Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen

Geraadpleegd op 18-11-2025.
Geldend van 01-11-2025 t/m heden.

Regeling van de Minister van Justitie van 8 april 2006, nr. 5403085/05/DJI, houdende bepalingen met betrekking tot de toelating en weigering van bezoek en beperkingen inzake het telefoonverkeer (Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen)

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. bezoeker: een persoon die de inrichting bezoekt.

  • b. groep: twee of meer bezoekers die uit hoofde van het doel van het bezoek als een eenheid kunnen worden aangemerkt.

  • c. identiteitsbewijs: een bewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

  • d. wet: de Penitentiaire beginselenwet.

  • e. de Minister: de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Artikel 2

Een bezoeker dient zich desgevraagd bij binnenkomst in een penitentiaire inrichting te identificeren door middel van een geldig identiteitsbewijs.

Artikel 3

  • 1 Een minderjarige jonger dan twaalf jaar en een minderjarige ouder dan twaalf maar jonger dan veertien jaar die niet in het bezit is van een geldig identiteitsbewijs, is het niet toegestaan de inrichting zonder meerderjarige begeleider te bezoeken.

  • 2 Een minderjarige jonger dan veertien jaar is het niet toegestaan een gedetineerde die is geplaatst in een afdeling voor intensief toezicht of in een extra beveiligde inrichting te bezoeken zonder meerderjarige begeleider.

  • 3 Een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger die uit hoofde van zijn diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging, gedetineerde vreemdelingen bezoekt, dient zich te identificeren door middel van een door de Minister van Buitenlandse Zaken afgegeven legitimatiebewijs voor personeelsleden van in Nederland werkzame diplomatieke missies of consulaire posten.

Artikel 4

  • 1 De individuele leden van een groep dienen zich afzonderlijk te identificeren overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.

  • 2 De individuele leden van een groep worden als groep in het daartoe bestemde register in- en uitgeschreven. De namen van de individuele leden van een groep worden afzonderlijk genoteerd en dienen hiertoe vooraf aan de inrichting bekend te worden gemaakt.

  • 3 Een groep betreedt en verlaat de inrichting in dezelfde samenstelling. De portier telt het aantal personen bij binnenkomst en vertrek.

Artikel 5

  • 1 Een bezoeker die uit hoofde van zijn ambt of beroep de inrichting bezoekt dient naast een identiteitsbewijs zijn beroepspas als bedoeld in de bijlage bij deze regeling te overleggen.

  • 2 Nadat aan de hand van het identiteitsbewijs de identiteit van de bezoeker is vastgesteld, wordt op grond van de beroepspas vastgesteld in welke hoedanigheid de bezoeker de inrichting betreedt.

  • 3 Een bezoeker die uit hoofde van zijn ambt of beroep de inrichting bezoekt en niet tot één van de in de bijlage bij deze regeling genoemde organisaties behoort, dient aan te tonen dat hij in een bepaalde hoedanigheid de inrichting wenst te betreden. Daartoe dient de bezoeker een bewijs van de desbetreffende organisatie dan wel werkgever te overleggen.

Artikel 5a

  • 1 Bij de aanvraag van een beroepspas voor een medewerker van niet-justitiegebonden organisaties als bedoeld in de bijlage bij deze regeling wordt aan de directeur verstrekt:

    • a. door vrijwilligers en medewerkers van een vrijwilligersorganisatie waaraan subsidie in het kader van ondersteuning van gedetineerden door de Minister voor Rechtsbescherming is verleend:

      • een afschrift van het subsidiebesluit voor het desbetreffende jaar;

      • het identiteitsbewijs van de vrijwilliger of medewerker;

      • een bewijs dat de vrijwilliger of medewerker meer dan drie maanden werkzaam is voor de organisatie, en

      • een verklaring omtrent gedrag of een beschrijving getoond gedrag van de desbetreffende vrijwilliger of medewerker.

    • b. door medewerkers van een gemeente in het kader van de re-integratie van een gedetineerde: een afschrift van het identiteitsbewijs.

    • c. door medewerkers van een zorginstelling in het kader van een behandeling van een gedetineerde: een afschrift van het identiteitsbewijs.

  • 2 De directeur van de divisie Gevangeniswezen en Vreemdelingenbewaring kan een beroepspas toekennen aan medewerkers van overige organisaties die door hem zijn goedgekeurd. Aan het toekennen van de beroepspas kan de directeur voorwaarden stellen.

