en
f. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van de wet.
De gegevens, bedoeld in artikel 2:112, tweede lid, van de wet zijn:
a. de opgave van de lidstaat waar de financiële instelling voornemens is vanuit een bijkantoor haar bedrijf uit te oefenen;
b. de opgave van het adres van het bijkantoor;
c. een opgave van de activiteiten die de financiële instelling voornemens is vanuit het bijkantoor te verrichten;
d. een opgave van de naam en het privé-adres van de personen die het dagelijks beleid van het bijkantoor zullen bepalen;
e. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:10, eerste lid, van de wet; en
f. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van de wet.
§ 3.3. Uitoefenen van bedrijf van levensverzekeraars en schadeverzekeraars
2 Indien de schadeverzekeraar voornemens is risico’s behorende tot de branche Aansprakelijkheid motorrijtuigen te dekken, zijn de gegevens, bedoeld in artikel 3:115, tweede lid, voorts een schriftelijk bewijs waaruit blijkt dat de schadeverzekeraar is toegetreden tot het nationale bureau en het nationale waarborgfonds van de betrokken lidstaat die overeenkomen met het bureau, bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet aansprakelijkheid motorrijtuigen onderscheidenlijk het Waarborgfonds motorverkeer, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van die wet.
6 De gegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid, gaan vergezeld van een vertaling voorzover de Nederlandsche Bank zulks verlangt. De Nederlandsche Bank kan slechts dan een vertaling verlangen indien de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat waar de verzekeraar voornemens is vanuit een bijkantoor haar bedrijf uit te oefenen, een vertaling verlangt.
Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel c, dat wordt overgelegd door een levensverzekeraar met zetel in Nederland ten behoeve van een bijkantoor in een andere lidstaat bevat het volgende:
a. een opgave van de aard van de overeenkomsten die de levensverzekeraar voornemens is te sluiten;
b. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van het bijkantoor;
c. een raming van de kosten voor de inrichting van de administratie en van het produktienet, alsmede bewijsstukken waaruit blijkt dat de verzekeraar beschikt over de financiële middelen tot dekking daarvan; en
d. voor het eerste boekjaar, een gedetailleerde raming van de vermoedelijke inkomsten en uitgaven, zowel wat de directe verrichtingen en de geaccepteerde herverzekeringen als de overdachten uit hoofde van de herverzekering betreft.
1 Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel c, dat wordt overgelegd door een schadeverzekeraar met zetel in Nederland ten behoeve van een bijkantoor in een andere lidstaat bevat het volgende:
a. een opgave van de van de risico’s die de schadeverzekeraar voornemens is te dekken;
b. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van het bijkantoor;
c. een raming van de kosten voor de inrichting van de administratie en van het produktienet, alsmede bewijsstukken waaruit blijkt dat de verzekeraar beschikt over de financiële middelen tot dekking daarvan;
d. voor het eerste boekjaar, een raming van de andere dan de in onderdeel c bedoelde kosten van beheer, in het bijzonder van de algemene kosten en de provisies; en
e. voor het eerste boekjaar, een raming van de premies en van de schaden.
3 De gegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid, bevatten tevens een vertaling voorzover de Nederlandsche Bank zulks verlangt. De Nederlandsche Bank kan slechts dan een vertaling verlangen indien de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat waar de verzekeraar voornemens is vanuit een bijkantoor haar bedrijf uit te oefenen, een vertaling verlangt.
2 Indien de schadeverzekeraar voornemens is risico’s behorende tot de branche Aansprakelijkheid motorrijtuigen te dekken, zijn de gegevens, bedoeld in artikel 2:115, tweede lid, voorts een schriftelijk bewijs waaruit blijkt dat de schadeverzekeraar is toegetreden tot het nationale bureau en het nationale waarborgfonds van de betrokken lidstaat die overeenkomen met het bureau, bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet aansprakelijkheid motorrijtuigen onderscheidenlijk het Waarborgfonds motorverkeer, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van die wet.
Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 52, eerste lid, onderdeel c, dat wordt overgelegd door een levensverzekeraar met zetel in Nederland ten behoeve van een bijkantoor in een staat die geen lidstaat is bevat het volgende:
a. de aard van de overeenkomsten van levensverzekering die door het bijkantoor zullen worden gesloten; en
b. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van het bijkantoor.
Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 52, eerste lid, onderdeel c, dat wordt overgelegd door een schadeverzekeraar met zetel in Nederland ten behoeve van een bijkantoor in een staat die geen lidstaat is bevat het volgende:
a. de aard van de risico’s van schadeverzekering die door het bijkantoor zullen worden gedekt; en
b. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van het bijkantoor.
§ 3.4. Uitoefenen van bedrijf van verzekeraar met beperkte risico-omvang
Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 55, eerste lid, onderdeel c, bevat het volgende:
a. een opgave van de aard van de verzekeringen die door het bijkantoor zullen worden gesloten onderscheidenlijk, indien het om een schadeverzekeraar gaat, de aard van de risico’s die door het bijkantoor zullen worden gedekt;
b. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:10, eerste lid, van de wet, van het bijkantoor; en
c. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van de wet, van het bijkantoor.
§ 3.4a. Beheren van beleggingsinstellingen en aanbieden van rechten van deelneming in beleggingsinstellingen
Bepalingen ter uitvoering van de
artikelen 1:13b, tweede lid,
2:67b, eerste, tweede en negende lid,
2:69a, vierde en achtste lid,
2:121c, negende lid,
2:121d, negende lid,
2:121e, eerste lid,
2:121g, eerste lid
Samenwerkingsovereenkomsten tussen toezichthoudende instanties voldoen aan de navolgende eisen:
a. indien het samenwerkingsovereenkomsten tussen toezichthoudende instanties als bedoeld in artikel 1:13b, eerste lid, onderdeel c, betreft: de ingevolge artikel 42 van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen gestelde eisen;
b. indien het samenwerkingsovereenkomsten tussen toezichthoudende instanties als bedoeld in artikel 2:67b, eerste lid, onderdeel d, betreft: de ingevolge artikel 37, vijftiende lid, van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen vastgestelde eisen;
c. indien het samenwerkingsovereenkomsten tussen toezichthoudende instanties als bedoeld in artikel 2:121e, betreft: de ingevolge artikel 34 van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen gestelde eisen.
1 Om als gelijkwaardig te worden aangemerkt, voldoet het recht, bedoeld in artikel 2:67b, vierde lid, onderdeel b, aan de eisen ingevolge artikel 37, drieëntwintigste lid, van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen.
2 De in artikel 34, eerste lid, onderdeel b, bedoelde informatie mag worden beperkt tot de beleggingsinstellingen die de buitenlandse beheerder van een beleggingsinstelling met zetel in een staat die geen lidstaat is, wil beheren en tot de door deze beheerder beheerde beleggingsinstellingen die hij wil verhandelen in de Europese Unie.
1 De Nederlandse beheerder van een beleggingsinstelling verstrekt de informatie en meldingen, bedoeld in artikel 2:121c, negende lid, van de wet, overeenkomstig artikel 32, achtste lid, van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen.
2 De Autoriteit Financiële Markten neemt bij het sturen van de gegevens, bedoeld in artikel 2:121c, tweede lid, van de wet, de ingevolge artikelen 32, achtste lid, 35, zestiende lid, en 39, tiende lid, van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen gestelde regels met betrekking tot de vorm van de kennisgeving in acht.
3 De informatie over de wijze waarop rechten van deelneming worden aangeboden en informatie over de wijze waarop wordt voorkomen dat rechten van deelneming worden aangeboden aan niet-professionele beleggers, bedoeld in artikel 2:121c, eerste lid, onderdeel h, is onderworpen aan Nederlands recht.
Artikel 56e
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
§ 3.5. Aanbieden van rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging in effecten
De gegevens, bedoeld in artikel 2:122, tweede lid, van de wet zijn:
a. een opgave van de lidstaat waar de beheerder voornemens is het bijkantoor te openen;
b. een opgave van de financiële diensten die de beheerder voornemens is te verlenen;
c. een opgave van de organisatiestructuur van het bijkantoor;
d. een beschrijving van de procedures met betrekking tot het beheer van risico’s, bedoeld in artikel 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de wet;
e. een beschrijving van de interne klachtenprocedure, bedoeld in artikel 4:17, van de wet;
f. een opgave van het adres in de lidstaat van ontvangst waar documenten kunnen worden opgevraagd; en
g. een opgave van de identiteit van de personen die het dagelijks beleid van het bijkantoor bepalen.
