Wet op belastingen van rechtsverkeer, overdrachtsbelasting, inbreng van een onderneming in een vennootschap

[Regeling vervallen per 06-10-2010.]
Geraadpleegd op 08-05-2024.
Geldend van 21-12-2005 t/m 05-10-2010

Wet op belastingen van rechtsverkeer, overdrachtsbelasting, inbreng van een onderneming in een vennootschap

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

In artikel 15, eerste lid, onderdeel e, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer is een vrijstelling van overdrachtsbelasting opgenomen wegens de verkrijging bij inbreng van een onderneming in een personen- of kapitaalvennootschap. De vrijstelling is slechts van toepassing indien alle tot het ondernemingsvermogen behorende activa en passiva worden ingebracht.

De regeling is nader uitgewerkt in de artikelen 4 en 5 van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer (het uitvoeringsbesluit). Naar aanleiding van mijn brief van 18 februari 2005 (Kamerstuk 28207, nr. 10) heeft de vaste commissie voor Financiën een nadere vraag gesteld over het vereiste dat alle tot het ondernemingsvermogen behorende activa en passiva moeten worden ingebracht. Ook heeft de commissie de vraag gesteld of bij inbreng van een onroerende zaak binnen een onderneming kan worden volstaan met de inbreng van enkel de economische eigendom.

In mijn antwoord van 26 september 2005, nr. WV 2005-00171 U, heb ik aangegeven dat het kan zijn dat door omstandigheden bepaalde activa en passiva niet (meer) dienstbaar zijn aan de onderneming. In de huidige situatie is vereist dat deze activa en passiva tóch meegaan in de nieuwe personen- of kapitaalvennootschap. In sommige gevallen kan dit onwenselijke gevolgen hebben. Naar mijn mening kan deze voorwaarde voor toepassing van de vrijstelling van overdrachtsbelasting worden versoepeld, in die zin dat de ‘functieloze’ activa of passiva (bijvoorbeeld geld) buiten de inbreng in de personen- of kapitaalvennootschap kunnen blijven.

Een onderneming bezit veelal zowel de juridische- als economische eigendom van een onroerende zaak. In geval van een inbreng van een onderneming speelt daarbij de vraag of kan worden volstaan met inbreng van de economische eigendom. In de huidige tekst van het uitvoeringsbesluit is aangegeven dat alle tot het ondernemingsvermogen behorende activa en passiva moeten worden ingebracht. Op grond hiervan wordt het standpunt ingenomen dat zowel de juridische- als de economische eigendom moeten worden ingebracht. In het bovenvermelde antwoord heb ik evenwel aangegeven dat het bij deze vrijstelling met name van belang is dat de onderneming als zodanig kan worden voortgezet; daarbij is doorgaans de omstandigheid of de onroerende zaak in juridische eigendom tot de onderneming behoort niet van doorslaggevend belang. Ik acht het wenselijk dat in een dergelijke situatie kan worden volstaan met inbreng van de economische eigendom.

Het bovenstaande geeft mij aanleiding om de tekst van het uitvoeringsbesluit dienovereenkomstig te wijzigen. Vooruitlopend daarop kan de bevoegde inspecteur van de Belastingdienst het volgende goedkeuren. De vrijstelling van overdrachtsbelasting wegens de verkrijging bij inbreng van een onderneming is ook van toepassing indien de ‘functieloze’ activa en passiva van de onderneming buiten de inbreng blijven. Daarnaast kan de inspecteur goedkeuren dat voor de toepassing van de bedoelde vrijstelling kan worden volstaan met de inbreng van de economische eigendom van de onroerende zaak.

Bij het laatste merk ik nog op dat indien later alsnog de juridische eigendom van die onroerende zaak in de onderneming wordt ingebracht, dit leidt tot heffing van overdrachtsbelasting. Er wordt dan namelijk geen onderneming (met bijbehorende onroerende zaken) ingebracht, maar alleen een los activum.

Ingangsdatum

[Regeling vervallen per 06-10-2010]

Het besluit treedt in werking met ingang van de dagtekening daarvan en werkt terug tot en met 26 september 2005. De inspecteur kan op verzoek teruggaaf of vermindering van overdrachtsbelasting verlenen indien de voldoening op aangifte dan wel de naheffingsaanslag op of na 26 september 2005 onherroepelijk is komen vast te staan. Er wordt niet teruggekomen op voldoeningen op aangifte dan wel naheffingsaanslagen die vóór 26 september 2005 onherroepelijk zijn komen vast te staan.

Aan de vermindering of teruggaaf verbindt de inspecteur de voorwaarde dat deze vervalt voor zover op grond van het verschuldigd zijn van het niet-geheven c.q. teruggegeven bedrag aanspraak op vermindering van belasting, zoals ingevolge artikel 9, vierde lid, en artikel 13 Wet op belastingen van rechtsverkeer mocht worden gemaakt.

Naar boven