  • 3 In de huisregels van een extra beveiligde inrichting in de huisregels van een afdeling voor intensief toezicht, en in de huisregels van de terroristenafdeling kunnen nadere voorwaarden worden gesteld voor bezoek met de beroepspas.

Artikel 6

De beslissing tot het weigeren van bezoek voor de maximumtermijn van twaalf maanden als bedoeld in artikel 38, derde lid, van de wet alsmede de beslissing tot het weigeren van een bepaald telefoongesprek of bepaalde telefoongesprekken voor de maximumtermijn van twaalf maanden als bedoeld in artikel 39, derde lid, van de wet is slechts aan de orde indien het gaat om:

  • a. een gedetineerde die wordt verdacht van een terroristisch misdrijf;

  • b. een gedetineerde die al dan niet onherroepelijk is veroordeeld voor het begaan van een terroristisch misdrijf;

  • c. een gedetineerde waarbij de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven een weigering voor een zo lang mogelijke termijn vergt;

  • d. een gedetineerde die is geplaatst in een afdeling voor intensief toezicht;

  • e. een gedetineerde die is geplaatst in een extra beveiligde inrichting.

Artikel 6a

  • 2 Een telefoongesprek wordt beëindigd indien het telefoongesprek in een andere taal wordt gevoerd dan is toegestaan of als het telefoongesprek aan de zijde van de contactpersoon van de gedetineerde door meerdere personen tegelijk wordt gevoerd.

Artikel 6b

  • 1 De gedetineerde geeft ten minste 48 uur voorafgaand aan het telefoongesprek binnen Nederland aan in welke taal hij het telefoongesprek wenst te voeren.

  • 3 Voor het voeren van telefoongesprekken buiten Nederland als bedoeld in artikel 39, vijfde lid, van de wet, dient de gedetineerde een schriftelijke aanvraag te doen bij de directeur. Bij deze aanvraag wordt in ieder geval vermeld in welke taal de gedetineerde de telefoongesprekken wenst te voeren, een kopie van een geldig identiteitsbewijs van de persoon gevoegd en een gelegaliseerd bewijs van inschrijving, dan wel een bewijs van inschrijving voorzien van een apostille gevoegd niet ouder dan twaalf maanden waaruit blijkt dat de persoon met wie de gedetineerde telefoneert een vaste woon- of verblijfplaats heeft in het buitenland.

  • 4 De directeur neemt de aanvraag van de gedetineerde voor het voeren van telefoongesprekken buiten Nederland in ontvangst. Deze aanvraag dient de directeur met de stukken bij de Minister in.

  • 5 De Minister bepaalt aan de hand van de aanvraag of toestemming voor het voeren van telefoongesprekken buiten Nederland wordt verleend.

  • 6 Indien toestemming door de Minister wordt verleend, wordt daarbij bepaald voor welke periode de toestemming wordt gegeven, in welke taal de telefoongesprekken worden gevoerd en op welke locatie de telefoongesprekken plaatsvinden. Tevens kan de Minister aanvullende voorwaarden stellen aan de telefoongesprekken buiten Nederland die dienstig zijn aan het toezicht op de telefoongesprekken of aan het identificeren van de persoon met wie de gedetineerde telefoneert.

  • 7 De Minister kan de toestemming intrekken, naar een andere locatie verplaatsen en daar nadere voorwaarden aan verbinden als sprake is van gewijzigde omstandigheden. De directeur informeert de Minister onverwijld over gewijzigde omstandigheden.

  • 8 De toestemming vervalt wanneer de termijn waarvoor de toestemming is verleend is verstreken of als opnieuw toestemming wordt verleend.

Artikel 6c

  • 1 Een tijdelijke verruiming als bedoeld in artikel 40b, vierde lid, van de wet kan worden verleend mits de veiligheid dit toestaat en als de wekelijkse contactmomenten op grond van de wet niet kunnen worden afgewacht en contact noodzakelijk is wegens een bijzondere omstandigheid in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde:

    • a. geboorte van een kind van de gedetineerde;

    • b. aanstaand of daadwerkelijk overlijden van de levenspartner, een kind, ouder, schoonouder, broer of zuster van de gedetineerde; of

    • c. een andere onvoorziene klemmende reden gelegen in de persoonlijke sfeer.