2 De kennisgeving, bedoeld in artikel 2:123, tweede lid, van de wet wordt opgesteld op de wijze, bedoeld in artikel 1 van uitvoeringsverordening (EU) nr. 584/2010 van de Europese Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie wat betreft de vorm en inhoud van de gestandaardiseerde kennisgeving en icbe-verklaring, het gebruik van elektronische communicatie tussen bevoegde autoriteiten voor kennisgevingsdoeleinden, alsook procedures voor onderzoeken en verificaties ter plaatse en de uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten (PbEU L 176).
De gegevens, bedoeld in artikel 2:124b, tweede lid, van de wet zijn:
a. een opgave van de lidstaat waar de bemiddelaar in hypothecair krediet voornemens is het bijkantoor te openen;
b. een opgave van de financiële diensten die de bemiddelaar in hypothecair krediet voornemens is te verlenen in de andere lidstaat;
c. indien van toepassing, een opgave van het adres van het bijkantoor.
De gegevens, bedoeld in artikel 2:125, tweede lid, van de wet zijn:
a. een opgave van de naam, het adres en het nummer van inschrijving in het openbaar register, bedoeld in artikel 1:107 van de wet, van de bemiddelaar in verzekeringen;
b. een opgave van lidstaat waar de bemiddelaar in verzekeringen voornemens is het bijkantoor te openen;
c. de categorie waartoe de bemiddelaar in verzekeringen behoort en, in voorkomend geval de naam van elke verzekeraar die hij vertegenwoordigt;
d. indien van toepassing, de relevante verzekeringsbranches;
e. een opgave van het adres in de lidstaat van ontvangst waar documenten kunnen worden opgevraagd; en
f. een opgave van de identiteit van de personen die het dagelijks beleid van het bijkantoor bepalen.
De gegevens, bedoeld in artikel 2:125a, tweede lid, van de wet zijn:
a. een opgave van de naam, het adres en het nummer van inschrijving in het openbaar register, bedoeld in artikel 1:107 van de wet, van de bemiddelaar in verzekeringen;
b. een opgave van de lidstaat waar de bemiddelaar in verzekeringen voornemens is door middel van het verrichten van diensten te bemiddelen in verzekeringen;
c. de categorie waartoe de bemiddelaar in verzekeringen behoort en, in voorkomend geval de naam van elke verzekeraar die hij vertegenwoordigt;
d. indien van toepassing, de relevante verzekeringsbranches.
§ 3.6. Verlenen van beleggingsdiensten en verrichten van beleggingsactiviteiten
1 De gegevens, bedoeld in de artikelen 2:127, tweede lid, en 2:128a, tweede lid, van de wet zijn:
a. naam, adres, telefoon- en faxnummer en emailadres van de beleggingsonderneming of de bank en de naam van de contactpersoon;
b. een opgave van de lidstaat waar de beleggingsonderneming of de bank, bedoeld in artikel 2:128a, eerste lid, van de wet, voornemens is het bijkantoor te openen of voornemens is diensten te verlenen door middel van een verbonden agent;
c. een programma van werkzaamheden waarin de voorgenomen beleggingsdiensten, beleggingsactiviteiten of nevendiensten zijn opgenomen;
d. een opgave van de organisatiestructuur van het bijkantoor waarbij wordt aangegeven of het bijkantoor voornemens is diensten te verlenen door middel van een verbonden agent en de identiteit van deze verbonden agent;
e. indien de beleggingsonderneming of de bank het voornemen heeft diensten te verlenen door middel van een verbonden agent en de beleggingsonderneming in die lidstaat geen bijkantoor heeft gevestigd een beschrijving van het beoogde gebruik van de verbonden agent en een organisatiestructuur, met opgave van de rapportagelijnen, waarbij wordt aangegeven hoe de verbonden agent in de bedrijfsstructuur van de beleggingsonderneming past;
f. een opgave van het adres in de lidstaat van ontvangst waar documenten kunnen worden opgevraagd;
h. een opgave van de identiteit van personen die het dagelijks beleid van het bijkantoor bepalen; en
i. een opgave van de informatie genoemd in artikel 6 van Verordening (EU) nr. 2017/2018 van de Commissie van 29 juni 2016 ter aanvulling van richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad, houdende technische reguleringsnormen ter specificatie van informatie die door beleggingsondernemingen, marktexploitanten en kredietinstellingen moet worden verstrekt (PbEU 2017, L 155).