  • 2 Een tijdelijke verruiming bestaat uit:

    • a. één uur extra ontvangst van bezoek in één week;

    • b. het voeren van één extra telefoongesprek van maximaal tien minuten in één week; of

    • c. één extra minderjarige dan wel meerderjarige bezoeker tijdens het wekelijkse bezoekmoment op grond van de wet.

  • 3 Voordat een tijdelijke verruiming wordt verleend, dient ten aanzien van de persoon waarmee extra contact wordt toegestaan vast te staan dat:

    • a. de beweerde band bestaat,

    • b. de relatie hecht is,

    • c. de persoon waarmee extra contact wordt toegestaan daartegen geen bezwaar heeft, en

    • d. uit onderzoek van de directeur is gebleken dat geen bezwaar bestaat tegen contact tussen de gedetineerde en die persoon.

  • 4 Van een situatie als bedoeld in het eerste lid onder a respectievelijk b kan slechts sprake zijn indien de desbetreffende toestand of gebeurtenis door een arts respectievelijk door de burgerlijke stand is bevestigd.

Artikel 6d

  • 1 De gedetineerde in een extra beveiligde inrichting of een afdeling voor intensief toezicht die een verzoek indient tot toepassing van het bepaalde in artikel 40b, vierde lid, van de wet, vermeldt in het verzoek de bijzondere toestand of gebeurtenis waarvoor om tijdelijke verruiming wordt verzocht, de concrete noodzaak voor die tijdelijke verruiming alsmede de wens op welke wijze door de Minister invulling aan die tijdelijke verruiming zou moeten worden gegeven, waarbij bewijsstukken worden overgelegd waaruit van de bijzondere toestand of gebeurtenis en de noodzaak voor tijdelijke verruiming blijkt.

  • 2 De Minister beslist over de precieze invulling en de duur van de tijdelijke verruiming genoemd in artikel 6c, tweede lid en kan daaraan voorwaarden verbinden. Voordat de Minister beslist krijgt de gedetineerde de gelegenheid zijn verzoek schriftelijk of mondeling toe te lichten.

  • 3 De Minister kan te allen tijde een reeds toegestaan contact of het daarvan nog resterende gedeelte intrekken, naar een ander tijdstip verplaatsen en daar nadere voorwaarden aan verbinden, indien nieuwe feiten of omstandigheden daartoe aanleiding geven. De Minister wordt onverwijld door de directeur van gewijzigde omstandigheden in kennis gesteld.

Artikel 7

De circulaire Toegangscontrole bezoekers aan de penitentiaire inrichtingen van 20 mei 1999, kenmerk 752556/99/DJI wordt ingetrokken.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 9

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Justitie,

J.P.H. Donner

Bijlage

Beroepspassen bezoekers die uit hoofde van ambt of beroep een gedetineerde dan wel de organisatie bezoeken:

  • Ambtenaren van het Ministerie van Justitie en Veiligheid: de rijkspas;

  • Reclasseringswerkers: bewijs verstrekt door de Stichting Reclassering Nederland;

  • Leden van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming: een door de Dienst Justitiële Inrichtingen uitgegeven bewijs;

  • Leden van de Commissies van Toezicht: er bestaat geen specifieke pas voor leden van de Commissie van Toezicht. Zo gewenst kan door de desbetreffende inrichting een beroepspasje verstrekt worden;

  • Raadslieden: een Europees advocatenpaspoort uitgegeven door de Commission Consultative des Barreaux de la Commission Europeène;

  • Medewerker van niet-justitiegebonden organisaties: de instemmingsbrief van de directeur tot verstrekking van een beroepspas en daarmee tot toegang tot een gedetineerde. Personen die kunnen worden aangemerkt als medewerker van niet-justitiegebonden organisaties zijn:

    • Vrijwilligers en medewerkers van een vrijwilligersorganisatie waaraan subsidie door de Minister voor Rechtsbescherming is verleend, in het kader van ondersteuning van gedetineerden;

    • Medewerkers van een gemeente in het kader van de re-integratie van een gedetineerde;

    • Medewerkers van een zorginstelling in het kader van een behandeling van een gedetineerde;

    • Medewerkers van overige organisaties die zijn goedgekeurd door de directeur divisie Gevangeniswezen en Vreemdelingenbewaring.

  • Tolken/vertalers: een bewijs van inschrijving bij een erkend tolkenbureau conform de circulaire Tolkenpas Kwaliteitsregister Tolken en Vertalers van 19 juli 2005, kenmerk 5350112/05/DJI.