2 Een beleggingsonderneming of een bank als bedoeld in artikel 2:128a, eerste lid, van de wet meldt wijzigingen met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in het eerste lid, met inachtneming van artikel 7 van Verordening (EU) nr. 2017/2018 van de Commissie van 29 juni 2016 ter aanvulling van richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad, houdende technische reguleringsnormen ter specificatie van informatie die door beleggingsondernemingen, marktexploitanten en kredietinstellingen moet worden verstrekt (PbEU 2017, L 155).
Hoofdstuk 4. Slotbepalingen
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft.
1. Strafrechtelijke antecedenten
1.1. Veroordelingen
Bij vonnis is betrokkene in Nederland of in het buitenland veroordeeld terzake van een poging tot, voorbereiding van, doen plegen van, uitlokking van, medeplegen van, medeplichtigheid aan of plegen van:
– het in of vanuit Nederland, beschikkende over voorwetenschap, verrichten of bewerkstelligen van transacties in bepaalde effecten (artikelen 5:53 en 5:56 van de wet juncto de artikelen 1, onder 1°, en 2, eerste lid, van de Wet op de economische delicten);
– het doorgeven van voorwetenschap als bedoeld in artikelen 5:53 en 5:56 van de wet of de nadrukkelijke aanbeveling bepaalde transacties te doen zonder daarbij de voorwetenschap door te geven (artikel 5:57 van de wet juncto de artikelen 1, onder 1°, en 2, eerste lid, van de Wet op de economische delicten);
– handel met voorwetenschap (artikelen 8 en 14 van de verordening marktmisbruik juncto de artikelen 1, onder 1°, en 2, eerste lid, van de Wet op de economische delicten);
– het iemand aanraden of ertoe aanzetten om te handelen met voorwetenschap (artikelen 8 en 14 van de verordening marktmisbruik juncto de artikelen 1, onder 1°, en 2, eerste lid, van de Wet op de economische delicten);
– het wederrechtelijk mededelen van voorwetenschap (artikelen 10 en 14 van de verordening marktmisbruik juncto de artikelen 1, onder 1°, en 2, eerste lid, van de Wet op de economische delicten);
– overtreding van een andere bepaling uit de financiële toezichtswetgeving, als misdrijf strafbaar gesteld in artikel 2 juncto 6 van de Wet op de economische delicten en waarvoor betrokkene is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of een geldboete van ten minste de vierde categorie;
– deelneming aan een criminele en of terroristische organisatie (artikelen 140 tot en met 140a van het Wetboek van Strafrecht (WvSr));
– valsheid in geschrifte (artikel 225 van het WvSr);
– opzettelijk verstrekken van onware gegevens (artikel 227a van het WvSr);
– opzettelijk schenden van de verplichting gegevens te verstrekken (artikel 227b van het WvSr);
– diefstal onder verzwarende omstandigheden (artikelen 311en 312 van het WvSr);
– verduistering (artikelen 321 tot en met 323 van het WvSr);
– benadeling van schuldeisers of rechthebbenden (artikelen 340 tot en met 348 van het WvSr);
– opzetheling (artikel 416 van het WvSr);
– witwassen (artikelen 420bis tot en met 420ter van het WvSr);
– financieren van terrorisme (artikel 421 van het WvSr); of
– overtreding van een of meer in het buitenland geldende strafbepalingen, vergelijkbaar met de hierboven genoemde.
2. Overige strafrechtelijke antecedenten
2.1. Veroordelingen
Bij vonnis is betrokkene in Nederland of in het buitenland veroordeeld terzake van poging tot, voorbereiding van, doen plegen van, uitlokking van, mislukte uitlokking van, medeplegen van, medeplichtigheid aan of plegen van:
Algemene wet inzake de rijksbelastingen (AWR):
– overtreding fiscale wetgeving (artikelen 68 en 69).
Opiumwet:
– met opzet smokkelen, bereiden, verkopen, afleveren, aanwezig hebben, etc. van harddrugs (artikel 2, eerste lid);
– met opzet smokkelen, bereiden, verkopen, afleveren, aanwezig hebben en vervaardigen softdrugs (artikel 3, eerste lid); of
– voorbereidingshandelingen met betrekking tot bereiden, verkopen, afleveren etc. en smokkelen van harddrugs (artikel 10a, eerste lid).
Wet op de economische delicten (WED):
Door de WED strafbaar gestelde gedragingen, met name verbodsbepalingen uit de financiële toezichtswetgeving en overtreding van de artikelen 2, 3, eerste lid, 4 eerste lid, 5, eerste en derde lid, 8, 16, 17, tweede lid, 23, eerste en tweede lid, 33 en 34 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.
Buitenlandse strafbepalingen
– Onder veroordelingen worden ook verstaan veroordelingen in het buitenland wegens overtreding van een of meer in het buitenland geldende strafbepalingen, vergelijkbaar met de hierboven genoemde.
2.3. Transacties
Betrokkene heeft een transactie als bedoeld in artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht gedaan ter zake van een of meer van de hiervoor onder 2.1 genoemde strafbare feiten. Onder transacties wordt ook verstaan een daarmee vergelijkbare overeenkomst met betrekking tot niet-vervolging ter zake van met de hiervoor bedoelde vergelijkbare strafbare feiten in het buitenland, gesloten met de daartoe bevoegde autoriteit.
2.4. (Voorwaardelijk) sepot, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging
Betrokkene wordt ter zake van een of meer van de hiervoor onder 2.1 genoemde strafbare feiten niet of niet verder vervolgd of voorwaardelijk niet of niet verder vervolgd, of is vrijgesproken of ontslagen van rechtsvervolging.
Onder al dan niet voorwaardelijk sepot, niet verdere vervolging, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging worden ook verstaan soortgelijke uitspraken en maatregelen in het buitenland ter zake van overtreding van een of meer daar geldende strafbepalingen vergelijkbaar met de hiervoor genoemde.
2.5. Andere feiten of omstandigheden
Andere feiten of omstandigheden die redelijkerwijs voor de toezichthouder van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van betrokkene, zoals blijkend uit door tot de opsporing van strafbare feiten bevoegde ambtenaren opgemaakte processen-verbaal of rapporten die erop wijzen dat betrokkene betrokken is (geweest) bij een of meer van de onder 2.1 genoemde strafbare feiten. Onder processen-verbaal of rapporten wordt ook verstaan soortgelijke documenten met gelijke bewijskracht, opgemaakt door tot de opsporing van strafbare feiten bevoegde ambtenaren in het buitenland ter zake van daar geldende strafbepalingen, vergelijkbaar met de onder 2.1 genoemde.
3. Financiële antecedenten
3.1. Persoonlijk
– betrokkene heeft belangrijke persoonlijke financiële problemen gehad en deze hebben tot juridische, invorderings- of incassoprocedures geleid;
– ten aanzien van betrokkene is surséance van betaling, faillissement, schuldsanering of schuldeisersakkoord aangevraagd of uitgesproken;
– betrokkene is thans in Nederland of elders verwikkeld in één of meer juridische procedures naar aanleiding van persoonlijke financiële problemen, dan wel verwacht daarin betrokken te raken; of
– de persoonlijke financiële verplichtingen van betrokkene staan naar algemene maatstaven niet in een gezonde verhouding tot diens inkomsten of vermogen.
3.2. Zakelijk
– de huidige of één van de voormalige werkgever(s) van betrokkene of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie bekleedt of bekleedde als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon, feitelijke zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, heeft belangrijke financiële problemen gehad en deze hebben tot juridische procedures in Nederland of elders geleid;
– met betrekking tot de huidige of één van de voormalige werkgevers of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is surséance van betaling of faillissement aangevraagd of uitgesproken; of
– betrokkene is veroordeeld tot voldoen van openstaande schulden wegens aansprakelijkheid voor het faillissement van een vennootschap of rechtspersoon op grond van de toepasselijke bepalingen van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (artikelen 50a, 138, 149, 248, 259 en 300a).
3.3. Andere feiten of omstandigheden
Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer financiële gedragingen, voor zover die redelijkerwijs voor de toezichthouder van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.
4. Toezichtantecedenten
4.1. Toezichtantecedenten
– het onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens aan een toezichthouder of toezichthoudende instantie;
– betrokkene of een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is een toelating, vergunning of ontheffing geweigerd door een toezichthouder of toezichthoudende instantie;
– een aan betrokkene of een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, verleende toelating, vergunning of ontheffing is ingetrokken door een toezichthouder of toezichthoudende instantie;
– betrokkene, of zijn huidige of één van zijn voormalige werkgevers of een vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede-) verantwoordelijk is of was voor het beleid, is in conflict geweest met een toezichthouder of toezichthoudende instantie en dit conflict heeft geleid tot enige maatregel jegens betrokkene dan wel jegens de vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins verantwoordelijk is of was voor het beleid;
– aan betrokkene of aan een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, een verklaring door de Minister van Justitie ter zake van de oprichting van dan wel van de wijziging van de statuten van een vennootschap geweigerd op gronden genoemd in de artikelen 68, tweede lid, 179, tweede lid, 125, tweede lid, onderscheidenlijk 235, tweede lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
4.2. Andere feiten of omstandigheden
Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer gedragingen ter zake waarvan in Nederlandse of buitenlandse financiële toezichtswetgeving regels zijn gesteld, welke gedraging of gedragingen die redelijkerwijs voor de toezichthouder van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.
5. Fiscaal bestuursrechtelijke antecedenten
5.1. Persoonlijk
Aan betrokkene is op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een vergrijpboete opgelegd ter zake van één of meer van de hieronder genoemde strafbare feiten:
– opzettelijk een onjuiste of onvolledige belastingaangifte doen (artikel 67d);
– het is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige te wijten dat een belastingaanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven (artikel 67e); of
– het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige of inhoudingsplichtige te wijten is dat belasting niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de termijn is betaald (artikel 67f).
5.2. Zakelijk
Aan de huidige of één van de voormalige werkgevers of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie bekleedt of bekleedde als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een vergrijpboete opgelegd ter zake van één of meer van de hieronder genoemde strafbare feiten:
– opzettelijk een onjuiste of onvolledige belastingaangifte doen (artikel 67d);
– het is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige te wijten dat een belastingaanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven (artikel 67e); of
– het is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige of inhoudingsplichtige te wijten is dat belasting niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de termijn is betaald (artikel 67f van de AWR).
5.3. Andere feiten of omstandigheden
Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer gedragingen op fiscaal gebied die redelijkerwijs voor de toezichthouder van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.
6. Overige antecedenten
– de inschrijving van betrokkene bij het Dutch Securities Institute is door die instelling beëindigd;
– betrokkene is onderworpen of onderworpen geweest aan een procedure tot het treffen van tuchtrechtelijke, disciplinaire of andere vergelijkbare maatregelen door of vanwege een organisatie van zijn beroepsgenoten in of buiten Nederland en deze procedure heeft jegens betrokkene tot maatregelen geleid; of
– betrokkene is betrokken of betrokken geweest bij enig conflict met zijn huidige dan wel een vorige werkgever aangaande de correcte vervulling van zijn functie of naleving van gedragsnormen in verband met die taakvervulling en dit conflict heeft geleid tot het opleggen van een arbeidsrechtelijke sanctie aan betrokkene (zoals in de vorm van een waarschuwing, berisping, schorsing of ontslag).